Milde Pelikaan van
Liefde, Jesus zoet,
Reinig mij onreine
Met Uw kostbaar bloed.
iWas een cnklo druppel
Immers al genoeg.
Dat hij al wat- leeft van
Alle schuld ontsloeg.
Jesus, Dien.'k gesluierd
Voor mijn oogen zie,
Geef dat naar mijn dorsten
Mij in Jt eind geschiel
Dat ik ongesluierd
Schouwe Uw aangezicht,
Zalig in 't genieten
Van Uw glorie licht.
X. J. H.
I
I.
In do Lakenhal.
n
Links naast den ingang men pas
seert het tafeltje met foto's, gelijk men
dat in alle musea pleegt aan te treffen
ligt, -wat men zou kunnen noemen, „de
zilverkamer" van onze Lakenhal. Behalve
de groole verduld-zilveren bokaal, ge
schonken door de koningin Tan Bohemen
zooals hier een paar weken geleden
reeds werd gememoreerd vindt men
daar in een glazen kast het stedelijk zil
verwerk.
Om te beginnen: acht groote zilveren
kandelaars, met het wapen van Leiden op
den voet gegraveerd; vier gedreven zilve
ren voeten voor zoutvaten, insgelijks met
het sleulelwapen versierd; een gedreven
zilveren hJndwaschschotel, met in het
midden het stadswapen in massief goud;
een bij dezen schotel behoorende kan.
Van dezo kostbaarheden vermeld de ca
talogus een boek van haast 400 pa
gina's, opsommend ruim 4000 voorwerpen,
de schilderijen hierbij inbegrepen leuk
weg: „werden bij de maaltijden op het
Stadhuis gebezigd".
Daar gaat een verschiet open!
De vitrine bevat nog: 1 gedreven,zilveren
wijnkoeler, 12 paar zilveren lepels en vor
ken: een zilveren eetlepel en 6 zilveren
theelepeltjes. Van een en ander wordt het
gebruik niet vermeld, maar ook deze voor
werpen zijn versierd met het Leidschc
wanen, en dit zegt geioeg.
Maaltijden ten Stadhuize! En wat zal
die tafel er kostelijk uitgezien hebben, te
oordeelen ten minste naar de „voeten
voor zoutvaten", 't Lijken wol voeten van
kandelaars, zoo groot zijn ze. Een zout
vaatje, gelijk we tegenwoordig gebruiken,
zou er een mal figuur op maken. Onze
voorvaderen hielden blijkbaar erg van een
hartigen brok.
Bij zulke enorme zout vat voeten be
hoorde natuurlijk een tafeluitrusting van
evenredigen omvang, weshalve we gerust
mogen a a nu omen, dat die ééne wijnkoeler
en dat zielige stelletje lepels en vorken
slechts een overschotje is van wat er ge
weest moet zijn.
Dan gaat het tegenwoordig ten stad
huize eenvoudiger! Maaltijden worden er
sinds menschenhengenis nooit meer gege
ven en als we 't wel hebben zijn de zil
veren burgomeesterlijke ambtsketen en de
gouden éeremedaille van den majordo-
mus Brakel de eenige stokken van edel
metaal, welke er nog worden gevonden.
Er wordt hoogstens nog thee gedronken
1bij avonds zittingen van den Raad en
in commissie-vergaderingen maar dan
gebeurt dit uit doodgewone kopjes, waar
in men roert met allerdoodgewoonste tin
nen lepeltjes, 't Leidsche wapen is ner
gens op te vinden.
