mii KALENDER DEB WEEK NB. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria, Credo c-n de Prefatie van Hemelvaart. ZONDAG 1 Juni. Zondag onder hot Octaaf v a n O. H. H e m e 1- vaart. Mis: Exaudi. 2e gebed v. h. Octaaf v. Hemelvaart. Kleur: W i t. Christus is van ons heengegaan, maar oxis hart is ste'eds bij Hem, spreekt tot Hem, zoekt Hem voortdurend. Zal Hij Zijn Aanschijn van ons afwenden? (Introitus). Neen. Hij, die van Zijn heil'geii troon in den hemel over de volkeren hccrscht', ver geet ons niet: Hij bidt voortdurend voor ons en zal ons niet als weezen achterla ten. Zijn H. Geest zal Hij ons zenden. (Alleluja-vers; Evangelie en Coinmunio). Laten wij, gesterkt door God-3 genade, wel ke het Onbevlekt Offer ons moge verbe nen (Stii'gebed) ons voorl^reiden op de komst van den eed del ijken Trooster, door trouw en oprecht God te dienen (Gebed) door een aanhoudend gebed en beoefening der naastenliefde. (Epistel). BAANDAG 2 JunL.M is v. h. Octaaf v. Hemelvaar t. Viri GaliJaei 2e gebed v. d. H. Mareellinus en Gezellen. 3o» ter eero van Maria (Concc-de). Kleur: Wi t. DINSDAG 3 Juni. Mis als gi sfe ren, hiaar 2e gebed Concede, 3e vcor Kerk of Paus. WOENSDAG 4 Juni. Mis v. d. H. Franciscus Carraeciolo, Belij der. Factum est. 2e gebed v. h. Octaaf v. Hemelvaart. Kleur: Wit. He Heilige van dezen dag, eeTst Ascanius genaamd, nam uit grocte vereering voor den H. Franciscus van Assisië, den naam aan van Franciscus, wiens navolger hij ook geweest is, vooral in zijn geest van boetvaardigheid. Hij is do stichter van 'de orde der re guliere geestelijken, genaamd: de Minde ren. DONDERDAG 5 Juni. Mis v. d H.H. Bonifacius on Gezellen, Marte laren. tweede Patroon van ons Bisdom. Sapiontiam. 2o gebed v. cl. Octaafdag v. O H. Hemelvaart. Kleur: Rood. Winfr'ed. later Bon'facius geheefen, ge- koren te Kyrfcn in Engeland, stak. vol van zielenijver, over naar ons vaderland en landde in 716 te Wijk-bij-Dmirs'.ede. Zijn arbeid Keef onvruchtbaar e'n daarom keerde hij in betzelfde jaar nog naar En geland terug. Een paar jaren later predik te Boni-fatius onder gunstiger omstandig heden en met Pauselijke Zending in het land der Germanen. Na den dood van den heiligen. Bisschop Wilb'brordus nam Bo ni ratios don zorg op zich van hot Utrecht se lie Bisdom. Nabij RoNkum werd de hei- ligo met ziir.e gezellen op een vormreis door een bende heidenen overvallen cn ge dood den Sen Juni 755. VRIJDAG 6 Juni. Mis v. d. H. Nor hert us, Bisschon en Belijder. Statuit. :ie gebed v d. dae Glit do Mis v. d. ror!gen Zondag) Kleur:- W i t. Voorgelicht door een visioen in het dal van Premontró, slichtte de grooto bocle- prediker van Duitsehland en Frankrijk, de- H. Norherlus, de Orde der PremonBtraten- sms of Norbertijnen. Norbertns is den 6en Juni 1134 als Bisscnop van Maagdenburg gestorven. Vandaae is ook geoovloofs! één Votie(\nis v. h. H. Hart v. Jesus. Mis Miserr-bitur. Gloria. Credo. Pref. v. b. H. Kruis. Kleur: Wit. ZATERDAG 7 Junk Vigiliedag ran Pinksteren. Geboden Vasten .en Onihoudingsdag. Op dezen dag' wordt als een herinnering aan bot H. Doopsel, dat ;n de eerste Christelijke tijden op Pink- ftervigilie, evenals op Paasehzaterdag, on plechtige wijze don doopleerlingen werd "ïoegefbend, doopwater gewijd. Geen Introï tus. Geen C~odo. Prefatie v. Pin lc s f c- ren. Men lette op de verandering in den Canon dm- If. Mis. N.B. Waar trcen doopwater gevrijd wordt. Infrmhis: Cum Sar.rtircahis (aan gegeven a. h. einde v. h. Misformulier op VïgiUe v. Pinksteren). Lisse- A. M. KOK.' Pr. van do tooverkunst, en op al zijn veldtoeh- ten liet hij zich vergezellen door esn die er verstand van had. Keizer Nero deed zijn uiterste best. cm zelf de kunst te le-eren, maar 't lukte hem niet voegt Plinius er bij. Dc Magiërs gebruikten voor hunne kuren rm zoo te zeggen alles wat los of vast was, levend