Milde Pelikaan van Liefde, Jesus zoet, Reinig mij onreine Met Uw kostbaar bloed. iWas een cnklo druppel Immers al genoeg. Dat hij al wat- leeft van Alle schuld ontsloeg. Jesus, Dien.'k gesluierd Voor mijn oogen zie, Geef dat naar mijn dorsten Mij in Jt eind geschiel Dat ik ongesluierd Schouwe Uw aangezicht, Zalig in 't genieten Van Uw glorie licht. X. J. H. I I. In do Lakenhal. n Links naast den ingang men pas seert het tafeltje met foto's, gelijk men dat in alle musea pleegt aan te treffen ligt, -wat men zou kunnen noemen, „de zilverkamer" van onze Lakenhal. Behalve de groole verduld-zilveren bokaal, ge schonken door de koningin Tan Bohemen zooals hier een paar weken geleden reeds werd gememoreerd vindt men daar in een glazen kast het stedelijk zil verwerk. Om te beginnen: acht groote zilveren kandelaars, met het wapen van Leiden op den voet gegraveerd; vier gedreven zilve ren voeten voor zoutvaten, insgelijks met het sleulelwapen versierd; een gedreven zilveren hJndwaschschotel, met in het midden het stadswapen in massief goud; een bij dezen schotel behoorende kan. Van dezo kostbaarheden vermeld de ca talogus een boek van haast 400 pa gina's, opsommend ruim 4000 voorwerpen, de schilderijen hierbij inbegrepen leuk weg: „werden bij de maaltijden op het Stadhuis gebezigd". Daar gaat een verschiet open! De vitrine bevat nog: 1 gedreven,zilveren wijnkoeler, 12 paar zilveren lepels en vor ken: een zilveren eetlepel en 6 zilveren theelepeltjes. Van een en ander wordt het gebruik niet vermeld, maar ook deze voor werpen zijn versierd met het Leidschc wanen, en dit zegt geioeg. Maaltijden ten Stadhuize! En wat zal die tafel er kostelijk uitgezien hebben, te oordeelen ten minste naar de „voeten voor zoutvaten", 't Lijken wol voeten van kandelaars, zoo groot zijn ze. Een zout vaatje, gelijk we tegenwoordig gebruiken, zou er een mal figuur op maken. Onze voorvaderen hielden blijkbaar erg van een hartigen brok. Bij zulke enorme zout vat voeten be hoorde natuurlijk een tafeluitrusting van evenredigen omvang, weshalve we gerust mogen a a nu omen, dat die ééne wijnkoeler en dat zielige stelletje lepels en vorken slechts een overschotje is van wat er ge weest moet zijn. Dan gaat het tegenwoordig ten stad huize eenvoudiger! Maaltijden worden er sinds menschenhengenis nooit meer gege ven en als we 't wel hebben zijn de zil veren burgomeesterlijke ambtsketen en de gouden éeremedaille van den majordo- mus Brakel de eenige stokken van edel metaal, welke er nog worden gevonden. Er wordt hoogstens nog thee gedronken 1bij avonds zittingen van den Raad en in commissie-vergaderingen maar dan gebeurt dit uit doodgewone kopjes, waar in men roert met allerdoodgewoonste tin nen lepeltjes, 't Leidsche wapen is ner gens op te vinden. Vroeger wisten ze 't wel' Men vindt ter Lakenhal b.v. ook acht groote tinnen wijnkannen, gebruikt bij do vergaderin gen op 't Stadhuis, 't Is waar, toen de Raad nog slechts één avondzitting per jaar hield hij de behandeling der be- grooting; waar is dio rustige tijd geble ven? werden de vroede vaderen voor die ongewone inspanning wel op een glaasje wijn onthaald. Toen stonden ech ter die groote kannen al lang in 't mu seum; oen paar flesschen waren vol doende. v Niet alleen ten stadhuize werd vroeger officieel wijn gedronken, ook b.v. op het stadsjacht. dat zeker gebruikt werd om Leiden's uitgebreide vroonwateren te in- specteeren, want de stadgrachten .kan men wel wandelend bekijken. "Waarom zou men er anders op dat jacht al die wijnglazen op na gehouden hebben, welke men nu in ons museum nog bewonderen kan. Bewonderen is het rechte woord, want er zijn allerlei wapens van Leiden na tuurlijk en van eenige Oranjevorsten 1 benevens spreuken en