Vroeger wisten ze 't wel' Men vindt ter
Lakenhal b.v. ook acht groote tinnen
wijnkannen, gebruikt bij do vergaderin
gen op 't Stadhuis, 't Is waar, toen de
Raad nog slechts één avondzitting per
jaar hield hij de behandeling der be-
grooting; waar is dio rustige tijd geble
ven? werden de vroede vaderen voor
die ongewone inspanning wel op een
glaasje wijn onthaald. Toen stonden ech
ter die groote kannen al lang in 't mu
seum; oen paar flesschen waren vol
doende.
v Niet alleen ten stadhuize werd vroeger
officieel wijn gedronken, ook b.v. op het
stadsjacht. dat zeker gebruikt werd om
Leiden's uitgebreide vroonwateren te in-
specteeren, want de stadgrachten .kan
men wel wandelend bekijken. "Waarom
zou men er anders op dat jacht al die
wijnglazen op na gehouden hebben, welke
men nu in ons museum nog bewonderen
kan.
Bewonderen is het rechte woord, want
er zijn allerlei wapens van Leiden na
tuurlijk en van eenige Oranjevorsten 1
benevens spreuken en emblemen in gesle
pen. Niet alleen 't wijntje moest vroeger
goed wezen, maar ook 't glaasje, al was
men er niet altijd voorzichtig mee, want
eenige zijn leelijk beschadigd. Het jacht
tail soms erg geslingerd' hebben
De tijden zijn wel veranderd.
Deze gedachte dringt zich ook op, wan
neer men in een kast op een der vleugcis
?an 't oude gedeelte de costumes aan
schouwt, door den hoofdpersoon der stu
denten-maskerade in 1905 gedragen. Mr.
8. N. B. Halbertsma, van Rotterdam,
3telde toen den koning-stadhouder "Willem
III voor, hij welke gelegenheid hij ook de
statiekoefs gebruikte, welko beneden in
den corridor staat. Wat moet hij er kos
telijk hebben uitgezien, in die costuums
*-■ 't zijn er drie van dure stoffen;
jeen katoen of zoo iets, met opïegsels en
opvullingen, welke een mooien schijir
aioesten geven, maar „echt spul". Alleen
do diamanten knoopen zijn natuurlijk
Jiamaak; 't zaakje zal zoo toch al geld ge
noog gekost hebben.
En dan te bedenken, dat terwijl nog
fli 1905 de hoofdpersoon Zich aldus kon
tooien, waarbij dan de overige deelnemers
zich vanzelf waardig moesten aanpassen
tegenwoordig aan maskerades niet
meer gedacht wordt. Men viert nu feest
op bescheiden schaal, wat men een gevolg
van den oorlog noemt. Als onze 3 October-
Vereeniging er den moed niet inhield,
zouden we nooit meer eens een optocht te
zien krijgen.
Van oude costuums gesproken, zoo'n
harnas, gelijk er een staat, in de buurt
der maskeradepakken, van mr. Halberts
ma, dat moet toch ook een geschiedenis
geweest zijn! Hoe hebben de lui er mee
kunnen loopen en kunnen vechten. Men
zal misschien zeggen: „zo zaten, roim ge
noeg", maar dan leert een schilderijtje
in een der benedenzalen het toch anders.
Daarop het hangt tegen een deurpost
tusschen twee zalen staan een paar
edélvrouwen afgebeeld, die een ridder
helpen, zijn ijzeren pak uit of aan te
doen. Een der schoonen zet daarbij haar
voet doodgewoon tegen 's ridders zij,
blijkbaar om voldoende kracht te kunnen
ontwikkelen hij 't sjorren aan het boven
armstuk van den dappere. Van ruim zit
ten gesproken
't Doet denken aan de nauwgeregen cor-
setten voor de thans gelukkig verdwe
nen wespentailles onzer dames, waarhij
ook krachtsinspanning te pas kwam. En
dat waren dan nog buigzame baleinen,
terwijl die ijzeren harnassen alles be
halve buigzaam waren. Met schar
nieren en schuifbare deelen werd wel ge
tracht, het zaakje zooveel mogelijk soe
pel te maken, maar een afstandsmaxsch
zal men er toch wel niet mee afgelegd
hebben, tenzij te paard. Zoo'n geheel ijze
ren gewaad zal wel niet voor voetknechten
bestemd geweest zijn.
