I VOOR- DE VROUWEN.! Sosschen of sclioven met liaverstroo en zet deze op' hoopen ter droging. Vooral geheel droog laten worden, anders gaat de massa 'Sterk schimmelen. Veel arbeidsbesparing geeft het oogsten cler hoonen met een zeilf-. hinder. Ls Augustus de oogstmaand, in de zen tijd wordt ook nog gezaaid en geplant. Het rijmpje zegt: Wie knollen wil eten, moet Sint-Laurens (10 Aug.) piet vergeten. Dien datum neme men dus in acht, al steekt het natuurlijk niet op een enkelen dag. De akker is al voorbereid door direct na het [maaien van 'het ro'ggegewas, den! stoppel ondiep om te ploegen of los te ma ken met een veertandcullivator. Daarop volge bemesting, zooneodig' eggen, en ma tig diep omploegen. Het zaaizaad: 2 Kilo per H.A., wordt, licht onder geëgd of on dergesleep t. Soms zaait men de knollen met opzet dik en mengt er nog wat spur- riezaad onder; dit met het doel om vroeg herfstgroenvoeder te hebben, i Men kan thans boerenkool uitzaaien; ze wordt dan in October uitgcplant en men oogst er van in den volgenden voorzomer. Zoo spoedig mogelijk zaai'e men nu snij- ïogge, een gezond gr oen voeder voor dc 'varkens; 't volgend voorjaar kan men het land voor kool gebruiken. In den hof: Op land, dat leeg gekomen is, waar b.v. erw ten gestaan hebben, zaaie men winterspi- nazie ien veldsla: diep omspitten en goed nat maken, wanneer de grond te veel is uitgedroogd. Neem ruw spinaziezaad, niet het scherpe, dat in 't voorjaar wordt uit gezaaid. Komt ze te dik op, dan uitdun- Plant nog kropsïaï En ook nog wortelen op den kouden grond, maar haast U. Volgt eeü mooie nazomer, dan kun u zelfs in 't laatst van October en in Nov. nog pluk ken. Blijiveu. zo hij ongunstig weer te klein, bedek ze dan voor den winter met wat loof of stroo; loof is beter. Leg nieuwe aardbelbedden aan, als de oude minder dragen, neean daartoe, als ge een goed soort wil/; hebben, de ranken der oude planten. Koe- of goed verteerde paarden- mest, of dë'zo gemengd, spitte men vrij diep onder ,zet de planten 1voet van elkaar; zoo nooclig, gieten. Pluk nu stok- boonen, vooral uw snijboonen geregeld, opdat zij malsch geaioeg zijn voor den in maak; sperzieboontjes kunnen 'langer in ritten; ook deze maakt men echter in den regel het liefst in, als er nog geen boontjes jnizi'lten, dus als ze nog jong zijn. Neem jnu stekken van uw geraniums (Pelargo nium Zonale); 't hout moet hard en rijp jzijn, anders gaan de stekken rotten. Men iSnijdt de stekken juist op één lid af, en iverwijdert de grootste bladeren; een dag laten liggen om wat op te drogen. Alleen ibegiëten, wanneer dit hoogst noodzake- ilijk blijkt. Cineraria's, welke men in 't ivoorjaar in bloei wil hebben, of ongeveer jMei op een perk wiil zetten, moeten thans gezaaid worden; men wachtte niet langer. In de schaduw zetten en met een glasruit (bedekken, tot ze opkomen. Zoodra de plantjes groot genoeg zijn, dienen ze apart jin eon klein potje te komen; na ©enigen ,tijd overplanten in een groQteren pot. nen, om groote bladen te verkrijgen. VOOR DE KEUKEN. Wij zijn, geachte lezeressen, op het oogenhlik in den komkommertijd. Nare tijd, vindt u niet, dames? 