emblemen in gesle pen. Niet alleen 't wijntje moest vroeger goed wezen, maar ook 't glaasje, al was men er niet altijd voorzichtig mee, want eenige zijn leelijk beschadigd. Het jacht tail soms erg geslingerd' hebben De tijden zijn wel veranderd. Deze gedachte dringt zich ook op, wan neer men in een kast op een der vleugcis ?an 't oude gedeelte de costumes aan schouwt, door den hoofdpersoon der stu denten-maskerade in 1905 gedragen. Mr. 8. N. B. Halbertsma, van Rotterdam, 3telde toen den koning-stadhouder "Willem III voor, hij welke gelegenheid hij ook de statiekoefs gebruikte, welko beneden in den corridor staat. Wat moet hij er kos telijk hebben uitgezien, in die costuums *-■ 't zijn er drie van dure stoffen; jeen katoen of zoo iets, met opïegsels en opvullingen, welke een mooien schijir aioesten geven, maar „echt spul". Alleen do diamanten knoopen zijn natuurlijk Jiamaak; 't zaakje zal zoo toch al geld ge noog gekost hebben. En dan te bedenken, dat terwijl nog fli 1905 de hoofdpersoon Zich aldus kon tooien, waarbij dan de overige deelnemers zich vanzelf waardig moesten aanpassen tegenwoordig aan maskerades niet meer gedacht wordt. Men viert nu feest op bescheiden schaal, wat men een gevolg van den oorlog noemt. Als onze 3 October- Vereeniging er den moed niet inhield, zouden we nooit meer eens een optocht te zien krijgen. Van oude costuums gesproken, zoo'n harnas, gelijk er een staat, in de buurt der maskeradepakken, van mr. Halberts ma, dat moet toch ook een geschiedenis geweest zijn! Hoe hebben de lui er mee kunnen loopen en kunnen vechten. Men zal misschien zeggen: „zo zaten, roim ge noeg", maar dan leert een schilderijtje in een der benedenzalen het toch anders. Daarop het hangt tegen een deurpost tusschen twee zalen staan een paar edélvrouwen afgebeeld, die een ridder helpen, zijn ijzeren pak uit of aan te doen. Een der schoonen zet daarbij haar voet doodgewoon tegen 's ridders zij, blijkbaar om voldoende kracht te kunnen ontwikkelen hij 't sjorren aan het boven armstuk van den dappere. Van ruim zit ten gesproken 't Doet denken aan de nauwgeregen cor- setten voor de thans gelukkig verdwe nen wespentailles onzer dames, waarhij ook krachtsinspanning te pas kwam. En dat waren dan nog buigzame baleinen, terwijl die ijzeren harnassen alles be halve buigzaam waren. Met schar nieren en schuifbare deelen werd wel ge tracht, het zaakje zooveel mogelijk soe pel te maken, maar een afstandsmaxsch zal men er toch wel niet mee afgelegd hebben, tenzij te paard. Zoo'n geheel ijze ren gewaad zal wel niet voor voetknechten bestemd geweest zijn. 't Is intusschen wel interessant, dat men die oude dingen bewaart. Men mocht anders'do middeleeuwsche ridderverhalen waarmede zelfs Couperus in zijn „Zwevende Schaakbord" al zachtzinnig den draak steekt eens niet meer nul len geloovcn. Men ziet hier nu zoo'n liamachement, terwijl zware schilden en groote slagzwaarden mede aanwezig zijn. 't "Waren mannetjesputters vroeger! AJO Zonirchi en onze huid. (H) In. een vorig artikel hebben wij gezien, dat het. zonlicht ultra-violette stralen be vat, die een krachtige scheikundige wer king hebben en 'n schadelijken invloed uit oefenen op de huid. "Wij zagen dat de huid daartegen een verweermiddel heeft in den vorm van het pigment, een korrelige kleur stof in de opperhuid, het sterkst aanwezig bij de negers, tamelijk sterk bij zwarthari- gen en brunetten, het minst echter bij blonde menschen. Bij deze laatslen is de invloed der felle zonbestraling op dc huid daarom het dui delijkst. De huid verzet er zich als 't ware tegen, net als tegen igts schadelijks, maar al heel gauw wordt ze rood, vervolgens zwelt ze op, ze raakt ontstoken". Ze we.rkt dan als 'een vuurscherm, als een