„SSBga '-^■•■'-"7
KALENDER DER WEEK j
KB. Als niet anders wordt aangegeven
]lt'c.rt ia dezo W€ek iedere H. Mis Gloria,
Credo en heeft do gewone Prefatie.
jjONDAG, 13 Juli. 5 e Zondag na
pinksteren. Mis: Exaudl. 2e ge-
'Jied v. d. H. Anacletus, Paus en Marte
laar. 3e gebed v. kerkwijding (in.niet-
geconsacreerde kerken: A Gunctis). Credo,
prefatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
Groen.
Do liefde is het „nieuw" gebod, dat
Christus is komen prediken door woord en
^oorbeeld. Iedere aanranding der liefde,
jn eiken graad en vorm, 't zij in- of uit
wendig, stelt de Zaligmaker strafbaar voor
jn liet H. Evangelie. En het Hoofd van
Christus' Apostelen, de H. Petrus, leert
ons in het Epistel, hoe wij, Christenen,
het hoogste gebód der Ghristelijko liefde
jnoeten vervullen, n.l. bidden met en voor
elkander, geen kwaad met kwaad vergel
den, niet kwaadspreken, zooveel mogelijk
den vrede trachten te bewaren, ook al
moeten wij ons daar een offertje voor ge
troosten.
Prijzen wij onjzen God voor Zijne hc-
jnelsche liefdeleer en houden wij die voor
oogen. (Offertorium).
Öm die heerlijke liefde bidden wij met
en voor elkander in den Introïtus het' ge
bed en Graduale, vertrouwende, dat ons
gezamenlijk Offer ons vergiffenis zal ver
werven van onze overtredingen en de
liefde ons voor altijd zal vereenigen in
het Huis des Heeren, den hemel. (Stil ge
bed, 'Gomtuunio en Postcom-munio).
MAANDAG, 14 Juli. In geconsa
creerde kerken. Octaafdag van
K e r k w i j d i n g. Mis T e r r i b i 1 i s
(als op het feest), 2e gebed v. d. H. Mar-
icellinus, Belijder. (Zio in het Feesteigen
jdei' Heiligen v. h. Bisdom Haarlem). 3e
v, d. H. Bonaventura, Kerkleeraar. Credo.
KJeur: Wit.
0 Koning der Hemelingen, vervul met
Uw licht onze Godshuizen; 0, daa\ naar
beneden op ontze bede en ontvang de ge
beden van het volk en laat steeds in onze
harten de genade des hemels stroomen.
(Kerk. Getijden). In ni et-ge con sa
creerde kerken: Mis v. d. H. Mar-
ccll in us,. Belijder Os justi. 2e gebed v.
(1 H. Bonaventura. Kleur: W i t.
DINSDAG, 15 Juli. Mis v. d. H. Hen-
ricus, Keizer. Os justi, 2e gebed. A
Gunctis, 3o naar keüze^v. d. priester.
Kleur: Wit.
WOENSDAG, 16 Jiili. Gedachtenis
Tan O. L. Vrouw v. d, Berg Ca'r-
mel. Mis: Gaudeamus. Credo. Pref.
v d. Allerh. Maagd (invullen: En U in de
gedachtenis). Kleur: Wit.
Deze feestdag is ingesteld tot een ge
denkdag van de verschijning van Maria
aan den heiligen Simon Stock, Generaal
van de -Carmelieten, den 16den Juli 1251.
Omgeven van Engelen verscheen de Al
lerh. Maagd met het scapulier der Cfar-
mel-orde in de hand, zeggende: „Ontvang
tmijn dierbare Zoon, dit Scapulier Uwer
Orde, als de livrei mijner broederschap, 't
Is het bewijs van het voorrecht, dat. ik
voor U en al de kinderen van den Car-
ael verworven heb.
Wie'in dit kleed sterft zal
ran het eeuwig vuur bevrijd
blijven. Het is een teeken yan zalig
heid, een behoedmiddel in geva
ren, een onderpand van vréde
en eeuwig verbond".
Doze heerlijke belofte geldt allen, die in
ïle Broederschap v. h. scapulier v.' d. Berg
Carmel zijn opgenomen.
