I VOOR- DE VROUWEN.!
Sosschen of sclioven met liaverstroo en zet
deze op' hoopen ter droging. Vooral geheel
droog laten worden, anders gaat de massa
'Sterk schimmelen. Veel arbeidsbesparing
geeft het oogsten cler hoonen met een zeilf-.
hinder. Ls Augustus de oogstmaand, in de
zen tijd wordt ook nog gezaaid en geplant.
Het rijmpje zegt: Wie knollen wil eten,
moet Sint-Laurens (10 Aug.) piet vergeten.
Dien datum neme men dus in acht, al
steekt het natuurlijk niet op een enkelen
dag. De akker is al voorbereid door direct
na het [maaien van 'het ro'ggegewas, den!
stoppel ondiep om te ploegen of los te ma
ken met een veertandcullivator. Daarop
volge bemesting, zooneodig' eggen, en ma
tig diep omploegen. Het zaaizaad: 2 Kilo
per H.A., wordt, licht onder geëgd of on
dergesleep t. Soms zaait men de knollen
met opzet dik en mengt er nog wat spur-
riezaad onder; dit met het doel om vroeg
herfstgroenvoeder te hebben,
i Men kan thans boerenkool uitzaaien; ze
wordt dan in October uitgcplant en men
oogst er van in den volgenden voorzomer.
Zoo spoedig mogelijk zaai'e men nu snij-
ïogge, een gezond gr oen voeder voor dc
'varkens; 't volgend voorjaar kan men het
land voor kool gebruiken. In den hof: Op
land, dat leeg gekomen is, waar b.v. erw
ten gestaan hebben, zaaie men winterspi-
nazie ien veldsla: diep omspitten en goed
nat maken, wanneer de grond te veel is
uitgedroogd. Neem ruw spinaziezaad, niet
het scherpe, dat in 't voorjaar wordt uit
gezaaid. Komt ze te dik op, dan uitdun-
Plant nog kropsïaï En ook nog wortelen
op den kouden grond, maar haast U. Volgt
eeü mooie nazomer, dan kun u zelfs in 't
laatst van October en in Nov. nog pluk
ken. Blijiveu. zo hij ongunstig weer te klein,
bedek ze dan voor den winter met wat
loof of stroo; loof is beter. Leg nieuwe
aardbelbedden aan, als de oude minder
dragen, neean daartoe, als ge een goed
soort wil/; hebben, de ranken der oude
planten. Koe- of goed verteerde paarden-
mest, of dë'zo gemengd, spitte men vrij
diep onder ,zet de planten 1voet van
elkaar; zoo nooclig, gieten. Pluk nu stok-
boonen, vooral uw snijboonen geregeld,
opdat zij malsch geaioeg zijn voor den in
maak; sperzieboontjes kunnen 'langer in
ritten; ook deze maakt men echter in den
regel het liefst in, als er nog geen boontjes
jnizi'lten, dus als ze nog jong zijn. Neem
jnu stekken van uw geraniums (Pelargo
nium Zonale); 't hout moet hard en rijp
jzijn, anders gaan de stekken rotten. Men
iSnijdt de stekken juist op één lid af, en
iverwijdert de grootste bladeren; een dag
laten liggen om wat op te drogen. Alleen
ibegiëten, wanneer dit hoogst noodzake-
ilijk blijkt. Cineraria's, welke men in 't
ivoorjaar in bloei wil hebben, of ongeveer
jMei op een perk wiil zetten, moeten thans
gezaaid worden; men wachtte niet langer.
In de schaduw zetten en met een glasruit
(bedekken, tot ze opkomen. Zoodra de
plantjes groot genoeg zijn, dienen ze apart
jin eon klein potje te komen; na ©enigen
,tijd overplanten in een groQteren pot.
nen, om groote bladen te verkrijgen.
VOOR DE KEUKEN.
