niettemin onmisbare, goden als: de bekende eendekroos soorten, de waterpest, het kik- kerkruid en „last not least", langs de kan ten, half in het water en half in het land, wat Irissen en hier en daar een laag blij vende grassoort en U zult na verloop van een jaar verbaasd staan over het succes. Dat men zorgen moet voor een emmer of wat nieuw water op tijd spreekt ten 6lotte vanzelf, V. H. Vragen op het gebied van land- en tuin bouw aan de redactie van „De Leidsche Courant." Palmen en hare behandeling. De Palm mag voorzeker de koningin der kamerplanten genoemd worden. Geen plant toch die het zoo goed doet in serre, vestibule of kamer, dan deze zoo decora tieve plant. Geen wonder dan ook, dat men ze bijna overal en bij iederen liefhebber aantreft. Echter is er geen plant die zoo veel teleurstelling kan geven dan juist de palm. Menige schoon gevormde plant, die bij aflevering door den bloemist een waar sieraad was, is na slechts eenige weken of hoogstens eenige maanden totaal bedor ven. Een eerste vereischte is: „begin goed". Ziet niet op een enkele gulden bij het aan schaffen van een plant. Koopt geen min derwaardig marktgoed, doch voorziet u bij een bloemist of bloemenhandelaar van een flinke gezonde plant. Deze hebben er althans belang bij u een krachtige plant te leveren. Naast de gewone zorgen die ge uw kamerplanten geeft, het volgende: Zeer goed is het de plant eens per week to wasschen met niet te koud water. Het beste is water op ongeveer kamertempera tuur. Zorg nu vooral ook den onderkant van de bladen te reinigen. Leg daarna de plant voorzichtig op haar kant. Men kweekt palmen in niet te groote pot en in geen geval direct in een luxe of ver glaasde pot. Men giete zóó, dat de plant •in geen geval een droge wortelkluit krijgt. Is dit een. paar maal het geval geweest, dan is de plant als verloren te beschou wen. 's Zomers iedere week in een emmer water zetten is een uitstekend middel om een fraai plant te houden. Goed groeien- den palmen geve men In den zomer wat met water verdunde koemest. Indien dit echter bezwaren mocht opleveren, dan is onvervalschte kunstmest het aangewezen middel. Men zij echter voorzichtig met het gebruik hiervan. Men geeft licht te veel. Ook bij het koopen van kunstmest zij men uiterst zoonzichtig en betrekke dit ar tikel van een goeden bloemenwinkel of bloemist. Wel beleefd! Luitenant tot soldaat: Hoe smaakt de soep vandaag? Soldaat: Slecht. Luitenant: Kan je niet met twee woor den spreken? Soldaat: 'Misrabel slécht! Het voornaamste. Moeder en Keesje loopen te wandelen langs een vijver. Eensklaps vraagt de moe der aan haar jongen: Wel Keesje, wat- zou je doen als moetje eens in het water viel? O, dat was niet erg zegt Keesje, ik. weet den weg naar huis alleen wel te vin den. Allerlei gebreken. Jaik heb aan mijn vrouw allerlei gebreken te danken: toen ik haar de eerste maal zag, was ik stom van verrukking,-toen ik haar jawoord kreeg, was ik blind van liefde en nu ben ik doof van 't spectakel! Dat komt uit! President: Heb je vroeger al eens straf gehad Beklaagde:" Precies weet ik het niet, Edelachtbare, maar in de laatste tien jaar zeker niet! Is dat werkelijk waar? Zeker, Edelachtbare, want ik heb die tien jaar in- Leeuwarden gezeten. De Geschiedenis van 't Schooiertje V. Tast maar flink toe, speelman! De weg is nog ver en het zal wel tegen den avond loopen, voor ik je aan de boerderij heb afgeleverd, waar ik je onder dak wil brengen. Of smaakt het je niet. kame raad? Smaken? Of het smaakt! Het smaakt als suiker. Ik zou niet weten, wat lekker der kon zijn of het moest ambrozijn en nectar der goden wezen, zooals mijn va der wel eens lachènde zei. Wat zeg je me daar? Wat sprak jouw vader voor een taal? Ambrozijn en nec tar, die woorden zijn nog nooit door mijn oorpij p gegaan. Of wil je som3 zeggen, zuurkool met spek, ja jongen, als dat je vader lekker vond, dan had hij aan mij een kameraad gevonden die hem be3t kon staan, al heb ik jouw vader nooit gezien. Maar komaan; laat het je smaken ouwe jongen, en eet, dat de knoopen van je vestje springen, als je tenminste die din gen d'r nog aan heb zitten.