V VOOR DE VROUWEN ^alfdeur, Jan liet met een schrei de klink vallen, schoot op zijn zachtste hee- nen de keien over „Ekcm? 't SssstHouw jeJan Jan Er ging een droog gescheur van over 't „Swert Mooriaentje" Het schoenmakertje hoorde parmantig dat zijn wijfs rok als een -stroo afscheurde. Hij talmde op zijn zolen, zag eens schuw achter zich na en sloeg zijn handen als beschermend hoven te hoofd, wanneer hij zijn Margriet met den rok haperen zag aan de klink van Jutje Jans halfdeur. Zij hong met haar armen bijkans dol gaten te krabben in de lucht, dat ze geleek een bandhond aan zijn kot. Op den eigensten tijd werd de huisdeur in het. gangetje venijnig open gerukt en op den tel van dreij was Jivtjf», Jaiïf ever t half deurken lastig aan het grijpen en smokkenl7) naar de spartelen de Margriet. Met den hiel van* een der opgeraapte sleffers klopte hij gedurig op haar magere rug dat de siroop zwierde in gulm'es ér uit .,0, gij gauwdieven, schavuiten hégebeuren, keert me de fielen, ik zal ze leeren mijn klikkers bevuilen.... Arels lap vuile slons hondsvot bloedzuigers! Als een jon get V stond Jan danig be nauwd zijn handen te wringen mids ort de straat De Borchtgracht geraakte in een om- ziens-vol rep en Toer. Luiken en deuren sloegen op en toe, men kalapte en riep naar malkanderen. Vrouws en maDs kwa men nieuwsgierig aangeloopen ep toen ze het kattekwaad -van Jan en Margriet ver namen zetten zij al scheldend hun handen in de zij of balden een vuist voor de twee verbijsterde notekrakertjes van sukkels. Anderen bejammerden lammenadig de be dorven goud-gestekeno sleffers, wieschen zeer dienstveerdig met de punt van schor teldoeken en slaaprokken de sirbop uit hoeken en ornamenten en begonnen op het laatst het lot van Jan Margriet zeiven te beklagen, toen dezen, op subiete aanklacht van Jutje Jans, in apprehentiel8) geno men werden door mijnheer den Schout en nog in den zelfden nacht, onder begelei ding van stoere soudeniers en al het pe gante klootjesvolkl9) van de Borchtgracht, het Steen opgeleid om reeds andersdaags in de vroegte voor de pinnen20) te ver schijnen. 1) Stokvisch. 2. Aardappels. 3). Kap mantels. 4). Schooier. 5). geniep. 6). pan toffels. 7). de beul. 8). sleepte. 9). kast. 10). talmen. 11). duwde. 12). tegels.- 13). schaduw. 14). schrik. 15). babbelaarsters en tooverkollen. 16). op den loop. 17). ruk ken. 18). hechtenis. 19). achterbuurtvolk. 20). rechfbank. I i i Onder den grond. II. 't Is in oude steden wel gebeuTd, dat op sommige plaatsen een Meter of meer on der het bestaande straatoppervlak een an dere bestrating werd aangetroffen, waar door men kon zien, hoe en waarmede de voorvaderen hun wegen verhardden. En wanneer dan b.v. tusschen die oude stee- nen een paar verloren munten werden aangetroffen waarom zou dit niet kun nen? wist men tevens, omstreeks welken tijd die verdwenen bestrating zoetjesaan bedolven was geraakt. Zoo ongeveer leert ook de bodem van ons vaderland een en ander omtrent de geslachten, die erop geleefd hebben. Als voorbeeld kunnen dienen- de terpén en wierden van Friesland en Groningen, welke heuvels zijn, in den loop der eeuwen langzamerhand door ophooging ontstaan. Op vele van die heuvels ligt als laatste periode van bewoning nog het tegenwoor dige dorp. Sommige werdén eerst in vrij recenten tijd als vluchtheuvel opgeworpen Do meeste .eéhter zijn reeds oude woon plaatsen, .welke men in den strijd t£gen het wafer meer en meer- heeft opgehoogd. Zulke terpen bergen meestal de sporen van een groot aantal eeuwen, ,van ver scheidene culturen in zich. Op den bodem van vele dezer heuvels in de oudste laag, dus eigenlijk nog uit een tijd, waarin van geen ophopging sprake was, vindt men de overblijfselen der Frie- sche beschaving, die blijkens tallooze Ro meinsche importzaken tot de eerste eeuwen enzer jaartelling behoort. Ook dierbeende- ren zijn reeds in de-zen tijd zeer. veelvul dig 'en lagen mest, in