fj Anecdote rsa 1
laten een geducht pak rammel en werd de
kamer.... uitgeschopt.
„Ik zal hem die kunsten wel afleeren",
fcei Papa.
In den loop van den middag kwamen
moeder en zus bij Anton, die te bed lag
met een riem strak om zijn leege buikje
gespannen. Ze smeekten hem. toch aan
papa te gehoorzamen, anders kwamen er
nog ongelukken. „Ik moet eer aan O. L.
Heer gehoorzamen als Hij me gebiedt, dan
aan vader, die mij hetzelfde verbiedt", dat
was zoowat het eenige dat zc van hem te
fcooren kregen. Het kranig kereltje bleek
bereid den hongerdood te sterven voor
God. Xu en dan zuchtte hij: „O. L. Heer,
laat papa toch permissie geven, ik heb
eoo'n honger."
Molly had stilletjes een heerlijke, met
vleesch belegde boterham meegebracht.
'Anton had haar de boterham afgerukt en
ineens het raam uitgegooid; „eerst moet
pana permissie geven".
Des avonds moest Anton bij het avond
eten weer aan tafel verschijnen.
„Eet je nog niet?" vroeg papa erg
barsch. „Geeft 11 me permissie?" „Neen!"
„Dan èe.t ik ook niet." „Heb je dan geen
honger?" „Geweldig!." „Kom jongen,
hoor nu goed: eet nu éérst, dan zullen we
later over dat kerkgaan praten." „Neen
pa! eerst permissie, dan ete.n." Dat waren
twee Van Mokerens, vertel ik u. aan elkaar
gewaagd.
Lieve woordjes, schoone beloften, drei
gementen, nog een fel pak slaag, niets
hielp; Anton had den geheelen dag nog
niets gebruikt en ging met een raze.nden
geeuwhonger weer naar bed. Papa had met
een heel erg kras woord verboden hem
iets dien nacht te brengen.
Toen alles sliep, zoowat middernacht,
ging moeder met een glas melk, waarin zij
een geklutst had, naar Anton zijn
kamer. Bij het openen der deur schrok ze
zich bijna dood. Anton lag daar met half
verglaasde oogen stuiptrekkend, meer dood
dan levend, te sterven, dacht mama. Ze
holde naar beneden, riep Molly en papa.
Weldra waren ze bij Anton's bed, de
DE GESCHIEDENIS VAN
'T SCHOOIERTJE.
Ill
Daarbij kwam nog de herhaalde waar
schuwing van den brutalen huiseigenaar,
die, had hij gekund en gedurfd, ons op
straat zou hebben- gezet, omdat wij nog
een paar weekjes %uur ten achter waren.
Wat moest ik doen? Wij hadden niets
meer te eten. Vader meest versterkende
middelen bebben. Vader m.qést een drankje
hebben voor de.n hoest en vader hield
van bloemen. Dat wist ik.
Hoe arm we waren, toch stond* een klein
bouquetje bloemen in een klein eenvoudig
glazen vaasje op tafel en zou dat nu nie.t
meer zijn?
Zoo lang vader leefde, zou ik zorgen dat
een bloempje niet ontbrak; dat pleizier zou
ik hem blijven doen.
Ik zou er op uit gaan. Ik zou gaan spelen
e.n probeeren om ook iets op straat te ver
dienen en lukte het niet, dan dan zou ik
elders gaan, maar ik zou niet terugkomen,
zonder brood, zonder medicijn zonder een
besje bloemen.
Dat beloofde ik vader en ik ging.
Wat ik toen geleden heb, dien eersten
keer, dat ik zelf er op uit ging om spelen
de op irtraat wat te verdienen, kan ik niet
zeggen. Hier werd ik uilgelachen en op zij
geduwd; daar werd ik aangemaand elders
mija klaagliederen te spelen; ginds werd
ik in de maling genomen en noemde men
mijn spelen „zagen" een woord dat me
pbn deed en verdriet, nog meer dan te
z:en, dat men niets of niet veel in mijn
petje lei. als ik nederig de ronde maakte.
Daar waren ook medelijdende zielen. Ja,
ik herinner me nog een ruwe matroos met
een hart van goud.