Wij zijn, geachte lezeressen, op het
oogenhlik in den komkommertijd. Nare
tijd, vindt u niet, dames? 'n Tijd van
slapte in den handel, malaise in de zaken
Ik geloof, dat het in mijn bovenkamer ook
komkommertijd is, want er wil zoo niets
eens bij mij opkomen, om over te praten
Maar, dames, van komkommers gespro
ken: weten de Hollandsche huismoeders
de komkommer ook "als voedzame groente
te waardeerooi? Ik meen zulks te moeten
betwijfelen. De meeste huismoeders weten
van den komkommer nic'.s anders te be
reiden als komkommers la. Ik krijg zoo
ineens een idéé om uw aandacht eens te
doen vestigen op onze Hollandsche kom
kommer. Deze vrucht, heeft voor ons
groote voedingswaarde niet alleen, maar
brengt, verkoeling aan in onze spijsvertee-
ringsorganen en neemt veel branderige
stoffen weg, die in dezen tijd in onze
maag zich ophoopen en zuivert ons bloed.
Nu laat men zich wel eens hang maken
door het praatje dat komkommers bij veel
menschen, vooral hij kinderen, buikpijn
en indigestie veroorzaakt. Laat u maar
niet hang maken, damesZoo ondeugend
is de komkommer niet, hoor! Maar weet
u wat buikpijn en indigestie verwekt?
Dat is het zaad van de komkommer, voor
al als de vrucht rijp-is'. Daarom is het
zaak, altijd het zaad uit de komkommer
te verwijderen voor het gebruik. Als zij
als sla wordt bereid, zorgt dan dat ze
niet te zuur gemaakt wordt. Denken de
dames soms dat van al dio duizenden kom
kommers, die naar het buitenland, jaar
lijks door onze Hollandsche tuinders uit
gevoerd, worden, niets als sla wordt ge
maakt en zoo verbruikt door onze Engel-
sche- en Dui'tsche buren? Neen, daar we
ten zij de komkommers op een hoogere
waarde te schatten dan wij. In Engeland
verschijnt de komkommer reeds 's mor
gens op tafel, afgeritst, aan dunne dra
den in natuurlijken staat en zonder het
zaad, en wordt zoo gebruikt met een wei
nig zout, gelijk wij onze radijsjes gébrui
ken. 's Middags verschijnt de komkom
mer bij liet middagmaal als een voedzame
groente, behoorlijk geschild aan stukjes
gesneden (gelijk wij onze knolrapen aan
.stukjes snijden) van het zaad ontdaan en
gaar gekookt en gestoofd in boter, of wel
men maakt er op fijne tafels een gebon
den saus van, zooals men op bloemkool
ook doet, gemaakt van boter irn bloem, te
zamen aangeroerd, met bouillon overgoten,
dan roerende aan de kook gebracht, tot
een dikke pap en daarbij zooveel melk
gevoegd tot de saus al kokende de ver-
eisehte dikte heeft. Zout en muscaat er bij
voegen naar smaak. Zoo toebereid is de
komkommer waarlijk een delicatesse on
der de groenten en komt haar voedings
waarde tot haar grootste recht. Onze
Duitschè huren gebruiken de komkommer
ook gelijk in Engeland, en weten er nog
iets anders van te maken, namelijk, een
overheerlijke compote. Zij ontdoen de
komkommer van schil en zaad, en snijden
haar aan stukjes, die gaar gekookt wor
den in een mengsel van één liter azijn en
2 K.G. suiker. Gaar zijnde, worden de
stukjes komkommer op een paardeharen
zeef gelegd en het vocht weer ingekookt
tot een dikke stroop, terwijl men
aanhoudend hij langzaam koken het op
komende schuim verwijderd. Dan worden
de stukjes komkommers weer even mee
gekookt en eenige kruidnagelen en een
pijpje kaneel toegevoegd, waarna de ge-
heele massa in een steenen pot wordt ge
daan en goed wordt gesloten. Dit is een
overheerlijke en verfrisschende compote,
duo aldus bereid jaren kan bewaard worden
niet alleen, maar hoe langer ze staat des
te heter de compote wordt, terwijl ook
baar aroma heerlijk en verkwikkend, is.
Zoo ziet u, dames, dat, al zijn wij in
den komkommertijd, er toch van de kom
kommer wel meer goeds te vertellen is, dan
de meeste uwer meenden.
L. Cr. BOL.
Citroenen.
