jjB. Als niet andera wordt aangege-
n heeft in deze week iedere, H. Mis
loria, Credo en de Prefatie van Kerst-
J2 "zONDAG 22 Juni: Zondag onder
Si! p| Octaaf v a n H. Sacra-
entsdag- 2c Zondag na Pinksteren.
Lpac'tus est. 2e gebod v. b.
apwaaf ranJiet Allerb. Sacrament. 3e v. d.
t n Paulinus, BisscJiop en Belijder. Geen
:T| Lens. Kleur: W i t.
'ngt een voortdurend herhalen van de
r- rroote levenslessen welke Christus, de
ÏFl eeraar der Waarheid en zijne Aposfe-
leu hebben nagelaten, tracht de H. Kerk in
Tel, (ot hoogcren bloei te brengen het ge-
t|j|| iadeleven. door den II. Geest, in ons uit-
testort. Vandaag wijst zij ons op „het
Lrste en voornaamste gebod in de Wel":
o! dc liefde. Uit liefde heeft Christus ons
ferlost. van den geestelijken dood en ons
]jC| bovennatuurlijk zieleleven gesclion-
hijt' ken (Introilus, Epistel); Om dat leven
,e voeden wil Hij zelf onze spijze zijn in
3bo['. i,êt Aller liSacrament en hoezeer ver-
g langt Hij. dat wij die Spijze nuttigen 1
(Evangelie). Geven wij gehoor aan dien
iefdevollen aandrang, door als aanzitten-
len aan den Goddehjken Liefdemaaltijd
huis te vullen. Daar zullen wij van
gebreken genezen worden (Graduale:
bcluja-vers; Offertorium): daar zal ons
gebed worden verboord: „Wij willen U
voortdurend beminnen Heer". (Introilus).
,Geef ous Uwe altijddurende liefde" (Gc-
Sed); daar zullen wij leeren zingen het
jed der liefde voor Hem, die zoo goed
oor ons is (Comriumio)daar o.ok loe-
>n beoefenen de zoo heerlijke, werk-
„adigo naastenliefde; waar
de ons de Apostel der liefde opwekt.
Epistel).
MAANDAG 23 Juni. Vigiliedag v.
H. Joannes dén hooper, ie
iag v. k. Octaaf v. H. Sacramentsdag,
jis Cibavit. 2e gebed v. d. Vigilie 3e
Concede. Laatste Evangelie v. d. Vigilie,
deur: W i
DINSDAG 24 Juni. Geboortefeest
d. H. J o a n n e s d e n D o o p er.
lis: De Ventre. 2e gebed v. h. Oc-
aaf Kleur: Wit.
Elisabeth, de vrouw van Zacharias,
iracht een zoon ter wereld, die vóór ziin
;eboorte reeds van de smet der erfzonde
rerd gezuiverd, n 1. Joannes deii Doo
ier, die kwam om getuigenis te geven van
iet Licht (Christus)) en om voor den
leer een volmaakt volk te bereiden (Naar
kerk: Getijden.)
WOENSDAG 25 Juni. 6e d a g v. h. O c-
a a f v. H. Sa c-r a m ent s d a g Mis
Cibavit. 2e gebed v. d. H'. Adalbertus.
Zie in het Feesteigen v. k. Bisdom Haar
lem. 3e v. d. H. Gulielmus (Wilhelmus). 4e
r. h. Octaaf v. d. H. Joannes. Kleur:
ff it.
DONDERDAG 26 Juni. Octaafdag
H. Sacramentsdag. Mis: Cj-
lavit, als op liet. feest. 2e gebed v. d»
iï. H. Joannes en Paulus Martelaren. 3e
f. h. Octaaf v. »d. H. Joannès. Kleur:
ff it.
Ons aller oogen richten zich hoopvol
op U, o Heer, en Gij geeft (ons) eene
spijze: Mijn vleesch is waarlijk .spijs en
mijn Bloed is waarlijk drank; die Mijn
Vleesch eet en Mijn Bloed drinkt, blijft
in Mij en Ik in hem. (Graduale; Alleluja-
fers).