gedierte, planten, kostbare dingen, ?"'0als ga .ui, zilver, edelgesteenten maar ook 'kcuuwclijkc viezigheden. De aanweuding ring steeds gepaard met geheimzinnige handelingen, waardoor zij onbekende krachten beweerden te kunnen opwekken, zeoais handbewegingen, besprekingsfo.rmu- licren. De krachtigste werking werd ver wacht van eeu tooverwreuk op goud en '/.'Ivcr, die. dan om den hals gehangen werd. Zoo ontstonden de talismans (van het Ara bische woerd Tilsam tooverbeeld) cn de amuletten (van het Arabische woord: ha amlet rr voorhangsel) en het is merkwaar dig genoeg, dat- men ook nu nog bij allerlei onbeschaafde volkeren dergelijke middelen wcfc aanwenden. In alle musea voor volker- kirade wordt zulks geillustrcerd door tal van voorwerpen. Maar ook in de beschaafde wereld is het gebruik van dergelijke midde len niet gestaakt. Zoo vindt men af en toe nog wel eens om do hals van een zuigeling een z.g. elec- trisch halsboordje ten doel hebbend het gemakkelijk doorkomen van de tandjes te bevorderen en dat bij ontleding blijkt tc bestaan uit. een metalen draad* omgeven door fluweel! Een zeer moderne amulet is ook de olec- tnsche ceintuur van Dr. Sanders, die leep genoeg was om in tc zien dat bet hem geen windeieren zou opleveren indien hij «et oude bijgeloof vastkoppelde aan het moderne respect aan alles wat e.lectricilei- - h heet, maar bet daarom nog niet is. Amuletten in allerlei vorm: b.v. het swas- tikakruis, ziet men thans nog veel dra gen aan horlogekettingen, aan overhem den, broches etc. - Voor cenige jaren, kon men cp het ten- tconstellingterrein Entos tc Amsterdam herhaaldelijk zien hoe de. vliegeniers aan hun vliegtuig een poppetje, in den vorm van een beer of aap, bevestigd hadden dat dienst moest doen als talisman tot be scherming voor ongelukken! Dezelfde talisman ziet men vaak op auto's, zeiljachten etc. bevestigd aan den motor of in den mast. Hcfc is haast niet te gclooven dat men zulke enorme dwaasheden aantreft bij ontwikkelde mensclien en die nog vaak durven spotten wanneer wij Katholieken een medaille dragen waardoor wij willen te kennen geven dat wij ons stellen onder de bijzondere hoede en bescherming van dezen of genen Heilige, op Avi&n wij bij zonder vertrouwen. Deze echt Roomscho talisman" lijkt mij veiliger en meer vertrouwbaar, om dat wij geen vertrouwen stellen in een dun stukje metaal of in «en poppetje maar omdat wij ons veilig mogen rekenen ouder de hoede van den Heilige, wier beeltenis de medaille siert. W. W. ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN VAN ROZEN. De door ons zoo beminde rozen zijn over het algemeen bij schadelijke bacteriën, fechimniels, luizen, larven en dergelijk ge spuis ook nogal in aanzien. Zooals wel meer gebeurd, komt do liefde bier slechts van oen kar.t. want de rozen zijn op het bezoek van die geniepige, meestal haast onzichtbare gasten niet gesteld want „the fa-ult of such, is to give nothing and to ask much". Wij moeten er dus zorgvuldig voor waken, dat onze rozen er zoo weinig moge lijk last van hebben of krijgen, tenminste, als we veel cn mooie bloemen verwachten. Hoewel de wetenschap op het gebied van bacteriën en schimmels al heel ver gevorderd i", dank zij- de microscoop, het argus-oog der geleerden, toch beschikken we nog niet over veel middelen om ze bij planten te bestrijden, wel cm ze te voor komen. Nu zal een liefhebber (hoe jammer ook) eer curatieve dan preventieve middelen aanwenden en toch berust ongeveer de ge- heele plantenzieiteubestrijding op het ge bruik van middelen ter voorkoming van de kwaal. Voor heb bestrijden van Iiocgere orga nismen, zooals luizen (exusèz moi), larven en kevers hebben we echter hoofdzakelijk bestrijdingsmiddelen. In vele gevallen, zooals b.v. bij vele larf-soorten, bestaat dat bestrijden alleen in het „afzoeken en verbranden." In boeken over