jjB. Als niet andera wordt aangege- n heeft in deze week iedere, H. Mis loria, Credo en de Prefatie van Kerst- J2 "zONDAG 22 Juni: Zondag onder Si! p| Octaaf v a n H. Sacra- entsdag- 2c Zondag na Pinksteren. Lpac'tus est. 2e gebod v. b. apwaaf ranJiet Allerb. Sacrament. 3e v. d. t n Paulinus, BisscJiop en Belijder. Geen :T| Lens. Kleur: W i t. 'ngt een voortdurend herhalen van de r- rroote levenslessen welke Christus, de ÏFl eeraar der Waarheid en zijne Aposfe- leu hebben nagelaten, tracht de H. Kerk in Tel, (ot hoogcren bloei te brengen het ge- t|j|| iadeleven. door den II. Geest, in ons uit- testort. Vandaag wijst zij ons op „het Lrste en voornaamste gebod in de Wel": o! dc liefde. Uit liefde heeft Christus ons ferlost. van den geestelijken dood en ons ]jC| bovennatuurlijk zieleleven gesclion- hijt' ken (Introilus, Epistel); Om dat leven ,e voeden wil Hij zelf onze spijze zijn in 3bo['. i,êt Aller liSacrament en hoezeer ver- g langt Hij. dat wij die Spijze nuttigen 1 (Evangelie). Geven wij gehoor aan dien iefdevollen aandrang, door als aanzitten- len aan den Goddehjken Liefdemaaltijd huis te vullen. Daar zullen wij van gebreken genezen worden (Graduale: bcluja-vers; Offertorium): daar zal ons gebed worden verboord: „Wij willen U voortdurend beminnen Heer". (Introilus). ,Geef ous Uwe altijddurende liefde" (Gc- Sed); daar zullen wij leeren zingen het jed der liefde voor Hem, die zoo goed oor ons is (Comriumio)daar o.ok loe- >n beoefenen de zoo heerlijke, werk- „adigo naastenliefde; waar de ons de Apostel der liefde opwekt. Epistel). MAANDAG 23 Juni. Vigiliedag v. H. Joannes dén hooper, ie iag v. k. Octaaf v. H. Sacramentsdag, jis Cibavit. 2e gebed v. d. Vigilie 3e Concede. Laatste Evangelie v. d. Vigilie, deur: W i DINSDAG 24 Juni. Geboortefeest d. H. J o a n n e s d e n D o o p er. lis: De Ventre. 2e gebed v. h. Oc- aaf Kleur: Wit. Elisabeth, de vrouw van Zacharias, iracht een zoon ter wereld, die vóór ziin ;eboorte reeds van de smet der erfzonde rerd gezuiverd, n 1. Joannes deii Doo ier, die kwam om getuigenis te geven van iet Licht (Christus)) en om voor den leer een volmaakt volk te bereiden (Naar kerk: Getijden.) WOENSDAG 25 Juni. 6e d a g v. h. O c- a a f v. H. Sa c-r a m ent s d a g Mis Cibavit. 2e gebed v. d. H'. Adalbertus. Zie in het Feesteigen v. k. Bisdom Haar lem. 3e v. d. H. Gulielmus (Wilhelmus). 4e r. h. Octaaf v. d. H. Joannes. Kleur: ff it. DONDERDAG 26 Juni. Octaafdag H. Sacramentsdag. Mis: Cj- lavit, als op liet. feest. 2e gebed v. d» iï. H. Joannes en Paulus Martelaren. 3e f. h. Octaaf v. »d. H. Joannès. Kleur: ff it. Ons aller oogen richten zich hoopvol op U, o Heer, en Gij geeft (ons) eene spijze: Mijn vleesch is waarlijk .spijs en mijn Bloed is waarlijk drank; die Mijn Vleesch eet en Mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. (Graduale; Alleluja- fers). VRIJDAG 27 Juni. Feestdag v. h. lier heiligst Hart.van Jezus. !is: Mis o r b i t i*. (Zie achter Ie maand Mei). Prefatie v. h. H. Kruis, "ileur: W11. Uit het doorstoken Hart is de met Chris- is vereenigde kerk geboren. Die wonde- opin'g werd aan dd Ark (het H. Lichaam ran Christus) gemaakt tot heil der menscli beid. Immers hieruit vloeide als een ze- fênvoudige stroom, de onuitputtelijke ge ide, waarmede wij onze bevlekte zielen men rein wasschen. Ondankbaar is weder terug te keeren tot de zonde, die het Goddelijk Hart doorwondde. (Vrij naar de kerk: Getijden). ZATERDAG 28 Juni. Vigiliedag v. d. H. H. Apostelen Petrus en Eau 1 us. Mis v. d. H. Irenaeus. Bisschop en Martelaar. Lex Verilatis. rs (Zie in het Misboek onder de Missen voor sommige plaatsen op 4 Juli). 