DONDERDAG, 17 Juli. Mis v. d. H.
'Alexius. Belijder. Os justi. 2e gebed
'A Gunctis. 3o naar keuze v. d. priester.
Kleur: Wit.
VRIJDAG, 18 Juli. Mis v. d. H. Ca-
ïaillus de Lel lis. Belijder. Majo-
rem. 2e gebed v. d. H.H. £ymphorosa en
hare zeven zonen. Kleur: Wit.
Ha zijn militairen -loopbaan gaf de H.
Camilius zich geheel en al aan bet mooie
liefdewerk van ziekenverpleging en bij
slaan der stervenden. Tot dat doel stichtte
hij een Congregatie van priesters: de Ca-
Joillianen.
ZATERDAG, 19 Juli. Mis v. d. H.
V in c e 111 i u s a Paulo. Belijder. Jus
tus ut parana. 2e gebed voor den Paus.
Kleur: Wit.
Vandaag viert de H. Kerk hel feest van
den grooten en bekenden beoefenaar der
Christelijke naastenliefde, de H. Vincen-
tius a Paulo. Over allèn strekte Zijne
naastenliefde zich uit, maar bovenal uitte
zij zich in bet geven van godsdienstig on
derricht en in de Christelijke opvoeding
,vaii de arme en verlaten jeugd,
hisse. A. M. KOK, Pr.
verstandig," hij lachte zenuwachtig ge-
haast wilde hij zich verwijderen.
Herman", zieleangst klinkt in haar
slem. Dat treft hem, hij.grijpt haar hand,
drukt die feeder:
■•Arm vrouwtje, ik wou dat ik je dien
angst besparen kon, maar 't kan niet, ik
moet rijden, Florence."
En eer zo weer vragen, smeeken kan,
Is hij weg, wuift haar toe met de hand,
ïoppt haar een „vaarwel" toe.
Bo wedstrijd om den hoofdprijs neemt
®en aanvang. Herman zit voorovergebo
gen in het zadel, de eens hand in de zijde.
®j staat klaar voor den afrit, dicht bij
wlcrence.
-Viet wcenen, Florence, wees dap-
hij knikt haar bemoedigend toe.
«Tot straks", dan rijdt bij af.
Ae zwaait met baar 'klein zakdoekje,
örcogt zich de oogen af en gaat achter-
E'i den totalizator beerscht groote be-
1:ivigheid. Alles zet op Bartel, slechts nu
Man hoort men den naam van zijn te
enpartij „Hercules" van Baron van Start.
eer staat Florence bewegingloos in
^^•verwachting bij de barrière ze
houdt den adem In de mond half ge
opend, de handen gevouwen.
De paarden /stormen voorbij. Bartel,
voorop. Ze jagen' voorbij, nog eens, réén
derde maal. 'Met spanning volgt' liet pu
bliek iederen omgang. Steeds blijft Her
man Stochoi'Rt de eerste. Harder, al har
der word; gereden, steeds heviger wordt
de kampstrijd.
Nu komt de dubbele spreng.
Angstig zwijgen koortsachtig span
ning. Plots een schreeuw 'uit hónder
don kelen -een ruiter is van zijn paard
gevallen.
Dat niet, dat niet. 't Zou ook haar
dood zijn.
Wie was het? Men kon het niet dadelijk
zien.
Paarden rennen intusschen voorbij.
Herman is weer de eerste. „Goddank, hij
leeft", jubelt Florence, maar ze is er nog
niet, de wedstrijd is nog niet afgeloopen.
„Wie wéét wat er nog gebeurt," denkt ze
met schrik.
Nog eenmaal moeten do kampioenen de
baan om. Aller oogen zijn nu op Bartel
011 zijn berijder gevestigd. Al nader komt
bij zijn doel, steeds nader, en wildei/*
steeds wilder werd de dolle rit.
Dan weer oen hartroerende, door
merg en been dringende gil -nog heviger
dan de eerste, dan een oogenblik pijn
lijke. ontzettende stille, door een ordelocs
luid gcroen en geschreeuw, gevolgd.
