VOOR DE VROUWEN met behulp van gevangenen uit Israël. Ik bouwde Aro'er, en ik maakte den weg aan den Arnon, en ik bouwde Beth-Ba- inwth, want het was verwoest. Ik bouwde Beser, want het lag in puinhoopen van Daibon waren vijftig want ge heel Daibon was gehoorzaam. En ik werd koning over honderd vorsten in de steden die ik voegde bij het land. En ik bouwde [Mehdejbah en Beth-diblathan. En wat Beth-ba'alme'on betreft daar heen bracht ik dede schapen van het land. En wat Hauronan betreft, daarin woonde.... en Kemosh zeide tot mij: Trek af, strijd tegen Hauronan, en ik trok afKemosh in mijne dagen en vandaar En ik Hier eindigt de stéle, maar men zal toegeven: deze onwraabare slem uit de tijden van vóór Christus, is een hoogst merkwaardige. De reeks afgietsels van beeldhouwwer ken uit de oudheid aandachtig bezichti gend, moet men keer op Seer de beken tenis afleggen: de kunstenaars van toen stonden minstens op gelijken trap met de grooten van onzen tijd, met Rcdin b.v., die ook dingen van grootsche conceptie aandurfde. We zullen onze lezers niet met beschrij vingen vermoeien, maar vragen toch nog even hun aandacht voor een merkwaardig heid omtrent den zuil van Trajanus. Zooals men weet, bevindt deze zuil zich te Rome nog in goeden toestand. Het standbeeld van Trajanus bovenop is echter door dat van den apostel Petrus vervan gen, Ze is ruim 30 M. hoog en bestaat uit 34 blokken van Parisch marmer; binnen bevindt zich een door 43 vensters verlichte trap. De zuil is van buiten versierd met een spiraalvormig omloopenden relief- band, welke zich naar boven toe ver breedt; men wilde namelijk de hoogere gedeelten niet kleiner doen schijnen. Dit relief bevat voorstellingen betrekking heb bende op de oorlogen van Trajanus tegen de Canciërs, ter welker vereeuwiging de zuil in 115 na Chr. te Rome werd opge dicht. De in ons museum aanwezige afgietsels, welke slechts een klein deel van den ge- heelen reliefband uitmaken, werden ver moedelijk te Rome afgegoten in vormen, die in 1665 op last van Lodewijk XIV ge maakt. werden. Voor het grootste gedeelte bevinden deze afgietsels zich in het Louvre op eenige na, die te Rome, Brussel en Leiden zijn. De Leidsche reliefs werden in 1828 in een houtzaagmolen buiten de Witte Poort 1e Leiden gevonden en werden door het Leidsche Museum van Oudheden van den heer van Straaten, eigenaar van dien molen, gekocht. Hoe ze in Leiden kwamen is tot nu toe niet verklaard. Nu gaan we uit de oudheid echter even naar het heden en wel naar het „Leidsch Jaarboekje." van 1923—1924, het negentien- in de reeks, uitgegeven door de vereeni- ging „Oud-Leiden". Deze vereeniging laat eigenlijk veel te weinig van zich hooren, vergeleken b.v. bij haar zuster „Die Haghe" in de Residen tie, welke zich in veel meerdere bekend heid mag 'verheugen. Dit kan niet hier aan liggen, dat Den Haag zooveel grooter is, want aan geschiedkundige bijzonder heden is de Hofstad lang zoo rijk niet als de Sleutelstad. Hoe 't zij, laten we ons verheugen in wat „Oud-Leiden" ons schenkt, want het -jaarboekje is altijd de moeite waard. Vooreerst al om de biografiën van voor aanstaande overledenen. In dezen jaar gang worden herdacht: Mr. J. .4. F. Coeborgh, door Dr. P. J. Blok; Dr. J. P. Kuenen, door Dr. L. Knappert; Dr. A. van Rhijn, door Dr. J. G. van der