„SSBga '-^■•■'-"7 KALENDER DER WEEK j KB. Als niet anders wordt aangegeven ]lt'c.rt ia dezo W€ek iedere H. Mis Gloria, Credo en heeft do gewone Prefatie. jjONDAG, 13 Juli. 5 e Zondag na pinksteren. Mis: Exaudl. 2e ge- 'Jied v. d. H. Anacletus, Paus en Marte laar. 3e gebed v. kerkwijding (in.niet- geconsacreerde kerken: A Gunctis). Credo, prefatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Groen. Do liefde is het „nieuw" gebod, dat Christus is komen prediken door woord en ^oorbeeld. Iedere aanranding der liefde, jn eiken graad en vorm, 't zij in- of uit wendig, stelt de Zaligmaker strafbaar voor jn liet H. Evangelie. En het Hoofd van Christus' Apostelen, de H. Petrus, leert ons in het Epistel, hoe wij, Christenen, het hoogste gebód der Ghristelijko liefde jnoeten vervullen, n.l. bidden met en voor elkander, geen kwaad met kwaad vergel den, niet kwaadspreken, zooveel mogelijk den vrede trachten te bewaren, ook al moeten wij ons daar een offertje voor ge troosten. Prijzen wij onjzen God voor Zijne hc- jnelsche liefdeleer en houden wij die voor oogen. (Offertorium). Öm die heerlijke liefde bidden wij met en voor elkander in den Introïtus het' ge bed en Graduale, vertrouwende, dat ons gezamenlijk Offer ons vergiffenis zal ver werven van onze overtredingen en de liefde ons voor altijd zal vereenigen in het Huis des Heeren, den hemel. (Stil ge bed, 'Gomtuunio en Postcom-munio). MAANDAG, 14 Juli. In geconsa creerde kerken. Octaafdag van K e r k w i j d i n g. Mis T e r r i b i 1 i s (als op het feest), 2e gebed v. d. H. Mar- icellinus, Belijder. (Zio in het Feesteigen jdei' Heiligen v. h. Bisdom Haarlem). 3e v, d. H. Bonaventura, Kerkleeraar. Credo. KJeur: Wit. 0 Koning der Hemelingen, vervul met Uw licht onze Godshuizen; 0, daa\ naar beneden op ontze bede en ontvang de ge beden van het volk en laat steeds in onze harten de genade des hemels stroomen. (Kerk. Getijden). In ni et-ge con sa creerde kerken: Mis v. d. H. Mar- ccll in us,. Belijder Os justi. 2e gebed v. (1 H. Bonaventura. Kleur: W i t. DINSDAG, 15 Juli. Mis v. d. H. Hen- ricus, Keizer. Os justi, 2e gebed. A Gunctis, 3o naar keüze^v. d. priester. Kleur: Wit. WOENSDAG, 16 Jiili. Gedachtenis Tan O. L. Vrouw v. d, Berg Ca'r- mel. Mis: Gaudeamus. Credo. Pref. v d. Allerh. Maagd (invullen: En U in de gedachtenis). Kleur: Wit. Deze feestdag is ingesteld tot een ge denkdag van de verschijning van Maria aan den heiligen Simon Stock, Generaal van de -Carmelieten, den 16den Juli 1251. Omgeven van Engelen verscheen de Al lerh. Maagd met het scapulier der Cfar- mel-orde in de hand, zeggende: „Ontvang tmijn dierbare Zoon, dit Scapulier Uwer Orde, als de livrei mijner broederschap, 't Is het bewijs van het voorrecht, dat. ik voor U en al de kinderen van den Car- ael verworven heb. Wie'in dit kleed sterft zal ran het eeuwig vuur bevrijd blijven. Het is een teeken yan zalig heid, een behoedmiddel in geva ren, een onderpand van vréde en eeuwig verbond". Doze heerlijke belofte geldt allen, die in ïle Broederschap v. h. scapulier v.' d. Berg Carmel zijn opgenomen. DONDERDAG, 17 Juli. Mis v. d. H. 'Alexius. Belijder. Os justi. 2e gebed 'A Gunctis. 