rood gor dijn, dat al aanstonds de schadelijke stra len van het zonlicht zooveel mogelijk zoekt af te weren. Na eenige dagen treedt er ver- velling op (afschilvering van de ópperhuid) maar inmiddels heeft zich een sterke pig— mentlaag gevormd (van geel tot bruin) uit de die.pere lagen van de opperhuid. Ook deze verkleuring is alweer een maatregel van verweer, want het pig ment bemoeilijkt immers het doordringen van de schadelijke (ultra violette.) stralen van het zonlicht. Bij blonde menschen nu wordt het pig ment het moeilijkst gevormd, reden waar om zij vooral met- het felle zonlicht voor zichtig moeten zijn. Blonde menschen worden niet bruinrood doch geel als ze lang en dikwijls in de zon zitten, ten slotte worden ze tanig. Da mes past op! Door prof. Kaposi te Weenen is een huid ziekte beschreven, die op jeugdigen leef tijd door de zonnestralen veroorzaakt wordt en zeer dikwijls in kanker overgaat. Hij noemde deze ziekte Xeroderma pig mentosum". Ook dr. Gaarenstroom, geneesheer van aan het kankcrinstitnut, het Antoni van Leeuwenhoekhuis, te Amsterdam, heeft in dertijd in het Tijdschrift voor Geneeskunde op deze gevolgen van zonbestraling de aan dacht gevestigd. „In den vroegsten' kinderleeftijd, schreef hij treedt in het voorjaar of in den zomer, als do kinderen in de buiten lucht aan het krachtigs zonlicht zijn bloot gesteld, een ontsteking van de ontbloote lichaamsdeelen op, die. volkomen op ge<- wone zonnedermatitis (dermatitis huid ontsteking) gelijk. Na herhaalde dergelijke aanvallen ont wikkelt zich een klcinvlekkïga 'pigmeritatïe in do hnid van gelaat, hals, nek cn onder armen, welke zich later over ee,n groot deel van het lichaam uitbreidt. Tusschen ,de pigmenisvlekken vindt men ee.n droge atro- phische slecht gevoede) dunne huid met vaatverwijdingen. Na enkele jaren ontwikkelen zich op de bruino vlekken naast hypereratossn (hoomachtigo verdikkingen van de huid) ook wratachtige verhevenheden en rhaga- den (kloven). Deze gaan ten slotte over in kwaadaardige woekering, meestal in kan ker, soms in sarcoom". De beschrijving is, dunkt me, meer dan voldoende, om vooral de dames angstig en voorzichtig te maken en niet te veel toe te geven aan de malle modegril om zich bruin te laten stoven door de felle zonnestralen. Bij lieden, die veel in dc buitenlucht ver toeven. en aan de werking der zonnestra len zijn blootgesteld, zooals landbouwers, koetsiers en vooral zeelieden, wordt de huid van gelaat, ooren en handen er niet beter en fraaier op. Op sommige plaatsen wordt ze dun en glad, op andere dik en hoornachtig; of wel er vormen zich bruine of zwarte kbrsten, waaronder zich ontvelde, licht-blocdende plekjes bevinden die in kankerzweren kunnen overgaan. Zulk een huid noemt men een „z e e- mansliuid"; men vindt haar alleen op plaatsen, die onmiddellijk aan het zonlicht- zijn blootgestelde Het bovenste gedeelte van het voorhoofd, dat door hoed of pet beveiligd wordt, blijft vrij, evenals desnor en de baardstrt.ek en andere bescha duwde plekken. Dit alles is, dunkt- me, duidelijk genoeg, vooral voor onze meisje en vrouwen, om op haar hoede to zijn, want, al zou er slechts ook een enkele op den duur kanker van krijgen, toch dienen zij le bedenken, dat ze er niet mooier op worden. Ze behoeven slechts te letten op schippersvrouwen en zigeuner-dames, die al te veel aan dc bui tenlucht, d. w. z aan liet zonlicht zijn blootgesteld. Ook het haar kan er door verkleuren, (verschieten). De blond-, bruin, en Toodlia- rige meisjes en vrouwen worden cr alweer het meest door bedreigd. De haartooi is dan niet. egaal gekleurd maar met lichter-getinte banen doorscho ten; men noemt deze ontsiering van ouds melkboere-hondenhaar. Een dergelijk pro ces kan ook in dc