„Het paard heelt hem op liet hoofet
getrapt hij is dood", roept men van
alle kanten.
Een schrikkelijk tumult ontslaat, men
let niet op Baron van Start, dio nu ge
makkelijk zijn dool bereikt. Zonder be
lijder bolt Bartel over het terrein. Lang
zaam nadert een ziekenwagen de eerst
gevallene kon van geluk spreken, slechts
een lichte verwonding.
Maar Stochorst?
Voor allen uit vliegt Florence naar de
plaats, waar hij ligt;
„Herman."
Zij buigt zich over hem heen, hij ver
roert zich niet. Zijn gelaat is bleek als '11
lijk donkere stroomen bloed vloeien over
zijn voorhoofd.
„Herman", riep Florence weer; de oogen
van den gewonde blijven gesloten.
Een verterende angst overvalt de onge
lukkige vrouw.
Zij grijpt zijn hand, ze is koud kpud
als ijs.
Met bevende vingers legt zo haar witte
zakdoekje op de vochtigo wond hei
verft zich bloedrood.
Zij wascht hem de slapen vergeefs
hij, ontwaakt niet.
„Herman", roept zd voor de laatste
maal in woeste vertwijfeling en buigt
over hem heen in bang vermoeden, haar
warme adem glijdt over zijn bleek gezicht.
Nu slaat hij de oogen op een oogen
blik, met onbestemden blik kijkt hij baar
aan.
Zij knielt naast hem cn legt zijn hoofd
op haar schoot baar mond dicht aan
zijn oor fluistert zij langzaam, duide
lijk.
„Hoort go mij Herman ik ben
bij je ik je vrouw."
Er glijdt een matte gUmlach over zijn
gelaat, hij heeft haar herkend.
„Vergeef me", komt het schier onhoor
baar van zijn lippen en de koude hand
in de hare beweegt als poogde hij nog
eenmaal haar hand te drukken. Het gaat
niet meer. Zijn hoofd zinkt zwaar in haar
schoot, zijn lichaam strekt zich langer uit.
Een licht reutelen beweegt de borst des
stervenden.
De berijder van Bartel is niet meer.
Bewusteloos zinkt Florence naast zijn
lijk.
DE „PROEFRIT".
Onder de talrijke personen, die op liet
....plein te B. aan de halt.e der paarden
tram te wachten stonden, bevond zich ook
een jong paar, dat tot den deftigen
stand scheen te behooren. Op het fijne,
ovale gedichtje der dame waren onwil en
trots te lezen/toen ze, zich tot haar bege
leider wendend, zei:
„Ik moet eerlijk bekennen', dat ik met
oen paardentram nooit gedweept heb, je
komt met zulk gemengd gezelschap in aan
raking! Kijk nu eens", ging ze voort op
een aankomenden wagen wijzend, „boe or
dinair dat er uitziet. Ik geloof zoowaar,
dat er slagers en metselaars met hun werk
kielen aan inzitten. Bah! 'Als ér nu eens
zoon smerige werkman naast me kwam
zitten."
„Stap als 't u belieft in", zei de heer be
daard en stapte op de, treeplank. Zijn zoo
juist nog helder voorhdDfd wa-s gefronsd,
maar ook de dame zag er ontstemd uit,
want er kwam werkelijk een werkman
naast haar zitten.
,,'t Is ontzettend ongalant van "Willem,
mij in zulk gezelschap te brengen," dacht
de dame en voegde er voor zichzelf bij„dat
is eens en noq^t weer, dan ga ik nog liever
te voet, al ben ik ook nog zoo moe."
Aan iédere halte werd de tram voller en
de gemoedelijke werkman' schoof om plaats
te maken hoe langer hoe dichter op de
dame toe.
Ze was al van plan op te staan en naast
den conducteur op het voorbalkon te gaan
stJi-aö, niadr ook buiten-op werd het al vol
ler; zoo juist sprong een) schoenmakers
jongen met een heele vracht laarzen op
zijn rug op de tram. Haar ontstemdheid
nam ieder oogenblik too. Ze zou hem laten
voelen, dat zooiets haar niet aanstond, en
toen hij haar bij het uitstappen de hand
toestak deedJ ze juist, of ze dat niet zag.