'n Tijd van slapte in den handel, malaise in de zaken Ik geloof, dat het in mijn bovenkamer ook komkommertijd is, want er wil zoo niets eens bij mij opkomen, om over te praten Maar, dames, van komkommers gespro ken: weten de Hollandsche huismoeders de komkommer ook "als voedzame groente te waardeerooi? Ik meen zulks te moeten betwijfelen. De meeste huismoeders weten van den komkommer nic'.s anders te be reiden als komkommers la. Ik krijg zoo ineens een idéé om uw aandacht eens te doen vestigen op onze Hollandsche kom kommer. Deze vrucht, heeft voor ons groote voedingswaarde niet alleen, maar brengt, verkoeling aan in onze spijsvertee- ringsorganen en neemt veel branderige stoffen weg, die in dezen tijd in onze maag zich ophoopen en zuivert ons bloed. Nu laat men zich wel eens hang maken door het praatje dat komkommers bij veel menschen, vooral hij kinderen, buikpijn en indigestie veroorzaakt. Laat u maar niet hang maken, damesZoo ondeugend is de komkommer niet, hoor! Maar weet u wat buikpijn en indigestie verwekt? Dat is het zaad van de komkommer, voor al als de vrucht rijp-is'. Daarom is het zaak, altijd het zaad uit de komkommer te verwijderen voor het gebruik. Als zij als sla wordt bereid, zorgt dan dat ze niet te zuur gemaakt wordt. Denken de dames soms dat van al dio duizenden kom kommers, die naar het buitenland, jaar lijks door onze Hollandsche tuinders uit gevoerd, worden, niets als sla wordt ge maakt en zoo verbruikt door onze Engel- sche- en Dui'tsche buren? Neen, daar we ten zij de komkommers op een hoogere waarde te schatten dan wij. In Engeland verschijnt de komkommer reeds 's mor gens op tafel, afgeritst, aan dunne dra den in natuurlijken staat en zonder het zaad, en wordt zoo gebruikt met een wei nig zout, gelijk wij onze radijsjes gébrui ken. 's Middags verschijnt de komkom mer bij liet middagmaal als een voedzame groente, behoorlijk geschild aan stukjes gesneden (gelijk wij onze knolrapen aan .stukjes snijden) van het zaad ontdaan en gaar gekookt en gestoofd in boter, of wel men maakt er op fijne tafels een gebon den saus van, zooals men op bloemkool ook doet, gemaakt van boter irn bloem, te zamen aangeroerd, met bouillon overgoten, dan roerende aan de kook gebracht, tot een dikke pap en daarbij zooveel melk gevoegd tot de saus al kokende de ver- eisehte dikte heeft. Zout en muscaat er bij voegen naar smaak. Zoo toebereid is de komkommer waarlijk een delicatesse on der de groenten en komt haar voedings waarde tot haar grootste recht. Onze Duitschè huren gebruiken de komkommer ook gelijk in Engeland, en weten er nog iets anders van te maken, namelijk, een overheerlijke compote. Zij ontdoen de komkommer van schil en zaad, en snijden haar aan stukjes, die gaar gekookt wor den in een mengsel van één liter azijn en 2 K.G. suiker. Gaar zijnde, worden de stukjes komkommer op een paardeharen zeef gelegd en het vocht weer ingekookt tot een dikke stroop, terwijl men aanhoudend hij langzaam koken het op komende schuim verwijderd. Dan worden de stukjes komkommers weer even mee gekookt en eenige kruidnagelen en een pijpje kaneel toegevoegd, waarna de ge- heele massa in een steenen pot wordt ge daan en goed wordt gesloten. Dit is een overheerlijke en verfrisschende compote, duo aldus bereid jaren kan bewaard worden niet alleen, maar hoe langer ze staat des te heter de compote wordt, terwijl ook baar aroma heerlijk en verkwikkend, is. Zoo ziet u, dames, dat, al zijn wij in den komkommertijd, er toch van de kom kommer wel meer goeds te vertellen is, dan de meeste uwer meenden. L. Cr. BOL. Citroenen. Wij, Hollandsche vrouwen, gebruiken vooral in de