Sluis; G. H. Kokshoorn, door Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar; A. Corts, door H. M. Sasse; N. de Zwart, door Dr. G. J. Boekenoogen; F. A. Ver ster van Wulverhorst, door Dr. Th. W. van Lidth de Jeude: F. A. Dee, door Dr. L. Knappert; Dr. J. W. Lelv, door Dr. J. W. Muller; C. H. Krantz, door Mr. W. van der VJugl; Mr. E. L. Th. Hoogen- straaten, door Dr. A. II. J. V. M. Desertino: P. J. Mulder, door W. Pera. Vooral voor wie Leidens familiën door burgerschap of door langjarige inwoning kent, moeten deze herinneringsopstellen, van zoo bevoegde pennen afkomstig, zeer lezenswaardig wezen. Er slaat menige ty- peerende of frappeerende bijzonderheid in. Ook de overige bijdragen zijn de moeite waard Vooreerst o.a. het artikel van dr. J. H. Holwerda, over onze Burcht „Lei dens oudste bezienswaardigheid", waar van de historie, voor zoover naspeurbaar, nu vrijwel vaststaat, dank zij de laatste opgravingen, waarvan duidelijke foto's het opstel verluchten. Dr. J. Riemens jr. vertelt een en ander van de oude Pieterskerk, welke Teeds ge noemd wordt in een oorkonde van 1121. Scthr. beschouwt de historie uit Protes- tantsch oogpunt, wat o.in. uit volgend ci taat blijkt: „Het verblijdt ons te hooren, hoe in het jaar 1462, dus nóg meer dan een halve eeuw vóór Luther's optreden, juist in deze kerk een Bijbel tot eere kwam. Toen toch gaf Willem Heiman, kanunnik van St. Pancras, vroedschap van Leiden, aan de kerkmeesters van de Pieterskerk een nieu we. schoone lectrijn,die hij heeft doen maken „op sijns selfs costen", waarin hij beeft neergelegd, bevestigd met ijzeren ke tenen, den Bijbel in het Nederduitsch, door hem met eigen band geschreven. In de oorkonde wordt daarvan gezegd: „Ende zijn twie stucken alst oude tes'ament ende dat nuwe testament voor alle goede eer bare mannen om ter gelegen tijden ende onbehindert den dient Godts dairin te mo gen lessen ende wat goids te studiren". Er zijn voorheen wel meer exemplaren des Bijbels tot eer gekomen, dr. Riemens. Hadden de eeuwen door de monniken hier voor niet ijverig gezorgd, wie weet of er wel ooit een „Statenbijbel" had kunnen verschijnen. De gulle bekentenis eert in- lusschen den schrijver. A. Hallema deelt wetenswaardige bij zonderheden mede omtrent Leidens oud ste straatverlichting, nir, dr. J. G. Ovér- voorde over de bestrijding van hel pest- gevaar in onze stad, van welke bestrijding het buiten de Morschpoort in 1658—"62 gebouwde Pesthuis thans Rijksopvoe dingsgesticht een tastbaar overblijfsel is. 't Staat nog altijd ver buiten de stad, al streeft het nieuwe Ziekenhuis het in letter lijken zin voorbij. En zoo is er nog meer in bet „Leidsche Jaarboekje", dat de geschiedenis onzer veste steeds meer completeert. Voor 't he den doet zulks de „korte kroniek van Lei den en Rijnland", welks samensteller zijn best doet onpartijdig te wezen. Zoo vinden we vermeld, de opening van St. Augusti- nus' „Eigen Huis", maar of er niet wat meer ware te boekstavpn geweestIn 't Acad Ziekenhuis werd b.v. 24 Sept. 1922 door Minister De Visser zeer zeker de eer ste godsdienstoefening geleid: maar dit was een Protestantsehe; terzelfder lijd werd er ook de reeks Roomsche godsdienst oefeningen geopend, wat dan ook wel ver meld bad mogen worden. Enfin, de geble ken goede wil zal wel meer volledigheid