3o naar keuze v. d. priester. Kleur: Wit. VRIJDAG, 18 Juli. Mis v. d. H. Ca- ïaillus de Lel lis. Belijder. Majo- rem. 2e gebed v. d. H.H. £ymphorosa en hare zeven zonen. Kleur: Wit. Ha zijn militairen -loopbaan gaf de H. Camilius zich geheel en al aan bet mooie liefdewerk van ziekenverpleging en bij slaan der stervenden. Tot dat doel stichtte hij een Congregatie van priesters: de Ca- Joillianen. ZATERDAG, 19 Juli. Mis v. d. H. V in c e 111 i u s a Paulo. Belijder. Jus tus ut parana. 2e gebed voor den Paus. Kleur: Wit. Vandaag viert de H. Kerk hel feest van den grooten en bekenden beoefenaar der Christelijke naastenliefde, de H. Vincen- tius a Paulo. Over allèn strekte Zijne naastenliefde zich uit, maar bovenal uitte zij zich in bet geven van godsdienstig on derricht en in de Christelijke opvoeding ,vaii de arme en verlaten jeugd, hisse. A. M. KOK, Pr. verstandig," hij lachte zenuwachtig ge- haast wilde hij zich verwijderen. Herman", zieleangst klinkt in haar slem. Dat treft hem, hij.grijpt haar hand, drukt die feeder: ■•Arm vrouwtje, ik wou dat ik je dien angst besparen kon, maar 't kan niet, ik moet rijden, Florence." En eer zo weer vragen, smeeken kan, Is hij weg, wuift haar toe met de hand, ïoppt haar een „vaarwel" toe. Bo wedstrijd om den hoofdprijs neemt ®en aanvang. Herman zit voorovergebo gen in het zadel, de eens hand in de zijde. ®j staat klaar voor den afrit, dicht bij wlcrence. -Viet wcenen, Florence, wees dap- hij knikt haar bemoedigend toe. «Tot straks", dan rijdt bij af. Ae zwaait met baar 'klein zakdoekje, örcogt zich de oogen af en gaat achter- E'i den totalizator beerscht groote be- 1:ivigheid. Alles zet op Bartel, slechts nu Man hoort men den naam van zijn te enpartij „Hercules" van Baron van Start. eer staat Florence bewegingloos in ^^•verwachting bij de barrière ze houdt den adem In de mond half ge opend, de handen gevouwen. De paarden /stormen voorbij. Bartel, voorop. Ze jagen' voorbij, nog eens, réén derde maal. 'Met spanning volgt' liet pu bliek iederen omgang. Steeds blijft Her man Stochoi'Rt de eerste. Harder, al har der word; gereden, steeds heviger wordt de kampstrijd. Nu komt de dubbele spreng. Angstig zwijgen koortsachtig span ning. Plots een schreeuw 'uit hónder don kelen -een ruiter is van zijn paard gevallen. Dat niet, dat niet. 't Zou ook haar dood zijn. Wie was het? Men kon het niet dadelijk zien. Paarden rennen intusschen voorbij. Herman is weer de eerste. „Goddank, hij leeft", jubelt Florence, maar ze is er nog niet, de wedstrijd is nog niet afgeloopen. „Wie wéét wat er nog gebeurt," denkt ze met schrik. Nog eenmaal moeten do kampioenen de baan om. Aller oogen zijn nu op Bartel 011 zijn berijder gevestigd. Al nader komt bij zijn doel, steeds nader, en wildei/* steeds wilder werd de dolle rit. Dan weer oen hartroerende, door merg en been dringende gil -nog heviger dan de eerste, dan een oogenblik pijn lijke. ontzettende stille, door een ordelocs luid gcroen en geschreeuw, gevolgd. „Het paard heelt hem op liet hoofet getrapt hij is dood", roept men van alle kanten. Een schrikkelijk tumult ontslaat, men let niet op Baron van Start, dio nu ge makkelijk zijn dool bereikt. Zonder be lijder bolt Bartel over het terrein. Lang zaam nadert een ziekenwagen de eerst gevallene kon van geluk spreken, slechts een lichte verwonding. Maar Stochorst? Voor allen uit vliegt