VRIJDAG 27 Juni. Feestdag v. h.
lier heiligst Hart.van Jezus.
!is: Mis o r b i t i*. (Zie achter
Ie maand Mei). Prefatie v. h. H. Kruis,
"ileur: W11.
Uit het doorstoken Hart is de met Chris-
is vereenigde kerk geboren. Die wonde-
opin'g werd aan dd Ark (het H. Lichaam
ran Christus) gemaakt tot heil der menscli
beid. Immers hieruit vloeide als een ze-
fênvoudige stroom, de onuitputtelijke ge
ide, waarmede wij onze bevlekte zielen
men rein wasschen. Ondankbaar is
weder terug te keeren tot de zonde,
die het Goddelijk Hart doorwondde. (Vrij
naar de kerk: Getijden).
ZATERDAG 28 Juni. Vigiliedag v.
d. H. H. Apostelen Petrus en
Eau 1 us. Mis v. d. H. Irenaeus.
Bisschop en Martelaar. Lex Verilatis.
rs (Zie in het Misboek onder de Missen
voor sommige plaatsen op 4
Juli). 2e gebed v. h. Octaaf v. d. H. Joan-
1$ nes. 3e v. d. Vigilie. 4e voor den Paus.
Alleen in de kerken van den
H. Joannes Credo. Kleur: R o o d.
Ook is geoorloofd een H. Mis v. d. Vigi-
yie. Dicit Dominus. Geen Gloria. 2e go-
ted v. d. II. Irenacus. 3e v. h. Octaaf. 4e
°^or den Paus. Kleur: Paars.
A. H. KOK.
Lisse. Pr.
dienst. Daar hij berouw had over zijn
jjöisdaad, maakt© hij goen bezwaar te
biechten en to communiceeren. Sinds den
jt^eeden. of derden dag na zijn veroordec-
Jng naderde hij tot d© Sacramenten en
&dert dien scheen de ongelukkige geheel
Veranderd.
»0eh", zei liij mij eens, „wat ben ik nu
|elukkig. Ik ben. bereid om t© sterven';
£at. O. L. H. nu met mij doem, wat Hij
*il- 'k Ben zeer tevreden; alleen betreur
bet spoedig© verlies van mijn leven',
piadat ik nu geen boet© meer kan doen."
Dvee maanden ongeveer bad do ver
oordeelde in do gevangenis doorgebracht,
hem werd aangezegd, dat hij op 2
®ovember 1848 ter dood gebracht zou
pvordeh. Met do gelatenheid van ©en! rouw-
f°cdig-zondaar en ©eni oprecht christen
boorde l\ij liet vonnis aan. Ik was bij
etn- I'oen hij hoorde, dat hij den la-at-
8teri nacht zou ingaan, werd zijn lichaam
*el even door een stuipachtig beven be-
*°ge&, maar zijn christenziel beheerschte
spoedig di© beweging, en bij bewaarde
eu vrede des harten. „G-ods wil geschie-
,ezei hij den commandant, die hem het
"^vonnis beteekemde.
Ik bleef alleen bij hem. Hij sprak zijii
laatste biecht en ontving de H. Teerspijze.
D'eni gelieelen nacht bracht hij in gebed
door, terwijl hij van tijd tot tijd met de
beide gendarmen, die hem bewaakten, op
bedaarde wijze een kort gesprek liield.-
Tegen zes uur in dien morgen kwam
©en somber voertuig voor, dat den ver
oordeelde en mij naar de gerechtsplaats
te Vincennes moest brengen, Herbuel
omhelsde den cipier der gevangenis, als
mede den commandant; allen waren zóó
bewogen, dat zij hun tranen niet konden
weerhouden. Ik nam plaats bij hem in
het cellulaire rijtuig.
Onderweg was hij uiterst kal in, zelfs
vroolijk. „Go kunt niet geleoven., mijn
heer de aalmoezenier', zoo sprak hij tot
mij, „welk een goeden dag ik gisteren
heb doorgebracht. Wat voelde ik m© geluk
kig! Ik wist, dat het Allerheiligen was,
zonder ophouden heb ik gebeden, want
ook ik, groot zondaar, hoop het verblijf
van de, heiligen en zaligen, binnen, te gaan.
