fj Anecdote rsa 1 laten een geducht pak rammel en werd de kamer.... uitgeschopt. „Ik zal hem die kunsten wel afleeren", fcei Papa. In den loop van den middag kwamen moeder en zus bij Anton, die te bed lag met een riem strak om zijn leege buikje gespannen. Ze smeekten hem. toch aan papa te gehoorzamen, anders kwamen er nog ongelukken. „Ik moet eer aan O. L. Heer gehoorzamen als Hij me gebiedt, dan aan vader, die mij hetzelfde verbiedt", dat was zoowat het eenige dat zc van hem te fcooren kregen. Het kranig kereltje bleek bereid den hongerdood te sterven voor God. Xu en dan zuchtte hij: „O. L. Heer, laat papa toch permissie geven, ik heb eoo'n honger." Molly had stilletjes een heerlijke, met vleesch belegde boterham meegebracht. 'Anton had haar de boterham afgerukt en ineens het raam uitgegooid; „eerst moet pana permissie geven". Des avonds moest Anton bij het avond eten weer aan tafel verschijnen. „Eet je nog niet?" vroeg papa erg barsch. „Geeft 11 me permissie?" „Neen!" „Dan èe.t ik ook niet." „Heb je dan geen honger?" „Geweldig!." „Kom jongen, hoor nu goed: eet nu éérst, dan zullen we later over dat kerkgaan praten." „Neen pa! eerst permissie, dan ete.n." Dat waren twee Van Mokerens, vertel ik u. aan elkaar gewaagd. Lieve woordjes, schoone beloften, drei gementen, nog een fel pak slaag, niets hielp; Anton had den geheelen dag nog niets gebruikt en ging met een raze.nden geeuwhonger weer naar bed. Papa had met een heel erg kras woord verboden hem iets dien nacht te brengen. Toen alles sliep, zoowat middernacht, ging moeder met een glas melk, waarin zij een geklutst had, naar Anton zijn kamer. Bij het openen der deur schrok ze zich bijna dood. Anton lag daar met half verglaasde oogen stuiptrekkend, meer dood dan levend, te sterven, dacht mama. Ze holde naar beneden, riep Molly en papa. Weldra waren ze bij Anton's bed, de DE GESCHIEDENIS VAN 'T SCHOOIERTJE. Ill Daarbij kwam nog de herhaalde waar schuwing van den brutalen huiseigenaar, die, had hij gekund en gedurfd, ons op straat zou hebben- gezet, omdat wij nog een paar weekjes %uur ten achter waren. Wat moest ik doen? Wij hadden niets meer te eten. Vader meest versterkende middelen bebben. Vader m.qést een drankje hebben voor de.n hoest en vader hield van bloemen. Dat wist ik. Hoe arm we waren, toch stond* een klein bouquetje bloemen in een klein eenvoudig glazen vaasje op tafel en zou dat nu nie.t meer zijn? Zoo lang vader leefde, zou ik zorgen dat een bloempje niet ontbrak; dat pleizier zou ik hem blijven doen. Ik zou er op uit gaan. Ik zou gaan spelen e.n probeeren om ook iets op straat te ver dienen en lukte het niet, dan dan zou ik elders gaan, maar ik zou niet terugkomen, zonder brood, zonder medicijn zonder een besje bloemen. Dat beloofde ik vader en ik ging. Wat ik toen geleden heb, dien eersten keer, dat ik zelf er op uit ging om spelen de op irtraat wat te verdienen, kan ik niet zeggen. Hier werd ik uilgelachen en op zij geduwd; daar werd ik aangemaand elders mija klaagliederen te spelen; ginds werd ik in de maling genomen en noemde men mijn spelen „zagen" een woord dat me pbn deed en verdriet, nog meer dan te z:en, dat men niets of niet veel in mijn petje lei. als ik nederig de ronde maakte. Daar waren ook medelijdende zielen. Ja, ik herinner me nog een ruwe matroos met een hart van goud. „Kcm hier vent; jij zult wel