de terpen gevonden, die bij d i ophooping ervan goede dien sten bewees, wijzen eveneens op de aan wezigheid van vee reeds in dien tijd. Dit alles stemt ook overeen met wat Romein- schc schrijvers ons omtrent de Friezen, verhalen. Behalve allerlei aardewerk, wat ech ter oudere volken ook al nalieten, werden tevens vele. beenen voorwerpen gevonden. Uit been werden vervaardigd: schaatsen, aan den eenen kant vlak geslepen en hori zontaal óf verticaal doorboord, teneinde onder voet of slede te worden gebonden; stokpunten, die als wapen of werktuig veelvuldig in gebruik waren; verder mes- senheflen met eenvoudige lijn- of cirkel- versiering, "fluiten, kammen en al lerlei soorten van naalden, pennen en spel den, voor een groot deel zeker bij vervaar diging van kleeding enz. gebruikt. Ook spinschijfjes van been komen zeer veel vuldig voor, vaak met ingesneden lijnver- siering of cirkeltjes. Als versierselen vallen vooral de, in. Friesland van elders geïmporteerde, kra len in het oog; voorts ringen, gespen en naalden van brons. Zeer interessant zijn de enkele voor beelden van grof beeldwerk in gebakken aarde, die een zeer primitieven kunstaan leg verraden; vaak is dit soort aardewerk, .waarin ook e enige gebrul ks vorm en voor komen, met een ingedrukt ornament ver sierd. De juiste lijd der oudste terpennederzet tingen wordt bovenal aangegeven door de vele vondsten van Romeinsche zaken te za- men met inbeemsche. Behalve munten zijn bet vooral zeer goed dateerbare aar dewerkfragmenten, o.a. het vroeg Romein sche lampje met reliëfven^ieringen en ook dikwijls bronzen beeldjes van verschillen de Romeinsche godheden, waarvoor men veel smaak schijnt te hebben gehad. Een met die der Friezen zeer ver wante beschaving is de Bataafsche ge weest, welke in de z.g. woerden wordt aan getroffen, vooral in de Betuwe, doch ook in verschillende streken van Holland. Zoo'n woerd, voorzichtig uitgegraven, bleek soms een uitgestrekte hoeve to zijn geweest, waarvan grondslagen, afvoergo- ten, mes'tgaten enz. nog aan spoyen in den grond konden worden herkend. Ook buiten de Betuwe komen deze ne derzettingen voor, gelijk uit een aantal in 't museum tentoongestelde vondsten blijkt Merkwaardig zijn vooral de fragmenten .uit zulk een nederzetting in het'veen bij "Wateringen en de stukken van hetzelfde aardewerk, waarbij één laat-Romeinsche scherf, gevonden in den bodem onder de fundamenten van de bekende Abdij te Eg- mond, getuigenis van een vroege nederzet ting daar ter plaatse. Vele fragmenten van gelijken aard zijn' ook daar in de buurt onder Heiloo gevonden in overblijfselen van hutten, evenals in dergelijke hutten- overblijfselen in Zeist. Hoe belangrijk intusschen voor den oudheid- en geschiedkundige al deze din gen ook mogen wezen, voor den leek wor den de opgravingen pas interessant zoo ging het mij ten minste als de Romei nen aan de beurt korden. Die Kaninefaten, Marezaten, Klokteker- mensaten,Friezen en Batavieren zullen wel 'heel beste luidjes geweest zijn, maar hun cultuur had toch te weinig overeenstem ming met de onze om de overblijfselen daarvan voor ons bijzonder welsprekend, te maken. Heel anders- wordt dat terstond met de Romeinen, omtrent wie vooral in de buurt van Nijmegen veel is opgegraven. Daarbij kwamen inscripties voor den dag en deze zeggen ons wat. Zoo zien we hier de volgende grafschrif ten: lo. L(ucius) Cassius.,. L(uci) F(ilius) Steil. Clemens Taurus Mn(es) leg. X Gem. An. XL Stip(endiorum) XXI H(ic) S(itus) E(st) Hier ligt L. Cassius, enz. Soldaat van 't 10e legioen, veertig jaar oud, van 21 dienstjaren. 2o. L. Cornelius L. Elollcinna Mut. Vet(eranus) ex Leg.