Ook gisteravond en den. laatsten nacht
was ik zeer tevreden en ik ben het nu
nog. Ik kan geen woorden vinden om uit
t© drukken, welken vrede ik vannacht heb
gesmaakt: 't was een heilige blijdschap,
waarvan men zich geen denkbeeld kan
vormen."' Zoo sprak iemand, die ter dood
geleid werd. „De dood", zoo ging hij
voort, heeft geen verschrikking meer
voor mij. O, ik weet, waar ik lioonga;
naar boven, naar mijn Vader, naar huis.
Binnen weinige oogenblikken hoop ik ci
te zijn. Ik ben een groot zondaar, ik heb
den goeden God grootelijks belcedigd,
maar Hij is zoo goed, en mijn vertrouwen
op Hem gaat alles te boven."
En terwijl bij een gebed stortte, dat
hem aan dc H. Eucliarj&tio herinnerde,
zei hij zacht: „Mijn .God is daar!" cn vol
vreugde dacht bij aan de groot© genade,
dio Jezus aan do zijnen in liet H. Sacra
ment des altaars geeft.
„O, hoe vast geloof ik", ging hij ©eni
gen tijd later voort, „alle waarheden dei-
Kerk. Die Kerk is mijn Moeder, zij staat
me bij op do groet© reis naar do - eeuwig
heid, 'k Ben volmaakt tevreden. Welk ©en
sehoone dag!" Eu -zich met een glimlach
tot mij 'koerend, riep hij uit: „Vader, ik
zal u in den schoonen licmel wachten*
op mijn beurt zal ik cr .u doen. binnen
gaan, van mij zal het niet afhangen." En
vervolgens tot zichzelf: „Ilc ben niets,
God alleen, is alles, God alleen is groot.
"Wat goed in mij .is, bel oe rt,. Hem Ic-e,
kemt alleen van Hem. Ik heb geen ver
dienste; mij past. liet, enkel ep do borst
te kloppen cr .lit'te roepen:' Mijn Jezus,
barmhartigheid
Even later liet hij me het- „Handboek
voor den Mms ten" zien en zeidc.: „De
soldaten, moesten dit boekje steeds bij
zicli dragen en het nooit ter zijde leggen.
Had ik het gedurende niijn_leven gelézen,
nooit zou ik do misdaad bedreven hebben,
die ik nu verfoei; nooit zou ik gclfomen
zijn, waar ik nu licengal".
W© waren nu al een kort© poos in d©
vlakte van Vincer.nes. Het oogenblik der
terechtstelling begon te naderèn.- ïk hiekl
den armen veroordeeld© het crucifix voor;
vol verrukking nam hij het aan en het
met een onbeschrijfelijke teederheid be
schouwende zei hij zacht en herhaalde
realen: „Mijn Verlosser! Ja, dat is Hij,
dat is zijn beeltenis. Hij heeft ook voor
mij bovenmensclielijke pijnen geleden en
zijn leven geofferd. Ik wil met Hem ster
ven tot uitboeting mijner zonden."
En vol liefde kust© hij do H. beeltenis.
Wc stapten uit, alles was voor d© vol
trekking van liet vonnis gereed. Herbuel
vraagt als een gunst, het bevel „vuur!"
1© mogen, geven; zo werd hem verleend.
„Ik heb", zoo sprak hij, „den moed gehad
het misdrijf te begaan, ik moet den moed
bezitten die misdaad uit t© boeten."
Hij knielde voor mij neer en ontving
den laatsten zegen des priesters. En zich
voor liet piket plaatsend ,dat hem moest
fusileeren, riep hij liet trillend© «tem uit:
„Kameraden, ik sterf als christenZiet
bier de beeltenis van den Gekruisigde",
en liij toonde allen het kruis. „Volgt mijn
voorbeeld niet na; liebt eerbied voor uw
oversten."
Ik omhelsde hem voor de laatste maal.
Een oogenblik later deed zich het hevig
geknal liooren, dat een menzch het leven
benam en een christenziel voor den troon
Gods plaatst©.