2e gebed v. h. Octaaf v. d. H. Joan- 1$ nes. 3e v. d. Vigilie. 4e voor den Paus. Alleen in de kerken van den H. Joannes Credo. Kleur: R o o d. Ook is geoorloofd een H. Mis v. d. Vigi- yie. Dicit Dominus. Geen Gloria. 2e go- ted v. d. II. Irenacus. 3e v. h. Octaaf. 4e °^or den Paus. Kleur: Paars. A. H. KOK. Lisse. Pr. dienst. Daar hij berouw had over zijn jjöisdaad, maakt© hij goen bezwaar te biechten en to communiceeren. Sinds den jt^eeden. of derden dag na zijn veroordec- Jng naderde hij tot d© Sacramenten en &dert dien scheen de ongelukkige geheel Veranderd. »0eh", zei liij mij eens, „wat ben ik nu |elukkig. Ik ben. bereid om t© sterven'; £at. O. L. H. nu met mij doem, wat Hij *il- 'k Ben zeer tevreden; alleen betreur bet spoedig© verlies van mijn leven', piadat ik nu geen boet© meer kan doen." Dvee maanden ongeveer bad do ver oordeelde in do gevangenis doorgebracht, hem werd aangezegd, dat hij op 2 ®ovember 1848 ter dood gebracht zou pvordeh. Met do gelatenheid van ©en! rouw- f°cdig-zondaar en ©eni oprecht christen boorde l\ij liet vonnis aan. Ik was bij etn- I'oen hij hoorde, dat hij den la-at- 8teri nacht zou ingaan, werd zijn lichaam *el even door een stuipachtig beven be- *°ge&, maar zijn christenziel beheerschte spoedig di© beweging, en bij bewaarde eu vrede des harten. „G-ods wil geschie- ,ezei hij den commandant, die hem het "^vonnis beteekemde. Ik bleef alleen bij hem. Hij sprak zijii laatste biecht en ontving de H. Teerspijze. D'eni gelieelen nacht bracht hij in gebed door, terwijl hij van tijd tot tijd met de beide gendarmen, die hem bewaakten, op bedaarde wijze een kort gesprek liield.- Tegen zes uur in dien morgen kwam ©en somber voertuig voor, dat den ver oordeelde en mij naar de gerechtsplaats te Vincennes moest brengen, Herbuel omhelsde den cipier der gevangenis, als mede den commandant; allen waren zóó bewogen, dat zij hun tranen niet konden weerhouden. Ik nam plaats bij hem in het cellulaire rijtuig. Onderweg was hij uiterst kal in, zelfs vroolijk. „Go kunt niet geleoven., mijn heer de aalmoezenier', zoo sprak hij tot mij, „welk een goeden dag ik gisteren heb doorgebracht. Wat voelde ik m© geluk kig! Ik wist, dat het Allerheiligen was, zonder ophouden heb ik gebeden, want ook ik, groot zondaar, hoop het verblijf van de, heiligen en zaligen, binnen, te gaan. Ook gisteravond en den. laatsten nacht was ik zeer tevreden en ik ben het nu nog. Ik kan geen woorden vinden om uit t© drukken, welken vrede ik vannacht heb gesmaakt: 't was een heilige blijdschap, waarvan men zich geen denkbeeld kan vormen."' Zoo sprak iemand, die ter dood geleid werd. „De dood", zoo ging hij voort, heeft geen verschrikking meer voor mij. O, ik weet, waar ik