Het verdere, van' den weg werd zwijgend
afgelegd. De heer zuchtte meermalen hoor
baar. In zijn binnenste' scheen zich een
strijd af te spelen. Toen ze aan do woning
van het meisje kwamen, nam hij aan de
deur afscheid.
„Ga jo niet mee naar bovhn?" vroeg ze,
verwonderd.
Een kort „neen" was het antwoord. Toen
begon het meisje haar misnoegen lucht te
geven.
„Weet ie wek" zei zë, en d'r neusvleugels
trilden, ..dat je me vandaag diep gegriefd
hebt door die gril. c-m met me in de paar
dentram tusschen zulk volk te gaan zitten?
Bah; Ik moet miin kleeren laten luchten
van dc. onaangename lucht. Maar dat ge
beurt niet meer," riep ze uit.
Een ernstige plooi vertoonde zich in zijn
voorhoofd en slechts met moeite behecrsch-
te hij zich, terwijl hij antwoordde:
„Gij kunt cr gerust op zijn, dat ik u niet
meer tob een, rib niet de paardentram nood
zaken zal. Wie zooveel overdréven ideeën,
zooveel dómmen trots en dwaze standsbe
grippen in zijn hart omdraagt, heeft weinig
menschcnlieide. Hebt ge den kapitein, ge
zien, die naast den door u gesmaden werk
man plaats nam, toen we- uitstapten? -Die
meneer toonde warobeschaving. Wij kun
nen niet naar rang en vermogen afgeschei
den leven, we moeten onder elkaar verkee-
ren, de eên heeft den ander noodig.. Ik ben
zonder vooroordoelen .opgevoed en het
kind van een werkman, die nu nog in
zijn werkpak rondloopt. De vlijt, de spaar
zaamheid e,n de offervaardigheid van dien
groven werkman heb ik het te danken, dat
ik ben wat ik ben. Om nu dien achlens-
waardigen man en vader voor uw minach
ting to vrijwaren, zhllen' we elkaar vrij la
ten nu het nog t-'jd is. De tramrit van van
daag was voor u een proefrit, ik wilde uw
gemoed en hart eens beproeven; voor zoo
hooghartig 'had ik-n niet gehouden. Daar
mijn vader een liuisjo in de voorstad be
woont, is een ontmoeting onvermijdelijk.
Komt ge eens tot andere inzichten en wilt
ge den wc.rkman als uw evenmensch be
schouwen, schrijf me dan. Zonder liefde
voor mijn vader kunt ge aok niet van»mij
houden. Vaarwel
Daar stond ze nu, opgewonden, bleek van
drift en schaamte. zoo'n smaad haar
hier op straat zoo iets te zeggen 't was
ongehoord! Maar liij kon gaan voor altijd,
ze gin.g dan nog liever met les geven in
haar onderhoud voorzien, dan de vrouw te
worden van een fabrieksdirecteur, wiens
vader een werkman was. Wat zou haar
papa als luitenant van zoo iets gezegd heb
ben?
Maanden waren voorbijgegaan. weken
vol zorg cn kommer had. Magda doorleefd.
Wat al vernederingen laad ze ondervonden.
Meermalen moest, ze door regen en wind
lange tochten maken en als ze dan, dood
moede aan haar doel kwam, vernam ze:
„de juffrouw verlangt vandaag niet te
oefenen", „de dames rijn op visite ge
vraagd". of iets dergelijks.
Dan hinderde-haar het zelfverwijt nog
meer dan de ontmoedigende behandeling:
ze voelde nu. dat ze hem liefhad, en had.
hem om een dwaze gril laten weggaan
en zei zacht haar geweten: Willem heeft
gelijk gehad."
Ze had den directeur niet meer gezien,
ee.n ontmoeting zou haar pijn gedaan heb
ben. Ze troostte zich met de gedachte, dat
hij niet genoeg van haar gehouden had,
anders was hij wel op-zijn besluit terugge
komen.