- XX Ann. LXV H. S. E. Prima con. L. Cornelius enz. Ve teraan van het 20e Legioen, 65 jaar oud, ligt hier. ■Zijn deze grafschriften niet als een herinnering aan den jongsten oorlog, toen immers ook oud en jong huis en haard moest verlaten om in den vreemde den dood te vinden. Die soldaten Cassius en Cornelius zullen ook wel 'niet voor hun onverdeeld pleizier de verre tocht van Italië naar deze streken gemaakt hebben. Vooral die 65-jarige zal wel liever in 't land zijner geboorte zijn laatste levensja ren gesleten hebben. - Ook omtrent den gosdienstzin der Ro meinsche soldaten leerde onze bodem wat. Zoo werden steenen gevonden met de vol gende opschriften: II. lo. I(ovi) O(ptimo) M(aximo) et Ge- nio loci C. Candidinius Sanctus Sign(ifer) leg. XXX U(lpiae) V(icttricis) pro se - et suis L. M. M. Terno Te Attico Co(nsulibus) Aan Jupiter Oplimus Maximus en den genius der plaats heeft C. Candidinius, vaandrager van het 30e legioen, voor zich en de zijnen dezen steen gewijd onder het consulaat van T. en A. 185 na Chr. géb.). 2o. I(ovi) O(ptimo) M(aximo) Luci- nius Seranus v(otum) s(olvit) -l(ibens) M(erito) Licinius heeft aan Jupiter zijn gelofte ingelostt. 3o. Matronis Aufaniabus T(itus) Albi- ius, Januarius V. S. L. M. Albinius Ja- nuarius heeft aan de Moedergodheden zijn gelofte ingelost. i Hoewel aan afgoden gewijd, geven de ze inscripties toch een mooien kijk op het zieleleven dier Heidenen, die gelijk de vaandeldrager Candidinus pok de hun nen in het verre land niet vergaten. Op vele punten van Nijniegens bodem heeft men gebakken bouwmaterialen gevon den, getuigende van 'n vestiging van gebou wen. Bijzondere stukken zijn: buizen van gebakken aarde, met elkaar een waterlei ding vormende; een groote dakpan met een rond gat, voof rookkanaal waarschijn lijk. Deze pan draagt, gelijk zoo vele bak- steenen der Romeinen, den stempel van het legioen, waarvoor zij werd -vervaar digd: de legio X G(emina) P(ia) F(idelis). Deze gestempelde bouwmaterialen hene vens de inscriptie van soldaten, als boven, leveren het bewijs voor de aanwezigheid van een militaire vestiging, vooral van het Xe legioen. De groote garnizoensves ting van dit legioen, dat van pl.m. 70 lOo na Chr. in Nijmegen lag, is dan ook door opgravingen weergevonden op den Huner- berg. Aan drie zijden, Oost, Zuid en West, werd daar op verschillende punten de spitse gracht opgegraven, de karakte ristieke vorm van gracht buiten den muur van een Romeinsche vesting. Hierdoor werd dus de omtrek van de pl.m. 30 II.A. groote vesting bepaald,- waarvan de Noor delijke grens gevormd werd door den stei- lcn bergrand aan den Bèekschen weg. De muur biilnen de gracht was ten - Westen, Zuiden en Oosten uit hout en zand opge worpen; de, met steenen aangevulde, paal gaten van dezen muur teekenden zijn ver loop af. Aan de Westelijke zijde werd een van de vier poorten uitgegraven, door zulke paalgaten afgeteekend. Hier liep door do gracht een aarden dam oi) het hou- 0 0 0 MODEPRAATJE 0 0 0 Het bruidstoilef. /^ven rijk en gevarieerd als de mode zelf is, is ook het materiaal voor de bruidstoiielfen. Bij de keuze van het materiaal voor het costuum dat het bruidje ophaaz trouwdag zal dragen, speelt in de eerste plaats de positie van den bruidegom een voorname rol. AI is de bruid ook nog zoo rijk, dan moet toch haar touwcostuum heel een voudig zijn, wanneer zij de vrouw wordt van een man met bescheiden middelen. In het omgekeerde geval is het de plicht van den bruidegom ervoor te zorgen, dat op zijn trouwdag zijn vrouw er eenvoudig doch gedistingeerd uitziet. Ieder trouwcostuum kan er voornaam uitzien. Voile, crepe-marocain en dergelijke zijn stoffen, die door ieder bruidje gaarne gedragen worden. Zijn er bevoorrechten die echte kant bezitten of mooie imitatie, zij vinden volop gelegenheid hare costuums ermede te gameeren, want de avond toiletten en gekleede costuums worden op bet oogenblik meestal met kant gegarneerd. Afb. 3. Bruidstoilet met kant en smalle sleep. Costuum met volantgarnituur voor een bruidsmeisje. Maar iedere bruid met een smaak zal zich er wel voor wachten, om haar trouwjapon van décolettë en korte mouwen te voorzien. Afb. 1. Costuum met kantgarnituur