necdoten, glijden, eer ik liet gewe°r aangelegd had, was het dier zeker dertig meter van mij verwijderd, en bleef snel loopen onder het uitstooten van 'n sissend geluid. En nu zullen velen mij wellicht kinderachtig vin den, als zij vernemen, dat ik, toen ik over mijn geweerloop heen de fladderende ha ren zag, niet afgetrokken heb. Ik kreeg plotseling het gevoel of ik een moord zou begaan. Ik legde nog een keer aan, maar ook toen ontbrak me de moed. Ik kreeg wel den indruk, dat de voet breed en kort ■was. maar dat de scdapa met de hielen naar voren gericht zou loopen, is beslist onwaar." JAPANSCHE F.N CNJNEESCHE MATTEN. Deze zijn tegenwoordig in elk huis te vinden, bij arm en rijk. Men heeft ze ,in de s'aapkamer voor hetl of vrasehtafel lig gen, of de keuken heeft een vloerbedekking van dit materiaal; of achter don kapstok om den witge kalk tón muur te bedek ken pr'jkt een Japansche of Chineosche mat. Frisch staat het cl't rietwerk, niet kost baar en gemakkelijk schoon te houden. Maar a's het niet voorzichtig wordt be handeld, kan het niet bogen op groote duurzaamheid. Zoo is het glad verkeerd om matten met sterke krachtige hand uit te slaan en dan bij die bewerking ze lvj de uiterste hoeken vast te houden Zelfs een maf al is ze ook van de beste kwal:- tcit. kan zoo'u hardhandige mun:or van rein:gon niet lang uithouden. De hoeken o- anten la»<m los, de draden, die bij liet vVch'en frebrir'kt zijn, hangen we1 dra ieder afzonderlijk en het ooglijke van de mat is er af. Waar de stofzuiger gebruikt wordt, komt dit v'echlwerk :n de eerste p'aals in aanm°rk:ne. Rustig op zijn plaats liggende" wordt al het stof er dan uitgezogen". Maar niet ieder is in het bezit van zoo'n werktuig. Om de matten schoon te maken, worden ze over een stok of lijn gehangeD, de irtemden saam ge nomen en met een mattenklopper luchtig jes bewerkt, opdat het stof kan wegvlie gen maar het weefsel n et wordt .bcscha- d;-:d. S'a rieten matten zoo weinig moge lijk met de hand u:t. Dan kunnen de mat ten zoo jarenlang m^e. Zijn de matten vuil en hebben ze een opfrischertje noodïg, dan worden ze met een lauwzeepsopje afgeno men. nagespoe1d met schoon water en wanneer ze goed droog z:jn, met witte was gewreven. Of men kan de matten na. ze eerst goed stofvrij te hebben gemaakt be strijken met een oplossing van schellak, waarh'j men een scheutje azijn heeft ge voegd. Natuurlijk komt er op den duur slijtage aan de matten, maar de hand'ge huis vrouw weet ook hier raad op. Gaan ran den of hoeken los dan stopt men met ste vige draden in de gewenschte k'eur in écne richting heen en weer. Door deze evenwij dig loopende draden wordt -dan' riet of raffia gevlochten, in elke mandenwinkel- verkrijgbaar. Dunne plekken kunnen hier ook mee bijgewerkt worden. Ook gaan zoo d'kwijls hij rieten vloerbe dekking de hoeken omkrullen. Men kan dit voorkomen door gelijk en gelijkvormige driehoekjes van leer aan den onderkant te naafen. Zoo ge het krijgen kunt, n^era dan leer en garen van precies dezc'fde któur a's de mat. Z:.jn de hoeken echter zoo gesleten, dat repareeren niet moer mo^el'jk -is, dan worden dergelijke lecen hoekslukjes aan onder- en bovenzijde be vestigd. zoodat het kapotte gedee'te lus- schen de leeren driehoekjes komt te zitten. Om het 'eer gemakkelijk te kunnen bewer ken worden er