De arme Herbuel was voor God ver
schenen, dio den berouwliebbendo alles
vergeeft.
Gods barmhartigheid is zonder einde.
Voor Huis en Hof
IN DEN GROENTEN-
EN BLOEMENTUIN
Do bezigheden in den groententuin be
staan op het oogenblik voor het grootste
deel in schoonhouden en verder het on
derhoud van de verschillende gewassen.
De groot© boonen Bloeien prachtig. Wil
men niet te veel last hebben van de lui
zen, dan nome men den kop, juist bo
ven de laatste bloemen in. De boonen zijn
dan meteen wat vroeger oogstbaar.
Do verschillende winter-koolsoorten!
kunnen' nu op onderlinge afstanden van
4050 c.M. worden uitgeplant. Op zware,
d.w.z. kleinachtigo en vochtige, goed be
meste grondsoorten, zal men er het meest
succes mee hebben.
Postelein kan men' nu steeds zaaien,
zoowel in een bakje als buiten. Men zaaie
zeer dicht op elkaar, liefst voor een muur
of schutting. Het zaad behoeft niet onder-
geharkt. to worden, omdat liet zeer fijn is,
alleen aandrukken en dan flink gieten is
voldoende. Do eerste dagen, totdat het
zaad gekiemd is, moet men op zonnige da
gen schermen; dat kan men doen, door er
zakken of couranten op te leggen-; overi
gens goed vochtig houden.
Is liet zaad cr goed uit, dan verdient
liet aanbeveling per M2. 25 gram chili-
salpcter te geven, opgelost iri water. Men
moet er vooral aan denken, dat men nooit
mesten mag, terwijl de zon schijnt, men
doet liet dus 't best 's avonds.
Geeft men n.l. mes (soorten terwijl de
zon'schijnt, dan hlcft men j kans, vooral
als -liet betreft gemakkelijk oplosbare
(zooals chili), dat de concentratie van
bet bodemvocht te sterk wordt met liet
gevolg, dat de planten |z,g. „verbran
den". Ook prei- kan nu geplant worden,
ook -liefst op zeer voedzame gronden. Men
plant ze op afstanden van 15 c.M. op den
regel en de" rc-gels 25 a 30 c.M. van el
kaar.
Wil men mooie prei hebben, dan is het
noodig, dat ze diep 'geplant- wordep, on
geveer 10 c.M. diep is wel aan te raden.
Prei kan men den gelieelen winter door
builen laten staan; het. is dus voor de
liefhebbers een gemakkelijke groenten-
soort. Prei is ovenals postelein en de
mees to andere bladgroenten-soorten zeer
dankbaar .voor een weinig chili-salpeter,
als zo eenmaal aan den groei is.
Om den gelieelen zomer door salade, die
gezonde, lekkere en vitaminern-ijkc groen
te te kunnen eten, dient men ongeveer
iedere veertien dagen een partijtje lo
zaaien. Uitplantcn is niet altijd noodig,
maar dan moeten zc op 25 c.M., uitgedund
worden.
Ook in den bloementuin kan men, wil
men nog laat over veel bloemen beschik
ken, nog al het een en ander zaaien.
Zaait men nu Iceuwr-bekkcn, (Anlbiri-
num) dan heeft men dit jaar nog bloe
men ervan en men kan ze op oen beschut
te of bijna vorslvrijc plaats overwinteren,
om er. bet volgend jaar vroeg van te pro-
fiteeren. Overjarige leeuwebekken, toch
zijn veel langer van steel en veel mooier
dan eenjarige.
Asters, scabiosa's, goudsbloemen, (cal-
lendula), zomórviolierén, afrikaan tjes,
(Tagetes), slaapmutsjes en vele andere
dergelijke zaaibloemen 'kan men nu nog
zaaien en als de zomer dan niet to kort
is (wat wo toch allen hopen) kunnen we
er nog laat van profiléeren.
Ten slotte willen we er even op wijzen,
dat het aan te bevelen is, wil men lang
van z"n planten profilocreu, om bet zaad-
vormen te voorkomen. Zoodra do bloemen
uijv ellen baalt men er de meestal ontsie
rende rest af. II-1 zelf da geldt trouwens
ook voor rozen, dahlia's, lathyrus, lu
pinen, enz."