huid zelve plaats heb ben, dan verschiet het. pigment; het ver schuift; sommige plekken zijn dan ont kleurd en and-ere véél donkerder geworden. ..Een menscli is zoo oud als zijn hart" zegt het spreekwoord; men kan er bijvoe gen „hij ziet er zoo oud uit als zijn vel"; welnu ook van de vrouwen in. Zuidelijke landen is het- bekend, dat. zij veel gauwer tanig' en leelijk worden dan die in de Noordelijke. Nic.t alleen voor de huid doch ook vcor de oogen is te félle bestraling van bet zon licht schadelijk. Ook hier zijn het weer vooral de stralen van korte golflengte (de chemische of ultxa-viclette) die het scha delijkst zijn. Het. nelvlies wordt overge voelig cn zelfs vernietiging van het ze nuwweefsel van de oogzenuw kan optre den. Daarom er voor gezorgd de oogen tc be „hoed'*'en. Te felle zonbestraling is ook schadelijk voor ons zenuwstelsel. Het kan aanleiding geven tot prikkelbaarheid, slapeloosheid, hoofdpijn etc. Hier tegenover staat de oude ervaring dat/een donkere kamer een kal- mesienden invloed uitoefent omdat dc 'licht stralen dan niet al te sterk inwerken op het nekvües en verder op het centraio zenuwstelsel. Men behoeft daarom r.ïet in bet donker te gaan zitten, doch dc juiste middelmaat is ook hier alweer het beste. Ook over de zoogenaamde „zonnesteek" hier nog e.en enkel woord. Deze aandoe ning moet niet verward worden met die, welke door oververhitting ontstaat Mar- cheerende soldgien kunnen als het warm is, ook al is dc lucht bewolkt; bewusteloos neervallen en zelfs sterven, doordat ze de door het marchee.ven ge vormde warmte niet kunnen kwijtraken aan de warme lucht die ben omgeeft. Hetzelfde kan ook geschieden bij stokers en tremmers in de wanne stookruimten van stoomschepen, maar deze aandoening mag niet met zonnesteek" op één lijn ge steld worden. Zonnesteek treedt op als een gevolg van directe felle zonbestraling. Hierbij zakt de persoon plotseling in elkaar zonder zijn bewustzijn te verliezen, heeft een weeke snelle pols, e.en normale temperatuur (of zelfs daar beneden), opge.net gelaat, uitpui lende oogen, koude* handen en voeten. Wordt hij in dc schaduw gebracht <Wi herstelt hij meestal spoedig na een opwek kend middel. In warme landen beveiligen de inboorlingen zich er tegen door hun hoofd en nek te bedekken met hun haren of met een of ander hoofddeksel. In de Engelsche koloniën, en ik meen ook bij ons in Indië, dragen de soldaten dan ook helmen met nekbeschermers. Tegenover al de. 'nadeelen van te veel zonlicht en men ziet dit in deze dagen maar al te vaak staat echter de heil zame genezende werking van de zonnestra len zooals die methodisch voor het eerst werd toegepast in de klinieken van dr. R oilier te Leisin (Zwitserland) bij de bestrijding van tuberculose waarover ech ter later ee.en afzonderlijk ar tike 1. In deze warme dagen lijkt het mij zeer actueel en praetisch de volgende waar schuwing uitgaande van den Nederland- schen Bond tot Bescherming van Zuigelin gen onder de oogen der lezers van de L. Crt. to brengen. ■W. w. Waarschuwing. In de warme zomermaanden worden vele zuigelingen ernstig ziek. Deze ziekte treedt soms plotseling op en kenmerkt zich door braken en dunne ontlasting. Borstkinderen worden door deze ziekte veel minder dikwijls aangetast dan kinde ren, die met de flesch gevoed worden. Als oorzaken voor het ontstaan dezer ziekte kennen wij: 1. Oververhitting van het kind door te warme en te vast aangelegde kle.eding en verblijf in een vertrek dat onvoldoende ge lucht wordt. 2. Bederf der melk, die niet. voldoende versch is en niet koel bewaard wordt. 3. Verontreiniging van het voedsel, door dat de, fleschjes en speentjes niet zorgvul dig schoongemaakt en schoongehoiulen worden. 