van te voren kie ne gaatjes ingeboord. Vrouwenlogica. Hij: Honderd gulden meer dan ver leden jaar voor je toilet en ik dacht, dat alles goe^kooper was geworden? Zij: Ja, juist manneke, daarom koopt men nu ook veel gemakkelijker. Snelle oplossing Professor tot student in de scheikunde. Zegt u mij eens in welke verbinding lost het goud het snelste op. Student: In het huweljk. Onvervalscht. Gast (bij een glas wijn): Ik moet zeg gen dat wijntje is onversneden. Ik kan het bcoordeelen, want ik ben man van 't vak. Logementhouder (gevleid): Is meneer wijnhandelaar I Gast: Neen, azijnfabrikanfc. Verschil van Appreciatie. Jong Matroos; ,.'t Schijnt dat we Ve netië aandoen, 't Fijne stad hè?" Oude zeebonk: ,,'n Rotgat; 'k begrijp niet waaraan dat d:ng zijn reputatie Ie danken liét.... je krijert er de gemeenste borrel van heel de Middellandsche Zcc." Dat was wel aan te nemen Wat' Is je geld alweer op? Als ik geweten, had, dat het studeeren zooveel geld kostte. Ja oom, en dan moet u weten, dat ik nog niet eens veel studeer. In zijn stand. Parvenu (tot zijn onhandigen zoon): Jongen, je staat, cr weer bij, of je geen milioen kunt tellen. Onnoodig Mijnheer, zei de colporteur, nu heb ik een reuzencombinatie voor u; oen spreekmachine, klcedenklopper en een briefopener in één apparaat vereenigd. Heb ik al, zei de chef droog. Ik ben getrouwd. Hij wist het Drie Duitschers wilden oen partijtje doen en noodigden als vierde man een Hollander, die daaraan gevolg gaf. I)e Duitschers hadden reeds gelapt, doch kiescliheidshalve wilden zij den Hol lander er niet op wijzen, dat deze ook nog aan dien plicht had te voldoen, waar om zij elkaar aanspraken: „Maar jij moet nog lappen". „Neen, jij"! enz., totdat de Hollander droog opmerkte: „Zeg! als jelui nu al ruzie 'begint te maken, haal ik mijn geld er uit, hoor!" Niet vergeten Jan: Hé, zeg! Ben je vergeten, dat ik no"- ('en ruiden van je krijg? Piet: Warempel niet!. Heb je niet opge merkt hoe ik m'n best deed om je te ont-' loopen? Dat hielp De man-met-ne;;otie verkocht alarmtoe stellen tegen inbrekers. Mar bij juffrouw A. kon hij er geen kwijt worden. Zeur niet, man; ik heb geen alarm toestel tegen inbrekers noodig. De koopman pakte zijn zaakjes in. Ik had het kunnen weten, zeide hij: De juffrouw van hiernaast had me al ge zegd, dat ik hier niet naar toe hoefde te gaan. Wat? Heeft ze dat gezegd? Waarom niet? Nou, d'r was voor een inbreker bij u toch niets te halen, zei ze. Do juffrouw werd wit en rood. Geef me drie stukszeido ze vinnig. Het geschikte oogcnblik. „Jan. je kunt nu gerust tegen moeder zeggen, dat je een gat in je broek bent ge vallen." Waarom?" „Ik heb haar juist tegen de buurvrouw hooren zeggen dat ze zoo moe was, dab ze geen hand meer kon vi Toch non gebeft. Parvenu (die met zijn automobiel veron gelukt): „Enfin. het komt ten minste in de krant, dat ik 'n auto heb!" Een slimmerd. Is het drankje op, vrouwtje? Op, dokter? Noen. Wo zijn d'r heele- maal niet aan geweest. Wat is dat nou? Heb je het niet ge bruikt? Neen, dokter. Dat kon niet. D'r staat op liet etiketje: houd de flesch voortdu rend goed gesloten. Nou, dat hebben we gedaan. De eerlijke melkboer. Gij hebt water bij de melk gedaan? Waarchlig niet, meneer, zoo waar als ik hier voor u sta! Hoe komt dat water er dan in? Wij gieten altijd de melk