*' En weer laght de koopman, dat het schalt over het erf en dat de hond op springt in zijn hok en de boerin mede be gint te lachen, om het plezier van dien goeden dikkerd. In één woord: het was een vroolijb tooneellje en aangegrepen door het vroolijk gesnap van mijn metgezel, sprong ik op .wipte op den stoel, en stemde mijn viool, ten teeken, dat het spel zou begin nen! Nu kwamen de kinderen dichterbij en gaapten me aan of ik een won dermenscli was, maar het was hen aan te zien, dat ze een deuntje van den speelman verwacht ten. Zou ik? Die vraag was tot den koopman gericht, die inmiddels met zijn breede,forsche hand zijn mond had afge veegd en de laatste resten van zijn bord naar binnen het gewerkt en nu nog een nieuwe portie bestelde. Ga je garg maar! Speel jij maar! Ik zal wel eten. De buitenlucht hongert en mijn natje en droogje heb ik altijd wel gelust. Daarbij: ik heb ruimte en er kan heel wat bij, eer mijn vestje strak staat. En dan terwijl jij speelt en de kinderen amuseert en de kippetjes laat dansen en de hond woedend maakt, want dat stom me dier kan niet tegen muziek weet je!, ga fk rustig mijn gang enzal straks bij deze goeie menschen wat zien te ver- koopen. Zoo zullen we het nuttige met het aangename paren. Wat jij, mijn vriend daar boven op den stoel? Zou je niet op tafel klimmen, dan ben je nog wat groo- ter en komt misschien je muziek beter tot zijn recht. Wat je zelf betreft, daar zal minder op gelot worden. Wat verder de goeie man vertelde, die aldaar aan 't woord bleef, kon ik je niet verstaan, want hij propte zijn mond zoo vol, dat zijn woorden verloren gingen, te meer daar het gejoel der kinderen druk ker werd en ik weldra door een groepje lachende, gichelende en stoeiende klein tjes me omringd zag. In de deur stond de boerin met de dochter en achter de gor dijnen van de woonkamer zag ik een paar oogen me toeknippen van een oude grootmoeder misschien, die me zeggen yildet toe speelman begin je nu haast of begin je niet; de kinderen verlangen mu ziek en de groote menschen hopen ook wat te hooren, al is het van een landloo- pert.je als jij bent." Nu begon ik! Het werd stil om me heen. Het. gestoei der kinderen was gedaan, zelf3 de hond kroop terug in zijn hok, ter wijl de koopman zich zelf verwaardigde even op tè kijken naar den kleinen! violist, die thans alles om zich heen vergat en wijsjes tooverde uit die houten doos, zoo als de koopman zei. Stom van verbazing stonden die kleintjes me aan te gapen en begrepen maar niet, dat ik dat kon en zij niet en ik, die nog wel zoo'n schooiertje was en in zoo'n armzalig plunje stak. Maar niet alleen de kinderen luisterden met volle aandacht naar mijn vroolijk spe-1 en naar de meer bekende melodieën, maar ook de boerin en haar dochter kwa men naderbij en werden getroffen door mijn vingervaardigheid en zuiverheid van toon, iets, wat de dochter, die ook muziek gestudeerd had en muzikaal was aange legd. bij zoo'n schooier als ik was, vast niet verwacht had. Bravo, jongetje, bravo! Jij speelt mooier, dan je zelf weet. Hier heb je een kwartje voor je moeite. Steek het maar goed weg en verlies het niet. Dank u juffrouw! dank u! Ik was