't Is intusschen wel interessant, dat
men die oude dingen bewaart. Men mocht
anders'do middeleeuwsche ridderverhalen
waarmede zelfs Couperus in zijn
„Zwevende Schaakbord" al zachtzinnig
den draak steekt eens niet meer nul
len geloovcn. Men ziet hier nu zoo'n
liamachement, terwijl zware schilden en
groote slagzwaarden mede aanwezig zijn.
't "Waren mannetjesputters vroeger!
AJO
Zonirchi en onze huid. (H)
In. een vorig artikel hebben wij gezien,
dat het. zonlicht ultra-violette stralen be
vat, die een krachtige scheikundige wer
king hebben en 'n schadelijken invloed uit
oefenen op de huid. "Wij zagen dat de huid
daartegen een verweermiddel heeft in den
vorm van het pigment, een korrelige kleur
stof in de opperhuid, het sterkst aanwezig
bij de negers, tamelijk sterk bij zwarthari-
gen en brunetten, het minst echter bij
blonde menschen.
Bij deze laatslen is de invloed der felle
zonbestraling op dc huid daarom het dui
delijkst. De huid verzet er zich als 't ware
tegen, net als tegen igts schadelijks, maar
al heel gauw wordt ze rood, vervolgens
zwelt ze op, ze raakt ontstoken". Ze we.rkt
dan als 'een vuurscherm, als een rood gor
dijn, dat al aanstonds de schadelijke stra
len van het zonlicht zooveel mogelijk zoekt
af te weren. Na eenige dagen treedt er ver-
velling op (afschilvering van de ópperhuid)
maar inmiddels heeft zich een sterke pig—
mentlaag gevormd (van geel tot bruin) uit
de die.pere lagen van de opperhuid.
Ook deze verkleuring is alweer een
maatregel van verweer, want het pig
ment bemoeilijkt immers het doordringen
van de schadelijke (ultra violette.) stralen
van het zonlicht.
Bij blonde menschen nu wordt het pig
ment het moeilijkst gevormd, reden waar
om zij vooral met- het felle zonlicht voor
zichtig moeten zijn.
Blonde menschen worden niet bruinrood
doch geel als ze lang en dikwijls in de
zon zitten, ten slotte worden ze tanig. Da
mes past op!
Door prof. Kaposi te Weenen is een huid
ziekte beschreven, die op jeugdigen leef
tijd door de zonnestralen veroorzaakt
wordt en zeer dikwijls in kanker overgaat.
Hij noemde deze ziekte Xeroderma pig
mentosum".
Ook dr. Gaarenstroom, geneesheer van
aan het kankcrinstitnut, het Antoni van
Leeuwenhoekhuis, te Amsterdam, heeft in
dertijd in het Tijdschrift voor Geneeskunde
op deze gevolgen van zonbestraling de aan
dacht gevestigd.
„In den vroegsten' kinderleeftijd,
schreef hij treedt in het voorjaar of in
den zomer, als do kinderen in de buiten
lucht aan het krachtigs zonlicht zijn bloot
gesteld, een ontsteking van de ontbloote
lichaamsdeelen op, die. volkomen op ge<-
wone zonnedermatitis (dermatitis huid
ontsteking) gelijk.
Na herhaalde dergelijke aanvallen ont
wikkelt zich een klcinvlekkïga 'pigmeritatïe
in do hnid van gelaat, hals, nek cn onder
armen, welke zich later over ee,n groot deel
van het lichaam uitbreidt. Tusschen ,de
pigmenisvlekken vindt men ee.n droge atro-
phische slecht gevoede) dunne huid met
vaatverwijdingen.
Na enkele jaren ontwikkelen zich op de
bruino vlekken naast hypereratossn
(hoomachtigo verdikkingen van de huid)
ook wratachtige verhevenheden en rhaga-
den (kloven). Deze gaan ten slotte over in
kwaadaardige woekering, meestal in kan
ker, soms in sarcoom".
De beschrijving is, dunkt me, meer dan
voldoende, om vooral de dames angstig en
voorzichtig te maken en niet te veel toe te
geven aan de malle modegril om zich bruin
te laten stoven door de felle zonnestralen.