lioonga; naar boven, naar mijn Vader, naar huis. Binnen weinige oogenblikken hoop ik ci te zijn. Ik ben een groot zondaar, ik heb den goeden God grootelijks belcedigd, maar Hij is zoo goed, en mijn vertrouwen op Hem gaat alles te boven." En terwijl bij een gebed stortte, dat hem aan dc H. Eucliarj&tio herinnerde, zei hij zacht: „Mijn .God is daar!" cn vol vreugde dacht bij aan de groot© genade, dio Jezus aan do zijnen in liet H. Sacra ment des altaars geeft. „O, hoe vast geloof ik", ging hij ©eni gen tijd later voort, „alle waarheden dei- Kerk. Die Kerk is mijn Moeder, zij staat me bij op do groet© reis naar do - eeuwig heid, 'k Ben volmaakt tevreden. Welk ©en sehoone dag!" Eu -zich met een glimlach tot mij 'koerend, riep hij uit: „Vader, ik zal u in den schoonen licmel wachten* op mijn beurt zal ik cr .u doen. binnen gaan, van mij zal het niet afhangen." En vervolgens tot zichzelf: „Ilc ben niets, God alleen, is alles, God alleen is groot. "Wat goed in mij .is, bel oe rt,. Hem Ic-e, kemt alleen van Hem. Ik heb geen ver dienste; mij past. liet, enkel ep do borst te kloppen cr .lit'te roepen:' Mijn Jezus, barmhartigheid Even later liet hij me het- „Handboek voor den Mms ten" zien en zeidc.: „De soldaten, moesten dit boekje steeds bij zicli dragen en het nooit ter zijde leggen. Had ik het gedurende niijn_leven gelézen, nooit zou ik do misdaad bedreven hebben, die ik nu verfoei; nooit zou ik gclfomen zijn, waar ik nu licengal". W© waren nu al een kort© poos in d© vlakte van Vincer.nes. Het oogenblik der terechtstelling begon te naderèn.- ïk hiekl den armen veroordeeld© het crucifix voor; vol verrukking nam hij het aan en het met een onbeschrijfelijke teederheid be schouwende zei hij zacht en herhaalde realen: „Mijn Verlosser! Ja, dat is Hij, dat is zijn beeltenis. Hij heeft ook voor mij bovenmensclielijke pijnen geleden en zijn leven geofferd. Ik wil met Hem ster ven tot uitboeting mijner zonden." En vol liefde kust© hij do H. beeltenis. Wc stapten uit, alles was voor d© vol trekking van liet vonnis gereed. Herbuel vraagt als een gunst, het bevel „vuur!" 1© mogen, geven; zo werd hem verleend. „Ik heb", zoo sprak hij, „den moed gehad het misdrijf te begaan, ik moet den moed bezitten die misdaad uit t© boeten." Hij knielde voor mij neer en ontving den laatsten zegen des priesters. En zich voor liet piket plaatsend ,dat hem moest fusileeren, riep hij liet trillend© «tem uit: „Kameraden, ik sterf als christenZiet bier de beeltenis van den Gekruisigde", en liij toonde allen het kruis. „Volgt mijn voorbeeld niet na; liebt eerbied voor uw oversten." Ik omhelsde hem voor de laatste maal. Een oogenblik later deed zich het hevig geknal liooren, dat een menzch het leven benam en een christenziel voor den troon Gods plaatst©. De arme Herbuel was voor God ver schenen, dio den berouwliebbendo alles vergeeft. Gods barmhartigheid is zonder einde. Voor Huis en Hof IN DEN GROENTEN- EN BLOEMENTUIN Do bezigheden in den groententuin be staan op het oogenblik voor het grootste deel in schoonhouden en verder het on derhoud van de verschillende gewassen. De groot© boonen Bloeien prachtig. Wil men niet te veel last hebben van de lui