Op een dag wandelde ze een half uur ver
naar een koperslager, die voor zijn beide
kinderen een muziekleerares zooht. De
baas in zijn zoo gesmade blauwe werkkiel
en zijn vrouw lieten haar in de zooge
naamde goede kamer, die eigenlijk meer op
een magazijn geleek; men maakte voor
haar een stoel vrij. Aan den wand stond
een vleugel, twee kinderen stonden er
naast.
„Wat vraagt u pér uur?" vroeg de ko
perslager.
„Zestig cents."
„Dat is te* veel. zooveel kan ik niet be
talen. Kunstenaars wil ik niet van de kin
deren maken, als ze maar een stukje kun
nen spelen. Ik houd namelijk van muziek
en heb daarom voor vijftig gulden een
piano gekocht-."
Magda kwam overeen voor zestig centen
voor beide kinderen. Viermaal in de week
moest ze den langen tocht maken om nog
geen rijksdaalder te verdienen.
In zijn verwachting, dat. de kinderen hem
gauw een stukje voor zouden kunnen spe
len, zag de koperslager zich spoedig be
drogen, ze konden den slag er maar niet
van beet krijgen en hij Haagde er ov«r, dat
het weggeworpen geld was. Op een middag
zat Magda met de kinderen aan de piano
te midden van gieters, emmers en zinken
keukengereedschappen, die in de kamer be
waard werden. Voortdurend, liep de baas
uit en in:, als hij iets noodig had', en dan
waren de kinderen weer geheel van hun
studie afgeleid. Magda werd er wanhopig
onder, toen hoorde ze plots een bekende
stem
JDus baas Tiebach, go. z.cndt nog van
daag uw mannen met zinkplaten, 't dak
van ons magazijn moet opgeknapt worden."
Plotseling zag hij Magda en verbleekte,
Als een beeld van schrik zat zij daar, niet
wetend wat ze doen zou.
Een buiging voor haar makend, zei dc
directeur op de knapen wijzend:
„Die zullen wel geen koperslager wor
den?"
„Waayopi niet? Moet dc ambachtsman
"in beschaving achterstaan? Ik zou alleen
willen, dat de jongens wat meer vordering
maakten maar 'b is nutteloos wegge
gooid geld."
Magd'a 'beefde en een hulpelooze blik trof
den directeur. Ook hier zou men haar ge
daan geven en wat dan? Als in een droom
hoorde ze de woorden:
„Men moet alles zijn tijd -geven', baas
Tiebach".
'Buiten woedde- een sneeuwjacht en haar
weg was ver. Met wankelende schreden
tradi Magda naar buiten, hu moest ze de
paardentram nemen. Zo waagde het nau
welijks op te kijken, toen z© in den wagen
zat; tegenover haar zat een man in werk
pak.
„Baas Waldau", zei een heer tot hem,
„je hebt ondervinding daarvan en'kunt mc
raad' geven, mijn jongen wil studeeren en
kunstsmid worden."
„Laat hem zijn gang gaan en doe hom
op d© ambachtsschool. Mijn zoon deed het
anders, die zou slotenmaker worden cn
kwam veel heer??: het J-.-.rtle me keel wat
opoffering, maar Wfe is een flink© man ge
worden en hij houdt van zijn vader."
M.agda keek op. Tegenover haar zat. de
vroeger door haar 'miskende werkman en
keek haar met zijn goedige oogen bezorgd
aan.
..Ge zijt niet wel, juffrouw?" zei hij tot
het bevende meisje, „neem een slokje uit
mijn inelkflesch, dat zal u goed doen. Zulk
weer te slecht voor een hond."
Gewillig nam Magda een «lokje, drukte
de hand van den werkman en hield die
lang vast een traan viel er op en mc.t
bezorgdheid keek d© oude man naar bet
tengere meisje „dat zeker ziek moest
zijn."
Op de treeplank dook een mannenlioofd
pp; zijn oogen gleden over het tooneeltje
in den wagen.
„Daar heb je mijn Willem", zei de oude
man, „die kan u thuis brengen, in mijn
werkpak kan ik dat niet doen."