in het wa ter, meneer! Van twee kwalen het rrirst. „Willen we Ans vragen om iels te reci- teeren?" „Dank je. Ik moet niets van haar .reci- leeuen hebben." ,.Ik ook niet. Maar als we haar niet vxa'- geii om te recitc'eren gaat ze zingen en dan zijn we nog verder van-huis." De jonge mevrouw. De koukermeid is naar haar zieke zus ter, het sehellemeisjc draait de koffiemolen mevrouw zal keken. Juist wil zij de an dijvie in de pan doen, teen het sclielle- meisje reept: Gunst, mevrouw, ik heb vergeten haar te wasschen." ;,Dat is niets, Jetje, ik zal liet zelf wel deen." Waar laat Betje gewoonlijk de zeep? Hij won het. Pa ging na het eten in z'n makkelijken steel ziltcn, met het avondblad. Pa. zcide Willie, mag ik twee kwar tjes hebben voor de bioscoop? Zeker niet, m'n jongen! antwoordde Pa. Je bént van de week al eens geweest. Blijf thuis, lees wat en tracht je te ont wikkelen. Wilie zuchtte. Pa? vroeg hij even later. Wat is er? Kent u Einstein? Ja. Wat is dat voor 'n man? Een geleerde. Hoe heet die theorie ook weer, die hij u i gevonden heeft De relirelativiteits theorie. Wat is dat voor 'n theorie, Pa? O, die houdt verband met de vierde dimensie. Pa, wat is de vierde di Hier heb je twee kwartjes en nu, verdwijn w. kn Van je kinderen moet je 't hebben „Vader wat zijn voorvaders?" „Wel beste jongen, ik ben een va voorvaders, opa is een van je voorvac „Maar, waarom schcpjien de mens dan zoo op over hun voorvaders?" De rede van z'n droefheid. Oude dame: „Wa-aroin buil je zoo. b jongen V' Jongen: ,.Pa is van de trappen gt len." Nou, huil maar niet, hij zal spoi weer beier ziin." „Ja. dat zal wel; maar mijn zusje hem vallen, en ik heb er niets van gezi In de lijn gebleven. ,.Ik kan "eterson niet uitstaan, spreekt alti-i over de meest on- en ressante enderv e-pen. Waarover had het nu b.v. weer?" Zij: ,,Over jon." Cp de Zondagsschool Wat moeten wij doen, om in hemel te komen, Wt'lie? Dood gaan, mijnheer. Altijd handelsman. een praciïtigen avond Di en k-jk eens wat een mooie volle maan! Hij (worstfabrikant): Als we daar een advertertie 00 konden zetten onze cervelaatworst Voor de rechtbank. President: Wat btn je? Beklaagde: Een psychologisch raads edelachtbare.. Niet kieskeurig. Me ar Bet. wat is dat nu! Daar vin m inheer een haarsoeld in het vleesch. O mevrouw, neem mij niet kwalijk. To ik in het vleesch prikte om te zien of h gaar was, heb ik vergeten dat ding er we uit te halen. Practisch. Mevrouw, wier man lid der Tweede K uier is. tot haar vriendin: Mijn rekenh 1 Yan de modiste geef ik mijn man altijd a in de Tweede Kamer de begrooting b handeld wwd1: -'s pj; aan Zl,ike groo somrrm- gewoon, r t ij norit) annmerkii flMkakt. Jong auH'r- Hou jij ook cooiée van je manuscrio en? Ander jong auteur: Nr<m Ik krij de origineele copie altijd termt CORRESPONDENTIE. Lieve Vriendjes, De stroom van brieven met oplossingen houdt aan. Ook veel verhaaltjes en versjes zijn al binnen. Alles wat goed wordt ge keurd door de Jury wordt successievelijk geplaatst. Ik spreek daar van Jury. Ik heb een commissie benoemd, die zeer onpartij dig is en uw werk controleert en naziet en daarvoor natuurlijk uw aller dank verdient. Denkt er om, dat den 25sten dezer, dus a.s. Dinsdag, de laatste dag is, dat we op lossingen verwachten. Wie dan nog niet klaar is. komt: niet klaar. En