„Kcm hier vent; jij zult wel honger heb
ben en ik heb genoeg. Alles voor jou. Aan
nemen Een kom koffie voor de,n speel-
mnn."
Wat smaakte me dat! Nooit zal ik dien
man vergeten.
Maar had ik wel zooveel ontvangen als
ik moest?
Ik moest zooveel koopen. Ik moesit een
drankje hebben, een brood en bloemen. En
ik telde na, wat ik gebeurd had en ik had
te weinig, maar toch kwam ik met alles
thuis.want een vriendelijk bloemenmeisje
gaf mij het bouquetje voor 10 cent, omdat
ik er zoo armoedig en elledig uitzag, zei ze.
En zoo kwam ik thuis met vreugde in het
hart en een blosje op de wang van 't harde
loopen, maar wat was dat? Daar vond ik
vader dood op zijn bed en ik ik was
n:et bij hem geweest om hem te steunen in
zijn laatste oogenblikken en het scheiden
uit dit leven lichter te maken. He.t had
niet zoo moeten zijn. Ik had vader de
oogen niet mogen dichtdrukken; toen hij
naar den goeden God ging om daar het
loon te ontvangen voor zijn braaf e.n goed
leven, hier beneden volbracht. Daar lag
hij, de brave oude grijsaard, die op het
einde zijns levens zooveel verdriet had
gehad; die miskend werd, toen hij oud
werd en versleten.
Ik stond daar als een wezenlooze en dan
wat moest ik doen?wat moest
gebeuren? Ik was pa3 vijftien jaar en
stond reeds alleen op de wereld. Zonder
familie, zonder vriend, zonder kennis. Daar
bij zonder geld en middelen om verder te
komen.
Er was niemand, aan wien ik mijn hart
kon uitstorten en mijn nood klagen; er was
geen lieve moeder om me heen, in wiea*
vrouwen alles uitdenkend om Anton's
levensgeesten weer op te wekken; vader
stond alles'stilzwijgend een beetje verder
af aan te zien. Zou zijn jongenzijn
naamdrager.zijn veelbelovende Anton
den moed hebben om, terwille van
een Mis-hoorendood te gaan?
Van een lichte beweging van Anton
maakte de moeder gebruik om te zeggen:
„liefste kindeet toch wat, anders ga je
echt dood!"
„Geeftpapapermissie?" klonk
het zwak, met stokkende stem.
Toen was het gewichtige, alles beslis
sende moment gekomen.
Papa trad zachtkens naderbij en vroe.g
zeer onthutst: meen je het ernstig, An
ton? eet je niet vooraleer jk je permissie
geef naar de kerk te gaan?"
„Ja.. Pa!., ik meen., het beslist!"
„Nou dan, jongen" en nu stokte
Papa's stem: „je., mag., voortaan
naar de kerk!"
En alsof Anton's oogen nieuw leven
kregen, keek hij zijn vader blij-dankbaar
aan en zei met zwakke stem: „dank u,
beste papageef me gauw ete.nik
heb zoo'n honger."
En de moeder goot voorzichtig, bij kleine
teugjes, de versterkende melk tussehen zijn
'bleeke lippen. Molly kwam aandragen met
vliesjes rookvleesch. Hetgeen volgde laat
zioh beter indenken dan beschrijven.
Na een uur sliep Anton in met een be
vredigden maag en mcit heel-zijn jonge ziel
blij. om zijn overwinning als Belijder van
ons H. Geloof.
Nog een uur later, in hun slaapkamer
teruggekeerd, zei papa Van Mokere.n tot
zijn vrouw: ..Moeder, bij de eerstvolgende
Zondagsohe Mis gaan we alle vier naar de
kerk. We moeten trotsch zijn op zoo'n
zoon! Onze jonce.n van pas 10 jaar oud
heeft ons weer Katholiek gemaakt."
En sinds dien tijd hebben ze nooit een
H. Mis overgeslagen en gaan ze alle vier
geregeld te communie.
En vindt u niet, b0s<e lezers en lezeres
sen, dat ik. niettegenstaande alles, gerust
een erroote svmpathie mag koesteren voor
armen ik het leed kon uitschreien en die
me troosten kon en opbeuren. Ik stona al
leen op de wereld en die wereld was me
vreemd en joeg me vrees aan.