Florence naar de plaats, waar hij ligt; „Herman." Zij buigt zich over hem heen, hij ver roert zich niet. Zijn gelaat is bleek als '11 lijk donkere stroomen bloed vloeien over zijn voorhoofd. „Herman", riep Florence weer; de oogen van den gewonde blijven gesloten. Een verterende angst overvalt de onge lukkige vrouw. Zij grijpt zijn hand, ze is koud kpud als ijs. Met bevende vingers legt zo haar witte zakdoekje op de vochtigo wond hei verft zich bloedrood. Zij wascht hem de slapen vergeefs hij, ontwaakt niet. „Herman", roept zd voor de laatste maal in woeste vertwijfeling en buigt over hem heen in bang vermoeden, haar warme adem glijdt over zijn bleek gezicht. Nu slaat hij de oogen op een oogen blik, met onbestemden blik kijkt hij baar aan. Zij knielt naast hem cn legt zijn hoofd op haar schoot baar mond dicht aan zijn oor fluistert zij langzaam, duide lijk. „Hoort go mij Herman ik ben bij je ik je vrouw." Er glijdt een matte gUmlach over zijn gelaat, hij heeft haar herkend. „Vergeef me", komt het schier onhoor baar van zijn lippen en de koude hand in de hare beweegt als poogde hij nog eenmaal haar hand te drukken. Het gaat niet meer. Zijn hoofd zinkt zwaar in haar schoot, zijn lichaam strekt zich langer uit. Een licht reutelen beweegt de borst des stervenden. De berijder van Bartel is niet meer. Bewusteloos zinkt Florence naast zijn lijk. DE „PROEFRIT". Onder de talrijke personen, die op liet ....plein te B. aan de halt.e der paarden tram te wachten stonden, bevond zich ook een jong paar, dat tot den deftigen stand scheen te behooren. Op het fijne, ovale gedichtje der dame waren onwil en trots te lezen/toen ze, zich tot haar bege leider wendend, zei: „Ik moet eerlijk bekennen', dat ik met oen paardentram nooit gedweept heb, je komt met zulk gemengd gezelschap in aan raking! Kijk nu eens", ging ze voort op een aankomenden wagen wijzend, „boe or dinair dat er uitziet. Ik geloof zoowaar, dat er slagers en metselaars met hun werk kielen aan inzitten. Bah! 'Als ér nu eens zoon smerige werkman naast me kwam zitten." „Stap als 't u belieft in", zei de heer be daard en stapte op de, treeplank. Zijn zoo juist nog helder voorhdDfd wa-s gefronsd, maar ook de dame zag er ontstemd uit, want er kwam werkelijk een werkman naast haar zitten. ,,'t Is ontzettend ongalant van "Willem, mij in zulk gezelschap te brengen," dacht de dame en voegde er voor zichzelf bij„dat is eens en noq^t weer, dan ga ik nog liever te voet, al ben ik ook nog zoo moe." Aan iédere halte werd de tram voller en de gemoedelijke werkman' schoof om plaats te maken hoe langer hoe dichter op de dame toe. Ze was al van plan op te staan en naast den conducteur op het voorbalkon te gaan stJi-aö, niadr ook buiten-op werd het al vol ler; zoo juist sprong een) schoenmakers jongen met een heele vracht laarzen op zijn rug op de tram. Haar ontstemdheid nam ieder oogenblik too. Ze zou hem laten voelen, dat zooiets haar niet aanstond, en toen hij haar bij het uitstappen de hand toestak deedJ ze juist, of ze dat niet zag. Het verdere, van' den weg werd zwijgend afgelegd. De heer zuchtte meermalen hoor baar. In zijn binnenste' scheen zich een strijd af te spelen. Toen ze aan do woning van het meisje kwamen, nam hij aan de deur afscheid. „Ga jo niet mee