Heeft een of andere plant zaad ge
vormd,- dan liG.eft .zo baar. doel (voor de
nakomelingschap zorgen) bereikt "en sterft
af. Dit is een natuurwet,waarop nic-t
.veel uitzonderingen bcstaaiL
Vragen op hel gebied van land- en
tuinbouw 1b zenden aan dc Redactie van
„De Leidsche Courant".
V. H.
HET TESTAMENT.
Simon Bouten-s, rustend koopman, wa©
zoo ongemerkt tachtig jaar geworden en
bedacht dat het tijd werd zijn laatste
wilsbeschikkingen t© maken. „Op mijn
leeftijd' kan j© nooit weten wat. er ge
beurt", overwoog hij. En met eenig© be
zorgdheid dacht bij' over zijn testament
na, hij was n.l. weduwnaar cn had geen
kinderen.
Twintig jaar geleden had zijn vrouw
©en wees in huis genomen, dio z© half als
aangenomen dochter, half als dienstbode
hadden grootgebracht en die hen steeds
met "haar zorg en toewijding had omringd.
Marie was een engelvan een meisje,
waarvan wijlen zijn. vrouw haast niet had
kunnen scheiden; maar haar zijn geheel©
vermogen "zoo maar t© vermaken, was
toch een heel ding. Daarbij, meneer Bou-
tens was nog al achterdochtig; wie verze
kerde hem, dat zo niet uit eigenbelang
zoo bezorgd voor hem was? Dan bleef
er niets over dan zijn eigen familie, een
paar neven waarvan do een veearts d© an
der sergeant bij do marine was. Ze hadden
zich vroeger nooit iets aan hem laten ge
legen liggen, in den laatsten tijd stuurde
d© sergeant brieven van vier kantjes en
d© veearts bracht hem het een© bezoek na
het andere. Maar hij liet er zich,niet door
van de wrijs brengen. „Ze ruiken do erfe
nis", dacht hij cn liet brieven en bezoeken
langs zich beier gaan.
Mario was altijd in do kamer, druk be
zig en vrcólijk, slechts van tijd tot tijd
liet het zich dc hulp van Treesje, het meis-
je-voor-alles welgevallen
„Kind", zei Boutens, haar zijn leege
kopje aanreikend, „wil jo wel gelooven,
dat jo me verzorgt »of ik je eigen vader
was."
„Zijt ge dat eigenlijk niet altijd voor
me geweest?" vroeg 't meisje eenvoudig.
Hij keek haar heimelijk aan om haar
gelaatsuitdrukking waar to nemen en zei:
„Ik lieb wel lust om je tot mijn erfge-
namo to benoemen. Waarom bloos je?"
„Omdat, ik blij ben dat u daarover
denkt, da-t is een bewijs, dat u van me
houdt, maar ik zou het toch niets aardig
vinden als u het deed."
„Dat. is wat nieuws!"
Jïïoe eoo? Genegenheid koop je niet,
beste oom zoo noemde zo hem ver
maak Treesje een legaat en geef do rest
aan uw familie."
„Maar gij hebt zelf niets, wat moet jij
na mijn dooid doen?"
„U hebt mo leeren werken, ik ben niets
ongerust. Ik zal best mijn weg vinden.
Daarbij zou ik niet willen, dat men zou
zeggen, dab ik op uw gold geaasd heb, dat
zou ik niet verdragen."
„Als je eens met mijn neef, den'sergeant
trouwde.
„Ik zou er niet over denken, oom", on
derbrak hem Mario haastig. „Ik heb mijn
woord al gegeven-, laat ik 't u maar zeg
gen."
„Zeker aan Leo Punters?"
„Ja oom, maar laten we maar hopen. <3aï
u nog vole jaren zult leven. Ik zal u
trouw blijven verzorgen, wc hebben nog
den tijd."
„Goeden dag; oom Boutens."
„Ah zoo, zijt gij daar meneer de vee
arts! Hoe gaat liet er mee?"