Wat bleef mij dan over tè deen?
Heengaan! De. wereld in! Ver weg van
de plaats, waar ik zoovéél leed had gezien
en zooveel armoede had geleden en onder
vonden hce bitter het leven was.
Weg uit die vreeselijke straat, met die
gore daken en uitgesleten trappen naar
boven: weg in die buurt, waar nooit het
zonnetje scheen, maar Let aldoor triestig
was rondemme!
Ik wilde niémand merr zien en toen
dan ook mijn vader ter aarde besteld was
en ik een laatste bloempje had neergelegd
op zijn graf en nog eens gebeden had voor
de rust zijner ziel, toen nam ik mij'n
viool mijn eenigste en trouwe vriendin
onder den arm en ging. Waarheen?
Waar de goede God me bracht, daar
zou ik aanlanden?
Weldra lag de stad, waaraan zooveel
droeve herinneringen verbenden waren,
achter me. Geen enkel oogenblik had ik
spijt van den stap, dien ik gedaan had.
Wat zou ik ook anders hebben moeten
doen?
He.t was voor mij toch precies eender,
waar ik zou aanlanden. Was ik geen
schooiertje? Overal stond ik dakloos en
zonder steun of stut. E'r was toch niemand
die zich mijner aantrok.
En bij deze gedachten, drukte ik vaster
de viool tegen mijn kloppend hart, alsof
ik van deze trouwe vriendin alles ver
wachtte, wat de toekomst voor mij aan
schatten en rijkdommen verbergen zou.
Ik had en vader had dit dikwijls ge
zegd ik had aanleg en ik had gevoel
en ik had lust,
Waarom zou dan ook uit mij nog niet
eens een kunstenaar groeien? Waarom zou
ik ook nog niet eens ruimschoot mijn kost
kunnen verdienen, net als vader, toen hij
schatten verdiende en vereerd werd om de
kunst? Waarom vroeg ik me voor den
zooveelsten keer af, terwijl ik ongemerkt
den weg insloeg naar het dal waarom
zou ik het niet wagen en spelen en ai spe
lende met oefenen en leeren, tot ik in
staat zou zijn, om lessen te nemen bij erva
ren meesters en door deze leiding zelf een
kunstenaar te worden.
Al droomende en denkende aan de toe
komst, bemerkte ik eindelijk aan de zon,
die hoog boven mijn hoofd brandde, dat ik
al uren moest he.bben geloopen, temeer
daar mijn beenen haast weigerden me te
dragen en ik honger en dorst voelde opko
men, wat me dan ook deed besluiten om
te gaan uitrusten aan de kabbelende beek,
die zich als een zilveren slang, door het
groene dal in vele bochten wrong.
Ik at het brood op, dat ik gelukkiger
wijze bij mij gestoken had, toen ik ons
dakkamertje verliet en dronk van het hel
dere, frissche, heerlijke water uit de beek
en lei me daarna lang-uit in het zachte
gras en viel in slaap, zoo' vast, als deze
zijn kan bij een jongen van mijn leeftijd.
Hoe lang ik geslapen had, wist ik niet.
Maar vroolijk en opgewekt was ik wel en
ik had. wel kunnen mee jubelen en kwinke-
leeren met heb vogelenkoor boven mijn
hoofd, ware het niet, dat mijn aandacht
werd afgeleid door de komst van een
vreemdsoortig rijtuig, zooals ik tot hiertoe
nog nooit gezien had; waaruit ik afleidde,
de familie Yan Mokeren, en dat ia
gerust hun bulderend karakter wat door
de vingers mag zien?
Ik heb lang geaarzeld dit intiem Oncler
Onsje in de courant te zetten, vreezende
dat andere kinderen dit al te bewonde
renswaardige voorbeeld zoude.n navolgen.
Maar ik besloot het toch te plaatsen, om
dat, alhoewel er nog verschillende ouders
zijn die er ook niets aan doen en het hun
brave kinde.ren lastig maken God te dienen
zooals het behoort, er toch maar weinige
ouders zullen zijn die zulke geweldige mid
delen noodig hebben om tot God terug te
keeren. Meestal zal het kordaat, weigeren
van vermaken, als bioscopen en danspartij
tjes, voldoende zijn. Zoo zij het.