4. Ondoelmatige voeding van het. kind, vooral overdadige voeding en onregelmati ge toediening van het voedsel. Let wel! Nimmer is het doorkomen van tandjes oorzaak van dezo ziekte! Hoo kan do moeder" het optreden' van. deze ziekte zooveel mogelijk voorkomen? la. Door ke,t kind vooral op warmo da gen tc doen verblijven in een. frisscho ka mer, dio goed gelucht wordt. Het raam of de deur aan do schaduwzijde flink open zetten! (ook 'a nachts). tb Door het kind op warmo dagen luch tig le kleeden. Op hee.te dagen kan nien den gezonden zuigbling slechts met een hemdje en een luier kleeden cn hem met een lakentje dekken. Het hoofdje moet. men koel houden en niet' bedekken.^ Ook doet men goed indien men den gazonden zuigeling veel buiten brengtbij groote. hitto op een koele, niet. zonnige plek. 1c Door het kind dagelijks geheel te wasschen of liever nog te bade-n. 2. Door de, melk te kóopen bij een be trouwbare inrichting of melkboer. Het voedsel van den zuigeling moet direct na ontvangst der melk bereid worden, zoo vlug mogelijk afgekoeld en in eene gesloten pan op een koele plaats bewaard worden. Men plaatse de melkpan direct op den keldervloer of anders in cene andere pan gevuld met koud water, dat meermalen per dag ververscht wordt. 3. Door do fleschjes en speentjes direct na ieder gebruik met heet water zorgvuldig tc reinigen en in een gesloten pan met zuiver leidingwater te bewaren. 4. Door het kind op do vastgestelde tijd stippen nauwkeurig het voedsel te geven, dat door den dokter aangeraden is. Indien men meer geeft of do flesch te spoedig na de vorige geeft, zoo stelt men het kind aan groot gevaar bloot. Indien gij "uw kind thans aan de borst voedt, tracht dit dan voort te zetten: gij doet dan het beste, wat gij voor nw kind kunt doen! G-eef uw kind nimmer een zoethouder of dotje, dat kan gevaarlik zijns Gebruik geen flesch met e.on lange slang doch- met een korte speen. "Wat. moet de moeder doen, indien de. zuigeling g-sat- braken of dunne ontlasting krijgt? le. Geef hem dan direct op tijdstippen waarop hij anders zijn voedsel krijgt, een fleschjo TÏjstewater, bereid volgens onder staand voorschrift. 2e. Verzuim niet daarna met het kindje op het eerstvolgend spreekuur van den dok ter tc komen om verder raad te ontvangen; want. liet kind mag niet langer dan één of twen dagen "uitsluitend rijstewater krijgen. 3e. Indien de ziektetêcken&n niet na eenige uren. wijkc-n. roep dan spoedig de hulp van uw huisdokter in. Bereiding van Rijstcwater. Breng 1 ectk.oel vcoraf gewasschen rijst met 1 Li ter (ïc'i n) water aan de kook in een open pannetje cn laat het zoolang koken tot de 5elft van het water verkookt is (ongeveer 20 minuten). Giet het dcor een schoon zeefje. Wan neer het ie veel verkookt is. vul net dan met gckcckt water tot Vi Liter bij. Be waar het afgekoelde rijstewater in een ge sloten pan of toegedekte pan. Voor Huis en Hof] VERGIFTIGE EN SCHADELIJKE PLANTEN. De geschiedenis leert ons, dat men Teeds in da oudheid op de hoogte was met do giftige en geneeskrachtige werking, die verschillende planten op mcnsch en dier ui t oefenden. Meestal was zulk een plant slechts giftig of geneeskrachtig, als men ze geplukt had bij vollen maan, precies te middernacht of onder het uitspreken van verschillende, slechts aa-n ingewijden 'bekende, toover- 8preuken. Er kwam dus nog al wat voor kijken en de resultaten zulle,n dan ook weieens minder' goed geweest zijn. We durven gerust neerschrijven, dat we de kennis van de meest voorkomende gekweekte en in het wild groeiende vergif tige planten voor iedereen zeer noodig ach ten Het beste zou zijn, dat er reeds op de scholen meer werk van gemaakt werd want immers _,dei jeugd is de toekomst". Mis schien gaan we met de schooltuinen wel