naar bovhn?" vroeg ze, verwonderd. Een kort „neen" was het antwoord. Toen begon het meisje haar misnoegen lucht te geven. „Weet ie wek" zei zë, en d'r neusvleugels trilden, ..dat je me vandaag diep gegriefd hebt door die gril. c-m met me in de paar dentram tusschen zulk volk te gaan zitten? Bah; Ik moet miin kleeren laten luchten van dc. onaangename lucht. Maar dat ge beurt niet meer," riep ze uit. Een ernstige plooi vertoonde zich in zijn voorhoofd en slechts met moeite behecrsch- te hij zich, terwijl hij antwoordde: „Gij kunt cr gerust op zijn, dat ik u niet meer tob een, rib niet de paardentram nood zaken zal. Wie zooveel overdréven ideeën, zooveel dómmen trots en dwaze standsbe grippen in zijn hart omdraagt, heeft weinig menschcnlieide. Hebt ge den kapitein, ge zien, die naast den door u gesmaden werk man plaats nam, toen we- uitstapten? -Die meneer toonde warobeschaving. Wij kun nen niet naar rang en vermogen afgeschei den leven, we moeten onder elkaar verkee- ren, de eên heeft den ander noodig.. Ik ben zonder vooroordoelen .opgevoed en het kind van een werkman, die nu nog in zijn werkpak rondloopt. De vlijt, de spaar zaamheid e,n de offervaardigheid van dien groven werkman heb ik het te danken, dat ik ben wat ik ben. Om nu dien achlens- waardigen man en vader voor uw minach ting to vrijwaren, zhllen' we elkaar vrij la ten nu het nog t-'jd is. De tramrit van van daag was voor u een proefrit, ik wilde uw gemoed en hart eens beproeven; voor zoo hooghartig 'had ik-n niet gehouden. Daar mijn vader een liuisjo in de voorstad be woont, is een ontmoeting onvermijdelijk. Komt ge eens tot andere inzichten en wilt ge den wc.rkman als uw evenmensch be schouwen, schrijf me dan. Zonder liefde voor mijn vader kunt ge aok niet van»mij houden. Vaarwel Daar stond ze nu, opgewonden, bleek van drift en schaamte. zoo'n smaad haar hier op straat zoo iets te zeggen 't was ongehoord! Maar liij kon gaan voor altijd, ze gin.g dan nog liever met les geven in haar onderhoud voorzien, dan de vrouw te worden van een fabrieksdirecteur, wiens vader een werkman was. Wat zou haar papa als luitenant van zoo iets gezegd heb ben? Maanden waren voorbijgegaan. weken vol zorg cn kommer had. Magda doorleefd. Wat al vernederingen laad ze ondervonden. Meermalen moest, ze door regen en wind lange tochten maken en als ze dan, dood moede aan haar doel kwam, vernam ze: „de juffrouw verlangt vandaag niet te oefenen", „de dames rijn op visite ge vraagd". of iets dergelijks. Dan hinderde-haar het zelfverwijt nog meer dan de ontmoedigende behandeling: ze voelde nu. dat ze hem liefhad, en had. hem om een dwaze gril laten weggaan en zei zacht haar geweten: Willem heeft gelijk gehad." Ze had den directeur niet meer gezien, ee.n ontmoeting zou haar pijn gedaan heb ben. Ze troostte zich met de gedachte, dat hij niet genoeg van haar gehouden had, anders was hij wel op-zijn besluit terugge komen. Op een dag wandelde ze een half uur ver naar een koperslager, die voor zijn beide kinderen een muziekleerares zooht. De baas in zijn zoo gesmade blauwe werkkiel en zijn vrouw lieten haar in de zooge naamde goede kamer, die eigenlijk meer op een magazijn geleek; men maakte voor haar een stoel vrij. Aan den wand stond een vleugel, twee kinderen stonden