Wij, Hollandsche vrouwen, gebruiken
vooral in de zomermaanden, deze vruch
ten eiken dag. Want er is geep verfris-
schender drank dan een citroenkwast en
de gele schil van deze vrucht levert een
geurig smaakje aan velerlei toespijzen. En
wij weten van den citroen niet veel meer
dan dat het sap een hijlendo genezende
werking heeft en dat het zich in sommige
gevallen leent tot het verwijderen van vlek
ken, zoowel van ons huis als uit verschil
lende stoffen.
Maar wij hebben er niet het flauwste
vermoeden van welk een belangrijke rol
deze gele vrucht speelt in het leven van
het volk in Zuid-Slavië, vertelt Huismoe
der in het „Hbld."
Silicië is het land dat de meeste citroe
nen levert en vooral de kustplaatsen be
staan voor een groot deel van de citroe
nenteelt.
Tweemaal per jaar wordt de oogst bin
nengehaald; van Januari tot April plukt
men de gele, in de zomermaanden de groe
ne citroenen, die „verdel'li" worden get-
noemd. Nooit heeft de citroenboom rust;
als hij gebloeid heeft, draagt hij vrucht,
en zoodra_de citroenen geplukt zijn, vormt
zich nieuwen bloesem. Maar men besteedt
dan ook alle mogelijke moeite, om de
boomgaarden goed te verzorgen. In de
droge maanden wordt het noodigo .water
aangevoerd door een irrigatiesysteem.
Want het gewas heeft zijn pretentie. Toe
valligerwijs heeft men ontdekt, dat de
watertoevoer niet altijd even groot moet
wezen ,wil de oogst zoo voordeelig moge
lijk uitvallen.
Waarschijnlijk is geen van do lezeres
sen in staat, verschillende citroensoorten
te onderscheiden. En toch heeft deze
vrucht zijn talrijko variëteiten, zoo goed
als onze appel en peer. En de soorten van
verschillende qualiteit worden op uiteen-
loopendo wijze in de pragtijk gebruikt. De
beste citroenen zijp voor den export be
stemd, De aetherische olie uit de schil
wordt in groote massa's gefabriceerd en
naar (tiet buitenland verzonden. Iedere
boer trekt op gezette tijden naar de stad
om zijn citroenolie ter markt te brengen.
Maar de Sicilianers gebruiken hun ci
troenen nog op vele andere wijzen, die ons
een lichte rilling bezorgen. Een schaal
rauwe citroenen, hij wijze van fruit lijkt
ons zeer zeker geen tractatie. Voor den
Italiaan vormt deze zuidvrucht echter een
dagelijksch voedsel. Hij schilt den citroen
met een mes, zóó, dat veel van de witte
vezelige laag blijft zitten, snijdt de vrucht
dan in plakken en strooit daar zout op.
Het zout neutraliseert den wrang-zuren
smaak grootendecls. Het is niet alleen een
verfrisschende, maar bovendien 'n gezonde
spijs voor de bewoners der warme landen
Wanneer gij op Sicilië dineert, tien
tegen één, dat men u een citroensalade
serveert, bereid uit dergelijke gezouten
plakjes, die met olie en azijn worden- aan
gemaakt. Tusschen de schalen en schotels
staan hakjes met citroenen voor de gasten;
want een paai druppels citroensap maken
het drinkwater frissoher.
De volksklassen op Sicilië beweren, dat
de gele broeder van den sinaasappel ook
uitstekende diensten kan bewijzen om-een
wond te desinfecteeren; bepaald pijnloos is
dit middel in geen geval. De olie die uit
de schil geperst wordt, verricht de uit-
eenloopendste diensten; wordt gebruikt
als medicament legen rheumatiek en
jicht!, tegen kinkhoest en lastige insecten.
Zoo vindt de citroen in zijn geboorte
land feitelijk het belangrijkste! afzetge
bied in scherpe tegenstelling b.v. met
den sinaasappel. En de groene' citroenen.
zij zijn voor den handel, voor den export,
bijna onbruikbaar. .Niemand wil ze koo-
pen, want een rijpe citroen moet, zoo
meent men, geel zijn. In den laatsten tijd
is men erin geslaagd, langs kunstmatigen
weg de groene kleur te verwijderen. Het
procédé wordt in California toegepast.