honger heb ben en ik heb genoeg. Alles voor jou. Aan nemen Een kom koffie voor de,n speel- mnn." Wat smaakte me dat! Nooit zal ik dien man vergeten. Maar had ik wel zooveel ontvangen als ik moest? Ik moest zooveel koopen. Ik moesit een drankje hebben, een brood en bloemen. En ik telde na, wat ik gebeurd had en ik had te weinig, maar toch kwam ik met alles thuis.want een vriendelijk bloemenmeisje gaf mij het bouquetje voor 10 cent, omdat ik er zoo armoedig en elledig uitzag, zei ze. En zoo kwam ik thuis met vreugde in het hart en een blosje op de wang van 't harde loopen, maar wat was dat? Daar vond ik vader dood op zijn bed en ik ik was n:et bij hem geweest om hem te steunen in zijn laatste oogenblikken en het scheiden uit dit leven lichter te maken. He.t had niet zoo moeten zijn. Ik had vader de oogen niet mogen dichtdrukken; toen hij naar den goeden God ging om daar het loon te ontvangen voor zijn braaf e.n goed leven, hier beneden volbracht. Daar lag hij, de brave oude grijsaard, die op het einde zijns levens zooveel verdriet had gehad; die miskend werd, toen hij oud werd en versleten. Ik stond daar als een wezenlooze en dan wat moest ik doen?wat moest gebeuren? Ik was pa3 vijftien jaar en stond reeds alleen op de wereld. Zonder familie, zonder vriend, zonder kennis. Daar bij zonder geld en middelen om verder te komen. Er was niemand, aan wien ik mijn hart kon uitstorten en mijn nood klagen; er was geen lieve moeder om me heen, in wiea* vrouwen alles uitdenkend om Anton's levensgeesten weer op te wekken; vader stond alles'stilzwijgend een beetje verder af aan te zien. Zou zijn jongenzijn naamdrager.zijn veelbelovende Anton den moed hebben om, terwille van een Mis-hoorendood te gaan? Van een lichte beweging van Anton maakte de moeder gebruik om te zeggen: „liefste kindeet toch wat, anders ga je echt dood!" „Geeftpapapermissie?" klonk het zwak, met stokkende stem. Toen was het gewichtige, alles beslis sende moment gekomen. Papa trad zachtkens naderbij en vroe.g zeer onthutst: meen je het ernstig, An ton? eet je niet vooraleer jk je permissie geef naar de kerk te gaan?" „Ja.. Pa!., ik meen., het beslist!" „Nou dan, jongen" en nu stokte Papa's stem: „je., mag., voortaan naar de kerk!" En alsof Anton's oogen nieuw leven kregen, keek hij zijn vader blij-dankbaar aan en zei met zwakke stem: „dank u, beste papageef me gauw ete.nik heb zoo'n honger." En de moeder goot voorzichtig, bij kleine teugjes, de versterkende melk tussehen zijn 'bleeke lippen. Molly kwam aandragen met vliesjes rookvleesch. Hetgeen volgde laat zioh beter indenken dan beschrijven. Na een uur sliep Anton in met een be vredigden maag en mcit heel-zijn jonge ziel blij. om zijn overwinning als Belijder van ons H. Geloof. Nog een uur later, in hun slaapkamer teruggekeerd, zei papa Van Mokere.n tot zijn vrouw: ..Moeder, bij de eerstvolgende Zondagsohe Mis gaan we alle vier naar de kerk. We moeten trotsch zijn op zoo'n zoon! Onze jonce.n van pas 10 jaar oud heeft ons weer Katholiek gemaakt." En sinds dien tijd hebben ze nooit een H. Mis overgeslagen en gaan ze alle vier geregeld te communie. En vindt u niet, b0s<e lezers en lezeres sen, dat ik. niettegenstaande alles, gerust een erroote svmpathie mag koesteren voor armen ik het leed kon uitschreien en die me troosten kon en opbeuren. Ik stona al leen op de wereld en die