er naast. „Wat vraagt u pér uur?" vroeg de ko perslager. „Zestig cents." „Dat is te* veel. zooveel kan ik niet be talen. Kunstenaars wil ik niet van de kin deren maken, als ze maar een stukje kun nen spelen. Ik houd namelijk van muziek en heb daarom voor vijftig gulden een piano gekocht-." Magda kwam overeen voor zestig centen voor beide kinderen. Viermaal in de week moest ze den langen tocht maken om nog geen rijksdaalder te verdienen. In zijn verwachting, dat. de kinderen hem gauw een stukje voor zouden kunnen spe len, zag de koperslager zich spoedig be drogen, ze konden den slag er maar niet van beet krijgen en hij Haagde er ov«r, dat het weggeworpen geld was. Op een middag zat Magda met de kinderen aan de piano te midden van gieters, emmers en zinken keukengereedschappen, die in de kamer be waard werden. Voortdurend, liep de baas uit en in:, als hij iets noodig had', en dan waren de kinderen weer geheel van hun studie afgeleid. Magda werd er wanhopig onder, toen hoorde ze plots een bekende stem JDus baas Tiebach, go. z.cndt nog van daag uw mannen met zinkplaten, 't dak van ons magazijn moet opgeknapt worden." Plotseling zag hij Magda en verbleekte, Als een beeld van schrik zat zij daar, niet wetend wat ze doen zou. Een buiging voor haar makend, zei dc directeur op de knapen wijzend: „Die zullen wel geen koperslager wor den?" „Waayopi niet? Moet dc ambachtsman "in beschaving achterstaan? Ik zou alleen willen, dat de jongens wat meer vordering maakten maar 'b is nutteloos wegge gooid geld." Magd'a 'beefde en een hulpelooze blik trof den directeur. Ook hier zou men haar ge daan geven en wat dan? Als in een droom hoorde ze de woorden: „Men moet alles zijn tijd -geven', baas Tiebach". 'Buiten woedde- een sneeuwjacht en haar weg was ver. Met wankelende schreden tradi Magda naar buiten, hu moest ze de paardentram nemen. Zo waagde het nau welijks op te kijken, toen z© in den wagen zat; tegenover haar zat een man in werk pak. „Baas Waldau", zei een heer tot hem, „je hebt ondervinding daarvan en'kunt mc raad' geven, mijn jongen wil studeeren en kunstsmid worden." „Laat hem zijn gang gaan en doe hom op d© ambachtsschool. Mijn zoon deed het anders, die zou slotenmaker worden cn kwam veel heer??: het J-.-.rtle me keel wat opoffering, maar Wfe is een flink© man ge worden en hij houdt van zijn vader." M.agda keek op. Tegenover haar zat. de vroeger door haar 'miskende werkman en keek haar met zijn goedige oogen bezorgd aan. ..Ge zijt niet wel, juffrouw?" zei hij tot het bevende meisje, „neem een slokje uit mijn inelkflesch, dat zal u goed doen. Zulk weer te slecht voor een hond." Gewillig nam Magda een «lokje, drukte de hand van den werkman en hield die lang vast een traan viel er op en mc.t bezorgdheid keek d© oude man naar bet tengere meisje „dat zeker ziek moest zijn." Op de treeplank dook een mannenlioofd pp; zijn oogen gleden over het tooneeltje in den wagen. „Daar heb je mijn Willem", zei de oude man, „die kan u thuis brengen, in mijn werkpak kan ik dat niet doen." „O, ga als u belieft me.e", antwoordde Magda onder tranen en lachen. •Den tweeden „proefrit" heeft u beter er af gebracht-, liefste," fluisterde Willem het meisj© in 't oor. Dri© gelukkige mensth.cn keerden huis waarts. DE TWEE MARTHA'S. Iedereen had schik in de twee aardige meisjes: maar zel'den zag men een van haar alleen. Ze waren van dezelfde groot te, beiden zagen er lief uil: blonde haren en blauwe oogen, en beiden droegen den zelfden naam. 