Bij lieden, die veel in dc buitenlucht ver
toeven. en aan de werking der zonnestra
len zijn blootgesteld, zooals landbouwers,
koetsiers en vooral zeelieden, wordt de
huid van gelaat, ooren en handen er niet
beter en fraaier op. Op sommige plaatsen
wordt ze dun en glad, op andere dik en
hoornachtig; of wel er vormen zich
bruine of zwarte kbrsten, waaronder zich
ontvelde, licht-blocdende plekjes bevinden
die in kankerzweren kunnen overgaan.
Zulk een huid noemt men een „z e e-
mansliuid"; men vindt haar alleen op
plaatsen, die onmiddellijk aan het zonlicht-
zijn blootgestelde Het bovenste gedeelte
van het voorhoofd, dat door hoed of pet
beveiligd wordt, blijft vrij, evenals desnor
en de baardstrt.ek en andere bescha
duwde plekken.
Dit alles is, dunkt- me, duidelijk genoeg,
vooral voor onze meisje en vrouwen, om op
haar hoede to zijn, want, al zou er slechts
ook een enkele op den duur kanker van
krijgen, toch dienen zij le bedenken, dat
ze er niet mooier op worden. Ze behoeven
slechts te letten op schippersvrouwen en
zigeuner-dames, die al te veel aan dc bui
tenlucht, d. w. z aan liet zonlicht zijn
blootgesteld.
Ook het haar kan er door verkleuren,
(verschieten). De blond-, bruin, en Toodlia-
rige meisjes en vrouwen worden cr alweer
het meest door bedreigd.
De haartooi is dan niet. egaal gekleurd
maar met lichter-getinte banen doorscho
ten; men noemt deze ontsiering van ouds
melkboere-hondenhaar. Een dergelijk pro
ces kan ook in dc huid zelve plaats heb
ben, dan verschiet het. pigment; het ver
schuift; sommige plekken zijn dan ont
kleurd en and-ere véél donkerder geworden.
..Een menscli is zoo oud als zijn hart"
zegt het spreekwoord; men kan er bijvoe
gen „hij ziet er zoo oud uit als zijn vel";
welnu ook van de vrouwen in. Zuidelijke
landen is het- bekend, dat. zij veel gauwer
tanig' en leelijk worden dan die in de
Noordelijke.
Nic.t alleen voor de huid doch ook vcor
de oogen is te félle bestraling van bet zon
licht schadelijk. Ook hier zijn het weer
vooral de stralen van korte golflengte (de
chemische of ultxa-viclette) die het scha
delijkst zijn. Het. nelvlies wordt overge
voelig cn zelfs vernietiging van het ze
nuwweefsel van de oogzenuw kan optre
den. Daarom er voor gezorgd de oogen tc
be „hoed'*'en.
Te felle zonbestraling is ook schadelijk
voor ons zenuwstelsel. Het kan aanleiding
geven tot prikkelbaarheid, slapeloosheid,
hoofdpijn etc. Hier tegenover staat de oude
ervaring dat/een donkere kamer een kal-
mesienden invloed uitoefent omdat dc 'licht
stralen dan niet al te sterk inwerken op
het nekvües en verder op het centraio
zenuwstelsel.
Men behoeft daarom r.ïet in bet donker
te gaan zitten, doch dc juiste middelmaat
is ook hier alweer het beste.
Ook over de zoogenaamde „zonnesteek"
hier nog e.en enkel woord. Deze aandoe
ning moet niet verward worden met die,
welke door oververhitting ontstaat Mar-
cheerende soldgien kunnen als het warm
is, ook al is dc lucht bewolkt;
bewusteloos neervallen en zelfs sterven,
doordat ze de door het marchee.ven ge
vormde warmte niet kunnen kwijtraken
aan de warme lucht die ben omgeeft.
Hetzelfde kan ook geschieden bij stokers
en tremmers in de wanne stookruimten
van stoomschepen, maar deze aandoening
mag niet met zonnesteek" op één lijn ge
steld worden.