(|3==I!==!BLI.
Niet onjuist
Onderwijzer: Hoe boeien de tanden,
dio wij het allereerst krijgen?
Leerling: Melktanden, miester.
Onderwijzer: Goed; en hoe he°ten do
tanden, die wij het laatst krijgen?
Leerling: VaLsche tanden!
In den verlovingstijd
1Als we getrouwd zijn, zal ik jo al
jo zorgen helpen dra-cen, ventje.
Maar is heb gelukkig geen zorgen,
vrouwtje.
Neen ventje, maar ik zeg ook: als
we getrouwd zijn.
Gul
De reiziger wierp de bananenschil uit
het portierraam on het perrou.
Dat wil de Directie niet hebben, mijn
heer zeide de conducteur scherp.
Wat niet?
Dat niet, antwoordde de conducteur,
naar de schil wijzend.
Nu, deel jij don maar samen mc-t
den hoofdeondneteur!
dat hij van verrei kwam en wellicht mij
mee wilde nemen naar.het vreemde land.
De Redacteur.
(Wordt vervolgd).
God!oo?henaars
door Herbres.
IY (Slot).
Eenige weken na het in 't voriee hoofd
stuk beschreven veerval, keerde Kees van
Buren met een schitterend rapport, en een
extra woord van lof van zijn examinator,
in opgewekte stemming huiswaarts'
Wat had de arme jongen de laatste we
ken al geblokt. Niet in 't minst omdat hij
aan den goeden uitslag van het examen
twijfelde, maar Kees beijverde zich met
hart en ziel, zijn theologische, studie, met
alle hem ten. dienste staande middelen
voort te zetten.
Alle. lessen, elk woord van pater Karei,
had hij zich in de Kalstc weken ten nutte
moeten maken cm Burns te kunnen weer
staan; want na de katste nederlaag had
de leeraar een niet te onderdrukken wrok
tegen hem opgevat.
't Zou voor Burns een vreugdedag zijn
geweest, indien het volgens hem „pedante,
studentje" met z'n examen kelderde.
Doch dr. Burns was niet blind en zag in
hoe ongegrond zijn hoop was, en dat hij in
Kees een niet te onderschatten tegenpartij
had eevonden, was hem ook duidelijk ge
worden.
Maar de leeraar was te koppig, en voor
al schamend, om zich gewonnen te ge
ven, en had vast besloten geducht revanche
te zullen nemen.
Om zijn plan te kunnen verwezenlijken
•had dr. Burns e,en onderhoud gehad met
den oude Yan Buren, waarbij hij zijn vriend
mededeelde, dat nu of nooit de tijd daar
was om Kees van zijn verouderd stand
punt af te brengen.
Daarcm stelde hij voor, dat van Buren,
hem en nog twee vrienden, beiden even
eens overtuigde atheisten, ten zijnen huize
moest uitnoodigen.
W-ri'swaar zag van Buren, in den. be
ginne er tegen op, want na dien bewusten
debat-avond met zijn zoon, woelden in
zijn binnenste toch andere gedachten.
Maar hij trachtte ze te onderdrukken,
en. wilde, door.het verzoek van zijn vriend
te weigereen, geenszins laten blijken wel-
ke gevoelens hem bezielden.
De bewuste avond was nu aangebroken,
en. de lieer van Buren zat met .z'n drie
vrienden op het privé-kantoor.
Onder het genot van een glas wijn en
de alem geroemde havanna's van can Bu
ren, schenen de heeren te genieten, alsof
het leven geen donkere zijden, had.
Van Buren voelde zich echter niets op
zijn gemak, want Kees was nog niet aan
wezig. Door al maar door zenuwachtig
'aan zijn sigaar te trekken alsof het zijn
leven gold, gaf hij duidelijk zijn onrust te
kennen.
Toen dan ook na verloop van een kwar
tier bescheiden op de deur werd geklopt,
slaakte hij onwillekeurig een zucht van
verlichting.
Op een binnen overschreed Kees den
drempel en stond nu in heb hel verlichtte
kantoor van zijn vader.
Kees' toilet was onberispelijk en de
scheiding welke aan de linkerzijde door
zijn haren liep, scheen als langs een lini
aal getrokken en 'een gevoel van trotsch
voelde de vader In zich opkomen, toen hij
de krachtige figuur van zijn negentien
jarigen zoon aanschouwde.