't Waren vroolijke meisjes, die men reeds van verre schert'sen en lachen^ hoorde. Hierin kwamen -ze goed bij olk'aar len toch was er een groot ver schil tusschen haar. De eene Martha was de dochter vaii oen rijken fabrikant, de andere de dochter van een armen 'schoen maker. 1 Haar vriendschap vond zijn ontstaan in het feit, dat heiden op de.n'zelfden dag ge- horen waren in twee huizen, die tegen over elkaar in dezelfde straat stonden. Toen de gelukkige moeder van de rijke Martha hooTde, dat bij den schoenmaker aan den .overkant d'ienzclfden" dag ook een dochtertje gekome.n was, dat evenals haar kindie Martha genoemd was, liet ze aan stonds eenige versnaperingen voor de moe der brengen en deed er een flesch wijn bij, dat de vader op het welzijn van 'de beide Martha's een glaasje zou kunnen drin ken. Hiermee was een toenadering toestand .gebracht, die ten gevolge had, dat Martha VeTser, de schoenmakersdochter, het speel genootje van de rijke Martha werd. Ze konden het erg goed met elkaar vinden, hielden veel van elkaar en waren al gauw niet tevreden als ze niet hij elkaar waren. Bij alles wat de rijke Martha kreeg, 'deelde ook de andere Martha mee, cn me vrouw Harlmami, de moeder der eersle, had ook gaarne de meisjes eender gekleed, doch daar wilde juffrouw "Veiser niet van hooren dat deugde niet voor haar kind, onderscheid moest er blijven. Overigens had ze er niets tegen, dat Martha veel bij den fabrikant was; haar twee jongens ga ven haar genoeg te doen, en toen Martha drie'jaar was, kwam er nog een vierde bij en ze vond het daarom een groote gerust heid, dat Martha bij don fabrikant gced verzorgd was. Toe.11 ze wat grooler werden en men ze gerust wat op straat kon laten heen en weer wandelen, liepen ze aneest hand aan hand. Martha Hartmann kwam toen ook dikwijls bij den schoenmaker-en was daar graag. Er stond daar In do kamer een gla zenkast met gekleurde kopjes en een schotel met gebloemde rand >er in, die zij veel mooier vond dan de rijke zilverkast van haar mama. Ook liad ze er veel plei- zier in toe te kijken als baas Velser aap het schoenmaken was. Met de grootste aandacht volgde ze zijn werkzaamheid als hij „de groote monden van dc schoe nen stopte", zooals hij dat noemde. Ook het zwarte brood vaii den schoenmaker vond, ze heerlijk cn de .slappe koffie bijzon- der.lekker. Thuis kreeg zo alleen melk maar haar mama vond goed, dat ,ze bij den jschoenimaker iets meeat. Zoo verliepen de eerste jaren. Geen dag girqg voorbij, dat de kinderen elkaar niet zagen, ten'zij er een van beiden ziek was, maar dan jyaren het ook- treurige dagen voor bet tweetal en het wederzien was er te vreugdiger om. Ieder feestje bij den schoenmaker vierde Martha mee en omge keerd, werd zonder de andere Martha geen enkel feestje bij den fabrikant gegeven. Op St.-Nicolaasdag vond Martha 'Vel-ser zich bij den fabrikant altijd rijk door den heiligen kindervriend bedacht, terwijl de fabrikant'Sdockter ieder jaar weer een paar mooie roodo schoentjes hij Velser als St.