zomermaanden, deze vruch ten eiken dag. Want er is geep verfris- schender drank dan een citroenkwast en de gele schil van deze vrucht levert een geurig smaakje aan velerlei toespijzen. En wij weten van den citroen niet veel meer dan dat het sap een hijlendo genezende werking heeft en dat het zich in sommige gevallen leent tot het verwijderen van vlek ken, zoowel van ons huis als uit verschil lende stoffen. Maar wij hebben er niet het flauwste vermoeden van welk een belangrijke rol deze gele vrucht speelt in het leven van het volk in Zuid-Slavië, vertelt Huismoe der in het „Hbld." Silicië is het land dat de meeste citroe nen levert en vooral de kustplaatsen be staan voor een groot deel van de citroe nenteelt. Tweemaal per jaar wordt de oogst bin nengehaald; van Januari tot April plukt men de gele, in de zomermaanden de groe ne citroenen, die „verdel'li" worden get- noemd. Nooit heeft de citroenboom rust; als hij gebloeid heeft, draagt hij vrucht, en zoodra_de citroenen geplukt zijn, vormt zich nieuwen bloesem. Maar men besteedt dan ook alle mogelijke moeite, om de boomgaarden goed te verzorgen. In de droge maanden wordt het noodigo .water aangevoerd door een irrigatiesysteem. Want het gewas heeft zijn pretentie. Toe valligerwijs heeft men ontdekt, dat de watertoevoer niet altijd even groot moet wezen ,wil de oogst zoo voordeelig moge lijk uitvallen. Waarschijnlijk is geen van do lezeres sen in staat, verschillende citroensoorten te onderscheiden. En toch heeft deze vrucht zijn talrijko variëteiten, zoo goed als onze appel en peer. En de soorten van verschillende qualiteit worden op uiteen- loopendo wijze in de pragtijk gebruikt. De beste citroenen zijp voor den export be stemd, De aetherische olie uit de schil wordt in groote massa's gefabriceerd en naar (tiet buitenland verzonden. Iedere boer trekt op gezette tijden naar de stad om zijn citroenolie ter markt te brengen. Maar de Sicilianers gebruiken hun ci troenen nog op vele andere wijzen, die ons een lichte rilling bezorgen. Een schaal rauwe citroenen, hij wijze van fruit lijkt ons zeer zeker geen tractatie. Voor den Italiaan vormt deze zuidvrucht echter een dagelijksch voedsel. Hij schilt den citroen met een mes, zóó, dat veel van de witte vezelige laag blijft zitten, snijdt de vrucht dan in plakken en strooit daar zout op. Het zout neutraliseert den wrang-zuren smaak grootendecls. Het is niet alleen een verfrisschende, maar bovendien 'n gezonde spijs voor de bewoners der warme landen Wanneer gij op Sicilië dineert, tien tegen één, dat men u een citroensalade serveert, bereid uit dergelijke gezouten plakjes, die met olie en azijn worden- aan gemaakt. Tusschen de schalen en schotels staan hakjes met citroenen voor de gasten; want een paai druppels citroensap maken het drinkwater frissoher. De volksklassen op Sicilië beweren, dat de gele broeder van den sinaasappel ook uitstekende diensten kan bewijzen om-een wond te desinfecteeren; bepaald pijnloos is dit middel in geen geval. De olie die uit de schil geperst wordt, verricht de uit- eenloopendste diensten; wordt gebruikt als medicament legen rheumatiek en jicht!, tegen kinkhoest en lastige insecten. Zoo vindt de citroen in zijn geboorte land feitelijk het belangrijkste! afzetge bied in scherpe tegenstelling b.v. met den sinaasappel. En de groene' citroenen. zij zijn voor den handel, voor den export, bijna onbruikbaar. .Niemand