NUTTIGE WENKEN. rr
Waar zout goed voor ïsl
Behalve om spijzen te krulden is zout
nog voor het volgende goed:
Met in spiritus of geest van salmiak op
gelost zout verwijdert men vetvlekken uit
stoffen.
I In zout water koelen aarden of glalzen
potten snel af.
In azijn opgelost zout is goed om geel
koperen voorwerpen te poetsen.
Zwari laken blijft mooi van kleur als
men het in zout water wascht, en krimpt
dan ook niet.
Tapijten blijven frisch van kleur, als
men ze, vóór het kloppen, met zout be
strooit en daarna met een vochtigen doek
afneemt.' -i
i Zout', dat in dé zonnewarmte en üa ci
troensap is opgelost, verwijdert roest- en
inktvlekken.
Strooien en manden voorwerpen en ge
vlochten. riet worden door afborstelen met
zout als nieuw.
De zwelling van bijen- en wespensteken
vermindert, wanneer men er een papje
zout oplegt.
De wasch.
Een middel om geel geworden wascli-
goecl weder mooi wit te maken, is het
volgende: Men doet bij het laatste spoel-
of hlauwselwater drie eetlepels spiritus en
een eetlepel zuivere 'terpentijn, laat het
wasehgoed er een half uur in staan, wringt
het daafna uit en hangt het te drogen.
Ook een toevoeging van 30 procent water-
superoxyde, en wel 25 gram op 10 liter
water, leidt tot hetzelfde doel, als men de
wasch er 10 minuten in laat koken, er een
lieelen nacht in laat staan en ze den vol
genden morgen ophangt. Na beide procé-
dó's vertoont de wasch weer haar oor
spronkelijke blankheid en frischheid.
Zorg voor de paraplu.
Een goede paraplu is soms spoediger
versleten dan neodig is, doordat men er
niet goed voor zorgt.
Probeer eens deze eenvoudige methode
en zie of uw paraplu niet wat langer leeft
dan anders.
Als het regenscherm nat is, zet hem dan
met den knop omlaag om te drogen. Open
hem daarna en reinig met een zacht lapje
den stok, den knop en elke zijden haan.
Als de knop van hout is, wri'jf hem dan
van tijd tot tijd met een lapjo flanel en
'n druppel olijfolie, zilver kunt ge poetsen,
porcelein met water en zeep afdoen.
Een vet- of slikspat moet ge er onmid
dellijk uitdoen met een zijden doekje, ge
doopt in wat lauw water.-
Een gaatje of slijtage langs de baleinen
kunt go herstellen door er aan den bin-
nenkant^een smal lijntje tegen te naaien.
Laat nooit een paraplu opgerold staan
als ge ze niet noodig hebt: Integendeel
schud zo los uit en knoop het zakje om
den knop.
Kort haar.
Tengevolge van de mode van het korte
haar, het pikante jongenskop je, waarmede
velo vrouwen in dezen lijd de mannen
meenen te behagen cn haar seksegenooten
jaloersch te maken, is, het aantal vrouwen
onder de dertig jaar, dat al grijs is, in
Engeland thans groot-er-dan het ooit ge
weest is. De kappers waarschuwen er.
tegen hun eigen belang in, de vrouwen
voor, dat het kort afbranden van het haar.
dat vaak plaats vindt, gewoonlijk tenge
volge heeft, dat do haren binnen het jaar
grijs zijn. Afknippen van het haar mag
niet zoo snel werken; het 'heeft volgens de
Engelsche haarkucstenaars op den duur
toch hetzelfde gevolg. „De mode van het
korte haar maakt Engeland tot een land
met grijze jonge meisjes", heeft al een
kapper geklaagd. En kort geknipte grijze
haren zijn niet meer pikant, doch staan
mal. Laten onze Hollandsche' meisjes het
zich-voor gezegd houden.
De oorspro:.g der jumper.
Het Engelsche woord jumper dateert
reeds uit 1605, lezen we in de Manufac-
turier. Men verkortte het toen tot jump en
duidde daarmede een tot de heupen rei
kend jakje of korten ruimen mantel aan.