wereld was me vreemd en joeg me vrees aan. Wat bleef mij dan over tè deen? Heengaan! De. wereld in! Ver weg van de plaats, waar ik zoovéél leed had gezien en zooveel armoede had geleden en onder vonden hce bitter het leven was. Weg uit die vreeselijke straat, met die gore daken en uitgesleten trappen naar boven: weg in die buurt, waar nooit het zonnetje scheen, maar Let aldoor triestig was rondemme! Ik wilde niémand merr zien en toen dan ook mijn vader ter aarde besteld was en ik een laatste bloempje had neergelegd op zijn graf en nog eens gebeden had voor de rust zijner ziel, toen nam ik mij'n viool mijn eenigste en trouwe vriendin onder den arm en ging. Waarheen? Waar de goede God me bracht, daar zou ik aanlanden? Weldra lag de stad, waaraan zooveel droeve herinneringen verbenden waren, achter me. Geen enkel oogenblik had ik spijt van den stap, dien ik gedaan had. Wat zou ik ook anders hebben moeten doen? He.t was voor mij toch precies eender, waar ik zou aanlanden. Was ik geen schooiertje? Overal stond ik dakloos en zonder steun of stut. E'r was toch niemand die zich mijner aantrok. En bij deze gedachten, drukte ik vaster de viool tegen mijn kloppend hart, alsof ik van deze trouwe vriendin alles ver wachtte, wat de toekomst voor mij aan schatten en rijkdommen verbergen zou. Ik had en vader had dit dikwijls ge zegd ik had aanleg en ik had gevoel en ik had lust, Waarom zou dan ook uit mij nog niet eens een kunstenaar groeien? Waarom zou ik ook nog niet eens ruimschoot mijn kost kunnen verdienen, net als vader, toen hij schatten verdiende en vereerd werd om de kunst? Waarom vroeg ik me voor den zooveelsten keer af, terwijl ik ongemerkt den weg insloeg naar het dal waarom zou ik het niet wagen en spelen en ai spe lende met oefenen en leeren, tot ik in staat zou zijn, om lessen te nemen bij erva ren meesters en door deze leiding zelf een kunstenaar te worden. Al droomende en denkende aan de toe komst, bemerkte ik eindelijk aan de zon, die hoog boven mijn hoofd brandde, dat ik al uren moest he.bben geloopen, temeer daar mijn beenen haast weigerden me te dragen en ik honger en dorst voelde opko men, wat me dan ook deed besluiten om te gaan uitrusten aan de kabbelende beek, die zich als een zilveren slang, door het groene dal in vele bochten wrong. Ik at het brood op, dat ik gelukkiger wijze bij mij gestoken had, toen ik ons dakkamertje verliet en dronk van het hel dere, frissche, heerlijke water uit de beek en lei me daarna lang-uit in het zachte gras en viel in slaap, zoo' vast, als deze zijn kan bij een jongen van mijn leeftijd. Hoe lang ik geslapen had, wist ik niet. Maar vroolijk en opgewekt was ik wel en ik had. wel kunnen mee jubelen en kwinke- leeren met heb vogelenkoor boven mijn hoofd, ware het niet, dat mijn aandacht werd afgeleid door de komst van een vreemdsoortig rijtuig, zooals ik tot hiertoe nog nooit gezien had; waaruit ik afleidde, de familie Yan Mokeren, en dat ia gerust hun bulderend karakter wat door de vingers mag zien? Ik heb lang geaarzeld dit intiem Oncler Onsje in de courant te zetten, vreezende dat andere kinderen dit al te bewonde renswaardige voorbeeld zoude.n navolgen. Maar ik besloot het toch te plaatsen, om dat, alhoewel er nog verschillende ouders zijn die er ook niets aan doen en het hun brave kinde.ren lastig maken God te dienen zooals het behoort, er toch maar weinige ouders zullen zijn die zulke geweldige mid delen noodig hebben om tot God terug te keeren. Meestal zal het kordaat, weigeren van vermaken, als bioscopen en danspartij tjes, voldoende zijn. Zoo zij het. (|3==I!