het is typisch, het ziin altijd dezelfden, die tclaat komen. Er zijn van die kinderen, die altijd op het ninnertje moeten komen. Te laat iö school, te laat. in de kerk dus ook te laat bij het sluiten van de deur bij onzen wedstrijd- Denkt er dus cm en stuurt zoo gauw moge- li iV uw oplossingen in. De raadsels waren zeer gemakkelijk. Al leen no. 3 sn no. 5 voor de grooten waren nu juist niet voor de poes. Voor de kleinen waren ze in verband met den leeftijd al- tüd eigenlijk moeilijker, dan voor de grooten. Maar allez, ik zal na de Kerstva- cantie hieraan denken en mijn groove vriendjes dan eenige raadseltjes voor den neus zotten, waaraan ze heel wat te klui ven zullen vinden. Tk geloof wel dat ik a. s. Zaterdag alle Bisten klaar heb met alle namen der kinde ren die meededen en met de namen dpr ge lukkigen die de prijsjes dezen keer in de w° "ht sleepten. F,n nu lieve kinderen, wenseh ik jullie veel succes. Neust de volgende week eens, nrsschien? De Redacteur. P.S. Zooals jullie wel gezien zult hebben en de goede oplossingen die binnen zijn. zijn als zoovele getuigen, dat jullie het ge zien hebt was in no. 5 een foutje: een drukfout je zal ik maar zeggen. We moeten dan no. 0 lezen als volgt: ..Voeg onderstaande lettergrepen zoo aan elkaar, dat ze een goed spreekwoord wor- m° XTE ME KOM VB A MET GEN TME RO. De Redacteur. DE GESCHIEDENIS VAN HET SCHOOIERTJE. XIII Een uurtje later zaten wij d. w. z. de grootvader van Elsje <?n ik, in een gemak- kelijken stoel op het kantoortje en nadat 1 de oude heer zijn pijpje had opgestoken en een paar flinke rookwolken had uitgebla zen. begon hij zijn gesprek en trachtte ik 200 goed mogelijk hem in zijn vlucht te volgen. Hij vertelde me, hoe hij de man •ras geworden, die hij was; hoe hij door hard werken, dat keurig huisje had kunnen koopen en wat meer zei hoe hij door eigen vinding en jaren lang geduld 't mid del had gevonden om er een klank in te brengen, zoo schoon en zoo zuiver en zoo gevoelvol, dat hij erom door zijn collega's benijd werd. Maar. zei hij, wat mij het meest leed doet en mij het meest griefr. is, dat ik ouder word; dat mijn krachten verminderen; dat miin uithoudingsvermo gen verslapt; dat mijn werklust en ijver zachtjes aan vermindert en danzal miin werkplaats leeg staan; mijn klanten zullen elders bestellen en danheb ik tevergeefs gewerkt. Mij on'breekt een op volger. Hier is werk in overvloed. Hier is een toekomst in zich en een naam te ma ken. En het is daarom jonge vriend, dat ik met jou een ernstig woord wil spreken." Zou jij, Aimarcl, bij mij willen blijven? Ja, heel graag! Zou jij vioclmaker willen worden? Ja. heel graag! Jou je dat werk niet vervelen? Neen mijnheer! Onder uw leiding zou ik het best willen probeeren. Dat is goed geantwoord. Jij bevalt me! Jij bent me bevallen, van het eerste cogenblik af, dat ik je zag. Daarbij heb je op mijn vrouw ook een goeden indruk ge. maakt en met Elsje zul je het wel kunnen vinden. Zij is een goed, braaf, lief kind, dat ons den avond des levens veraangenaamt. Zij speelt ook heel aardig en ik twijfel er niet aan, of ook zij zal het van grootvader heel aardig vinden, wanneer ik jou als mijn zoon aanneem en je het vak zal leeren zoo, dat je mij kunt opvolgen niet alleeri, maar dat je in staat bent door eigen werklust cn vlijt en