Zonnesteek treedt op als een gevolg van
directe felle zonbestraling. Hierbij zakt de
persoon plotseling in elkaar zonder zijn
bewustzijn te verliezen, heeft een weeke
snelle pols, e.en normale temperatuur (of
zelfs daar beneden), opge.net gelaat, uitpui
lende oogen, koude* handen en voeten.
Wordt hij in dc schaduw gebracht <Wi
herstelt hij meestal spoedig na een opwek
kend middel. In warme landen beveiligen
de inboorlingen zich er tegen door hun
hoofd en nek te bedekken met hun haren
of met een of ander hoofddeksel.
In de Engelsche koloniën, en ik meen ook
bij ons in Indië, dragen de soldaten dan
ook helmen met nekbeschermers.
Tegenover al de. 'nadeelen van te veel
zonlicht en men ziet dit in deze dagen
maar al te vaak staat echter de heil
zame genezende werking van de zonnestra
len zooals die methodisch voor het
eerst werd toegepast in de klinieken van
dr. R oilier te Leisin (Zwitserland) bij de
bestrijding van tuberculose waarover ech
ter later ee.en afzonderlijk
ar tike 1.
In deze warme dagen lijkt het mij zeer
actueel en praetisch de volgende waar
schuwing uitgaande van den Nederland-
schen Bond tot Bescherming van Zuigelin
gen onder de oogen der lezers van de L.
Crt. to brengen.
■W.
w.
Waarschuwing.
In de warme zomermaanden worden vele
zuigelingen ernstig ziek. Deze ziekte treedt
soms plotseling op en kenmerkt zich door
braken en dunne ontlasting.
Borstkinderen worden door deze ziekte
veel minder dikwijls aangetast dan kinde
ren, die met de flesch gevoed worden.
Als oorzaken voor het ontstaan dezer
ziekte kennen wij:
1. Oververhitting van het kind door te
warme en te vast aangelegde kle.eding en
verblijf in een vertrek dat onvoldoende ge
lucht wordt.
2. Bederf der melk, die niet. voldoende
versch is en niet koel bewaard wordt.
3. Verontreiniging van het voedsel, door
dat de, fleschjes en speentjes niet zorgvul
dig schoongemaakt en schoongehoiulen
worden.
4. Ondoelmatige voeding van het. kind,
vooral overdadige voeding en onregelmati
ge toediening van het voedsel.
Let wel! Nimmer is het doorkomen van
tandjes oorzaak van dezo ziekte!
Hoo kan do moeder" het optreden' van.
deze ziekte zooveel mogelijk voorkomen?
la. Door ke,t kind vooral op warmo da
gen tc doen verblijven in een. frisscho ka
mer, dio goed gelucht wordt. Het raam
of de deur aan do schaduwzijde flink
open zetten! (ook 'a nachts).
tb Door het kind op warmo dagen luch
tig le kleeden. Op hee.te dagen kan nien
den gezonden zuigbling slechts met een
hemdje en een luier kleeden cn hem met
een lakentje dekken. Het hoofdje moet.
men koel houden en niet' bedekken.^ Ook
doet men goed indien men den gazonden
zuigeling veel buiten brengtbij groote.
hitto op een koele, niet. zonnige plek.
1c Door het kind dagelijks geheel te
wasschen of liever nog te bade-n.
2. Door de, melk te kóopen bij een be
trouwbare inrichting of melkboer. Het
voedsel van den zuigeling moet direct na
ontvangst der melk bereid worden, zoo
vlug mogelijk afgekoeld en in eene gesloten
pan op een koele plaats bewaard worden.
Men plaatse de melkpan direct op den
keldervloer of anders in cene andere pan
gevuld met koud water, dat meermalen per
dag ververscht wordt.
3. Door do fleschjes en speentjes direct
na ieder gebruik met heet water zorgvuldig
tc reinigen en in een gesloten pan met
zuiver leidingwater te bewaren.