==!BLI. Niet onjuist Onderwijzer: Hoe boeien de tanden, dio wij het allereerst krijgen? Leerling: Melktanden, miester. Onderwijzer: Goed; en hoe he°ten do tanden, die wij het laatst krijgen? Leerling: VaLsche tanden! In den verlovingstijd 1Als we getrouwd zijn, zal ik jo al jo zorgen helpen dra-cen, ventje. Maar is heb gelukkig geen zorgen, vrouwtje. Neen ventje, maar ik zeg ook: als we getrouwd zijn. Gul De reiziger wierp de bananenschil uit het portierraam on het perrou. Dat wil de Directie niet hebben, mijn heer zeide de conducteur scherp. Wat niet? Dat niet, antwoordde de conducteur, naar de schil wijzend. Nu, deel jij don maar samen mc-t den hoofdeondneteur! dat hij van verrei kwam en wellicht mij mee wilde nemen naar.het vreemde land. De Redacteur. (Wordt vervolgd). God!oo?henaars door Herbres. IY (Slot). Eenige weken na het in 't voriee hoofd stuk beschreven veerval, keerde Kees van Buren met een schitterend rapport, en een extra woord van lof van zijn examinator, in opgewekte stemming huiswaarts' Wat had de arme jongen de laatste we ken al geblokt. Niet in 't minst omdat hij aan den goeden uitslag van het examen twijfelde, maar Kees beijverde zich met hart en ziel, zijn theologische, studie, met alle hem ten. dienste staande middelen voort te zetten. Alle. lessen, elk woord van pater Karei, had hij zich in de Kalstc weken ten nutte moeten maken cm Burns te kunnen weer staan; want na de katste nederlaag had de leeraar een niet te onderdrukken wrok tegen hem opgevat. 't Zou voor Burns een vreugdedag zijn geweest, indien het volgens hem „pedante, studentje" met z'n examen kelderde. Doch dr. Burns was niet blind en zag in hoe ongegrond zijn hoop was, en dat hij in Kees een niet te onderschatten tegenpartij had eevonden, was hem ook duidelijk ge worden. Maar de leeraar was te koppig, en voor al schamend, om zich gewonnen te ge ven, en had vast besloten geducht revanche te zullen nemen. Om zijn plan te kunnen verwezenlijken •had dr. Burns e,en onderhoud gehad met den oude Yan Buren, waarbij hij zijn vriend mededeelde, dat nu of nooit de tijd daar was om Kees van zijn verouderd stand punt af te brengen. Daarcm stelde hij voor, dat van Buren, hem en nog twee vrienden, beiden even eens overtuigde atheisten, ten zijnen huize moest uitnoodigen. W-ri'swaar zag van Buren, in den. be ginne er tegen op, want na dien bewusten debat-avond met zijn zoon, woelden in zijn binnenste toch andere gedachten. Maar hij trachtte ze te onderdrukken, en. wilde, door.het verzoek van zijn vriend te weigereen, geenszins laten blijken wel- ke gevoelens hem bezielden. De bewuste avond was nu aangebroken, en. de lieer van Buren zat met .z'n drie vrienden op het privé-kantoor. Onder het genot van een glas wijn en de alem geroemde havanna's van can Bu ren, schenen de heeren te genieten, alsof het leven geen donkere zijden, had. Van Buren voelde zich echter niets op zijn gemak, want Kees was nog niet aan wezig. Door al maar door zenuwachtig 'aan zijn sigaar te trekken alsof het zijn leven gold, gaf hij duidelijk zijn onrust te kennen. Toen dan ook na verloop van een kwar tier bescheiden