in de goede richting. Ieder moet het wel met ons eens zijn, /lIs we zeggen dat de kennis van schadelijke planten noodzakelijk is. In dubbele mate geldt dit echter voor houders van groot en klein vee én voor menschen die jonge kinderen hebben. Hoe verlokkelijk zien de giftige, zwarte bessen van de zwarte nachtschade (sola- num nigrum) en de Taxus baccata er voor kinderen uit. Da eerste is sterk giftig (zooals bijna alle leden van die familie) en de laatste iets minder. Eenige jaren, gele den nog hebben we een gevalletje meeger maalct van een jongen, die na het eten van de mooie roode, zoet smakende, bessen van Taxus onwel werd, zoodat er geneeskun dige hulp moest worden ingeroepen. Beiden zijn zoowel voor mensch als dier schade lijk, als regel. Geiten schijnen niet veel last t© heb'bën van he.t loof van Solanum. Volgens eigen ondervinding is Taxus zeer schadelijk voor paarden en konijnen. Van de prachtige en bekende gouden regen zijn vooral de zaden gevaarlijk De Juniperus Sabina of Zevenboom is een conifeer waarvan de» giftige werking reeds eeuwen bekend is. Zij Bcliijnt nog al aanleiding gegeven to hebben tot misda den, want het aanplanten werd in verschil lende landen verboden. Do wolfsmelk-achtigen! (Euphovbiceao), die in ons land in vele variateiten voorko men, bevatten een melksap, dat niet. alleen in de maag, maar ook op de huid zeer na- deeling kan werken. Ook het prachtigo onschuldig uitziende kamerplantjj} met rose blpemen en rondaclitigc (niervormige) bladeren, de Primula obconica, kan na aan raking onaangename opzwellingen en ver zweringen veroorzaken. Men behoeft nu niet ineens dit prachtige plantje uit de kamer te verbannen, maar men rake het niet te veel aan en men zor- ge. dat ook dc kinderen het met rustlaten. De Digitalis purpurea of het vingers- hcedskruid is een in tuinen veel voorko mende, twee-jarige plant met prachtige rcsc-achtigc bloemen, die wel wat op ,e vingerhoed gelijken. Deze plant bevat. W zee.r bekende cn zeer giftige Digital^!, eenige grammen van dit gif heeftonmid! dellijk den dood tengevolge. De prachtige, op kersen gelijkende, vruck ten van atropa Belladonna (het doodbrute behooren ook lot de zeer aanlokkelijk uit ziende, zee.r gevaarlijke Vruchten. Kop zeer onlangs heeft men in de couranten kunnen lezen van opzettelijke, misdadige vergiftiging met atropine. In tuinen ziet me.n soms wel de doorn- appel (Datura- stramonium) aangeplant Dc werkiug van het gif, dat deze plantcn vooral de vruchten bevatten, schijnt veel overeenkomst tc hebbc.n met de Belladon na. De Ramonculaccae, waartoe bijv dc anemonen, dc boterbloemen en he.t speen- kruid behooren, staan vooral bij den vee- houder in een slechten re-uk zoo ook de paardestaarten (equisetum). Dc gc-kweektc en nogal veel voorkomende mouuikskap (aeonitum) behoort tot deze familie ca be- vat, eveneens zeer schadelijko stoffen. Ban de spore-planten behoeven wc niet veel te zeggen. Do z.g. paddestoelen zijn grootendcels gevaarlijk, terwijl do meeste schimmels en dergelijke er meestal zoo onaangenaam uitzien, dat men al bij voor baat gewaarschuwd wordt. De werking van de hierboven genoemde giften is zeer verschillend en meestal ka rakteristiek. Ze worden bijna allen in de geneeskunde, in zeer groote verdunningen gebruikt. De toxicologie hang-t trouwens nauw samen met de geneeskracht der clan- ten. In geval van vergiftiging roepe. men ten spoedigste de hulp van een geneesheer in. Veel melk drinken schijnt, als voorloopige maatregel, tot de komst, van den genees heer, wel aan te raden te zijn. V. H. HET VISSCHERSMEISJE. ..Hij komt vandaag weer niet!" Diepo neerslachtigheid sprak uit toon en gebaren van liet jonge meisje, dat na lang dralen het strand verliet, waar ze