zen, dan nome men den kop, juist bo ven de laatste bloemen in. De boonen zijn dan meteen wat vroeger oogstbaar. Do verschillende winter-koolsoorten! kunnen' nu op onderlinge afstanden van 4050 c.M. worden uitgeplant. Op zware, d.w.z. kleinachtigo en vochtige, goed be meste grondsoorten, zal men er het meest succes mee hebben. Postelein kan men' nu steeds zaaien, zoowel in een bakje als buiten. Men zaaie zeer dicht op elkaar, liefst voor een muur of schutting. Het zaad behoeft niet onder- geharkt. to worden, omdat liet zeer fijn is, alleen aandrukken en dan flink gieten is voldoende. Do eerste dagen, totdat het zaad gekiemd is, moet men op zonnige da gen schermen; dat kan men doen, door er zakken of couranten op te leggen-; overi gens goed vochtig houden. Is liet zaad cr goed uit, dan verdient liet aanbeveling per M2. 25 gram chili- salpcter te geven, opgelost iri water. Men moet er vooral aan denken, dat men nooit mesten mag, terwijl de zon schijnt, men doet liet dus 't best 's avonds. Geeft men n.l. mes (soorten terwijl de zon'schijnt, dan hlcft men j kans, vooral als -liet betreft gemakkelijk oplosbare (zooals chili), dat de concentratie van bet bodemvocht te sterk wordt met liet gevolg, dat de planten |z,g. „verbran den". Ook prei- kan nu geplant worden, ook -liefst op zeer voedzame gronden. Men plant ze op afstanden van 15 c.M. op den regel en de" rc-gels 25 a 30 c.M. van el kaar. Wil men mooie prei hebben, dan is het noodig, dat ze diep 'geplant- wordep, on geveer 10 c.M. diep is wel aan te raden. Prei kan men den gelieelen winter door builen laten staan; het. is dus voor de liefhebbers een gemakkelijke groenten- soort. Prei is ovenals postelein en de mees to andere bladgroenten-soorten zeer dankbaar .voor een weinig chili-salpeter, als zo eenmaal aan den groei is. Om den gelieelen zomer door salade, die gezonde, lekkere en vitaminern-ijkc groen te te kunnen eten, dient men ongeveer iedere veertien dagen een partijtje lo zaaien. Uitplantcn is niet altijd noodig, maar dan moeten zc op 25 c.M., uitgedund worden. Ook in den bloementuin kan men, wil men nog laat over veel bloemen beschik ken, nog al het een en ander zaaien. Zaait men nu Iceuwr-bekkcn, (Anlbiri- num) dan heeft men dit jaar nog bloe men ervan en men kan ze op oen beschut te of bijna vorslvrijc plaats overwinteren, om er. bet volgend jaar vroeg van te pro- fiteeren. Overjarige leeuwebekken, toch zijn veel langer van steel en veel mooier dan eenjarige. Asters, scabiosa's, goudsbloemen, (cal- lendula), zomórviolierén, afrikaan tjes, (Tagetes), slaapmutsjes en vele andere dergelijke zaaibloemen 'kan men nu nog zaaien en als de zomer dan niet to kort is (wat wo toch allen hopen) kunnen we er nog laat van profiléeren. Ten slotte willen we er even op wijzen, dat het aan te bevelen is, wil men lang van z"n planten profilocreu, om bet zaad- vormen te voorkomen. Zoodra do bloemen uijv ellen baalt men er de meestal ontsie rende rest af. II-1 zelf da geldt trouwens ook voor rozen, dahlia's, lathyrus, lu pinen, enz." Heeft een of andere plant zaad ge vormd,- dan liG.eft .zo baar. doel (voor de nakomelingschap zorgen) bereikt "en sterft af. Dit is een