voor een bruidsmoeder. Benoodigd materiaal ongeveer 4 M. zijde 90 c. M. breed. Dit costuum is ook 'heel moöt van zwarte en lila zijde. De rok is midden-voor open en loopt over een ondergedeelte van smalle zijde. De onderrand is met een pof-rand gegarneerd. De japon is verder met kant gegarneerd, waarbij het aanzetten door een smalle strock zijde gemaskeerd wordt, terwijl ook de mouwen van dezelfde kleur crepe-georgette kant-versiering hebben. Afb. 2. Costuum met volant-garnituur voor een bruidsmeisje. Benoodigd materiaal ongeveer 4 M. stof 90 c. M. breed. Dit jeugdig-eenvoudig toiletje bestaat uit blee- kroze zijde en heeft het zoo geliefde robe- chemise model. Op de rok zijn tweemaal Afb. 4. Jasje meteenvoudig borduur- Afb. 5 u. 6. Twee baby-slabbetjes met Afb. 7. Boekomslag met apart werk voor kleine kinderen. gatjesborduursel. borduurwerk. drie smalle volants aangebracht, terwijl ook de korte aange knipte mouwtjes met volants gegarneerd zijn. De lage hals vertoont een breede kraag met twee smalle inzetstukken en wordt door een smal kantje begrensd. Afb. 3. Bruidscostuum met kantgarnituur en sleep. Be noodigd materiaal al naar de lengte ^"an de "sleep 3.50 M. of 5 M. stof. Een breed inzetstuk van kant en kantgarneering vormen de aantrekkelijkheid van dit voorname toilet. De rok is ingehaald aan de gladde taille bevestigd, terwijl het inzetstuk al naar het mode! op de juiste hoogte wordt aangebracht. Kant garneert verder de halflange ingezette mouwen. De sleep wordt met een dunne stof gevoerd. Afb. 4. Jasje met bontborduursel voor kleine kinderen. Een aardig geheel met een leuk kinderjurkje vormt dit mooie jasje, gemaakt van linnen, wollen stof of fluweel en met eenvoudig bont borduursel gegarneerd. Het borduurpatroon bestaat uit rozetjes in verschillende grutte die ieder in en andere kleur gewerkt kunnen worden. Natuurlijk moeten de kleuren met elkaar harmonieeren. Afb. 3 u. 6. Twee slabbetjes met gaatjesborduursel voor babijs. Ons plaatje geeft twee babijs labbetjes. Als materiaal neme men om het mooi te kunnen borduren linnen of batist, doch moet het laatste dan van een pikê onder- voering voorzien worden. Dc randen van beide slabbetjes zijn gefestonneerden de korte achterkant evenals het halsje worden smal geboord. Afb. 7. Boekomslag met apart borduurwerk. Voor dit boekomslag dat iets grooter moet zijn dan het boek dat het bevatten moet neme men linnen of laken in lichte of donkere leertint. Het omslag bestaat uit een stuk, dat aan de smalle kant 8—10 c. M. omgeslagen wordt en afgezet wordt met een strook stof van sprekende kleur. Het borduursel wordt, afhangend van de grondtoon, licht of donker gewerkt. Het handvat bestaat uit twee strooken dubbel gestikt. Afb. 8. Aparte afbeelding van een filet-kant en inzetstuk. Afb. 9. Kleedje of gordijn met filet-kant, (hierbij apart voorbeeld afb. 8.) Ons platje geeft een kleedje van linnen batist, dat met een filet-kantje afgewerkt is. Afb. 8 geeft het kantje dat naar het voorbeeld gemakkelijk na te maken is. Wij merken op, dat het patroon van het inzetstuk zich aan het kantje herhaalt. Het vorbeeld kan ook voor gordijn dienen maar moet dan natuurlijk veel- breeder gemaakt worden. Afb. 10. Tafelkleed met bont-borduursel. Het hier afgebeeldee tafelkleed is gegarneerd met modern borduur werk. Naturel-kleurig linnen is het best geschikt voor de kleurige borduurselgarneering, waarvan de tinten natuurlijk in overeenstemming moeten zijn met die van het tapijt. Juist bij dit borduursel komt de al- of niet goede smaak van de bewerkster zoo duidelijk aan het licht. Er zijn immers enorm veel' nuances die niet met naam aan te geven zijn, maar die, verkeerd gecombineerd, dc beste pogingen absoluut doen falen. Afb. 8. Apart voorbeeld van kantje en inzetstuk behoorende bij afb. 9. Afb. 9. Kleedje of gordijn met filet-kant. Hierbij afb. 8.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8