Het was een kleedingstuk van grove zak-
kenstof en het werd door mannen gedragen
hij het verrichten van zwaren arbeid. Het
behoorde destijds o. a. tot de garderobe
van schippers e. d. Deelnemers aan een
pool-expeditie berichtten, dat zij eskimo's
gezien hadden in jumps zonder eenig
model.
In de 18e eeuw .begonnen ook andere
menschen de jump te dragen en maakte al
gauw de vrouw er zich meester vau; zij
gebruikte het echter uitsluitend als huis-
kleeding; denk b.v. aan het jak der vrouw
tjes van Vermeer.'
Een eeuw later nam" de Engelsche. ad
miraliteit het woord jumps over, verbeter
de het tot jumper en gaf dezen naam aan
een kleedingstuk, dat door de tusschen-
dekshemanning zeer graag gedragen werd.
En nu weer een eeuw later dragen
de dames het allemaal.
KNUPPEL'S LUCHTREIS.
De ballon was nu minstens 1500 meter
hoog en zweefde rustig en snel over ruime
vlakten, met meren eni rivieren doorsne
den die er zoo van uit de hoogte als met
-zilverdraad doorweven tapijten uitzagen.
Bewoonde plekken leken speelgoeddoozen.
Knuppel beschouwde het interessante pa
norama met levendige belangstelling. Zijn
angstgevoel en iedere gedachte aan ge
vaar werd op den achtergrond gedrongen'.
De lncht-sehipper maakte zoo nu en dan
een korte opmerking op hem te oriëntee-
ren'.
„We gaan zoo aanstonds over Holland
heen," zei hij. „Een zwaluw kon het niet
beter doen."
Knuppel zag een koppel dieren, die hij
voor roofvogels aanzag,
„Dab zijn koeien op een weiland," zei
de ballonbestuurder lachend. „Zie daar
eens, een flink meer. de Zuiderzee, 't ziet
er uit als een wascihtobbe."
Plotseling trok hij een ernstig gezicht
en werd stil, Scherp keek hij naar alle
kajxten rond. Na een poosje mompelde hij
afgebroken woorden in zich zelf.
„Zoo gaat het niet. 't Is slim, slim."
„Is er wat gebeurd?" vroeg Knuppel
bezorgd en verbaasde zich over den klank
van zijn eigert stem.
Wie zijn niet in den' goeden luchtstroom
antwoordde de bestuurder, „we gaaü land
waarts in plaats van zuid-west."
„Dat is toch zoo erg niet," merkte
Knuppel bescheiden op. .,Wö kunnen een
ander keer eens
„Komt niets van in", zei de bestuurder
barscln „Je moet den goeden koers hou
den."
Hij greep een zak zand en ledigde dien
over den rand varf dé mand. Do ballon
ging langzaam omhoog. Het instrument
wees eenj hoogte van 2000 meter aan. De
landstreken warien nu nog slechts vaag
zichtb'aar. Niets was meer duidelijk té' on
derscheiden.
„Hoera-, nu zijn we in den' goeden'
stroom", riep do bestuurder uit en spoe
dig daarop zag Knuppel het water van
het Kanaal als een zilveren lint, en dit
wer-d breeder naar gelang do ballon verder
(dreef.
Een' rilling yan ontzetting voer Knuppel
door do leden, de eerzame rentenier, die
uit louter verveling ten slotte tot het ma
ken van eeri luchtreisje was overgegaan,
werd dqor de duigen rondom hem met
eerbiedige bewondering voor de grootheid
van 'b heelal aangegrepen. De luoht was
koel, maar zuiver en helder en gemakke
lijk in te ademen.
0We zijn nu hoven het water," zei de
bestuurder. „Als 't goed gaat, zijn we bin
nen een uur aan ons doel."
Na een poosje strooide hij papiersnip
pers in de lucht en nadat hij dit eeni tijd
je was blijven doen, stiet hij een toorni-
gen uitroep uit. Do rentenier schrok. Hij
zweefde steeds tusschen' bewondering, en.
angst.
„We zijn in het windstille" zei de be
stuurder, en inderdaad bemerkte Knuppel,
dat de papiertjes om den ballon heen ble
ven zweven.