„Slecht, slecht, d'r is geen beest ziek in
dén heel-en omtrek. U gelukkig ook niet,
u maakt het maar best."
„Vertrouw daar niet t© veel op, ik bén
aan mijn laatst© gerecht. Morgen zal ik
den notaris oens laten komen voor mijn
testament-"
„Zco, zoo."
'De. oude koopman keek in den spiegel,
waarin bij juist heb gezicht van zijn neef
kon waarnemen, en zei zoo onverschillig
voor zich heen:
„Ja, je moet altijd orde op je zaken
stellen. Volgens bet verlangen van mijn
vrouw en mijn eigen wcnsch zal ik Marie
tot mijn erfgename maken."
De veearts kon een beweging van schrik
niet onderdrukken, slechts met moeite
bewaarde hij zijn kalmte.
„De hónden doen leelijk als je z© bij
d'r kluif yjjjidaan haalt," dacht de koop
man, vervolgde dan overluid:
„Ik weet wél, dat heb jou hetzelfde is,
want jij hebt een "rijk huwelijk gedaan en
d'r geen behoefte aan."
Dc ander, bevend van ingehouden ver
langen naar 't geld, daé-ie^ zich zag ont
gaan, nam zijn toevlucht tot verdachtma
king:
„Och ja, oom', u zijt zelf baas over uw
geïd, maar zijt u wel zeker dat het aan
haar bcsteéS. is? Mjen kraakt wel eens ra
re noten over haar. En kimt u het van u
verkrijgen uw eigen familie te onterven
voor een meisje, wier afkomst u niet eens
kent?"
„Ja, daar is wel wat van aan. Dan zou
ik het misschien beter aan je neef den
sergeant kunnen vermaken!"
„Maar oom," kon de veearts zich niet
weerhouden uit te roepen, „dab zou hee-
lemaal dwaasheid zijn. Die zou het er
gauw doorgedraaid- hebben."
„Enfin, w.e zullen cr nog eens over den
ken", besloot Boutens en toen zijn neef
do deur achter zich toetrok, dacht hij:
„Jij kimt er al vast op rekenen, dat je
niets krijgt."
„Treesje, je moet eens een paar zegels
voor me gaan koopen", zei Boutens;
,.Goed meneer."
„Maar niét in den winkel hierover, die
liobbcn cr niets mee te maken. -Ga ze maar
bij meneer Punters vragen".
„Verkoopt dio don tegenwoordig postze
gels, meneer, heeft die een winkel?"
„Jo moet geen postzegels hebben maar
gezegeld papier om ©en testament of con
tract op te schrijven. Je kent toch meneer
Punters wel, die zal je er wel aan hel
pen."
„Of ik hem ken, meneer, ik ken ieder
een hier."
„Vis, geloof ik, een goede man, die me
neer Punters."
„Een lam. meneer, effectief waar, en
knap, maar daar moet u liever Marie eens
naar vragen."
Meester en dienstbode keken alkaar
lachend aan.
„Ga nu de zegels maar halen, Treesje."
Eenige weken later lag Bouter.s op zijn
uiterste. De veearts kwam in hot vertrek
van den zieke zonder zelfs een woord tot
de wees t© richten, hij deed of hij thuis
was. Simon Boutens zag er niets meer
van, wist niet meer wat er om hem heen
gebeurde. Toch, voor hij stierf, kwam hij
nog even tób bewustzijn en terwijl zijn
oogen zich op zijn secretaire vestigden,
fluisterde hij: „Marie." Toen stierf hij.
Zoodra hij dood was, zei Treesje tot
den veearts:
„Meneer Boutens, neem u de sleutels
van meneer, ze liggen onder zijn kussen,
en bewaar u die maar; u zijt er de naast©
to© nietwaar?"
Do veearts nam de sleutels. Toen hij
den volgenden dag terugkwam, zond hij
de aanwezigen onder een of ander voor
wendsel de kamer uit en sloot de secre
taire open. Hij vond het testament van
zijn oom en la-s daarin:'
„Ik vermaak al wat ik bezit aan mijn
pleegkind Marie. Mijn erfgename zal een
jaargeld van driehonderd gulden aan mijn
dienstbode Theresia. uitkeeren zoolang zij
leeft."