brengen. Het boekje werd door de firma P. J. Mulder en Zoon goed verzorgd uitgegeven. AJO GEEFT. (2e helft September.) September heeft het in de eerste helft niet veel beter gemaakt dan. baar voorgan ger: veel regenbuien en weinig droog, zon nig weer, zoodat de aan schoven gebonden graanoogst niet kon worden binnengehaald een deel er van ..uitliep", in de aren ont kiemde, een ander deel tob rotting zelfs overging. Voor zaaizaad dus goeddeels on geschikt. „Ja", zoo kan men vele landbou wers de laatste weken hooren klagen: ,,men kan het wel zoo aan de kippen en de varkens voorgooien." Hier is echter een ernstige waarschuwing op haar plaats. Ook al ie de oogst gezond, dan moet men toch met de voedering van versche haver voorzichtig zijn; ze moet eerst uitzweeten, waar 2 a 3 maanden voor noodig zijn. Zul ke haver veroorzaakt licht vermoeidheid bij de die-ren, hevig zweeten en zelfs ko liek. Nu moet evenwel dubbel worden op gepast, omdat de haver licht gaat schim melen. Voedering met beschimmelde haver kan ernstige gevolgen hebben: bij paarden overmatige urineloozing met spijsverbee- riugsst oornis sen. vermagering en zelfs ver lamming. Is de haver erg beschimmeld (de schimmel -zit vooral tusschen korrel en katjes, men zie dus goed toe!) dan. dient ruen ze te koken. Men beware, om scbim- meling te voorkomen, de haver op een koele, droge plaats, en seheppe ze in de eerste tijd vaak om. Moet men ze in de eerste weken reeds, voederen, dan geschied de dit in kleine hoeveelheden, en nog ver mengd met oude haver. Eind dezer maand kan de uitzaai van tarwe begin nen; tijdig gezaaid, geeft gelegenheid tot diep wortelen, hetgeen sterk maakt te-geii uitvriezen. Voor de nieuwe tarwerassen, welke weinig uitstoelen, is zulk een vroege uitzaai niet noodig. Bij tarwe moet rijen- teelt regel zijn. Met de roggezaaiing wachte. men in ieder geval. Zaait men nu reeds, dan krijgt men gewoonlijk in den herfst wel een krachtig gewas, maar straks, in 't voorjaar, blijft bet achter, en bij den oogst krijgt men wel veel sbr'oo, te veel. doch te weinig zaad. Eind Sep tember kan men ook wintergerst zaaien, zelfs is dit de beste tiid er voor. Men passé ook bier, tenzij het niet anders kn, de rijenteelt toe; de rijen op ouderlingen afstand van .20 eer^imeterzaaidiepte 2 tot 4 pM In den tuin, Men kan ■- nog, zco ge- wenscht, boerenkool uiïplanten, maar men haaste zich. O.not worden de planten niet meer. Jt LieLt- neme men dan de lage. fijn gekrulde, deze is ook het smakelijkste; de grovere zijn evenwel beter te-gen de vórst bestand. Heeft men nog geen bloemkool en kropsla gezaaid, met het doel om vroeg- in 't voorjaar planten te hebben, dan is het nu nog niet te laat. Men zaaie vóór den bak om later op den bak te verspe len en nog later er het glas op te leggen. Neem voor bloemkool vroeg laag kortbeen en voor kropsla broeigeel. Vooral niet te dik zaaien! Wie een bak heeft, en veel van radijs houdt, kan hiervan ook in den winter profiteerem Zaai witte of roode broeiradijs, de eerste vexdient de voorkeur. Weinig aardebedekking; voorloopig ramen opleggen en flink luchten; als het kouder wordt, het luchten verminderen., en tegen den vorst dekken. Aldus kan men den gan- scben winter radijs hebben. Bind, als ze groot genoeg is, uw andijvie op met een biesje of