4. Door het kind op do vastgestelde tijd
stippen nauwkeurig het voedsel te geven,
dat door den dokter aangeraden is.
Indien men meer geeft of do flesch te
spoedig na de vorige geeft, zoo stelt men
het kind aan groot gevaar bloot.
Indien gij "uw kind thans aan de borst
voedt, tracht dit dan voort te zetten: gij
doet dan het beste, wat gij voor nw kind
kunt doen!
G-eef uw kind nimmer een zoethouder of
dotje, dat kan gevaarlik zijns
Gebruik geen flesch met e.on lange slang
doch- met een korte speen.
"Wat. moet de moeder doen, indien de.
zuigeling g-sat- braken of dunne ontlasting
krijgt?
le. Geef hem dan direct op tijdstippen
waarop hij anders zijn voedsel krijgt, een
fleschjo TÏjstewater, bereid volgens onder
staand voorschrift.
2e. Verzuim niet daarna met het kindje
op het eerstvolgend spreekuur van den dok
ter tc komen om verder raad te ontvangen;
want. liet kind mag niet langer dan één of
twen dagen "uitsluitend rijstewater krijgen.
3e. Indien de ziektetêcken&n niet na
eenige uren. wijkc-n. roep dan spoedig de
hulp van uw huisdokter in.
Bereiding van Rijstcwater. Breng 1
ectk.oel vcoraf gewasschen rijst met 1 Li
ter (ïc'i n) water aan de kook in een open
pannetje cn laat het zoolang koken tot de
5elft van het water verkookt is (ongeveer
20 minuten).
Giet het dcor een schoon zeefje. Wan
neer het ie veel verkookt is. vul net dan
met gckcckt water tot Vi Liter bij. Be
waar het afgekoelde rijstewater in een ge
sloten pan of toegedekte pan.
Voor Huis en Hof]
VERGIFTIGE EN SCHADELIJKE
PLANTEN.
De geschiedenis leert ons, dat men Teeds
in da oudheid op de hoogte was met do
giftige en geneeskrachtige werking, die
verschillende planten op mcnsch en dier
ui t oefenden.
Meestal was zulk een plant slechts giftig
of geneeskrachtig, als men ze geplukt had
bij vollen maan, precies te middernacht of
onder het uitspreken van verschillende,
slechts aa-n ingewijden 'bekende, toover-
8preuken. Er kwam dus nog al wat voor
kijken en de resultaten zulle,n dan ook
weieens minder' goed geweest zijn.
We durven gerust neerschrijven, dat
we de kennis van de meest voorkomende
gekweekte en in het wild groeiende vergif
tige planten voor iedereen zeer noodig ach
ten Het beste zou zijn, dat er reeds op de
scholen meer werk van gemaakt werd want
immers _,dei jeugd is de toekomst". Mis
schien gaan we met de schooltuinen wel
in de goede richting.
Ieder moet het wel met ons eens zijn, /lIs
we zeggen dat de kennis van schadelijke
planten noodzakelijk is. In dubbele mate
geldt dit echter voor houders van groot
en klein vee én voor menschen die jonge
kinderen hebben.
Hoe verlokkelijk zien de giftige, zwarte
bessen van de zwarte nachtschade (sola-
num nigrum) en de Taxus baccata er voor
kinderen uit. Da eerste is sterk giftig
(zooals bijna alle leden van die familie) en
de laatste iets minder. Eenige jaren, gele
den nog hebben we een gevalletje meeger
maalct van een jongen, die na het eten van
de mooie roode, zoet smakende, bessen van
Taxus onwel werd, zoodat er geneeskun
dige hulp moest worden ingeroepen. Beiden
zijn zoowel voor mensch als dier schade
lijk, als regel. Geiten schijnen niet veel
last t© heb'bën van he.t loof van Solanum.