natuurwet,waarop nic-t .veel uitzonderingen bcstaaiL Vragen op hel gebied van land- en tuinbouw 1b zenden aan dc Redactie van „De Leidsche Courant". V. H. HET TESTAMENT. Simon Bouten-s, rustend koopman, wa© zoo ongemerkt tachtig jaar geworden en bedacht dat het tijd werd zijn laatste wilsbeschikkingen t© maken. „Op mijn leeftijd' kan j© nooit weten wat. er ge beurt", overwoog hij. En met eenig© be zorgdheid dacht bij' over zijn testament na, hij was n.l. weduwnaar cn had geen kinderen. Twintig jaar geleden had zijn vrouw ©en wees in huis genomen, dio z© half als aangenomen dochter, half als dienstbode hadden grootgebracht en die hen steeds met "haar zorg en toewijding had omringd. Marie was een engelvan een meisje, waarvan wijlen zijn. vrouw haast niet had kunnen scheiden; maar haar zijn geheel© vermogen "zoo maar t© vermaken, was toch een heel ding. Daarbij, meneer Bou- tens was nog al achterdochtig; wie verze kerde hem, dat zo niet uit eigenbelang zoo bezorgd voor hem was? Dan bleef er niets over dan zijn eigen familie, een paar neven waarvan do een veearts d© an der sergeant bij do marine was. Ze hadden zich vroeger nooit iets aan hem laten ge legen liggen, in den laatsten tijd stuurde d© sergeant brieven van vier kantjes en d© veearts bracht hem het een© bezoek na het andere. Maar hij liet er zich,niet door van de wrijs brengen. „Ze ruiken do erfe nis", dacht hij cn liet brieven en bezoeken langs zich beier gaan. Mario was altijd in do kamer, druk be zig en vrcólijk, slechts van tijd tot tijd liet het zich dc hulp van Treesje, het meis- je-voor-alles welgevallen „Kind", zei Boutens, haar zijn leege kopje aanreikend, „wil jo wel gelooven, dat jo me verzorgt »of ik je eigen vader was." „Zijt ge dat eigenlijk niet altijd voor me geweest?" vroeg 't meisje eenvoudig. Hij keek haar heimelijk aan om haar gelaatsuitdrukking waar to nemen en zei: „Ik lieb wel lust om je tot mijn erfge- namo to benoemen. Waarom bloos je?" „Omdat, ik blij ben dat u daarover denkt, da-t is een bewijs, dat u van me houdt, maar ik zou het toch niets aardig vinden als u het deed." „Dat. is wat nieuws!" Jïïoe eoo? Genegenheid koop je niet, beste oom zoo noemde zo hem ver maak Treesje een legaat en geef do rest aan uw familie." „Maar gij hebt zelf niets, wat moet jij na mijn dooid doen?" „U hebt mo leeren werken, ik ben niets ongerust. Ik zal best mijn weg vinden. Daarbij zou ik niet willen, dat men zou zeggen, dab ik op uw gold geaasd heb, dat zou ik niet verdragen." „Als je eens met mijn neef, den'sergeant trouwde. „Ik zou er niet over denken, oom", on derbrak hem Mario haastig. „Ik heb mijn woord al gegeven-, laat ik 't u maar zeg gen." „Zeker aan Leo Punters?" „Ja oom, maar laten we maar hopen. <3aï u nog vole jaren zult leven. Ik zal u trouw blijven verzorgen, wc hebben nog den tijd." „Goeden dag; oom Boutens." „Ah zoo, zijt gij daar meneer de vee arts! Hoe gaat liet er mee?" „Slecht, slecht, d'r is geen beest ziek in dén heel-en omtrek. U gelukkig ook niet, u maakt het maar best." „Vertrouw daar niet t© veel op, ik bén aan mijn laatst© gerecht. Morgen zal ik den notaris oens laten komen voor mijn testament-" „Zco, zoo." 