-Nicolaasgave onder den schoorsteen vond. Gezond en vroolijk groeiden de beide meisjes op; ze deelden alles, vreugde en leed zusterlijk samen; lot ze zeven jaar werden. Toen moesten ze naar school. Op een Maandagmorgen bracht baas Velser zijn dochtertje aan de lnftul naar een volksschool. Ze was eenVoudi lm aar zindelijk gekleed, een stijf gesteven wit schortje had zo voor en con wit stroohoed- je op. D'r lei, d'r (griffel ien d'r sponzen- doosje droeg ze in een goedkoop?, schooi tas ch'. „Let -nu goed op 'den wég, Martha", «zei hij, „dan weet je voorlaan waar je heen moet loopen.^ 1 Dienzelfdeh" morgen verliet ook Martlia Hartmann,. weggebracht door haar mama, het huis. Zo'had voor deze gelegenheid haar prachtigste kleeren aan en een rijk .geborduurd taschjo bevatte haar schoolhe- hoeftén. Met beleefde woorden werd >ze d-oor de directrice van de deftige meisb s- echool' ontvangen. Een heele troep fijn gekleede meisjes slonden haar nieuwsgie rig on te nemen. Het -waren dc „grooten", dio ui een jaar op school waren. Mevrouw Hartmann vroeg, hoe laat ze haar dochtertje kon afhalen. Do directrice lachte, „dat is volstrekt- niet r. li -', 'me vrouw, het is hier gewoonte cl:.', de len" cle nicuwolingtp naar hui SreMm Martha, dio nooit mef iemand andérs dan haar naamgenootje had omgegaan voeldo zich 's middags zeer vereerd, toen ze door twee der „grooten" naar huis werd igehracht, die haar tusschen zioh in ld eten loopen on haar aUerlei vragen stolden:' {Hoeveel japonnen 6f jze had. of zo al een <parasbl bezat, of ze al croquet 6polen kon, ihoo haar do „oude" hiermee hedooldé ,ze kle directrice beviel1 én of ze do „juf-» (frotnv" do onderwijzeres "van de'klas 1niet erg aardig vond. Martha antwoordde slechts bedeesd op •al die vragen, eensklaps riep ze imet een vreugdekreet: „Martha. Martha!" 'had het .schoenmakersdochtertje ge zien, da/fc, haar taschjo aan den arm. al leen om een hoek van de straat 'kwam. Toen zij de bekende stem hoorde, keek ize verheugd op en .wilde snel toelöopen, inaar plotseling hield ze stil en bleef verlegen staan. „Wie is dat? ken je haar?" vroegen de „grooten" op .ietwat spottenden toon en Martha antwoordde zuchtend, met oen ver laagenden blik 'naar haar vriendinnetje: „dat is Martha Velser mijn Martha.. wij zijn altijd bij elkaar kom tocli bij më, Martha." De „grooten" laehteD luid. „Een kind van de "volksschool. Maat Martha, dat is niets meer voor jou wij leerlingen van de meisjesschool moeten' in onzen stand blijven. Laat dat meisje voortaan alleen loopen." Martha Hartmann werd vuurrood, ze begon te beven en wilde op Martha toe- loopen, maar de „grooten" hielden haar vast ze durfde zich niet verweren 't was trouwens ook te laat want de an der was al haastig weggegaan, de lippen vast op elkaar gedrukt, om de tranen te rug te houden, die opwelden in d'r oogen. Arme kindertjes! Bij de eerste schrede, die ze in de „wereld" deden, in de onbarm hartige,-koude wereld, was al1 een scheids muur opgetrokkeD, die niet meer gesloopt zou worden, nimmer meer. WATERPLANTEN IN DEN TUIN. Ieder, die veel zwerft door bosdi en veld, zal dikwijls watertanden, als hij do eenvoudige schoonheid gadeslaat van onze inheemsche waterplanten. Juist doordat ze in liet water staan gaat er een grootoro bekoring van uit dan van de dikwijls