Er werd meer ballast uitgeworpen, de
cene za-k na den ander, de ballon steeg,
maar nog steeds toonden de uitgestrooide
papierreepjes niet de minste neiging weg
te' waaien.
Nu komt onze laatste zak ballast aan
do beurt", zei do bestuurder, „mogelijk
dat hij ons geluk aanbrengt; we zijn ver
loren als we niet in een zuidwestelijke
luchtstrooming kunnen komen. We heb
ben da-n alle leans in het water te vallen
of de Noordzee op te drijven,"
De ballon steeg hooger. Knuppel wist
niet hoeveel meter, maar hij voelde plot
seling een koude lucht, een groote neiging
cm uit den neus to gaan bloeden en een
prikkeling in do vingertoppen. Onder den
ballon, hing een dikke wolkenmassa, bo
ven hem scheen helder do zon. Knuppel
zag dat de schaduw van den ballon zich.
op do wolken afteeken-de. Ilij keek zijn
reisgezel aan en zag hoe deze mee op el
kaar geperste lippen stokstijf voor zrch
uit zat te kijken,. Zijn voorhoofd was ern
stig gefronst. Die waarneming joeg den
rentenier den angst op het lijf. Hij voelde
zich ellendig, in doodsgevaar.
^Mijnheer Knuppel," zei nu de bestuur
der fluisterend en toch klonk het Knuppel
als geschreeuw in de ooren, „u bent onge
trouwd niét waar?"
Verwonderd bevestigde deze die zonder
linge vraag.
„Hebt go bloedverwanten, die u erg
zouden missen?"
„Neen, geen enkele," antwoordde Knup
pel.
„Ik heb die wel, maar t^eh wil ik u niet
in ongunstiger positie laten dan mijzelf.
Uw leven is evenveel waard als heb mijne.
De zaak is deze: We zijn nog steeds in
het windstille en er schijnt geen mogelijk
heid er uit-te komen. Vannacht zal er ech
ter wind komen, maar dan kunnen we niet
zien welken kant we opgaan. Hoogerop is
de goede luchtstroom, dat weet ik zeker,
als wo nog maar een paar honderd meter
stijgen konden. We hebben echter geen
ballast meer en er is dus maar één kans
op redding mogelijk."
,.En wat is dat?" vroeg Knuppel bevend.
„Een van ons moet overboord."
Do rentender-luchtschipper viel onder in
de mand van schrik.
„Ik ben1 er echter niet zeker van", ging
de bestuurder bedaard voert, als gold heb
't gewoonste geval van de wereld, .,dat
het Jt best- zou zijn als ikzelf over boord
ging, want ik ben zeer zwaar enl de bal
lon zou zooveel omhoog gaan, dat ge met
uw hoofd tegen Jupiter -zoudt aanstooten.
Maar toch wil ik u de beste kans laten.
Pak me dus beet en tracht me over boord
te gooien. Je zal wel flink stijgen, als ik
er uit ben1, doch dat komt wel terecht,*
desnoods kunt ge wat gas laten ontsnap
pen. Kunt ge mij er echter niet uitkrij
gen, dan zal ik heb met u probeeren.
Wacht nu even. dat ik eerst een sigaar
aansteek."
De lucht schipper haalde bedaard een
sigaar uit zijn zak en stak die aan.
„Nu oude vriend, ik ben klaar," zei hij.
„Pak aan, een. twee, drie, daar gaat-ie!"
Wat baatte het den armen Knuppel met
zoo'n stevigen koelbloedigen kerel tien
strijd aan te knoopen? In geen geval zou
hij het anders gewaagd hebben. Maar nu
wilde hij het toch beproeven..' Het ging
hier om zijn leven, dat hem lief was, waar
voor hij het uiterste wilde beproeven. De
luchtschipper moedigde hem aan bij zijn
pogingen en bleef kalm- zijn sigaartje
rookem
„Flink aangepakt, oudje," zei hij „een
paar goede duwen en je hebt me er uit."