nog blijder met deze goedkeu ring van de dochter des huizes wat voor mij een aanmoediging bevatte, dan voor het kwartje dat ze mij als belooning in de hand stopte en teen we dan ook een half uurtje later vertrokken, kon ik niet nala ten nog eens om te kijken naar die vroo-" lijke en brave menschen en met mijn breedgeran'en hand te zwaaien, zoolang ik ze zien kon. De Redacteur. (Wordt vervolgd.) CORRESPONDENTIE. Lieve Kinderen, Van verschillende kanten hoor ik, dat ze het versje van Goud-Elsje zoo aardig ge vonden hebben; zelfs zijn er die het wil len van. buiten leeren; één mijner vriend jes ig er, die er mij op attent maakt, dat Hendrika van Tusschenbroek datzelfde versje op muziek gezet heeft; genaamd Martijntjes Danspartij." En dat is zoo. Ik he¥ nu dat stukje voor me liggen en ik kan niet anders, dan de componist© feli- citeeren met dit aardige wijsje, dat ik hier bij iedere muziekliefhebber of -hebster aan bevelen kan, maar zij heeft precies gedaari wat Oom Wim hier beneden doet en heeft er wat bijgedaan en weggelaten, al naar het in haar compositie het best uit kwam. Wat zal ik er nog meer Van zeggen? Ik ontving van niemand, dan" juist van Oom Wim een vrije vertaling. Dat is wel jam mer: ik verwachtte er Veel meer, of zijn soms mijn vriendjes nog niet klaar, of wil len ze de kat eerst uit den boom kijken en zien, wie het er alzoo aangedurfd heeft, om naast Goud-Elsje zijn vertaling te plaat sen. Ziet hier dan het versje van Oom Wim. Wie volgt? De looze Vos. Een vos is lang niet dom. Maar eerder alim te heeten. Een vergissing. Spreker (na een lange., saaie rede):" Voor ik ga zitten, zal ik graag elke vraag tot mij gericht, beantwoorden." Stem uit het publiek: Hoe laat ia heb al? i Geen hersens. Meisje? Meneer, moeder laat vragen of u ook 'n kalfskop hebt. Slager (eerst boos willende worden, maar zich dan bedenkend): Neen, kind, ik heb wel 'n menschcnhoofd. Meisje: Nee dat moet ik niet hebben, moe zei, dat er hersens in moeten zitten. Waar gebeurd. Jansen liep in de Kal verstraat toen het begon te rekenen; gelukkig zag hij een eindje voor zich uit iemand met een regen scherm loopen, dien hij voor zijn* vriend Kareisen hield. Hij versnelde <J©n pas ©n gaf hem een klap op den schouder, terwijl hij schertsend uitriep:' Hallo, mannetje,, geef mij die spuit eens van je! De ander keerde zieh verschrikt om en Jansen constateerde tot zijn pijnlijke ver bazing, dat heb niet Kareisen was. maar een volslagen vreemde. Voor hij echter nog een woord van verontschuldiging had kun nen uitbrengen, duwde de onbekende hem de parapluie in de hand. Neem me niet kwalijk, stamelde hij. ik wist niet dat ze aan u hoordé! Die v;as er achter. Officier is met zijn manschappen aan hét oefenen. Nu moeten jullie, sprak hij, op je rug gaan liggen en je beenen bewegen of je aan 't fietsen bent. Alle beenen trappen in de lucht. Plotse ling houdt er een soldaat op. Officier: Hé Jansen, waarom houdt je op? Jansen:' Ik heb een vrij wiel, luitenant! Een medelijdend hart. Boerin:' We moeten onze zilveren brui loft vieren. Zullen we het varken slachten? Boer: Wees verstandig vrouw, wie maakt nou een arm beest dood voor iets dat 25 jaren geleden gebeurd is? Verontschuldiging. Logementhouder: Maar mijnheer, hoe komt u ©r toe, om in één nacht de heide bedden die op uw ka-mer staan, in ge bruik te nemen? Gast: 't Was buiten mijn schuld! Ik hoorde in mijn droom duidelijk roepen: Haarlem overst&ppenl In de tram. Conducteur:' Ziet u daar niet slaan: „Verboden te rooken?" Passagier: „Jawel, maar ik zie ook staan: „draagt gezondheids-corsetten". Denk je nou, dat ik me aan al die klets praatjes kan storen?" Niet vleiend. Waar is mijn hoed toch? vroeg de ontstemde echtgenoot. Hij ligt op den mangel, man. Op den mangel?