op de deur werd geklopt, slaakte hij onwillekeurig een zucht van verlichting. Op een binnen overschreed Kees den drempel en stond nu in heb hel verlichtte kantoor van zijn vader. Kees' toilet was onberispelijk en de scheiding welke aan de linkerzijde door zijn haren liep, scheen als langs een lini aal getrokken en 'een gevoel van trotsch voelde de vader In zich opkomen, toen hij de krachtige figuur van zijn negentien jarigen zoon aanschouwde. „Mijnheer Hopman, Bankier eru mijn heer Ketjen, directeur eener N.V.", sprak van Buren. Kees maakte een lichte buiging en reikte toen de heeren de hand. In den beginne was Kees en zijn studie, 't algemeene onderwerp van het werkelijk geanimeerd gesprek. Maar geleidelijk nam het onderhand een andere richting aan en eindelijk hadden de heeren hun doel bereikt. De jonge Van Buren had reeds hun plan Een rakker Vader en moeder met hun zes-jarig zoontje in een café. Vader: Kellner, twee glazen hier. Zoontje: Krijgt moe geen glas, vader? Geloofwaardig Bediende: De prijzen zijn zoo laag, mevrouw, dat wij op iederen meter stof geld toeleggen. Klant: Maar hoe kunt u dan zaken deen? Bediende: Door den grooten omzet, me vrouw. Verkeerd begrepen „Zeg man, ik lees daar, dat bij eiken ademtocht van ons een menscb op de we reld sterft." „Ja beste, dat is heel erg, maar daar kunnen we toch niets aan veranderen. Als wij ophouden met ademen, dan gaan we ook dood." Volhouden. Volhardend handelsreiziger, die door een firma de deur uitgegooid is: Alle gek- hoid op een stokje, mijnheer, maar hoe is het nu met de order? Verrukkelijk Henk: noe heerlijk zal het zijn, als wo eenmaal getrouwd zijn, om zoo 's avonds in ons tuintje te zitten kijken naar de ondergaande zon. Annie: Ja, en dan hnal ik een hand werkje voor den dag, terwijl jij den tuin giet, de paden harkt, hout hakt en kolen schept voor het fornuis voor den volgen den dag. Ja, dat zal verrukkelijk zijn, hè. Henk: J-ja, lieve. Mist erg vleiend. Barbier (Bezig met scheren): Is het mes goed, mijnheer? Klant: M'n beste man, als je er niet over gesproken hadt, zou ik niet geweten hebben, dat er een mes over mijn gezicht ging. Barbier (gevleid): Dank u wel. Klant (op denzelfden toon voortgaande) Ik dacht, dat je oen vijl gebruikte. doorzien, ma-ar deed cok geen moeite het gesprek c-en andere rich.ing te gever.;- hij wist wat volgen zou. Buiten verwachting nam Dr. Burns nog weinig aan het gesprek deel. Maar teen Kees, een zeer demmo opwerping van den heer Hopman omver wierp, barstte de bom en kwam Burns van achter zijn stel ling te voorschijn, en begen de eene op werping cp de andere te stapelèn. In hoofdzaak trachtte hij de leerstelling van professor Bücliner tc verdedigen. Kees zweeg en de lieer Eiyns vond er schijnbaar een groot genoegen in zijn eigen stem te Looren. Hij praatte al maar door; trachtte aan te tooneïi hce de wereld zich zelf vormde en de doelmatigheid in de natuur niets anders is dan het gevolg van natuurlijke oorzaken en werkingen. Kortom, de ge heels rtvleneering beoogde niets anders dan cm het geloof aan Gcd met wortel en tak uit te roeien. Ook vond hij het niet boneden zijn eer, door zetfouten en mis plaatste spit mondigheden, zijn tegen partij van het stuk te brengen. Maar teen Kees het woord kreeg, den heer Burns bij de ooren nam en tuchtig de voor zijn onwetendheizaien de hee ren als aan