matje; ae wordt- dangeel en voor 't gebi'uik geschikt. Maar doe dit niet bij vochtig weer, het lxart mlag niet nat zijn, dan gaat het rotten, 't Best is elke week wat op te binden, 't geel worden gaat dan geleidelijk. Voor inmaak kan men alles ineens opbinden. Ge kunt thans nog maar wacht niet langer Geraniums (Zonole's) steken, maar zet ze dan liefst onder glas. De reeds opgepotte stekken kunt ge nu ook onder glas bren gen na er alle gele bladei'en afgedaan te hebben. Vertrouw het weer voor uw Camelia's en Azalia's e. a. planten niet langer, maar haal ze tijdig binnen. De nachtvorsten zouden de knoppen kunnen schaden; niet dadelijk behoeft ge dit te merken, maar straks, in den winter, kun nen de knoppen nog afvallen, vooral van de Camelia. De bakken en ramen, ge durende den zomer gebruikt, hebben van de vochtige aarde en me3t geleden; zoo E 0 0 MODEPRAATJE E 0 0 Afb. 7. Lampekap met doorstopwerk. Deze zoo sobere lampekap bestaat uit een rechte strook tutte gecompleteerd door een volant terwijl een tweede is opgezet. Aarf de bovenrand-is de tulle in een breed kopje verwerkt en dicht ingehaald. De volants zijn bewerkt met een eenvoudig patroon in doorstopwerk, waarvoor afb. 8 het voorbeeld geeft. Aan het bovenste tullegedeelte zijn verscheidene ringen in allerlei grootte geborduurd. Rust de kap op een geraamte, dan moet dit met witte zijde zijn overtrokkenterwijl de tulle gekleurd kan zijn. Afb. 10. Rond tullen kleedje met borduurwerk. Dit open patroon, dat geheel uit lijnen bestaat, versiert op het plaatje een rond tullen kleedje, waarin het bor duursel gewerkt is. Het bijzonder mooie patroon kan ook op vasteren stof gewerkt worden en wordt dan in steelsteek uitgevoerd. Het kleedjë heeft een ongeveer 3 c. M. breeden zoom. Deze sierlijke kleedjes zijn allen geschikt voor een salon en doen daarom op een tafelkleed niet zoo aardig, daar dit meestal donker is. .Afb. 11—13. Drie geborduurde zakdoekjes. Ons plaatje geeft dr ie zakdoekjes die met eenvoudig, gemakkelijk te maken borduurwerk versierd zijn. Aan het eerste doekje zien wij naast de feston afwisselend een punt en een bloem, terwijl wij aan de hoeken een grooter bloemmotief opmerkan. Voor het tweede doekje Afb. 9. Voorbeeld van borduurwerk voor tweede zakdoekje no. 11—13. Afb. 8. Voorbeeld van doorstopwerk voor lampekap no. 7. De rok en blouse. TWet model van de nog steeds gaarne -PIL gedragen rok en blouse is voor den komenden herfst haast niets veranderd. De rok vertoont altijd het lange slanke model en het maakt niets uit of men een rok heeft van Ml, 20, die dus uit één baan bestaat, of dat men een model heeft dat geheel In groepen geplisseerd is. Een middenweg biedt op dit gebied de rok die wel glad is maar twee of vier plisseegedeelten vertoont. De plisseerok, die bijna uitsluitend door Jonge figuurtje? ge dragen wordt, wordt meestal gecombi neerd met een los jakje of met een recht los jasje wanneer het voor wandeltoiletje dienen moet. De blouse valt steeds los over de rok, ook wanneer zij bij een mantelpak gedragen wordt of met een jabot ver sierd is. Een aangename variatie biedt het, op de rok aangezette lijfje zonder mouven, dat van achteren sluit. Men kan naar keuze de blouse in verschillende lengte daaroverheen dragen of een aardige ge kleurde blouse erbij kiezen. Afb. 