„Mijnheer Hopman, Bankier eru mijn
heer Ketjen, directeur eener N.V.", sprak
van Buren.
Kees maakte een lichte buiging en
reikte toen de heeren de hand.
In den beginne was Kees en zijn studie,
't algemeene onderwerp van het werkelijk
geanimeerd gesprek. Maar geleidelijk
nam het onderhand een andere richting
aan en eindelijk hadden de heeren hun
doel bereikt.
De jonge Van Buren had reeds hun plan
Een rakker
Vader en moeder met hun zes-jarig
zoontje in een café.
Vader: Kellner, twee glazen hier.
Zoontje: Krijgt moe geen glas, vader?
Geloofwaardig
Bediende: De prijzen zijn zoo laag,
mevrouw, dat wij op iederen meter stof
geld toeleggen.
Klant: Maar hoe kunt u dan zaken
deen?
Bediende: Door den grooten omzet, me
vrouw.
Verkeerd begrepen
„Zeg man, ik lees daar, dat bij eiken
ademtocht van ons een menscb op de we
reld sterft."
„Ja beste, dat is heel erg, maar daar
kunnen we toch niets aan veranderen. Als
wij ophouden met ademen, dan gaan we
ook dood."
Volhouden.
Volhardend handelsreiziger, die door
een firma de deur uitgegooid is: Alle gek-
hoid op een stokje, mijnheer, maar hoe is
het nu met de order?
Verrukkelijk
Henk: noe heerlijk zal het zijn, als
wo eenmaal getrouwd zijn, om zoo 's
avonds in ons tuintje te zitten kijken naar
de ondergaande zon.
Annie: Ja, en dan hnal ik een hand
werkje voor den dag, terwijl jij den tuin
giet, de paden harkt, hout hakt en kolen
schept voor het fornuis voor den volgen
den dag. Ja, dat zal verrukkelijk zijn, hè.
Henk: J-ja, lieve.
Mist erg vleiend.
Barbier (Bezig met scheren): Is het
mes goed, mijnheer?
Klant: M'n beste man, als je er niet
over gesproken hadt, zou ik niet geweten
hebben, dat er een mes over mijn gezicht
ging.
Barbier (gevleid): Dank u wel.
Klant (op denzelfden toon voortgaande)
Ik dacht, dat je oen vijl gebruikte.
doorzien, ma-ar deed cok geen moeite het
gesprek c-en andere rich.ing te gever.;- hij
wist wat volgen zou.
Buiten verwachting nam Dr. Burns nog
weinig aan het gesprek deel. Maar teen
Kees, een zeer demmo opwerping van den
heer Hopman omver wierp, barstte de
bom en kwam Burns van achter zijn stel
ling te voorschijn, en begen de eene op
werping cp de andere te stapelèn. In
hoofdzaak trachtte hij de leerstelling van
professor Bücliner tc verdedigen.
Kees zweeg en de lieer Eiyns vond er
schijnbaar een groot genoegen in zijn
eigen stem te Looren.
Hij praatte al maar door; trachtte aan
te tooneïi hce de wereld zich zelf vormde
en de doelmatigheid in de natuur niets
anders is dan het gevolg van natuurlijke
oorzaken en werkingen. Kortom, de ge
heels rtvleneering beoogde niets anders
dan cm het geloof aan Gcd met wortel en
tak uit te roeien. Ook vond hij het niet
boneden zijn eer, door zetfouten en mis
plaatste spit mondigheden, zijn tegen
partij van het stuk te brengen.
Maar teen Kees het woord kreeg, den
heer Burns bij de ooren nam en tuchtig
de voor zijn onwetendheizaien de hee
ren als aan den grond genageld.
Dr. -Burns was woest, toex de jonge ge
leerd© sprak: .,Gij hebt den eerbied voor
uw titel van doctor thans totaal verlo
ren!" Hoe durft u beweren dat domme
stofdeeltjes zich hebben sa am geveegd, nu
zus, dan zoo, telkens anders, maar toch
zijn ze volgens U ten slotte zoo tegen
elkaar gedraaid, dat zo de tegenwoordige
wereld met haar planten dieren, en msn-
schen hebben gevormd. Ma-ar dan vraag
ik waar kwamen die stofdeeltjes waaruit
alles gevoimd is, vandaan?"