den grond genageld. Dr. -Burns was woest, toex de jonge ge leerd© sprak: .,Gij hebt den eerbied voor uw titel van doctor thans totaal verlo ren!" Hoe durft u beweren dat domme stofdeeltjes zich hebben sa am geveegd, nu zus, dan zoo, telkens anders, maar toch zijn ze volgens U ten slotte zoo tegen elkaar gedraaid, dat zo de tegenwoordige wereld met haar planten dieren, en msn- schen hebben gevormd. Ma-ar dan vraag ik waar kwamen die stofdeeltjes waaruit alles gevoimd is, vandaan?" Dr. Burns antwoordde niet. en Kees ver volgde, „Kunnen atomen zonder overleg zich volgers een vaste orde zoo bewegen dab ze zich hier samenvoegen tot lucht, daar lot water, weer eldirs tot plant,, vleesch, er.zcovcort?"' Weer antwoordde Burns niet; maar Kees ging steeds verder de opwerpingen te logenstraffen; en de heeren waren als met stomheid geslagen door deze o: ge kende, nooit gehoorde welsprekendheid, die met het grootste gemak de bewijzen van Burns ontwrichtte en totaal vernietig de en ten slotte overging de domheid der domheid der godloochenaars en z.g. vrij denkers aan de kaak te stellen. Nog had- Kees zijn polemische rede niet ten einde, toen van Buren sprak: „Ik ver zoek de heeren, mij onmiddellijk te ver laten." Zoo'n gunstige gelegenheid lieten de heeren niet voorbijgaan, en zwijgend ver lieten zij schoorvoetend het kantoor. Toen zij verdwenen waren, wierp Van Buren zich snikkend aan do voeten van zijn zoon en stamelde: „O, Kees, vergeef mij, vergeef mij, ik zal „Stil vader", bedwong zich Kees, richt te zijn vader op, en vervolgde Kniel slechts voor God." „Dat zal ik doen. Maar zal jó arme moeder Verder kwam hij niet, want Kees' moe der stormde de kanjer binnen, wierp zich aan de borst van d'r man. en snikte, „jc hebt reeds lang m'n vergiffenis, Willem. Nu is ons geluk volkomen." EINDE. De Paaschvacantie. Wij gaan naar huis, de Goede week breekt aan; 't Is niet de blijde gang, van andere vrijo dagen. Wij gaan naar huis, cm veel tot Hem te gaan Hij dié voor ons, zoo vele pijn moest dragen. Wij waren, vrij, maar 't mocht nog niet veel baten Van uitgaan stond niet veel op ons pro gram. Bits Een heer, die in den schouwburg i geplaagd door een druk hoestende flan, naast hem, zei tot haar: „Dat is een leelijko hoest van u, dam» „Ik heb geen betere", beet ze hem to&' Verkeerd begrepen. 'n Schoenmaker blijft met z'n knochfi overwerken. Om geen proces-verbaal t9 krijgen, zegt hij tot den leerjongen: Ga jij aan de deur staan, of er 'n agent aan komt. Na vrij langen tijd komt de jongen b:- r.cn: 't Heeft wel lang vcduurd baas, maar h'er is er toch een. Hij komt de trap on Gefopt. Zeg, heb je geen gouden tientje, dat 19 missen kunt? Zeker: Alsjeblieft. Den volgenden dag. Zeg, dat gouden tientje, dat jij mij ge26j ven hebt, was vaksch! Dat weet ik wel. Je vroeg me immers om een, dat ik missen kon. Een verstandige vader. Vad°r: Jongen, waarom kom je zoo laat thuis? Zoon: Vader, ik heb school moeten blijven. Vader: Waarom? Zoon: Ik wist niet meer, waar de Pyreneeën lagen. Vader: Wees dan ook niet zoo slor- dig, jon r en Houd ie rcrnmet heter trj elkaar. Fen- net ordelük mencch moet al tijd weten, waar z'n boeltje l:gt. Gesnapt. O papa. ik ben zoo bl\i. Wat is d« were'd toch schoon, hoe pracht'g.». Pa: Wie is het nou weer? Kenner. Twee mannen wandelden in de groots kerk, terwij! h.et orgel speelde. Dat is