Knuppel werkte wat hij kon, het zweet
parelde hem op zijn voorhoofd, zijn neus
vleugels trilden, hij beefde over al zijn
leden van inspanning. Maar de bestuurder
stond onbeweeglijk, en moedigde maar al
door zijn zwakke tegenpartij aan. Het was
vergeefsdh, na- tien minuten machteloos
pogen viei hij uitgeput op den bodem
van de mand neer..
,jt Spijt me, oude vriend," zei de schip
per met onverstoorbare kalmte, „ik dacht
dat ge 't wel met me klaar gespeeld zoudt
hebben, maar 't schijnt, dat ik wat zwaar
ben. Nu zal ik het eens met u probeeren.
Maar eerst zullen we nog eens een proef
nemen met een paar papiersnippers.'
Hij strooide de snippers, uit, maar ze
wilden niet wegwaaien. Alle kails op red
ding wan verkeken.
j,'t Spijt me, 't spijt m© werkelijk," ging
cl© luchtschipper voort. „Ik zal nu zien,
wat' ik doen: kan, 't Is niet gezellig, voor
mij evenmin als voor u, maar het zou even
ongezellig zijn als we allebei in de zee te
recht kwamen. Ik kan u echter nog een
troost geven: als ge een oogenblik aan 't
vallen! zijt, voelt ge niets meer. En u
vaarwel, oude vriend; 't spijt me, dat uT
eerste proefneming zoo'n belabberd cindtf'
neanenl moet. Als ge ergens nog wat
zeggenl hebt, zeg het me dan, ik zal
boodschap trouw overbrengen. Dat beloof
ik je." i
„Neen", stotterde Knuppel, „ik heli
niets te zeggen, alleen zeg daaronder, dat'
ik dait ik een] verdienstelijken dood ge!
storven ben. Wellicht schrijft u een en,
ander over het geval in de krant zeg danS
dat ik in dienst der wetenschap mijn -4
eind'e - vond."
„Ik zal er voor zorgen," zei de bèstuuri
dei'. „Geef me nu een hand tot afscheid ei£
sluit dan de oogen, in een paar minuterf
is alles voorbij, ik geloof niet. dat ik veel!
moeite met u zal hebbeni. Hebt ge
iets te zeggen?"
„Neen," zuchtte de rentenier, „niets."
De bestuurder nam hem als een kind iti
zijn armen, hield hem een oogenblik buit
iten de mand vast en liet hem toen' met
©en luid! „vaarwel" vallen.
Eerst langzaam, dan sneller en snelle^
steeds sneller zonk Knuppel do diepte in.;.
Een zware plons enKnuppel, zag
zijn oogen opslaande, dat hij naast zijn
bed op den vloer lag. Hij was uit; zijn béd
gerold. Het morgenlicht schuchterde naap
binnen. Door de geopende deur zag hij ijj
zijn zitkamer, waar het restant van zijuj
overvloedig' al te overvloedig, de gevob
gen wezen het uit, avondmaal nog op'
tafel stond.
Met een rilling kroop hij weer in bed!;
De droom had hem zoo'n schrik voor do
hohe Regionen ingeboezemd, dat hij dieil
nacht wel zijn eerste en laatste luchtreis
gemaakt zal hebben.
EEN DORPSPASTOOR.
Naar Charles Foley.
Wij, abbé Mor ice cn ik, hadden de ruft
ne van Gerville bezichtigd en klauterden
nu in do rotsen- het steile pad op, dat naar
•de oude kerk en de oude pastorie leidde',
heel eenzaam op do klip gelegen.
„Gij zijt daar hoven erg "eenzaam," zei
•ik hem, „maar gij leeft er' Tuaiig. 1'ovein
dien moeten uw parochianen hier in Ha
gue goede, brave zielen zijn, het toonbeeld'
van alle geestelijke schaapjes!"
„Hm! hm!" zei de pastoor, vcelboteeke-
nend kuchend. „Goede vrome, zielen? Ach!
daar mankeert veel aan! Om hun eenvou
dige, maar wilde en primitieve har'.eni
voor God te bewaren, heb ik mij veel
moeite moeten geven! Mijn twee v:.landen,
de brandewijn en het bijge'oof, doen mij
veel' afbreuk! Maar ik beklaag mij
daarover niet! Ik behoor niet tot degenen,-]
die een goede pastoorsplaats verlangen.