energie, dit eenvoudig werk plaatsje om te tooveren in een fabriek voor .snaarinstrumenten" van zulke afme ting. dat alle collega's uit den lande vast en zeker je zullen gelukwenschen of benij den. Dit was altijd mijn ideaal maar dit ideaal kon ik niet verwezenlijken, omdat het doel me ontbrak en wel gen opvolger, die me inspirceren zou tot grooter daden. Hoe vind je dat voorstel Aimard Het is te mooi, mijnheer, te mooi! Kon ik dat nog eens beleven mijn jon gen Hoe zou ik den Hemel danken. Ik hoop. dat ik in staat zal zijn, uw wenseh te vervullen. Ik hoop het ook mijn vriend. En als mijn voorgevoel, mij niet bedriegt, dan zal hier op deze plaats nog eens een fabriek verrijzen en zal mijn naam blijven voortle ven tot ver over mijn graf. Dat zal gebeuren, zoo de goede God mij de kracht tn het. verstand geeft en mij de gezondheid schenkt, zonder welke bests voornemens schipbreuk lijden moeten. Dat is goed gesproken, mijn jongen Kom hier, geef mij de hand, ten fe'eken, dat je toestemt in mijn woorden. En ik gaf dien braven man de hand en ik voelde iets in mij dat sluimerde op" den 1 bodem van mrn ziel en mij sprak var. .wil len is kunnen';' en „waar een wil is. is een weg" enik zou willen en ik zou het doel bereiken, waarna dien ouden man tevergeefs gestreefd had En nu beste jongen hoop ik dat wij beieren het goed samen kunnen vinden. Dat bcop ik ook en dat zullen we. U zult zien dat ik uwer waardig zal blijven, Ik zal mijn best doen en gehoorzaam en dankbaar zijn. Goed gespreken, kleine vriend! Denk aan dit woord, dat voor mij rust betee ken t en geluk. Dat zal ik! E'n dan zal ik je lij! neven em te wer ken, maar ook tijd laten om te leeren en tijd cm te spelen. Tk dank V Maar hoe kan ik U mrn dank brengen? Wat is God toch goed. die mij bij bij U bracht. Nu zou ik den boer kunnen zegenen voor ziin daad van geweld en hardvochtigheid Onmogelijk kan hij be. seffen, welk een grooten dienst hij mij be wezen heeft. Wat ben ik nu blij, dat hij de viool stuk trapte en ik den moed had er vandoor te gaan. ..Wonderbaar zijn Gods wegen!" zei va der zoo vaak, air#bij teruglacht aan het schoone leven da., achter hem lag en ik zeg hem dat na. nu ik sta aan het schoone leven, dat voor me ligt". Juist, mijn jongen, zoo is het! Teder is de maker van zijn eigen geluk. De heele wereld ligt nu voor ,je epen. Werk en bid en hierin ligt de sleu tel voor je geluk in ie verdere leven! De Redacteur. Doe wsl en zie niet om. IT. Het was reeds laat in den avond gewor den en nog steeds zat vader Van Harmen met de handen onder het hoofd aan de ta fel. Hij schee.n in gedachten over zijn som ber leven verdiept te zijn. Want zeker, hij wist wel dat hij verkeerd had gedaan. Ja ren achtereen had hij een losbandig leven geleid en nu, ja. zou hij nu tot. bete-r inzicht zijn gekomen? Neen, nog niet. er moest eerst iets vreeselijkcr voor hem gebeuren. Wel zat hij nu in gedachten over zijn los bandig leven verdiept, maar morgen zag men hem weer in de kroeg. Hoe kwam het nu eigenlijk, dat Van Harmen zoo arm was? Was hij misschien van arme ouders gcbore.n? O neen, wane wie Fan Harmen in zijn jeugd had gekend, zag hem voor een flinken, netten jongen aan. Maar wat was dan de reden, waarom Van Harmen zoo arm was? Wel. toen hij zijn vijf-en-twintigste jaar bereikt. had, trouwde hij met een