'De. oude koopman keek in den spiegel, waarin bij juist heb gezicht van zijn neef kon waarnemen, en zei zoo onverschillig voor zich heen: „Ja, je moet altijd orde op je zaken stellen. Volgens bet verlangen van mijn vrouw en mijn eigen wcnsch zal ik Marie tot mijn erfgename maken." De veearts kon een beweging van schrik niet onderdrukken, slechts met moeite bewaarde hij zijn kalmte. „De hónden doen leelijk als je z© bij d'r kluif yjjjidaan haalt," dacht de koop man, vervolgde dan overluid: „Ik weet wél, dat heb jou hetzelfde is, want jij hebt een "rijk huwelijk gedaan en d'r geen behoefte aan." Dc ander, bevend van ingehouden ver langen naar 't geld, daé-ie^ zich zag ont gaan, nam zijn toevlucht tot verdachtma king: „Och ja, oom', u zijt zelf baas over uw geïd, maar zijt u wel zeker dat het aan haar bcsteéS. is? Mjen kraakt wel eens ra re noten over haar. En kimt u het van u verkrijgen uw eigen familie te onterven voor een meisje, wier afkomst u niet eens kent?" „Ja, daar is wel wat van aan. Dan zou ik het misschien beter aan je neef den sergeant kunnen vermaken!" „Maar oom," kon de veearts zich niet weerhouden uit te roepen, „dab zou hee- lemaal dwaasheid zijn. Die zou het er gauw doorgedraaid- hebben." „Enfin, w.e zullen cr nog eens over den ken", besloot Boutens en toen zijn neef do deur achter zich toetrok, dacht hij: „Jij kimt er al vast op rekenen, dat je niets krijgt." „Treesje, je moet eens een paar zegels voor me gaan koopen", zei Boutens; ,.Goed meneer." „Maar niét in den winkel hierover, die liobbcn cr niets mee te maken. -Ga ze maar bij meneer Punters vragen". „Verkoopt dio don tegenwoordig postze gels, meneer, heeft die een winkel?" „Jo moet geen postzegels hebben maar gezegeld papier om ©en testament of con tract op te schrijven. Je kent toch meneer Punters wel, die zal je er wel aan hel pen." „Of ik hem ken, meneer, ik ken ieder een hier." „Vis, geloof ik, een goede man, die me neer Punters." „Een lam. meneer, effectief waar, en knap, maar daar moet u liever Marie eens naar vragen." Meester en dienstbode keken alkaar lachend aan. „Ga nu de zegels maar halen, Treesje." Eenige weken later lag Bouter.s op zijn uiterste. De veearts kwam in hot vertrek van den zieke zonder zelfs een woord tot de wees t© richten, hij deed of hij thuis was. Simon Boutens zag er niets meer van, wist niet meer wat er om hem heen gebeurde. Toch, voor hij stierf, kwam hij nog even tób bewustzijn en terwijl zijn oogen zich op zijn secretaire vestigden, fluisterde hij: „Marie." Toen stierf hij. Zoodra hij dood was, zei Treesje tot den veearts: „Meneer Boutens, neem u de sleutels van meneer, ze liggen onder zijn kussen, en bewaar u die maar; u zijt er de naast© to© nietwaar?" Do veearts nam de sleutels. Toen hij den volgenden dag terugkwam, zond hij de aanwezigen onder een of ander voor wendsel de kamer uit en sloot de secre taire open. Hij vond het testament van zijn oom en la-s daarin:' „Ik vermaak al wat ik bezit aan mijn pleegkind Marie. Mijn erfgename zal een jaargeld van driehonderd gulden aan mijn dienstbode Theresia. uitkeeren zoolang zij leeft." „O zoo'n deugniet," riep de veearts uit, „keek-ie- zoo naar do