„O, ga als u belieft me.e", antwoordde
Magda onder tranen en lachen.
•Den tweeden „proefrit" heeft u beter er
af gebracht-, liefste," fluisterde Willem het
meisj© in 't oor.
Dri© gelukkige mensth.cn keerden huis
waarts.
DE TWEE MARTHA'S.
Iedereen had schik in de twee aardige
meisjes: maar zel'den zag men een van
haar alleen. Ze waren van dezelfde groot
te, beiden zagen er lief uil: blonde haren
en blauwe oogen, en beiden droegen den
zelfden naam. 't Waren vroolijke meisjes,
die men reeds van verre schert'sen en
lachen^ hoorde. Hierin kwamen -ze goed
bij olk'aar len toch was er een groot ver
schil tusschen haar. De eene Martha was
de dochter vaii oen rijken fabrikant, de
andere de dochter van een armen 'schoen
maker. 1
Haar vriendschap vond zijn ontstaan in
het feit, dat heiden op de.n'zelfden dag ge-
horen waren in twee huizen, die tegen
over elkaar in dezelfde straat stonden.
Toen de gelukkige moeder van de rijke
Martha hooTde, dat bij den schoenmaker
aan den .overkant d'ienzclfden" dag ook een
dochtertje gekome.n was, dat evenals haar
kindie Martha genoemd was, liet ze aan
stonds eenige versnaperingen voor de moe
der brengen en deed er een flesch wijn bij,
dat de vader op het welzijn van 'de beide
Martha's een glaasje zou kunnen drin
ken.
Hiermee was een toenadering toestand
.gebracht, die ten gevolge had, dat Martha
VeTser, de schoenmakersdochter, het speel
genootje van de rijke Martha werd. Ze
konden het erg goed met elkaar vinden,
hielden veel van elkaar en waren al gauw
niet tevreden als ze niet hij elkaar waren.
Bij alles wat de rijke Martha kreeg,
'deelde ook de andere Martha mee, cn me
vrouw Harlmami, de moeder der eersle,
had ook gaarne de meisjes eender gekleed,
doch daar wilde juffrouw "Veiser niet van
hooren dat deugde niet voor haar kind,
onderscheid moest er blijven. Overigens
had ze er niets tegen, dat Martha veel bij
den fabrikant was; haar twee jongens ga
ven haar genoeg te doen, en toen Martha
drie'jaar was, kwam er nog een vierde bij
en ze vond het daarom een groote gerust
heid, dat Martha bij don fabrikant gced
verzorgd was.
Toe.11 ze wat grooler werden en men ze
gerust wat op straat kon laten heen en
weer wandelen, liepen ze aneest hand aan
hand. Martha Hartmann kwam toen ook
dikwijls bij den schoenmaker-en was daar
graag. Er stond daar In do kamer een gla
zenkast met gekleurde kopjes en een
schotel met gebloemde rand >er in, die zij
veel mooier vond dan de rijke zilverkast
van haar mama. Ook liad ze er veel plei-
zier in toe te kijken als baas Velser aap
het schoenmaken was. Met de grootste
aandacht volgde ze zijn werkzaamheid
als hij „de groote monden van dc schoe
nen stopte", zooals hij dat noemde. Ook
het zwarte brood vaii den schoenmaker
vond, ze heerlijk cn de .slappe koffie bijzon-
der.lekker. Thuis kreeg zo alleen melk maar
haar mama vond goed, dat ,ze bij den
jschoenimaker iets meeat.
Zoo verliepen de eerste jaren. Geen dag
girqg voorbij, dat de kinderen elkaar niet
zagen, ten'zij er een van beiden ziek was,
maar dan jyaren het ook- treurige dagen
voor bet tweetal en het wederzien was er
te vreugdiger om. Ieder feestje bij den
schoenmaker vierde Martha mee en omge
keerd, werd zonder de andere Martha geen
enkel feestje bij den fabrikant gegeven.
Op St.-Nicolaasdag vond Martha 'Vel-ser
zich bij den fabrikant altijd rijk door den
heiligen kindervriend bedacht, terwijl de
fabrikant'Sdockter ieder jaar weer een
paar mooie roodo schoentjes hij Velser als
St.-Nicolaasgave onder den schoorsteen
vond.