„O zoo'n deugniet," riep de veearts uit,
„keek-ie- zoo naar do secretaire!.
Zijn eigen familie te onterven. Maar we
zullen onze rechten weten to krijgen,
wacht maarl"
Hij stak het testament in zijn zak,
sloct- de secretaire en ging naar huis.
Daar verbrandde hij het document.
Toen do notaris den inventaris opmaak
te, zocht men vergeefs naar de laatste
wilsbeschikking van den overledene.
„Dat verwondert mij niets," zei de vee
arts, „mijn oom heeft mij in zijn laatste
dagen verzekerd, dat liij geen testament-
had gemaakt."
Treesje, die er bij was, wendde zich
langzaam naar dén erfgenaam en vroeg
hem op bedaarden toon:
„Meneer Boutens, we zullen cr maar een
eindo aan ma kén. Wilt u zeggen waar u
het testament ran meneer gelaten hebt?
Wo hebben getuigen, dio er bij waren
toenl hij het in do secretaire opborg. Als
heb er <lus niet meer is, hebt u liet weg
gemaakt, li lia-d de sleutels."
„Gij liegt, valsclic lasteraarster, ik zal
je aan laten klagen wegens laster."
„Waarom zooveel drukte," zei do nota
ris, dio met beide partijen! op goeden voet
wilde blijven; „e-én testament dat niet te
vinden is, is natuurlijk niets waard."
„Daar hoeft meneer gelijk in", riep de
veearts, „praatjes bewijzen niets."
„Praatjes niet, maar wel een ander tes
tament, maar dat zult gij niet in uw
handen! krijgen," zei Treesje tot den vee
arts.
Dc'notaris kwam er weer tusschen.
„Waarom, liebt' gc 'dat stuk ons 'dan niet
dadelijk gegeven?"
„Omdat ik eerst moest wachten cf me
neer het. eerste 'testament zón teruggeven;
Zo reikte iiu dén notaris een enveloppe
over, waarop geschreven stond:
„Mijn .laatste testament, dat ik'gemaakt
heb voor hot geval, dab mijn vorig© tes
tament, dat in de secretaire is geborgen,',
verloren zou raken."
De notaris verbrak het zegel cn las
luide:
„Ik vermaak een jaarlijkselie lijfrente
van driehonderd gulden aan mijn trouv.
dienstbod© Theresia; aan mijn neef denit
veearts mijn snuifdoos en aan mijn neef
den, sergeant mijn vetlaarzeü; aan Maria-,')
mijn pleegkind, kan ik direct niets vérma-
kem, uit trots zou ze het toch weigeren;1
daarom benoem ik lot mijn wettigen erf-);
genaaan den heer Leo Punters, klerk bij'}
bet kadaster, onder voorwaarde, dat hij'?
binnen zes maanden met mijn pleegkind';
Ma-rie in het huwelijk treedt." j;
„Is dat testament in orde?" vroeg;
Treesje.
„Volkomen, 'er mankeert niets aan." i
Boutens ging woedend heen, verga t in!
zijn toorn de snuifdoos mee te nemen, di©
hem bij testament was toegewezen.
,1
VERHOORD GEBED.
„Och Johanna, als je dat gezien ftad,
,'t was (och zoo mooi. Als je toch maar;
oens éénmaal bet beeld van de Moeder
Gods van Lourdes zien kon".
„Zuster Charitas zal me alles wel ver-
tellen als ze vandaag komt", zei het blin
de meisje, dat bij een venster van do
woonkamer zat, tot haar zuster, die zoo
juist uit de kerk was thuisgekomen en'
haar van de mooie processie met het nieu-
we Mariabeeld vertelde. Nog was zo daar-..:
mee bezig, toen zuster Charitas binnen-1
kwam.
„Hoe gaat bet er mee, Franciscaen
hoe maakt ;het ons beate kind?" vroeg zij,
üaar het raam gaande. Johanna stak 'de
Zuster haai- band toe en zei: „Gc hebt
het vanmorgen zoo mooi gemakt, hoor ik,
Zuster Gharits, vprtel me er nog eens iets
van".