heel net meisje. Doch na zes jaar stierf deze en daar stond nu Van Harmen met twee kinderen. Zijn ouders waren dood. zijn familie was te arm om hem bij zich te huisvesten, er schoot dus niets anders over dan weer te trouwen. En zoo trad hij in het huwelijk met een tweede vrouw. Deze was zeer slecht en het liefst zat zij in de kroeg, ge kunt dus wel bgrijpen, dat het fortuintje, dat Van Har men had opgespaard, gauw verteerd was. Ja, op 't laatst kwam het zoover, dat hij niet eens de huur meer kon betalen. Na tuurlijk werd hun na drie weken de huur opgezegd, en zoo kwam het, dat zij in de achterbuurten van de stad. moesten gaan wonen. Hier haalden spoedig eenige dronk aards Van Harmen over «ook eens mee naar de kroeg te gaan, en zoo kwam het dat hij ook spoedig aan de groote bras-partij deel nam. Eindelijk stand Van Harmen op.en begaf zich naar bed. Zijn kinderen hadden zich al reeds lang te lied beseven en sliepen als rozen. Spoed;g lag ook Van Harmen in bed en Keen vel ui d was meer hoorbaar. Daar sloeg de kiek twaalf uur. Ben kwam daardoor wakker pn richtte zich half slapend op. Hij wreef zijn oneen uit en dacht e°n.s na waarover hij zoo al ge droomd had. Ja, hij had gedroomd, dat hij vluchtte heel, heel ver weg. Da-t hij op 't laatst in ee.n rijk huis te recht kwam en alles maar kreeg wat hij begeerde. Plotseling schoot de gedachte d'^or zijn hoofd om zelf wez.enliik te vluch ten. Doch waar moest hij he-en? Zcu hij, zooals ie gedroomd had. altiid maar deer vluchten? Zoo vroeg hij zichzelf af en kon maar niet tot een besluit komen. Eindelijk daar had hij het gevonden, hij zou zijn zusje om raad vragen. Deze zou zeker weten wat zij zouden moeten doen- Zachtjes stootte hij zijn zusje wakken er zei wat hij van plan was. Deze, hoewel met een beetje tegenzin, stemde tenslotte toe maar uit de stad vluchten, dat deed ze niet. Want wat zcu e- dan misschien van hen terecht komen? Wie weef kwamen zij van honger om. En in de greote stad Parijs zou hun vader hun toch niet vinden. Dat was d'-s afgesproken en den volgenden avond zouden zii niet meer naar huis te- rugkeeren. Spoedig waren zij weer ingesla pen en droomden reeds van hun toekom stig leven. Eindelijk was de dag aangebroken en NeJlie en Ben stapten hun bed uit. Die laatste morgen was voor hen zeer druk kend. Zou het wel wezenlijk de-n laatsten morgen zijn? Spoedig~waren zij aangekleed er. stapten de deur uit met een stuk zwart brood in de hand. Gulzig aten zij het op daar zij sinds gisterenmiddag niets hadden gegeten. Eindelijk waren zij in de. groote binnenstad gekomen en hielden stil voor een groot ge bouw, hier zouden zij elkaar vanavond te rugvinden. Een ieder ging zijn weg, in af wachting wat de nieuw begonrien'dae voor nieuws zou opbrengen. Kees. (Wordt vervolgd). Moederliefde. door oen Oostenriiksch kindje. Het was een avonderschoone en rijke koningin die leefde met haar eenigen zoon. een zes-jarig prinsje. Moeder cn kind had den elkander erg lief. Op een keer werd het prinsje erg ziek. De eene dokter kwam, de andere ging. ze hadden niets voor hem, om hem weer gezond te maken. De koningin huilde den heelen dag. De knechts lieden overal heen in al'e landen of ze niemand vonden die den kleinen prins kon genezen. De koningin kon het ook niet meer in het Paleis uithouden; ze ging ook