Gezond en vroolijk groeiden de beide
meisjes op; ze deelden alles, vreugde en
leed zusterlijk samen; lot ze zeven jaar
werden. Toen moesten ze naar school.
Op een Maandagmorgen bracht baas
Velser zijn dochtertje aan de lnftul naar
een volksschool. Ze was eenVoudi lm aar
zindelijk gekleed, een stijf gesteven wit
schortje had zo voor en con wit stroohoed-
je op. D'r lei, d'r (griffel ien d'r sponzen-
doosje droeg ze in een goedkoop?, schooi
tas ch'.
„Let -nu goed op 'den wég, Martha", «zei
hij, „dan weet je voorlaan waar je heen
moet loopen.^
1 Dienzelfdeh" morgen verliet ook Martlia
Hartmann,. weggebracht door haar mama,
het huis. Zo'had voor deze gelegenheid
haar prachtigste kleeren aan en een rijk
.geborduurd taschjo bevatte haar schoolhe-
hoeftén. Met beleefde woorden werd >ze
d-oor de directrice van de deftige meisb s-
echool' ontvangen. Een heele troep fijn
gekleede meisjes slonden haar nieuwsgie
rig on te nemen. Het -waren dc „grooten",
dio ui een jaar op school waren.
Mevrouw Hartmann vroeg, hoe laat ze
haar dochtertje kon afhalen. Do directrice
lachte, „dat is volstrekt- niet r. li -', 'me
vrouw, het is hier gewoonte cl:.', de
len" cle nicuwolingtp naar hui SreMm
Martha, dio nooit mef iemand andérs
dan haar naamgenootje had omgegaan
voeldo zich 's middags zeer vereerd, toen
ze door twee der „grooten" naar huis werd
igehracht, die haar tusschen zioh in ld eten
loopen on haar aUerlei vragen stolden:'
{Hoeveel japonnen 6f jze had. of zo al een
<parasbl bezat, of ze al croquet 6polen kon,
ihoo haar do „oude" hiermee hedooldé
,ze kle directrice beviel1 én of ze do „juf-»
(frotnv" do onderwijzeres "van de'klas
1niet erg aardig vond.
Martha antwoordde slechts bedeesd op
•al die vragen, eensklaps riep ze imet een
vreugdekreet: „Martha. Martha!"
'had het .schoenmakersdochtertje ge
zien, da/fc, haar taschjo aan den arm. al
leen om een hoek van de straat 'kwam.
Toen zij de bekende stem hoorde, keek ize
verheugd op en .wilde snel toelöopen, inaar
plotseling hield ze stil en bleef verlegen
staan.
„Wie is dat? ken je haar?" vroegen de
„grooten" op .ietwat spottenden toon en
Martha antwoordde zuchtend, met oen ver
laagenden blik 'naar haar vriendinnetje:
„dat is Martha Velser mijn Martha..
wij zijn altijd bij elkaar kom tocli
bij më, Martha." De „grooten" laehteD
luid. „Een kind van de "volksschool. Maat
Martha, dat is niets meer voor jou wij
leerlingen van de meisjesschool moeten' in
onzen stand blijven. Laat dat meisje
voortaan alleen loopen."
Martha Hartmann werd vuurrood, ze
begon te beven en wilde op Martha toe-
loopen, maar de „grooten" hielden haar
vast ze durfde zich niet verweren 't
was trouwens ook te laat want de an
der was al haastig weggegaan, de lippen
vast op elkaar gedrukt, om de tranen te
rug te houden, die opwelden in d'r oogen.
Arme kindertjes! Bij de eerste schrede,
die ze in de „wereld" deden, in de onbarm
hartige,-koude wereld, was al1 een scheids
muur opgetrokkeD, die niet meer gesloopt
zou worden, nimmer meer.
WATERPLANTEN IN DEN TUIN.