Je pleegmoedertje zal je wel alles ver-
tekl hebben", zei Zuster Charitas met een
vriendelijken blik op Francisca". i
Toen begon ze van het nieuwe Maria-
beelcl te vertellen waarbij ze al gauw dn- i
derbroken werd door bet binnenkomen
van een jong meisjé, dat lianr wenschte
te spreken, 't Was de dochter van een
ambtenaar, die zich pas kort daar geves
tigd had.
„0 zoo, Bertha, zijt go daar'.
„Ik dacht,,,, wilde u vragen".
„Kom maar binnen, Bertha", zei de
Zuster.
't Meisje nam aan haar zijde plaats cn
beschouwde met medelijdenden blik de
blinde voor bar.
„Hoe lang zijt ge al blind, of zijt ge al
tijd blind geweest?"
„Neen, ik ben nu elk jaar blind, ik was
toen negen jaar".
Francisca volgde plotseling aandachtig
het gesprek en toen Bertha vroeg: „Hoe is
het gekomen?" kwam ze plotseling er tus
schen, Bertha met gejaagde vingerbewe
ging beduidend daarover niet te spreken.
„Johanne', zei ze, „ik geloof dal jaar to
veel in da zon zit, kom hier een beetje
zitten. Je zal beelemaal bruin worden".
Johanna, over wier gelaat bij Bertha's
laatste vraag een hooge blos gevlogen
was, stond op en zei, een beetje naar bui
ten willen gaan.
„Wil ik u er been brengen?" vroeg
Bertha.
„Neen, neen," antwoordde Johanna,
„dat is volstrekt niet noodig".
Toon ze weg was, zei Francisca tot
Bertilia:
„Doe toch als je blieft niet weer zulke
vragen'-"
Op Bertha's verwonderden blik zei
Francisca: „Ze wil er liever niet meer van
hooren. Om u dit op. te helderen wil ik u
de geschiedenis wel i'erbalen.
„Haar vader was ik zal het nu maar
eerlijk noemen een drinker. Zijn vrouw
die erg goed was, veel te goed voor hem,
ze had hem moeten aanpakken, bad hij
halfdood geslagen en als hij eenmaal aan
't slaan was, kon 't hem niet schelen of
ook zijn kind oen paar klappen kreeg.
Bij zoo'n gelegenheid, dat liij in een dron
ken bui weer niet wist wat-io deed, is :t
gebeurd. Hij sloeg liet kind zoo hard in
d'r gezicht, dat één oog er bijna uithing.
Ze is er voor naar 't gasthuis gestuurd,
maar ten slotte hleek. het, dat ze aan heide
oogen blind was. De ontaarde vader, die
al lang nergens werk meer kon krijgen,
was opeens verdwenen, ik heli ten min-
stc niets meer van hem gehoord. Hier heb
ben zo hem nooit meer gezien".
„En zijn vrouw? leef die ook nog?"
vroeg Bertha.
„Zij is al heel gauw gestorven", zei
Francisca, „cn toen is Johanne bij ons in
huis gekomen."
„Zo is dus uw zuster niet?"
„Neen, maar iedereen houdt het er voor
Elf jaar lang is ze nu al blind cn tccli is
zo er zoo geduldig onder''.
Bertha zal een oogenblik voor zich v.:tj
te kijken. „II: zou het niet utthoudeaJ
zei ze. „En als ik ooit..."
„Ik hoer wel dat'gij geen Johanne zijl", j
zei Zusier Charitas en stond op, liet was
haar tijd om weg te gaan cn Bertna ging'
met haar mee.
a Het was einde November. "Vóór dort/
achtsten December zou een algemeen© im-v
veno in bet klooster van Zuster Lh&ïv.as:
gehouden worden.
Jaren al had Johanna op dezen da$;
haar hoop gevestgd. Dat Maria haar geun-f
dig zou zijn en haar genezing bij God ver-;
krijgen. Ook dezen keer weer was ze voi
hoop en vertrouwen.
In den namiddag van den zesden Be-
cember zal ze in baar gewone hoekje mj