- Op wat voor 'n idiote plek zal ik hem straks nog vin den? Op je hoofd denk ik! Boosaardig. Vriend:' Nu, en toen je kwam?.... Dokter: Was hij al dood. Vriend: Dus hij is je te vlug af ge weest. - Uit de school. Onderwijzer in de geschiedenis: Aristides wreekte zich nirt op de Athéners, doch vergat het hem gedane on recht. Welke eigenschap kunt ge daaruit afleiden, Karei? Vergeetachtigheid, meneer. Moeilijk. Dokter:" Wat het gezwel van uw ach terhoofd betreft, nu, het is op het oogen- blik niet gevaarlijk, doch ik zou 'u aanra den, het steeds in het oog te houden. Altijd deftig. Mevrouw: De dokter he.eft gezegd, dat hij morgen mijn maag zal uitpompen. Mijnheer: Dan moet je vandaag voor al niets eten dan oesters en fijne kaviaar; dan ziet hij terstond, dat hij met fatsoen lijke menschen te doen heeft Vorderingen. Nu, hoS gaat het nu met 't fu., Kolossale vorderingen mn.i_. 11 een cy. rijd nu de lui reeds omver, zondek 't .minst te bezeerenl Historisch. Op een der postkantoren komt een ve-i van omstreeks 12 jaar aan het loket Meneer, mè, ik veur twee centen kant. 14 Ambtenaar: Je moet zeker in nufactuurwinkel zijn, kereltje! Nee, meheer, van die zelfkant die de koppies zitten om te plakken. Den ambtenaar gaat een licht op en li geeft wat gegomde postzegelstrookjea 1 twee centen aan het ventje, dat glan van blijdschap zich verwijdert. Snugger. Juffrouw Lena (tot dienstmeisje): Kaatje, je hebt den brief toch niet op l post gebracht, die op tafel lag? Ik had U adres nog niet geschreven. Kaatje: Jawel, juffrouw, ik dachtd^ u voor mij niet weten wou voor wien H| Het middel. Gelegenheidsdichter: Maar weet u dii geen enkel^ middel te bedenken, waarde mijn liederen onder het volk versprèid ken? Redacteur: Wel zeker, meneer..., Laat er confetti van maken. Officieele stijl. In een kleine gemeente is de volgenj. verordening gemaakt: - - Iedere fiets -of ander voertuig zijn voorzien van een goed brandend lick wanneer het. duister wordt. De duister® begint, zoodra de straatlantaarns wordn aangestoken. Die is ook goed! Koetsier (beleefd):"— Neem me niet lm lijk, mijnheer, maar rookt u liever nietn het rijtuig; de. dames klagen altijd over dj sigarenlucht. Laat mij ze liever op den bot oprooken En wilt ge op deez' som De proef nu gaarne weten, Zoo luister even hier: Zet. beide ooren ope-n. Dan ziet ge. hoe dit die-r Een haasje wist te stroopen. Dat haasje vlug en jong En tuk_op nieuwigheden. Ging dansen heel alleen En draaide |iks de leden, Der achterpoot-en, Van hopla, hop, en hop. sa, sa Al kende hij geen noten, Van hopla, la, sa, sa( Ons vosje zag dit aan, Berekende ®ijn kansen En kwam dan naderbij; Vol oor en oog voor ;t dansen, "En sprak heer Langoor aan, In ernst en zoet gefluister En zei: ,,Zou samen beter gaan „Mijn vriend, dan luister l" „Als ik de dame ben tJEn jij voor heer wil speleff, „Zooals de dans ik ken, „Zou ons dit niet vervelen. „Geef poot dan .vriend, geef poot, „Zoo gaa-n wij samen vieren „Vergeten schot en schroot, „Bij 't lustig ommezwie'ren." Het haasje sprak toen snel:' „Wie zal dan musiceerèn? „Bij 't dansen hoort let wel! „Muziek om animeeren!" „Viool speelt wel de kraai" - Zei dadelijk de vos. „Zij speelt met zwier'ge zwaai, „Daarginds op 't zachte mos." Het haasje gaf dan poot; Wil dadelijk beginnen; Doet heel galant en groot;" Is opgeruimd van zinnen. En plots daar grijpt de vos, Het domme haasje beet, En vlucht in 't diepe bosch En^spot met haasjes leed. De schaduw van een eik Kiest hij om fijn te smullen; Hij is de prins te rijk