plantenziekten is de for mule ,-afzccken en verbranden:' dan ook schering en inslag. Hetspreektvanzelf.dat het in een kvveekerij heel dikwijls onuit voerbaar is vanwego de kosten van ar beidsloon. Vcor liefhebbers is bet echter wel toe te passen. Bij de schimmels moe ten. we het dan in de eerste plaats hebben ever het „wit." Deze meeldauwzwam ver oorzaakt het wit worden der bladeren en der jonge stengels en soms vooral der ste kels. Als tlcze ziekte zich uitbreidt, is di rect het mcoie van do struik verloren. Do bloemen komen niet goed tot hun recht cn de bladeren vallen af. Heb is ook niet denkbeeldig, dat de hecle struik sterft. Voor schuttingen cn muren heeft men het meeste last- van deze ziekte. Het al of niet ontstaan der ziekte hangt af van het weer, de bemesting, do soorten. Vooral klimrozen hebben er veel van to lijden. Bestrijdingsmiddelen zijn: in de zen da rozen bestuiven met zwavelbloem, of 0,1 salioylzuur opgelost in een weinig brand spiritus. Heb toepassen van deze middelen meet meestal ceirige malen herhaald wor den. Het. „roest" in do rozen kan men het best bestrijden door do aangetaste blade ren zoo spoedig mogelijk af te zoeken en te verbranden. Deze ziekte openbaart zich door menie-roodo puistjes, hoofdzakelijk aa-n de onderzijde van het blad. Do gevol gen zijn meestal niet zoo ernstig als van het wit cn eok komt het niet zoo veel voor, maar toch komt het voor, dat al het blad ontijdig afvalt. De rozcnbladluizen, die iedereen wel kent, bestrijdt men het beste door ze dik wijls met water te begieten.(de luizen nd.) of door ze te bespuiten met een oplossing van 0,1 L. brandspiritus en 100 gram groe ne zeep in 10 Liter water. Dat bespuilen doet men het besto 's avonds als men geen regen verwacht. Zijn allo luizen niet gedoocl na één bespuiting (dat kan men door een loupe wel zien) dan herhaalt men het nog eens. Een aftreksel van zware ta bak (tabakstof of stelen) in water is ook goed bruikbaar. Dit moet echter den vol genden morgen met echocn water afge- spoten worden. De ovcrigo meest voorkomende rozen- vijanden moot men afzoeken en docden. Zoo b.v. do knopboorder (boort gaatjes in de bloemknoppen en vreet ze uit), en do roaensohcutboorders (boréïi op- of neer waarts een loopgraaf door het jonge scheut je) enz. "Wie uitvoerig© en kosteloozo in lichtingen van een of andere plantenziek te verlangt-, kan ze bekomen bij den Ne- derl. Plantenzicktenkundigendienst to Wa- geningen. Y. H. DE KLOKKEN VAN DEN ELZAS. (Uit Reno Bazin: De Obcrlé's). In de spleet der ravijnen blauwde de dag. Het was de stonde, waarin de nade rende nacht zich aankondigt en de ge dachte aan morgen reeds dauwt in den droomenden geest. In enkele minuten was Jean het plein over en de kloostergangen door en had de deur geopend, die toegang verleent tot een scherphoekigen tuin aan den westkant der gebouwen. Daar komen alle pelgrims van St. Odile samen, om, als het helder weer is, den Elzas te zien. Op halve-manshoogte loopt een muur langs den rand van een ontzaglijk rotsblok, dat als een bolwerk boven het woud dreigt. Het beheerscht de dennen, die aan allo kanten de helling overlommeren. Van het uiterste punt, dat hij omsluit, ontwaart men rechts een zwaren klomp van bergen en links de vlakte van den Elzas. Op dit oogenblik had do nevel zich in tweeën gesplitst, want do zon was beneden den kam van de Vogeezen gedaald. De gansche wolk, dio niet over do golvende lijn der toppen deinde, was grijs en dof, en onmiddellijk daarboven gaven bijna horizontale stralen, die door den nevel boorden en hem tintten, aan het an dere deel van liet landschap een uitzicht van licht zwierigheid. Die splitsing trou wens getuigde van do snelheid, waarmee do wolk uit do Elzassische vallei naar de ondergaande zon opsteeg. Do verwarde nevelvlokken kwamen in de verlichte ruim te, straalden uit en toonden