veel schitterender landplanteu. Jammer dan ook. dat er over hrt algemeen zoo weinig werk gemaakt wordt van waterpartijtjes in onze stadstuinen. Niet alleen kunnen we op die manier waterplanten kweekers en dus de soortenlijst vergrooten, maar water iu een tuintje of tuin geeft clirect een heel ander cachet aan het geheel. Zelfs het vergrooten van de soortenlijst heeft al waarde; het geeft ons meer een kijk op hd plantenleven in het algemeen. Nu behoeft men, gesteld dat men iets voor waterplanten voelt, niet direct aan dc kosten te denken, want men heeft er niet altijd groote uitgaven voor te doen: Log grooter hoe beter natuurlijk; maar men kan zelfs veel pleizier hebben van een paar tonnen, die lot den rand in den grond ge graven worden en dan gevuld met water en planten. Ook oen beloimen vijvertje loopt nog niét zoo erg in do papieren, als men tenmin ste een beetje handig is en het zelf maakt. Onder in het aldus gemaakte, kunst matige vijvertje, dat niet dieper mag zijn dan 60 cM„ brengt men wat bagger uit een sloot of, als men dat niet bemachtigen kan, wat turfmolm of veenachtige aarde, waarin dc inanten stevig bevestigd worden, desnoods bezwaard met een steen. Deze bagger moet ieder jaar aangevuld of ver- verscht wordén. Heeft men een sloot door of langs den tuin loopen, dan heeft men natuurlijk niets anders te doen dan plan ten erin en er langs te zetten; mits het. stil staand water is en niet al te modderig zal men allicht succes hebben. De mooiste waterplanten groeien namelijk in stilstaand water. Heeft men dus een vijvertje, van beton of hout of een slootje, dan kan men gaar zoeken naar geschikte planten. Natuurlijk kan men ze ook koopen bij-een planlen- handelaar, maar het leukste zal het zijn, ze zelf buiten te gaan zoeken. Op het oogenblik Juni—Juli vindt men bloei.end het mooie witachtige wator- ranoukcltjo (Batrachiuin tricliophyllum en heteropliyllum) dat- met vijfbladige onge veer '1 Vt cM. groote bloempjes prijkt. Het pijlkruid (Sagittaria sagltlafolia), dat men hier in de omgeving heel veel vinden kan, is, zoowel met als zonder bloemen, een lust om te zien. Dc bladeren zijn pijlvormig en hebben drie punten, zijn mooi donkergroen van kleur en glan zend, de rosc-achtigc, drie-bladige bloemp jes steken er op stevige slengcls bovenuit. Men kan ze met een flinke kluit bagger, zelfs nu, optrekken en overplaatsen, zon der daL ze er te veel van lijden. De waterk-lïe's, die ook nu bloeien, kan men nu niet overplanten zonder'dat zo ge vaar loopen te sterven. Ze to beschrijven is wel niet noodig, ieder kent wol d& prachtige bloemen, zoohls men zo tever geefs tusschen dc land planten zoekt. Even als het pijlkruid hebben ge ook pvuohtig 'blad, zoodat ze ook zonder bloemen een mooi effect gc-ven. De gele waterlelie's (Nuphar luteum) de voriao heet Nymphaea alba) is zeer ge schikt voor kléinere wnlervlahlen, zo -wor den niet zoo groot, zijn echter ook hec! mooi." 'Deze drie en de wa'crs■•heerlin? cc. wa;cr'iVCghicc, waarvan de eersle blcoit .mof ccn prachtige ro.se-ao!-.!:a scherm- bloem op een \angen sier.gel cn de laalstG met dric-bindiwille bloempjes op lange stengpls; Y ...n wel bet boofdbéslahddeel raa-tuischó.i kómen de mindere, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 13