1. Over hemd met verstel baren kraag. Deze eenvoudige blouse is van wit flanel ge maakt en heeft voor en achter twee smalle plooien. De kraag kan met de revers gesloten wor den. De gladde mouw wordt door een man chet gecompleteerd. Afb. 1. Overhemd met verstelbaren kraag. Afb 2. Jimiperblotise met omgeslagen kraag ;b. 3. Jumperblouse met ronden hals. Afb. 5-6. Rok met lijfje en jnmperblouse. Afb. 4. Costumrok met plissees. Afb. 2. Jumperblouse met omgeslagen kraag. Deze aparte jumperblouse heeft in over eenstemming met het koelere jaargetijde een niet te lagen hals en tamelijk lange mouwen. Aan den onderrand, die een beetje ingehaald is, zien wij een dubbele gordelstrook afgemaakt door een effen pasje. Een dergelijke versiering komt ook voor langs den omgeslagen kraag en aan het stukje aan den hals. De mouw is afgewerkt door een smal bandje, waarvan het losse einde door een splitje geleid is. Afb. 3. Jumperblouse met ronden hals. Het materiaal voor deze blouse is bonte wollen crepe. De mouwen zijn naar de breedte van de stof aangeknipt of glad ingezet. De breede gordel die voorzien is van twee zaksplit- jes, bestaat uit don kere gladde stof die ook de mouwops lagen versiert. Afb. 4. Costuum- rok met plisseebanen. - Aan de gladde rok zijn twee plisseegroe- pen aangebracht. De naad en het split vallen links-opzij. Een smal ceintuurtje dekt de bovenrand. Afb. 5 en 6. Rok met lijfje en jumper- blouse. Aan deze in smalle - plisseegroe- pen verwerkte rok is een lijfje zonder mouwen gezet. De blouse, die ook ge- plisseerd is, valt los j op de rok. Aan de onderrand zien wij een smalle ceintuur. De nauwe mouwen, die door een volant gecompleteerd wor den, sluiten zich aan bij de uitgeknipten hals.De aardige kraag wordt afgewerkt door een lint-dasje. Afb. 7. Lampekap ijjet doorstopwerk. met zijn groofere vlakken en van de kleine puntige boogjes geeft afb. 9 een natuurlijk groot vor- beeld. Aan die bogen zijn nog punten en halve maantjes in Richelieu-werk toegevoegd. Het derde doekje heeft alleen groote en kleine bogen. Ook hier zijn deze met punten aangevuld. Afb. 14. Overgordijn met eenvoudig borduurwerk. Ons plaatje geeft het voorbeeld van een eenvoudig en toch zeer voor naam doend borduurpatroon, dat door onze dames zeker wel gaarne nagewerkt zal worden. Een groot voordeel biedt het patroon ook nog, door dat het zeer snel vordert, Als materiaal dient wol of glansgaren, d. w. z. men neemt wol of glanzgaren om hiermede op linnen of andere vasten stof te bor duren. Het patroon ban door zijn eenvoudige rechte lijnen met een liniaal op de stof geteekend worden. In ieder klein vierkantje is een klein knopje gewerkt, alleen in het groote vierkant van de dwarse strook ziet men een cirkel. Apart doet hier de kant die met kwasten afsluit. Ook de onderrand van het zijge deelte heeft kwasten. De kleuren voor het borduurwerk worden in de tinten van meubelen en tapijt gekozen. Heeft men en gordijn van naturellinnen dan verdienen voor het borduurwerk zwart, groen en geel, of zwart, blauw en groen aanbeveling, omdat dit de tinten zijn die nergens storen. Afb. 10. Rond tullen kleedje met borduurwerk. Afb. 14. Overgordijn met eenvoudig borduurwerk. Afb. 11—13. Drie zakdoekjes met borduurwerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 10