Indien ik deze parochie, die niemand wil-r
de hebben, na vijfjarigen diensttijd ia
Tonkin» en zesjarigen ch'ensltijd in China»
op mij heb genomen, zoo geschiedde dit,
wijl ik mij als een echte geloofssoklaat gei
voel en den strijd liefheb. Hier evenals
ginds kan ik mij voor een missionary
houden; dé vervulling van mijn-plicht is
niet gevaarloos! Overigens", ycvyolgfll j),
de pastoor na een pauze, „zoo v4,"d en ou+
beschaafd mijn zeemenschen oc zijn, zijrï.
de ergslen onder hen toch nog honderd
maal heter dan uw groote-stad-schurkea!
Ach, ik*kan. daarvan meepraten! Zos
kilometer van hier bevindt zich de strati
kolonie. Het is een mooie bende, die claat!
iederen dag in en uit gaat! Als de strak
tijd voorbij is, laat de gendarmerie al die
roofvogels op de land,straat loopen, en de
eerste kerk en de eerste pastorie, die zij
ontmoeten, behooren mij. Men maakt hier
halt, om mij zijn ongeluk en de onrecht
vaardigheid der justitie te komen vertok
len. Ik luister, nu, daar hen ik voor, en'
geef ten slotte wat, want het geven is mijd
beroep. Doch eenigen van die schu|kenl
bemerken met kennersblik' dc eenzame hg;
ging van mijn huis en pakken, terwijl z:j,
de linkerhand om een aalmoes ui [strekken,
den knuppel- met de rechterhand .vaster,
Dat zijn kleine, hooze oogenhlikken, waak
op men' soliede beenen, sterke vuisten en!
open oogen moet hebben,"
„Hebt gij- geen kc-ster, geen tuinman*
geen knecht?" 1
„Mijn koster komt alleen des Zondags,
hier. Voor mijn tuin zorg ik zelf en do
oude Toinon, mijn meid, zou nr'j hij zulko
gelegenheid maar in den weg staan. Maar
ik hen er ook nog steeds heelhuids afge
komen."
„Hebben eenigen van die b.nd'copers
het gewaagd, it aan te vallen?"
„O, slechts driemaal in twee jaren, dat
is niet veel. De eerste wilde, mij mctceö
knuppel neerslaan; maar ik ben in hok sea
en in het schermen geen leerling, mijn
tien maanden kazernedienst zijn ten mini
.ste voor iets goeds gewecs'. Ik ontrukte.,
den schelm zijn knuppel, liet dien toen
een-i-ge malen op hem dansen en wierp,
hem daarna mét knuppel en al de deui]
uit."
„En de tweede?"
,,0, de tweede, een eenoo.gigc, een sterj]
ke kerel in blauwe blouse, was meer
vrcezen. Hij liad geweend <en den rmny-
moedige zóo goed gespeeld, dat ik, gehru'Üj
makend van de afwezigheid van Toinon;
die in het dorp was, hem te eten gaf e"
hem alkis schonk wat ik in jmijn beurs
had. Ilij bad mijn pastorie hij het. invaj
len der duisternis verlaten. Om tien u
juist toon ik mij te ruste w:lde Fgge»
komt mij deze eenoogige in dc gedacht»
ik --moest aan zijn wild geilaat denken,
en angst maakte zich van mij meester, J
vreesde voor den offerblok mi in er arnvv
Op mi in tcenen, om mijn oude Toinon am
te wekken, verlaat ik de pastorie, gev«
pend met mijn met ijzer beslagen
snel over het kerkhof en vinde de kin»
kerkdeur geopend. Mijn eenoogige e":
beidde" juist met con mes m de hand m
den offerblok. Zonder mijn ijzeren sta
was ik verloren .geweest. Ik moest de
penningen mijner arnlen en ook niim lm
redden. Ik dreef hem met mijn kini.M
naar de deur, om niet in nnjn kerk
te vergieten. In het kort, mijn ccnoopg
voelde, dat ik de sterkst® was, mu»!
Tcchlomkeer en vluchtte over bet kerklH