Nu hij zijn buik kan vullen', Met 'n malsche hazenbout. De kraai mag voor haar spelen, En vindt ge dat" niet. stout? Eén beentje met hem doelen. Oom Wim. Nu zal ik nog gauw een paar briefjes be antwoorden e.n dan het woord geven aan Antoon Fleur, Johanna van Leeuwen, en wie verder nog een plaatsje te zijner beschikking vindt. Ellen Boertee, Leiden". Jammer, dat het versje wat laat was, maar zooals je gezien hebt, heb ik er toch nog een dankbaar gebruik van gemaakt. Ik twijfel er aan Ellen, of die nummers nog voorradig zijn: ik zal eens kijken, of ik ze nog heb; dan zal ik ze je bij tijd On ge legenheid eens ter hand stellen. En wan neer kom je me weer eens verrassen, met een paar versjes, gevloeid uit jé poëtische pen? Ik wacht af. Denk er om, dat de va- cantie d'r zich juist hij uitstek toe leent, om een dichterlijke vlucht te nemen en je pha-nta-sie den vrijen teugel te vieren. t)ag Ellen! Veel groetjes aan Pa en Moe en zusjes «nJacqueskel Ook Oma mijn groeten, hoorl - - -<*•- Henk' van Dijk, R 0 'e 1 0 f- arendmen Jij bent toch èen echte geluksvogel hé; zoo den eersten keer een prijs te winnen en nog wel het inktstel. Broertje keek zeker een beetje op z'n neus meende hij niet, dat het voor hem was. Of jij altijd mag meedoen? Wat graag hoor! Ik reken trouwens op jullie hulp. Wat het schrijven betreft: och vriend, wat zal ik je zeggen: je bent nog niet te oud om het beter te leeren: doe het dus; wie wil kan En nu mijn vriendje: veel groetjes aan alle huisgenooten! Dag Henk! Antoon Fleur, Leiden. Ze ker mijn jongen, laat ik jouw episteltje nlaatsen; maar is dat. nu eigen werk? Heb ie dat niet eens gelezen of zoo heel stie- kumpjes ergen afgeschreven? Om jou ech ter pleizier te doen, wordt het geplaatst. Neus vandaag eens I Adriaan van -Leeuwen, Voor schoten. Die. verschillende kleine vesies bij elkaar, hebben je zeker heel wat. werk en moeite gekost, kleine vriend! En het is al heel aardig ook van zoo'n manne rs. Maar en lee-r dit nu eens van mii: ..ie moet niet te veel hooi op je vork wil- len- nemen" Dan valt er te veel af mijn vriend en blijft er niet veel op. En zoo is het ook hier. Probeer nu eens aan één versje bijv. De Boer. Zeg^daar nu eens alles van wat je weet. Dan krijg je min stens drie, misschienvier versjes en dan zul je eens kijken. Dan wordt het ge plaatst en komt er je naam onder met let ters, zoo dik dat het grootvader zonder bril kan lezen. Probeer eens! Dag Adri! Groetjes thuis! Mina H e e m's kerk, W a r m o n d. Jij dacht zeker, nooit, meer iets van me te hooren. Mis poesIk vergeet niemand. Al gaat 'het langzaam, een antwoord komt. Daarbij, wie zoo'n mooi verhaaltje kan maken, kan toch ook»wel op een antwoordje rekenen, niet «waar? Nu dan! Jouw ver haaltje komt erin. En, ik zal net zeggen als moeder deed: .blijf jij oofc maar veel van Maria houden" dan zal het ons Mineke altijd in de wereld goed gaan. Dag Mina! Groet vader en moeder van me! Greta. Bos, Hazerswoudé. Jouw gedichtje heb ik heel aardig gevon den, zoo mooi, dat ik het. een plaatsje waar dig gekeurd he-b. Kijk vandaag al eens. Ik wed, dat Gretha's naam daar prijkt, als een korenbloem tusschen de halmen van het goudgele korenveld. Let maar eens op. En nu da vijf, Gretlia! De Redacteur. P.S. De volgende week ga ik door met beantwoorden der brieven! 'Zoo' juist komt binnen het versje van Ellen en „Petit Jean"; waarvoor mijn dank De volgende week worden deze geplaatst. De Red. Wie er uit mflfest. Er was eens een koning die een hond had. Diana geheeten, waarvan, hij erg veel hield. 