Volgens eigen ondervinding is Taxus zeer
schadelijk voor paarden en konijnen. Van
de prachtige en bekende gouden regen zijn
vooral de zaden gevaarlijk
De Juniperus Sabina of Zevenboom is
een conifeer waarvan de» giftige werking
reeds eeuwen bekend is. Zij Bcliijnt nog
al aanleiding gegeven to hebben tot misda
den, want het aanplanten werd in verschil
lende landen verboden.
Do wolfsmelk-achtigen! (Euphovbiceao),
die in ons land in vele variateiten voorko
men, bevatten een melksap, dat niet. alleen
in de maag, maar ook op de huid zeer na-
deeling kan werken. Ook het prachtigo
onschuldig uitziende kamerplantjj} met
rose blpemen en rondaclitigc (niervormige)
bladeren, de Primula obconica, kan na aan
raking onaangename opzwellingen en ver
zweringen veroorzaken.
Men behoeft nu niet ineens dit prachtige
plantje uit de kamer te verbannen, maar
men rake het niet te veel aan en men zor-
ge. dat ook dc kinderen het met rustlaten.
De Digitalis purpurea of het vingers-
hcedskruid is een in tuinen veel voorko
mende, twee-jarige plant met prachtige
rcsc-achtigc bloemen, die wel wat op ,e
vingerhoed gelijken. Deze plant bevat. W
zee.r bekende cn zeer giftige Digital^!,
eenige grammen van dit gif heeftonmid!
dellijk den dood tengevolge.
De prachtige, op kersen gelijkende, vruck
ten van atropa Belladonna (het doodbrute
behooren ook lot de zeer aanlokkelijk uit
ziende, zee.r gevaarlijke Vruchten. Kop
zeer onlangs heeft men in de couranten
kunnen lezen van opzettelijke, misdadige
vergiftiging met atropine.
In tuinen ziet me.n soms wel de doorn-
appel (Datura- stramonium) aangeplant Dc
werkiug van het gif, dat deze plantcn
vooral de vruchten bevatten, schijnt veel
overeenkomst tc hebbc.n met de Belladon
na. De Ramonculaccae, waartoe bijv dc
anemonen, dc boterbloemen en he.t speen-
kruid behooren, staan vooral bij den vee-
houder in een slechten re-uk zoo ook de
paardestaarten (equisetum). Dc gc-kweektc
en nogal veel voorkomende mouuikskap
(aeonitum) behoort tot deze familie ca be-
vat, eveneens zeer schadelijko stoffen.
Ban de spore-planten behoeven wc niet
veel te zeggen. Do z.g. paddestoelen zijn
grootendcels gevaarlijk, terwijl do meeste
schimmels en dergelijke er meestal zoo
onaangenaam uitzien, dat men al bij voor
baat gewaarschuwd wordt.
De werking van de hierboven genoemde
giften is zeer verschillend en meestal ka
rakteristiek. Ze worden bijna allen in de
geneeskunde, in zeer groote verdunningen
gebruikt. De toxicologie hang-t trouwens
nauw samen met de geneeskracht der clan-
ten.
In geval van vergiftiging roepe. men ten
spoedigste de hulp van een geneesheer in.
Veel melk drinken schijnt, als voorloopige
maatregel, tot de komst, van den genees
heer, wel aan te raden te zijn. V. H.
HET VISSCHERSMEISJE.
..Hij komt vandaag weer niet!"
Diepo neerslachtigheid sprak uit toon en
gebaren van liet jonge meisje, dat na lang
dralen het strand verliet, waar ze met ver
langende staaroogen de wijde zee op bad
staan turen.
„Wie is dat meisje?"'vroeg ik een vis-
scher. toon ik haar den volgenden dag weer
aan het strand zag.
,,'"t Is de gekko Lena, meneer, ze kijkt
allen dag naar Raar verloofde uit, die ja
ren. geleden in een stormuaeht verdren
ken is; 't is een treurige geschiedenis,
maar. ziet u. Lena was teen een trotsch
ding en wilde boven haar stand uit."
„Weet jo wat", zei ik, „roei me een
eindje in zee en vertel me da-n haar ge
schiedenis."