wil ze koo- pen, want een rijpe citroen moet, zoo meent men, geel zijn. In den laatsten tijd is men erin geslaagd, langs kunstmatigen weg de groene kleur te verwijderen. Het procédé wordt in California toegepast. NUTTIGE WENKEN. rr Waar zout goed voor ïsl Behalve om spijzen te krulden is zout nog voor het volgende goed: Met in spiritus of geest van salmiak op gelost zout verwijdert men vetvlekken uit stoffen. I In zout water koelen aarden of glalzen potten snel af. In azijn opgelost zout is goed om geel koperen voorwerpen te poetsen. Zwari laken blijft mooi van kleur als men het in zout water wascht, en krimpt dan ook niet. Tapijten blijven frisch van kleur, als men ze, vóór het kloppen, met zout be strooit en daarna met een vochtigen doek afneemt.' -i i Zout', dat in dé zonnewarmte en üa ci troensap is opgelost, verwijdert roest- en inktvlekken. Strooien en manden voorwerpen en ge vlochten. riet worden door afborstelen met zout als nieuw. De zwelling van bijen- en wespensteken vermindert, wanneer men er een papje zout oplegt. De wasch. Een middel om geel geworden wascli- goecl weder mooi wit te maken, is het volgende: Men doet bij het laatste spoel- of hlauwselwater drie eetlepels spiritus en een eetlepel zuivere 'terpentijn, laat het wasehgoed er een half uur in staan, wringt het daafna uit en hangt het te drogen. Ook een toevoeging van 30 procent water- superoxyde, en wel 25 gram op 10 liter water, leidt tot hetzelfde doel, als men de wasch er 10 minuten in laat koken, er een lieelen nacht in laat staan en ze den vol genden morgen ophangt. Na beide procé- dó's vertoont de wasch weer haar oor spronkelijke blankheid en frischheid. Zorg voor de paraplu. Een goede paraplu is soms spoediger versleten dan neodig is, doordat men er niet goed voor zorgt. Probeer eens deze eenvoudige methode en zie of uw paraplu niet wat langer leeft dan anders. Als het regenscherm nat is, zet hem dan met den knop omlaag om te drogen. Open hem daarna en reinig met een zacht lapje den stok, den knop en elke zijden haan. Als de knop van hout is, wri'jf hem dan van tijd tot tijd met een lapjo flanel en 'n druppel olijfolie, zilver kunt ge poetsen, porcelein met water en zeep afdoen. Een vet- of slikspat moet ge er onmid dellijk uitdoen met een zijden doekje, ge doopt in wat lauw water.- Een gaatje of slijtage langs de baleinen kunt go herstellen door er aan den bin- nenkant^een smal lijntje tegen te naaien. Laat nooit een paraplu opgerold staan als ge ze niet noodig hebt: Integendeel schud zo los uit en knoop het zakje om den knop. Kort haar. Tengevolge van de mode van het korte haar, het pikante jongenskop je, waarmede velo vrouwen in dezen lijd de mannen meenen te behagen cn haar seksegenooten jaloersch te maken, is, het aantal vrouwen onder de dertig jaar, dat al grijs is, in Engeland thans groot-er-dan het ooit ge weest is. De kappers waarschuwen er. tegen hun eigen belang in, de vrouwen voor, dat het kort afbranden van het haar. dat vaak plaats vindt, gewoonlijk tenge volge heeft, dat do haren binnen het jaar grijs zijn. Afknippen van het haar mag niet zoo snel werken; het 'heeft volgens de Engelsche haarkucstenaars op den duur toch hetzelfde gevolg. „De mode van het korte haar maakt Engeland tot een land met grijze jonge meisjes", heeft al een kapper geklaagd. En kort geknipte grijze haren zijn niet meer pikant, doch