secretaire!. Zijn eigen familie te onterven. Maar we zullen onze rechten weten to krijgen, wacht maarl" Hij stak het testament in zijn zak, sloct- de secretaire en ging naar huis. Daar verbrandde hij het document. Toen do notaris den inventaris opmaak te, zocht men vergeefs naar de laatste wilsbeschikking van den overledene. „Dat verwondert mij niets," zei de vee arts, „mijn oom heeft mij in zijn laatste dagen verzekerd, dat liij geen testament- had gemaakt." Treesje, die er bij was, wendde zich langzaam naar dén erfgenaam en vroeg hem op bedaarden toon: „Meneer Boutens, we zullen cr maar een eindo aan ma kén. Wilt u zeggen waar u het testament ran meneer gelaten hebt? Wo hebben getuigen, dio er bij waren toenl hij het in do secretaire opborg. Als heb er <lus niet meer is, hebt u liet weg gemaakt, li lia-d de sleutels." „Gij liegt, valsclic lasteraarster, ik zal je aan laten klagen wegens laster." „Waarom zooveel drukte," zei do nota ris, dio met beide partijen! op goeden voet wilde blijven; „e-én testament dat niet te vinden is, is natuurlijk niets waard." „Daar hoeft meneer gelijk in", riep de veearts, „praatjes bewijzen niets." „Praatjes niet, maar wel een ander tes tament, maar dat zult gij niet in uw handen! krijgen," zei Treesje tot den vee arts. Dc'notaris kwam er weer tusschen. „Waarom, liebt' gc 'dat stuk ons 'dan niet dadelijk gegeven?" „Omdat ik eerst moest wachten cf me neer het. eerste 'testament zón teruggeven; Zo reikte iiu dén notaris een enveloppe over, waarop geschreven stond: „Mijn .laatste testament, dat ik'gemaakt heb voor hot geval, dab mijn vorig© tes tament, dat in de secretaire is geborgen,', verloren zou raken." De notaris verbrak het zegel cn las luide: „Ik vermaak een jaarlijkselie lijfrente van driehonderd gulden aan mijn trouv. dienstbod© Theresia; aan mijn neef denit veearts mijn snuifdoos en aan mijn neef den, sergeant mijn vetlaarzeü; aan Maria-,') mijn pleegkind, kan ik direct niets vérma- kem, uit trots zou ze het toch weigeren;1 daarom benoem ik lot mijn wettigen erf-); genaaan den heer Leo Punters, klerk bij'} bet kadaster, onder voorwaarde, dat hij'? binnen zes maanden met mijn pleegkind'; Ma-rie in het huwelijk treedt." j; „Is dat testament in orde?" vroeg; Treesje. „Volkomen, 'er mankeert niets aan." i Boutens ging woedend heen, verga t in! zijn toorn de snuifdoos mee te nemen, di© hem bij testament was toegewezen. ,1 VERHOORD GEBED. „Och Johanna, als je dat gezien ftad, ,'t was (och zoo mooi. Als je toch maar; oens éénmaal bet beeld van de Moeder Gods van Lourdes zien kon". „Zuster Charitas zal me alles wel ver- tellen als ze vandaag komt", zei het blin de meisje, dat bij een venster van do woonkamer zat, tot haar zuster, die zoo juist uit de kerk was thuisgekomen en' haar van de mooie processie met het nieu- we Mariabeeld vertelde. Nog was zo daar-..: mee bezig, toen zuster Charitas binnen-1 kwam. „Hoe gaat bet er mee, Franciscaen hoe maakt ;het ons beate kind?" vroeg zij, üaar het raam gaande. Johanna stak 'de Zuster haai- band toe en zei: „Gc hebt het vanmorgen zoo mooi gemakt, hoor ik, Zuster Gharits, vprtel me er nog eens iets van". Je pleegmoedertje zal je wel alles ver- tekl hebben", zei Zuster Charitas met een vriendelijken blik op Francisca". i Toen begon ze van het nieuwe Maria- beelcl te vertellen waarbij ze al gauw dn- i derbroken werd door bet binnenkomen van een jong meisjé, dat lianr wenschte te spreken, 't Was de dochter van een ambtenaar, die zich pas kort daar geves tigd had. „0 zoo, Bertha, zijt go daar'. „Ik dacht,,,, wilde u vragen". „Kom maar binnen, Bertha", zei de Zuster. 