Dr. Burns antwoordde niet. en Kees ver
volgde, „Kunnen atomen zonder overleg
zich volgers een vaste orde zoo bewegen
dab ze zich hier samenvoegen tot lucht,
daar lot water, weer eldirs tot plant,,
vleesch, er.zcovcort?"'
Weer antwoordde Burns niet; maar
Kees ging steeds verder de opwerpingen
te logenstraffen; en de heeren waren als
met stomheid geslagen door deze o: ge
kende, nooit gehoorde welsprekendheid,
die met het grootste gemak de bewijzen
van Burns ontwrichtte en totaal vernietig
de en ten slotte overging de domheid der
domheid der godloochenaars en z.g. vrij
denkers aan de kaak te stellen.
Nog had- Kees zijn polemische rede niet
ten einde, toen van Buren sprak: „Ik ver
zoek de heeren, mij onmiddellijk te ver
laten."
Zoo'n gunstige gelegenheid lieten de
heeren niet voorbijgaan, en zwijgend ver
lieten zij schoorvoetend het kantoor.
Toen zij verdwenen waren, wierp Van
Buren zich snikkend aan do voeten van
zijn zoon en stamelde: „O, Kees, vergeef
mij, vergeef mij, ik zal
„Stil vader", bedwong zich Kees, richt
te zijn vader op, en vervolgde Kniel
slechts voor God."
„Dat zal ik doen. Maar zal jó arme
moeder
Verder kwam hij niet, want Kees' moe
der stormde de kanjer binnen, wierp zich
aan de borst van d'r man. en snikte, „jc
hebt reeds lang m'n vergiffenis, Willem.
Nu is ons geluk volkomen."
EINDE.
De Paaschvacantie.
Wij gaan naar huis, de Goede week breekt
aan;
't Is niet de blijde gang, van andere
vrijo dagen.
Wij gaan naar huis, cm veel tot Hem te
gaan
Hij dié voor ons, zoo vele pijn moest
dragen.
Wij waren, vrij, maar 't mocht nog niet
veel baten
Van uitgaan stond niet veel op ons pro
gram.
Bits
Een heer, die in den schouwburg i
geplaagd door een druk hoestende flan,
naast hem, zei tot haar:
„Dat is een leelijko hoest van u, dam»
„Ik heb geen betere", beet ze hem to&'
Verkeerd begrepen.
'n Schoenmaker blijft met z'n knochfi
overwerken. Om geen proces-verbaal t9
krijgen, zegt hij tot den leerjongen: Ga jij
aan de deur staan, of er 'n agent aan
komt.
Na vrij langen tijd komt de jongen b:-
r.cn: 't Heeft wel lang vcduurd baas, maar
h'er is er toch een. Hij komt de trap on
Gefopt.
Zeg, heb je geen gouden tientje, dat 19
missen kunt?
Zeker: Alsjeblieft.
Den volgenden dag.
Zeg, dat gouden tientje, dat jij mij ge26j
ven hebt, was vaksch!
Dat weet ik wel. Je vroeg me immers
om een, dat ik missen kon.
Een verstandige vader.
Vad°r: Jongen, waarom kom je zoo
laat thuis?
Zoon: Vader, ik heb school moeten
blijven.
Vader: Waarom?
Zoon: Ik wist niet meer, waar de
Pyreneeën lagen.
Vader: Wees dan ook niet zoo slor-
dig, jon r en Houd ie rcrnmet heter trj
elkaar. Fen- net ordelük mencch moet al
tijd weten, waar z'n boeltje l:gt.
Gesnapt.
O papa. ik ben zoo bl\i. Wat is d«
were'd toch schoon, hoe pracht'g.».
Pa: Wie is het nou weer?
Kenner.
Twee mannen wandelden in de groots
kerk, terwij! h.et orgel speelde.
Dat is Handel,zei de een.
N011, uiaar die kan het, zei de andor.
Wij hcbl.en gearne voor Hem ons snel
gelaten
En treurden met liet schuldclooze Lam.