Ieder, die veel zwerft door bosdi en
veld, zal dikwijls watertanden, als hij do
eenvoudige schoonheid gadeslaat van onze
inheemsche waterplanten. Juist doordat ze
in liet water staan gaat er een grootoro
bekoring van uit dan van de dikwijls veel
schitterender landplanteu. Jammer dan
ook. dat er over hrt algemeen zoo weinig
werk gemaakt wordt van waterpartijtjes
in onze stadstuinen. Niet alleen kunnen
we op die manier waterplanten kweekers
en dus de soortenlijst vergrooten, maar
water iu een tuintje of tuin geeft clirect
een heel ander cachet aan het geheel. Zelfs
het vergrooten van de soortenlijst heeft al
waarde; het geeft ons meer een kijk op hd
plantenleven in het algemeen.
Nu behoeft men, gesteld dat men iets
voor waterplanten voelt, niet direct aan dc
kosten te denken, want men heeft er niet
altijd groote uitgaven voor te doen: Log
grooter hoe beter natuurlijk; maar men
kan zelfs veel pleizier hebben van een paar
tonnen, die lot den rand in den grond ge
graven worden en dan gevuld met water
en planten.
Ook oen beloimen vijvertje loopt nog niét
zoo erg in do papieren, als men tenmin
ste een beetje handig is en het zelf maakt.
Onder in het aldus gemaakte, kunst
matige vijvertje, dat niet dieper mag zijn
dan 60 cM„ brengt men wat bagger uit
een sloot of, als men dat niet bemachtigen
kan, wat turfmolm of veenachtige aarde,
waarin dc inanten stevig bevestigd worden,
desnoods bezwaard met een steen. Deze
bagger moet ieder jaar aangevuld of ver-
verscht wordén. Heeft men een sloot door
of langs den tuin loopen, dan heeft men
natuurlijk niets anders te doen dan plan
ten erin en er langs te zetten; mits het. stil
staand water is en niet al te modderig zal
men allicht succes hebben. De mooiste
waterplanten groeien namelijk in stilstaand
water.
Heeft men dus een vijvertje, van beton
of hout of een slootje, dan kan men gaar
zoeken naar geschikte planten. Natuurlijk
kan men ze ook koopen bij-een planlen-
handelaar, maar het leukste zal het zijn,
ze zelf buiten te gaan zoeken.
Op het oogenblik Juni—Juli vindt men
bloei.end het mooie witachtige wator-
ranoukcltjo (Batrachiuin tricliophyllum en
heteropliyllum) dat- met vijfbladige onge
veer '1 Vt cM. groote bloempjes prijkt.
Het pijlkruid (Sagittaria sagltlafolia),
dat men hier in de omgeving heel veel
vinden kan, is, zoowel met als zonder
bloemen, een lust om te zien. Dc bladeren
zijn pijlvormig en hebben drie punten,
zijn mooi donkergroen van kleur en glan
zend, de rosc-achtigc, drie-bladige bloemp
jes steken er op stevige slengcls bovenuit.
Men kan ze met een flinke kluit bagger,
zelfs nu, optrekken en overplaatsen, zon
der daL ze er te veel van lijden.
De waterk-lïe's, die ook nu bloeien, kan
men nu niet overplanten zonder'dat zo ge
vaar loopen te sterven. Ze to beschrijven
is wel niet noodig, ieder kent wol d&
prachtige bloemen, zoohls men zo tever
geefs tusschen dc land planten zoekt. Even
als het pijlkruid hebben ge ook pvuohtig
'blad, zoodat ze ook zonder bloemen een
mooi effect gc-ven.
De gele waterlelie's (Nuphar luteum) de
voriao heet Nymphaea alba) is zeer ge
schikt voor kléinere wnlervlahlen, zo -wor
den niet zoo groot, zijn echter ook hec!
mooi."
'Deze drie en de wa'crs■•heerlin? cc.
wa;cr'iVCghicc, waarvan de eersle blcoit
.mof ccn prachtige ro.se-ao!-.!:a scherm-
bloem op een \angen sier.gel cn de laalstG
met dric-bindiwille bloempjes op lange
stengpls; Y ...n wel bet boofdbéslahddeel
raa-tuischó.i kómen de mindere, maar