't Meisje nam aan haar zijde plaats cn beschouwde met medelijdenden blik de blinde voor bar. „Hoe lang zijt ge al blind, of zijt ge al tijd blind geweest?" „Neen, ik ben nu elk jaar blind, ik was toen negen jaar". Francisca volgde plotseling aandachtig het gesprek en toen Bertha vroeg: „Hoe is het gekomen?" kwam ze plotseling er tus schen, Bertha met gejaagde vingerbewe ging beduidend daarover niet te spreken. „Johanne', zei ze, „ik geloof dal jaar to veel in da zon zit, kom hier een beetje zitten. Je zal beelemaal bruin worden". Johanna, over wier gelaat bij Bertha's laatste vraag een hooge blos gevlogen was, stond op en zei, een beetje naar bui ten willen gaan. „Wil ik u er been brengen?" vroeg Bertha. „Neen, neen," antwoordde Johanna, „dat is volstrekt niet noodig". Toon ze weg was, zei Francisca tot Bertilia: „Doe toch als je blieft niet weer zulke vragen'-" Op Bertha's verwonderden blik zei Francisca: „Ze wil er liever niet meer van hooren. Om u dit op. te helderen wil ik u de geschiedenis wel i'erbalen. „Haar vader was ik zal het nu maar eerlijk noemen een drinker. Zijn vrouw die erg goed was, veel te goed voor hem, ze had hem moeten aanpakken, bad hij halfdood geslagen en als hij eenmaal aan 't slaan was, kon 't hem niet schelen of ook zijn kind oen paar klappen kreeg. Bij zoo'n gelegenheid, dat liij in een dron ken bui weer niet wist wat-io deed, is :t gebeurd. Hij sloeg liet kind zoo hard in d'r gezicht, dat één oog er bijna uithing. Ze is er voor naar 't gasthuis gestuurd, maar ten slotte hleek. het, dat ze aan heide oogen blind was. De ontaarde vader, die al lang nergens werk meer kon krijgen, was opeens verdwenen, ik heli ten min- stc niets meer van hem gehoord. Hier heb ben zo hem nooit meer gezien". „En zijn vrouw? leef die ook nog?" vroeg Bertha. „Zij is al heel gauw gestorven", zei Francisca, „cn toen is Johanne bij ons in huis gekomen." „Zo is dus uw zuster niet?" „Neen, maar iedereen houdt het er voor Elf jaar lang is ze nu al blind cn tccli is zo er zoo geduldig onder''. Bertha zal een oogenblik voor zich v.:tj te kijken. „II: zou het niet utthoudeaJ zei ze. „En als ik ooit..." „Ik hoer wel dat'gij geen Johanne zijl", j zei Zusier Charitas en stond op, liet was haar tijd om weg te gaan cn Bertna ging' met haar mee. a Het was einde November. "Vóór dort/ achtsten December zou een algemeen© im-v veno in bet klooster van Zuster Lh&ïv.as: gehouden worden. Jaren al had Johanna op dezen da$; haar hoop gevestgd. Dat Maria haar geun-f dig zou zijn en haar genezing bij God ver-; krijgen. Ook dezen keer weer was ze voi hoop en vertrouwen. In den namiddag van den zesden Be- cember zal ze in baar gewone hoekje mj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 13