't Was een mooi en schrander dier. En eens zelfs had hij den koning het leven gered. Geen wonder dus, dat de vorst den hond goed liet verzorgen. En dikwijls had hij tot het personeel, maar vooral tegen een oppasser van den hond gezegd: „Wie mij de ti jding van z'n dood brengt, gaat er uit!" En ze wisten wel wat dat, „die gaat eT uit", beteekende, nJ. ontslagen worden en zoo'n goeden .dienst kregen ze zoo makke lijk niet terug. En dati, wat de koning zei, dat gebeurde, ook. De oppasser zorgde dan ook goed voor het dier, en een tijd lang ging alles goed. Ma-ar door dat, misschien wel al te goed verzorgen, vatte het dier op zekeren guren dag kou en werd gevaarlijk ziek, De hond werd nu met nog meer zorg verpleegd. Maar heb haatte niet. Het beest werd hoe langer hoe zieker en op een morgen, 't was juist 13 minuten voor elf, ging de hond doo<L Dat was me 'n ontsteltenis. 't Personeel liep verslagen rond. zoo dat de kok in de soep suiker deed emfov de vruchtengelei een hand zout. Wie zou het den koning zeggen. Terrl de bedienden daarover nog stonden na denken kwam de hofnar op hun toe, die dadelijk aan de gezichten zag, dat er i® aa.n de hand was. Dat zou hij wel even oplcnapnen. Hij stapte, na geklopt te hebben vertrek van den koning in, maar was noj niet, goed binnen of de vorst, vroeg: „Wel. hoe gaat het met Diana?". ,,Ja Sire", antwoordde de nar, .,ik we?| niet wat het dier mankeert. Hij eet- niet, loopt cn blaft niet,; ademt zelfs niet en is koud en stijf." „Wat, hij is dus dood!" riep de k< flit. „Maar, je weet wel wat den boodschap, per te wachten staat?" „Ja, Sire, maar met- uw welnemen, heb nie.t gezegd dat hij dood is. Dat hek u zelf gezegd, dus De koning die dat dus wel b schold den nar de heele straf kwijt. Antoon Fleur, Leiden. Marietje haar verjaardag. Marietje was van het jaar op Zatenk; jarig. Maar omdat het een moeilijke da? was, moest zij tegen haar vriendinnetje! zeggen, dat zij des Woensdagmiddag! mochten komen spelen,. Eindelijk was dag gekomen. Marietje kon dien mo: niet goed leeren. Zij dacht altijd maar asa ■den middag; de klok liep zoo langzaan!, het leek of zij Marietje wou plagen, Euidehjk luidde, de bel; het teeken dit de lessen waren afgclcopen. Ma rietje haar vriendinnetjes Ans en Nel, waten het eerst bij den uitgang. Onder het nas huis gaa)i werd" ér druk kesproken ote/ den middag. Het was drie uur teen gebeld werd. Do meid deed epen. rietje stond in de gang te kijken, toen cj zag wie liet-waren, liep zij naar haart» In haar speelkamertje stond alles klaar; het serviesje en een sohaaltjo met allerlti lekkers. Daarheen werden zij. geleid do meid. Eerst werden de eadeaux bcb- ken. Na eenige. kopjes thee te hebben Be dronken, gingen, zij wat spelen. Maar m liep de klok eens zoo hard, als van gen; het. was dan ook weldra zes uur ge worden. Na nog wat gesnoept te hebben werd er afscheid genomen van Marietje, Want de meid moest Ans en Nel thuis brengen,. Zoo was die heerlijke middag gauw ten einde en zoo gaat het in hel le ven altijd: plezier duurt veel te korten verdriet altijd te lang. Johanna v. Leeuwen Alphén. De boer. Heb eerbied voor den akkerman. Die tarwe en koren wint op 't land. Al wie een boer bespotten kan. Die heeft een bitter klein verstand. Als 's morgens pas de zonne straalt, Is hij reeds dapper aan den gang. En als zij in het westen daalt. Dan ploegt hij nog met vreugd «n zanj Terwijl hij werkt en zwoegt en zweet, Verschaft hij iedereen het brood, Ipdien hij niet ter markt© reed., De stedelingen leden nood. Heb achting voor den boerenstand, En eer den braven akkerman. Wantt zeg mij toch, waar is h«H kB(s Dat zonder boeren0 leven kan! Gretha» Bos, Hazerswoude Rijndijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 14