staan mal. Laten onze Hollandsche' meisjes het zich-voor gezegd houden. De oorspro:.g der jumper. Het Engelsche woord jumper dateert reeds uit 1605, lezen we in de Manufac- turier. Men verkortte het toen tot jump en duidde daarmede een tot de heupen rei kend jakje of korten ruimen mantel aan. Het was een kleedingstuk van grove zak- kenstof en het werd door mannen gedragen hij het verrichten van zwaren arbeid. Het behoorde destijds o. a. tot de garderobe van schippers e. d. Deelnemers aan een pool-expeditie berichtten, dat zij eskimo's gezien hadden in jumps zonder eenig model. In de 18e eeuw .begonnen ook andere menschen de jump te dragen en maakte al gauw de vrouw er zich meester vau; zij gebruikte het echter uitsluitend als huis- kleeding; denk b.v. aan het jak der vrouw tjes van Vermeer.' Een eeuw later nam" de Engelsche. ad miraliteit het woord jumps over, verbeter de het tot jumper en gaf dezen naam aan een kleedingstuk, dat door de tusschen- dekshemanning zeer graag gedragen werd. En nu weer een eeuw later dragen de dames het allemaal. KNUPPEL'S LUCHTREIS. De ballon was nu minstens 1500 meter hoog en zweefde rustig en snel over ruime vlakten, met meren eni rivieren doorsne den die er zoo van uit de hoogte als met -zilverdraad doorweven tapijten uitzagen. Bewoonde plekken leken speelgoeddoozen. Knuppel beschouwde het interessante pa norama met levendige belangstelling. Zijn angstgevoel en iedere gedachte aan ge vaar werd op den achtergrond gedrongen'. De lncht-sehipper maakte zoo nu en dan een korte opmerking op hem te oriëntee- ren'. „We gaan zoo aanstonds over Holland heen," zei hij. „Een zwaluw kon het niet beter doen." Knuppel zag een koppel dieren, die hij voor roofvogels aanzag, „Dab zijn koeien op een weiland," zei de ballonbestuurder lachend. „Zie daar eens, een flink meer. de Zuiderzee, 't ziet er uit als een wascihtobbe." Plotseling trok hij een ernstig gezicht en werd stil, Scherp keek hij naar alle kajxten rond. Na een poosje mompelde hij afgebroken woorden in zich zelf. „Zoo gaat het niet. 't Is slim, slim." „Is er wat gebeurd?" vroeg Knuppel bezorgd en verbaasde zich over den klank van zijn eigert stem. Wie zijn niet in den' goeden luchtstroom antwoordde de bestuurder, „we gaaü land waarts in plaats van zuid-west." „Dat is toch zoo erg niet," merkte Knuppel bescheiden op. .,Wö kunnen een ander keer eens „Komt niets van in", zei de bestuurder barscln „Je moet den goeden koers hou den." Hij greep een zak zand en ledigde dien over den rand varf dé mand. Do ballon ging langzaam omhoog. Het instrument wees eenj hoogte van 2000 meter aan. De landstreken warien nu nog slechts vaag zichtb'aar. Niets was meer duidelijk té' on derscheiden. „Hoera-, nu zijn we in den' goeden' stroom", riep do bestuurder uit en spoe dig daarop zag Knuppel het water van het Kanaal als een zilveren lint, en dit wer-d breeder naar gelang do ballon verder (dreef. Een' rilling yan ontzetting voer Knuppel door do leden, de eerzame rentenier, die uit louter verveling ten slotte tot het ma ken van eeri luchtreisje was overgegaan, werd dqor de duigen rondom hem met eerbiedige bewondering voor de grootheid van 'b heelal aangegrepen. De luoht was koel, maar zuiver en helder en gemakke lijk in te ademen. 