Hij deed dit en op ons tochije deelde'
hij mij het volgende mee:
„Tk ken gekko Lena sinds jaren heel
goed. Ze was de vriendin mijner tegenwoor
dige vrouw; U had haar in die dagen moe
ten'zien, toen ze jong was. Wijd cn zijd
was er geen mooiea- en trotschev meisje te
vinden. Dc visschersjongens vond. ze niet
goed genoeg voor haar en daarom werden
zo allen door haar afgewezen. Met mijn
meisje ging zc. Zondags wel eens langs het
strand, wandelen of een naburig derp be
zoeken, soms roeide ik ook de meisjes wel
eens een eindje zee in. Wat kon ze dan
lachen, als e.en schuimvlok over ons heen-
spatte. Dan gloeiden haar wangen en haar
oogen tintelden van levenslust.
Spoedig echter nam haar ongeluk - er-n
aanvang. In Winerode. waar wo diki'ijls
heengingen, waren, eenige vreemde jonge-
heeren, die daar in kosthuizen woonden;
'fc *waren schilders, die zeegezichten maak
ten. zooals ze dat noemden. Ze kwr.mearit
Dusseldorp. Een van hen sloeg het oog
op Lena. Ik had er ee.rst geen erg in, maar
op den terugweg wees Kaatje, nu mijn
vrouw, me heimelijk op Lena, die drocme-
rig in dc boot voor zich uit zat te kijken.
Ze was verstrooid eji antwoordde verkeerd
als we haar wat. vroegen Kaatje schudde
bedenkelijk het hoofd. Vrouwen hebben
nu eenmaal een bijzonderen kijk -op zulke
dingen.' „Heb je, bij die schilders dien jon
gen blonden krulkop gezien? Die heeft haar
het hoofd op hol gebracht en hij schijnt
het ernstig op to nemen."
Kaatje had goed gezien, mo-ar ook de
jonge schilder. Hans Felser, meende het
ernstig. Hij had, zooals bekend werd. geen
vad^j of moeder meer, alleen nog maar
een ouden ongehuwden oom, die zich de»
knaap had aangetrokken en voor zijn on
derhoud en studiegeld zorgde; bik had
hem ook als zijn erfgenaam aangewezen.
Dat alles vernamen we van Lena, die
voor mijn vrouw geen geheimen had. Op
een dag kwam hij in dc hut. barer moeder
liaar hand vragen. Hans Felser had haar
moeder eerlijk verteld, dat hij Lena tot
vrouw wilde hebben, dat hij echter gedeel
telijk van zijn oom afhankelijk was en
vooraf alles beproeven moest om hem dia
andere plannen met hem scheen le heb
ben, voor zijn huwelijksplannen te winnen.
Als echter de oom zijn toestemming wei
gerde, meende hij door hard werken wel ?n
staat, te zijn een bescheiden huishouden te
kunnen onderhouden.
De toestemming van den oom werd ech
ter vergeefs gevraagd, hij- verklaarde ten
slotte Hans te zullen onterven als hij met
een gewoon visschersmeisje ging trouwen.
Na lang beraad, wat ze doen zouden, be
sloot he.t paar eens een gezamenlijke po
ging bij den ouden lieer te doen. Toen <--e
oude heer het meisje zag,- waarop ;!)n
neef het oog had laten vaten, cn haar iets
beter leerde kennen, Lena had eeii'nobcl
karakter, nam hij vrede met het pian'
Ongeveer vier weken latc.r stormde L,ena
bij Kaatjes moeder binnen met een
brief
in de hand, waarin do oude oom verklaar
de, dat hij zijn besluit om zijn neef tc on
erve.n hacl ingetrokken.
Nu begon Lena aanstonds toehoren-12'1 c
voor haar huwelijk tc maken. Veel bad z
cr niet voor tc doen, dc schilder
voor allen zorgen. Maar haar bnrJonSK1'--
zou ze zelf in orde-brengen. Ze wilde
wit trouwen met ccn langen sluier o\c
hoofd.