Handel,zei de een. N011, uiaar die kan het, zei de andor. Wij hcbl.en gearne voor Hem ons snel gelaten En treurden met liet schuldclooze Lam. Pasehen is nu daar, en Jezus is verrezen En bij mis spel. klinkt ook een jubel ltiii Wii kur ::i niét meer inge'oger. wezen Elk roc; t om liet meest het „vrijheid, blijheid" uit. En ben ik groot, dat het toch blijV ah bo.'en Eerst \olgen Jezus,- tot hefc smartelijk Kruis. Maar dnn ook later, met Hein jubileren, En eeu-.iig vrij zijn, in zijn „Eeuwig Huisl He uk v. Dijk. Door hebzucht blind gewerden. (Legende.) 't Was oen moe ie zomerdag. De boeren zwoegden cn ploegden over <!en hattkn grend. Anderen zaaiden en haalden bin oogst binnen. Ia de stad w as het heel an ders. Zeer druk liepen de mcnschen langs dc straten on stegen. Dan bleven zij weet staan en kiksn met groots oögen naar de mooie winkels. Doch één man riet. Hij zat feest le vieren met vner.den en ken nissen, dcch naar zijn vrouw en kind rg hij niet, die in en cm het mooie kasteel liepen. Bij dien man was de hebzucht diep doorgedrongenAls hij het een© had moest hij weer iets anders hebben. Doch dil zou spoedig afgeloopen zijn. Na den maaltijd zei een der vrienden: „Kojit u morgen eens bij mij op bezoek?" „ZeeT goed vriend", zei de edelman. ..Allen girgren naar huis. Mijnheer W. de edelman ging slapen. Weldra lag luj in diepen slaap. Den volgenden morgen was hij al vroeg bij zijn vriend. Teen het maal bcvon.'a- ten- zij tc praten. „Zeg. ik weet veel goud en geld", zei zijn vriend, „Wel leste ïuaa, waar zit dat veiborgsn?" zei mijnheer W. Als ge al uw tachtig ezels haalt, gaaa wij er naar toe", zei zijn vriend. „EesP en vijf minuten later stond niiinhcer on zijn vriend voor een gohe'mzinuig 14 vel rotsen cmgeven. Mijnheer II. eenige geheimzinnige wocideo, en de r s ging open. Allen traden er in. Ri;k bela den kwamen ze'beiden er uit. Dc e clnv.tt had gezien dat zijn vriend een dersye fc* weggestopt. Tot loon kroeg mvnlvccr >1. veertig ezels en beiden scheidden v;'a elkaar. De hebzucht van den edelman oe* gon tc werken. Hij riep zijn vriend, leng en vroeg zijn 10 ezels terug die miimnn H. gewillig afstond. Hij inoost nog 04' hebben cn riep zijn vriend weer len,8' Door vlci-cn en hem veel tc beloven li™ hij tot de laatste tien ezels toen terug kregen. Nu dat doosje neg. dacht >'!I- „Geef mij het doosje", zei dc edchu:"- „Wat kunt gij er mee doen?" vroeg r>* vriend. „Bewaren", zei de edelman, j nu" z.ei zijn vriend, „eerst eens voor „Kijk, ziet ge die zalf? Als go die aan u* linkeroog smeert bezit ge voel rijkdcinu»^ smeert go dit aan uw rechteroog z-n* blind." ,Doe het cena voor!" zei oc coi man. Voorzichtig smeerde zijn vrmi-i zalf op zijn linkeroog. „Wat een ri; riep hij. „Doe het eens aan iiiïjn rcc i.t( oog," zei de edelman. „Dan zijt ge zei mijnheer H. „Ik gebiod jc, snicei a-" zei woedend de edelman. En heel £c'jl'\ smeerde zijn vriend het aan zijn lC( oog en op één, twee, drie. was do man stekeblind. En hoe hij ook zijn 00^ opende, zien kon hij niet meer. „Beet mijn gezicht weer terug" zei smeekemi edelman." „Ik kan 't niel", *nlw0°2 zijn vriend. „Gc~moct bidden tot den eeuwigen God en Heer voor ailc a schen", zei zijn vriend. E11 7.00 wen! de hebzucht de edelman blind cn--- kreeg zijn verdiende loon. EmÜc Dinm. Kooiparè

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 14