0We zijn nu hoven het water," zei de bestuurder. „Als 't goed gaat, zijn we bin nen een uur aan ons doel." Na een poosje strooide hij papiersnip pers in de lucht en nadat hij dit eeni tijd je was blijven doen, stiet hij een toorni- gen uitroep uit. Do rentenier schrok. Hij zweefde steeds tusschen' bewondering, en. angst. „We zijn in het windstille" zei de be stuurder, en inderdaad bemerkte Knuppel, dat de papiertjes om den ballon heen ble ven zweven. Er werd meer ballast uitgeworpen, de cene za-k na den ander, de ballon steeg, maar nog steeds toonden de uitgestrooide papierreepjes niet de minste neiging weg te' waaien. Nu komt onze laatste zak ballast aan do beurt", zei do bestuurder, „mogelijk dat hij ons geluk aanbrengt; we zijn ver loren als we niet in een zuidwestelijke luchtstrooming kunnen komen. We heb ben da-n alle leans in het water te vallen of de Noordzee op te drijven," De ballon steeg hooger. Knuppel wist niet hoeveel meter, maar hij voelde plot seling een koude lucht, een groote neiging cm uit den neus to gaan bloeden en een prikkeling in do vingertoppen. Onder den ballon, hing een dikke wolkenmassa, bo ven hem scheen helder do zon. Knuppel zag dat de schaduw van den ballon zich. op do wolken afteeken-de. Ilij keek zijn reisgezel aan en zag hoe deze mee op el kaar geperste lippen stokstijf voor zrch uit zat te kijken,. Zijn voorhoofd was ern stig gefronst. Die waarneming joeg den rentenier den angst op het lijf. Hij voelde zich ellendig, in doodsgevaar. ^Mijnheer Knuppel," zei nu de bestuur der fluisterend en toch klonk het Knuppel als geschreeuw in de ooren, „u bent onge trouwd niét waar?" Verwonderd bevestigde deze die zonder linge vraag. „Hebt go bloedverwanten, die u erg zouden missen?" „Neen, geen enkele," antwoordde Knup pel. „Ik heb die wel, maar t^eh wil ik u niet in ongunstiger positie laten dan mijzelf. Uw leven is evenveel waard als heb mijne. De zaak is deze: We zijn nog steeds in het windstille en er schijnt geen mogelijk heid er uit-te komen. Vannacht zal er ech ter wind komen, maar dan kunnen we niet zien welken kant we opgaan. Hoogerop is de goede luchtstroom, dat weet ik zeker, als wo nog maar een paar honderd meter stijgen konden. We hebben echter geen ballast meer en er is dus maar één kans op redding mogelijk." ,.En wat is dat?" vroeg Knuppel bevend. „Een van ons moet overboord." Do rentender-luchtschipper viel onder in de mand van schrik. „Ik ben1 er echter niet zeker van", ging de bestuurder bedaard voert, als gold heb 't gewoonste geval van de wereld, .,dat het Jt best- zou zijn als ikzelf over boord ging, want ik ben zeer zwaar enl de bal lon zou zooveel omhoog gaan, dat ge met uw hoofd tegen Jupiter -zoudt aanstooten. Maar toch wil ik u de beste kans laten. Pak me dus beet en tracht me over boord te gooien. Je zal wel flink stijgen, als ik er uit ben1, doch dat komt wel terecht,* desnoods kunt ge wat gas laten ontsnap pen. Kunt ge mij er echter niet uitkrij gen, dan zal ik heb met u probeeren. Wacht nu even. dat ik eerst een sigaar aansteek." De lucht schipper haalde bedaard een sigaar uit zijn zak en stak die aan. „Nu oude vriend, ik ben klaar," zei hij. „Pak aan, een. twee, drie, daar gaat-ie!" Wat baatte het den armen Knuppel met zoo'n stevigen koelbloedigen kerel tien strijd aan te knoopen? In geen geval zou hij het anders gewaagd hebben. Maar nu wilde hij het toch beproeven..' Het ging hier om zijn leven, dat hem lief was, waar voor hij het uiterste wilde beproeven. De luchtschipper moedigde