zoeken. Ze liep door de straten; overal tevergeefs. De koningin was radeloos en ze liep maar door*, totdat ze in een. klein don ker straatje niet meer kon. Ze was op straat neergezonken. Maar geen mensch was te vinden, die de koningin helpen kon. Ze verder te gaan. Ze stond op en keek vond ze stond voor een klein huisje; nou ging lag zoolang, totdat ze kracht voelde om de deur open van het huisje en daar Blond een oude man. ,,Koin binnen, gij zijt vermoeid", sprak ■i'l di 1 op Ni dii hij. De koningin gii^g niet hem mee in es kleine kamer, die stond vol met alle flesschen met medicijnen. De koningin dacht aan haar zoon die man niets voor haar zoon hebben? vraagt er om. „Ja" antwoordde de m: ,,Ik heb wel v at voor hem, maar medicijn is erg duur." „O, ik geef mijn fceele rijk als mijn weer gezond wordt", zei de koningin, „Neen dat is niet- genoeg. U moet TT' wonderbare schoonheid opofferen en moet veel lijden". „Tk geef alles en :k lijd graag voor hem als het moet; laat-mij dan dadelijk gaan dat ik gauw thuis ben", zei ze smeekend „TJ kunt dadelijk gaan koningin, maa dat zal niet meevallen." Dan ging hij naa een deur en zei: .Hier meet U heen, maa alles kan met U gebeuren. U mag nic spreken en LT loopt maar door." De koningin liep met vreugde door, haa zoon zou genezen. Teen ze in de dei kamer was, was het.lieelemaal donker; eens voelde ze dat twee groote beesten, dat leeuwen waren, op haar sprongen en haai gooiden tegen den zolder en toen viel naar benedenze was blauw en rood paarsch toen ze uit de kamer rolde, was ze in een andere groote zaal. daar het niet meer zoo donker en ze zag drie groote katten haar tegenkwamen haar begonnen te krabben en te bijten haar gezicht en der heele lichaam, scheelde maar een haar dal ze het niet uit gilde van pijn. Ze was vol met wonden Hen ze in een andere zaal kwam en daal was het niet meer zoo donker en ze zag dat in het midden van de kamer, van den eenen kant tot den anderen, een heel diep put was. Het was een klein trapje naar rieden en ze ging daarop, maar ineei waren de trappen weg en zc viel naar neden; daar waren allemaal slangen er beten en likten haar en op't laatst had een haar een oog uitgebeten. Nu was ze daar uit. en in de volgende kamer wachtte oude man op haar met het* medicijn; had haar wonden verbonden en hij zei: „Zoo lang moet U leelijk blijven toiuat iemand tegen U zegt, dat U de nic vrouw van de wereld bent". De koningin liep z°° t^rd. alb naar huis. Ze ging hel pale s niemand thuis, zc waren neg allemaal weg. Ze liep naar de kamer van haar zoon. Hij lag pre cies zooals toen ze wegging. Ze gaf hem van het medicijn en het prinsje was dade lijk gezond. Hij sprong uit zijn bed en ging op <W schoot zjjner moeder zitten. „O" zei de koningin, "wat ben ik blij dat je mij nog liefheb, ik dacht cat ja mij niet meer lief hadt, omdat ik zoo leelijk ben." ,,0 mijn lieföle moedertje, jij bent het mooiste vrouwtje van do heele wereld", zd de kleine prins. Nu was de koningin weer net zoo mooi als ze was. Ze'waren allebei erg blij en jo leefden nog erg lang. De menschen, die dat verhaal hoorden, zeiden allemaal, dat niw mand dan een moeder zoo zou kunnen lijden om haar zoon. 1 Daarom heet mijn verhaalt je ..Moedcw liefde". MAJA- 1 Het 1 )C-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 12