met ver langende staaroogen de wijde zee op bad staan turen. „Wie is dat meisje?"'vroeg ik een vis- scher. toon ik haar den volgenden dag weer aan het strand zag. ,,'"t Is de gekko Lena, meneer, ze kijkt allen dag naar Raar verloofde uit, die ja ren. geleden in een stormuaeht verdren ken is; 't is een treurige geschiedenis, maar. ziet u. Lena was teen een trotsch ding en wilde boven haar stand uit." „Weet jo wat", zei ik, „roei me een eindje in zee en vertel me da-n haar ge schiedenis." Hij deed dit en op ons tochije deelde' hij mij het volgende mee: „Tk ken gekko Lena sinds jaren heel goed. Ze was de vriendin mijner tegenwoor dige vrouw; U had haar in die dagen moe ten'zien, toen ze jong was. Wijd cn zijd was er geen mooiea- en trotschev meisje te vinden. Dc visschersjongens vond. ze niet goed genoeg voor haar en daarom werden zo allen door haar afgewezen. Met mijn meisje ging zc. Zondags wel eens langs het strand, wandelen of een naburig derp be zoeken, soms roeide ik ook de meisjes wel eens een eindje zee in. Wat kon ze dan lachen, als e.en schuimvlok over ons heen- spatte. Dan gloeiden haar wangen en haar oogen tintelden van levenslust. Spoedig echter nam haar ongeluk - er-n aanvang. In Winerode. waar wo diki'ijls heengingen, waren, eenige vreemde jonge- heeren, die daar in kosthuizen woonden; 'fc *waren schilders, die zeegezichten maak ten. zooals ze dat noemden. Ze kwr.mearit Dusseldorp. Een van hen sloeg het oog op Lena. Ik had er ee.rst geen erg in, maar op den terugweg wees Kaatje, nu mijn vrouw, me heimelijk op Lena, die drocme- rig in dc boot voor zich uit zat te kijken. Ze was verstrooid eji antwoordde verkeerd als we haar wat. vroegen Kaatje schudde bedenkelijk het hoofd. Vrouwen hebben nu eenmaal een bijzonderen kijk -op zulke dingen.' „Heb je, bij die schilders dien jon gen blonden krulkop gezien? Die heeft haar het hoofd op hol gebracht en hij schijnt het ernstig op to nemen." Kaatje had goed gezien, mo-ar ook de jonge schilder. Hans Felser, meende het ernstig. Hij had, zooals bekend werd. geen vad^j of moeder meer, alleen nog maar een ouden ongehuwden oom, die zich de» knaap had aangetrokken en voor zijn on derhoud en studiegeld zorgde; bik had hem ook als zijn erfgenaam aangewezen. Dat alles vernamen we van Lena, die voor mijn vrouw geen geheimen had. Op een dag kwam hij in dc hut. barer moeder liaar hand vragen. Hans Felser had haar moeder eerlijk verteld, dat hij Lena tot vrouw wilde hebben, dat hij echter gedeel telijk van zijn oom afhankelijk was en vooraf alles beproeven moest om hem dia andere plannen met hem scheen le heb ben, voor zijn huwelijksplannen te winnen. Als echter de oom zijn toestemming wei gerde, meende hij door hard werken wel ?n staat, te zijn een bescheiden huishouden te kunnen onderhouden. De toestemming van den oom werd ech ter vergeefs gevraagd, hij- verklaarde ten slotte Hans te zullen onterven als hij met een gewoon visschersmeisje ging trouwen. Na lang beraad, wat ze doen zouden, be sloot he.t paar eens een gezamenlijke po ging bij den ouden lieer te doen. Toen <--e oude heer het meisje zag,- waarop ;!)n neef het oog had laten vaten, cn haar iets beter leerde kennen, Lena had eeii'nobcl karakter, nam hij vrede met het pian' Ongeveer vier weken latc.r stormde L,ena bij Kaatjes moeder binnen met een brief in de hand, waarin do oude oom verklaar de, dat hij zijn besluit om zijn neef tc on erve.n hacl ingetrokken. Nu begon Lena aanstonds toehoren-12'1 c voor haar huwelijk tc maken. Veel bad z cr niet voor tc doen, dc schilder voor allen zorgen. Maar haar bnrJonSK1'-- zou ze zelf in orde-brengen. Ze wilde wit trouwen met ccn langen sluier o\c hoofd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8