hem aan bij zijn pogingen en bleef kalm- zijn sigaartje rookem „Flink aangepakt, oudje," zei hij „een paar goede duwen en je hebt me er uit." Knuppel werkte wat hij kon, het zweet parelde hem op zijn voorhoofd, zijn neus vleugels trilden, hij beefde over al zijn leden van inspanning. Maar de bestuurder stond onbeweeglijk, en moedigde maar al door zijn zwakke tegenpartij aan. Het was vergeefsdh, na- tien minuten machteloos pogen viei hij uitgeput op den bodem van de mand neer.. ,jt Spijt me, oude vriend," zei de schip per met onverstoorbare kalmte, „ik dacht dat ge 't wel met me klaar gespeeld zoudt hebben, maar 't schijnt, dat ik wat zwaar ben. Nu zal ik het eens met u probeeren. Maar eerst zullen we nog eens een proef nemen met een paar papiersnippers.' Hij strooide de snippers, uit, maar ze wilden niet wegwaaien. Alle kails op red ding wan verkeken. j,'t Spijt me, 't spijt m© werkelijk," ging cl© luchtschipper voort. „Ik zal nu zien, wat' ik doen: kan, 't Is niet gezellig, voor mij evenmin als voor u, maar het zou even ongezellig zijn als we allebei in de zee te recht kwamen. Ik kan u echter nog een troost geven: als ge een oogenblik aan 't vallen! zijt, voelt ge niets meer. En u vaarwel, oude vriend; 't spijt me, dat uT eerste proefneming zoo'n belabberd cindtf' neanenl moet. Als ge ergens nog wat zeggenl hebt, zeg het me dan, ik zal boodschap trouw overbrengen. Dat beloof ik je." i „Neen", stotterde Knuppel, „ik heli niets te zeggen, alleen zeg daaronder, dat' ik dait ik een] verdienstelijken dood ge! storven ben. Wellicht schrijft u een en, ander over het geval in de krant zeg danS dat ik in dienst der wetenschap mijn -4 eind'e - vond." „Ik zal er voor zorgen," zei de bèstuuri dei'. „Geef me nu een hand tot afscheid ei£ sluit dan de oogen, in een paar minuterf is alles voorbij, ik geloof niet. dat ik veel! moeite met u zal hebbeni. Hebt ge iets te zeggen?" „Neen," zuchtte de rentenier, „niets." De bestuurder nam hem als een kind iti zijn armen, hield hem een oogenblik buit iten de mand vast en liet hem toen' met ©en luid! „vaarwel" vallen. Eerst langzaam, dan sneller en snelle^ steeds sneller zonk Knuppel do diepte in.;. Een zware plons enKnuppel, zag zijn oogen opslaande, dat hij naast zijn bed op den vloer lag. Hij was uit; zijn béd gerold. Het morgenlicht schuchterde naap binnen. Door de geopende deur zag hij ijj zijn zitkamer, waar het restant van zijuj overvloedig' al te overvloedig, de gevob gen wezen het uit, avondmaal nog op' tafel stond. Met een rilling kroop hij weer in bed!; De droom had hem zoo'n schrik voor do hohe Regionen ingeboezemd, dat hij dieil nacht wel zijn eerste en laatste luchtreis gemaakt zal hebben. EEN DORPSPASTOOR. Naar Charles Foley. Wij, abbé Mor ice cn ik, hadden de ruft ne van Gerville bezichtigd en klauterden nu in do rotsen- het steile pad op, dat naar •de oude kerk en de oude pastorie leidde', heel eenzaam op do klip gelegen. „Gij zijt daar hoven erg "eenzaam," zei •ik hem, „maar gij leeft er' Tuaiig. 