Pasehen is nu daar, en Jezus is verrezen
En bij mis spel. klinkt ook een jubel ltiii
Wii kur ::i niét meer inge'oger. wezen
Elk roc; t om liet meest het „vrijheid,
blijheid" uit.
En ben ik groot, dat het toch blijV ah
bo.'en
Eerst \olgen Jezus,- tot hefc smartelijk
Kruis.
Maar dnn ook later, met Hein jubileren,
En eeu-.iig vrij zijn, in zijn „Eeuwig
Huisl
He uk v. Dijk.
Door hebzucht blind gewerden.
(Legende.)
't Was oen moe ie zomerdag. De boeren
zwoegden cn ploegden over <!en hattkn
grend. Anderen zaaiden en haalden bin
oogst binnen. Ia de stad w as het heel an
ders. Zeer druk liepen de mcnschen langs
dc straten on stegen. Dan bleven zij weet
staan en kiksn met groots oögen naar de
mooie winkels. Doch één man riet. Hij
zat feest le vieren met vner.den en ken
nissen, dcch naar zijn vrouw en kind rg
hij niet, die in en cm het mooie kasteel
liepen. Bij dien man was de hebzucht diep
doorgedrongenAls hij het een© had moest
hij weer iets anders hebben. Doch dil zou
spoedig afgeloopen zijn. Na den maaltijd
zei een der vrienden: „Kojit u morgen
eens bij mij op bezoek?" „ZeeT goed
vriend", zei de edelman. ..Allen girgren
naar huis. Mijnheer W. de edelman ging
slapen. Weldra lag luj in diepen slaap.
Den volgenden morgen was hij al vroeg
bij zijn vriend. Teen het maal bcvon.'a-
ten- zij tc praten. „Zeg. ik weet veel goud
en geld", zei zijn vriend, „Wel leste ïuaa,
waar zit dat veiborgsn?" zei mijnheer W.
Als ge al uw tachtig ezels haalt, gaaa
wij er naar toe", zei zijn vriend. „EesP
en vijf minuten later stond niiinhcer
on zijn vriend voor een gohe'mzinuig 14
vel rotsen cmgeven. Mijnheer II.
eenige geheimzinnige wocideo, en de r s
ging open. Allen traden er in. Ri;k bela
den kwamen ze'beiden er uit. Dc e clnv.tt
had gezien dat zijn vriend een dersye fc*
weggestopt. Tot loon kroeg mvnlvccr >1.
veertig ezels en beiden scheidden v;'a
elkaar. De hebzucht van den edelman oe*
gon tc werken. Hij riep zijn vriend, leng
en vroeg zijn 10 ezels terug die miimnn
H. gewillig afstond. Hij inoost nog 04'
hebben cn riep zijn vriend weer len,8'
Door vlci-cn en hem veel tc beloven li™
hij tot de laatste tien ezels toen terug
kregen. Nu dat doosje neg. dacht >'!I-
„Geef mij het doosje", zei dc edchu:"-
„Wat kunt gij er mee doen?" vroeg r>*
vriend. „Bewaren", zei de edelman, j
nu" z.ei zijn vriend, „eerst eens voor
„Kijk, ziet ge die zalf? Als go die aan u*
linkeroog smeert bezit ge voel rijkdcinu»^
smeert go dit aan uw rechteroog z-n*
blind." ,Doe het cena voor!" zei oc coi
man. Voorzichtig smeerde zijn vrmi-i
zalf op zijn linkeroog. „Wat een ri;
riep hij. „Doe het eens aan iiiïjn rcc i.t(
oog," zei de edelman. „Dan zijt ge
zei mijnheer H. „Ik gebiod jc, snicei a-"
zei woedend de edelman. En heel £c'jl'\
smeerde zijn vriend het aan zijn lC(
oog en op één, twee, drie. was do
man stekeblind. En hoe hij ook zijn 00^
opende, zien kon hij niet meer. „Beet
mijn gezicht weer terug" zei smeekemi
edelman." „Ik kan 't niel", *nlw0°2
zijn vriend. „Gc~moct bidden tot
den eeuwigen God en Heer voor ailc a
schen", zei zijn vriend. E11 7.00 wen!
de hebzucht de edelman blind cn---
kreeg zijn verdiende loon.
EmÜc Dinm.
Kooiparè