1'ovein dien moeten uw parochianen hier in Ha gue goede, brave zielen zijn, het toonbeeld' van alle geestelijke schaapjes!" „Hm! hm!" zei de pastoor, vcelboteeke- nend kuchend. „Goede vrome, zielen? Ach! daar mankeert veel aan! Om hun eenvou dige, maar wilde en primitieve har'.eni voor God te bewaren, heb ik mij veel moeite moeten geven! Mijn twee v:.landen, de brandewijn en het bijge'oof, doen mij veel' afbreuk! Maar ik beklaag mij daarover niet! Ik behoor niet tot degenen,-] die een goede pastoorsplaats verlangen. Indien ik deze parochie, die niemand wil-r de hebben, na vijfjarigen diensttijd ia Tonkin» en zesjarigen ch'ensltijd in China» op mij heb genomen, zoo geschiedde dit, wijl ik mij als een echte geloofssoklaat gei voel en den strijd liefheb. Hier evenals ginds kan ik mij voor een missionary houden; dé vervulling van mijn-plicht is niet gevaarloos! Overigens", ycvyolgfll j), de pastoor na een pauze, „zoo v4,"d en ou+ beschaafd mijn zeemenschen oc zijn, zijrï. de ergslen onder hen toch nog honderd maal heter dan uw groote-stad-schurkea! Ach, ik*kan. daarvan meepraten! Zos kilometer van hier bevindt zich de strati kolonie. Het is een mooie bende, die claat! iederen dag in en uit gaat! Als de strak tijd voorbij is, laat de gendarmerie al die roofvogels op de land,straat loopen, en de eerste kerk en de eerste pastorie, die zij ontmoeten, behooren mij. Men maakt hier halt, om mij zijn ongeluk en de onrecht vaardigheid der justitie te komen vertok len. Ik luister, nu, daar hen ik voor, en' geef ten slotte wat, want het geven is mijd beroep. Doch eenigen van die schu|kenl bemerken met kennersblik' dc eenzame hg; ging van mijn huis en pakken, terwijl z:j, de linkerhand om een aalmoes ui [strekken, den knuppel- met de rechterhand .vaster, Dat zijn kleine, hooze oogenhlikken, waak op men' soliede beenen, sterke vuisten en! open oogen moet hebben," „Hebt gij- geen kc-ster, geen tuinman* geen knecht?" 1 „Mijn koster komt alleen des Zondags, hier. Voor mijn tuin zorg ik zelf en do oude Toinon, mijn meid, zou nr'j hij zulko gelegenheid maar in den weg staan. Maar ik hen er ook nog steeds heelhuids afge komen." „Hebben eenigen van die b.nd'copers het gewaagd, it aan te vallen?" „O, slechts driemaal in twee jaren, dat is niet veel. De eerste wilde, mij mctceö knuppel neerslaan; maar ik ben in hok sea en in het schermen geen leerling, mijn tien maanden kazernedienst zijn ten mini .ste voor iets goeds gewecs'. Ik ontrukte., den schelm zijn knuppel, liet dien toen een-i-ge malen op hem dansen en wierp, hem daarna mét knuppel en al de deui] uit." „En de tweede?" ,,0, de tweede, een eenoo.gigc, een sterj] ke kerel in blauwe blouse, was meer vrcezen. Hij liad geweend <en den rmny- moedige zóo goed gespeeld, dat ik, gehru'Üj makend van de afwezigheid van Toinon; die in het dorp was, hem te eten gaf e" hem alkis schonk wat ik in jmijn beurs had. Ilij bad mijn pastorie hij het. invaj len der duisternis verlaten. Om tien u juist toon ik mij te ruste w:lde Fgge» komt mij deze eenoogige in dc gedacht» ik --moest aan zijn wild geilaat denken, en angst maakte zich van mij meester, J vreesde voor den offerblok mi in er arnvv Op mi in tcenen, om mijn oude Toinon am te wekken, verlaat ik de pastorie, gev« pend met mijn met ijzer beslagen snel over het kerkhof en vinde de kin» kerkdeur geopend. Mijn eenoogige e": beidde" juist met con mes m de hand m den offerblok. Zonder mijn ijzeren sta was ik verloren .geweest. Ik moest de penningen mijner arnlen en ook niim lm redden. Ik dreef hem met mijn kini.M naar de deur, om niet in nnjn kerk te vergieten. In het kort, mijn ccnoopg voelde, dat ik de sterkst® was, mu»! Tcchlomkeer en vluchtte over bet kerklH

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8