aldus haar steeds veranderenden vorm alsmede de kracht, die opstuwde, als had het licht de schareu naar do hoogten geroepen. Bij den ingang van het nauwe voor pel grims en nieuwsgierigen bestemde verblijf stond oen bejaard man in do kleedij der oude Elzassers uit de streek benoorden Straatsburg; dicht bij hem een geestelijke met grijs krulhaar, dien do kinderen 's morgens op do helling van St. Odile be groet hadden; tweo schreden verder een jong huishouden van Weissenburgscbe landlieden; en op het meest uitstekende punt zaten op den muur naast elkaar twee studenten, die men voor broeders zou ge houden hebben om beider vooruitsprin gende lippen en hun in het midden ge scheiden dunnen baard, die bij den een blond, bij den ander kastanjebruin was. Allen waren Elzassers. Ze wisselden traag conige algemceue gezegden, zooals dat on der onbekenden geschiedt. Toen Jean Obcrlé aankwam, wendden verschillenden zich af en gevoelden zich omstrengeld door denzelfden band van rasgemeenscliap die zich uitte in een gemeenschappelijk wantrouwen. Is die daar een Duilscher? vroeg een stem. De oude, die bij den geestelijke stond, wierp een blik in de richting van den tuin en antwoordde: Neen, hij ziet cr uit als van dc onzen. Ik heb hem zien wandelen met juffrouw Odile Bastian van Alsteim, zei c-en jonge vrouw. Het groepje, hierdoor gerustgesteld, werd het nog meer, toen Jean in het El- zassisch dialect den pastoor groette 1 en vroeg: Zouden de klokken van den Elzas lc laat Avezen. .Allen glimlachten, niet om wat hij had gezegd, maar omdat ze zich nu ander el kaar gevoelden zonder een hinderlijken getuige. Do klokken waren niet te laat. In den opstijgenden mist waren haar stemmen omsloten en beklemd. Eensklaps ontsnap ten ze uit de Avolk; nu zou men gezegd hebben, dat elke nevenbundel, wanneer hij den muur raakte, als een zeepbel uiteen spatte cn op de kruin van den heiligen do harmonie van klokketonen uitstortte. Paschen! Paschen! Verrezen is do Heer! Hij heeft het aanschijn der aarde vernieuwd en do menschen verlost! De he mel is opZoo zongen de klokken van den Elzas. Van den voet des bergs kwamen zij, van heinde cn van heel verre, stemmen van kleine klokjes en zware stemmen van kathedralen, stemmen, die nooit ophielden en van vlucht tot vlucht zich voortzetten in trillend gebrom, stemmen, die voorbij vlo gen, licht, afgebroken, fijn, als een schiet spoel in het Aveefsel, een wonderbaar koor, welks zangers elkander niet zagen, vreug dekreten van gansch en volk van kerken, lofzangen der eeuwige lente, die uit de met wolken gesluierde vlakte opsprongen en opstegen om alle samen te simeiten op den top van St. Odile. Het grootsche Aran dit klokkeconcert had do enkele menschen, die daar hijeen waren, deen verstommen. Door de lucht trilden de gebeden. Eenigen dachten aan den verrezen Christus, ande ren dachten aan den Elzas. Daar is het blauw, zei een stem. —•Ja, biauAV, daarboven, herhaalde een vrouw als in een droom. Men hoorde :t nauwelijks onder den geluidengalm, dio opgolfde uit het dal. Maar aller oogen ke ken tegelijk omhoog en zagen, dat in het uitspansel, in de nevelmasse, dio bij den aanval der zon voortholde, blauwe afgron den zich openden en vulden met duizeling wekkende snelheid. En als ze weer naar boneden keken, bemerkten zc, dat ook do wolk op de hellingen zich scheurde. Dat was het nevellicht. Gedeelten van het woud gleden weg in de spieten van den golven- den inist, gevolgd door andere uit ZAvarle kloven, kreupelhosschen en rotsen. En toen, onverhoeds stegen de laatste uitge rekte, verwrongen, armelijke nevelflarden wervelend omhoog, streken langs hel ter ras, trokken voorhij. En de vlakte van den Elzas verscheen biauAV en goud. Wat is dat schoon, riep een der toe schouwers uil. En allen lagen over den muur, om door do opening van den berg do vlakte te zien, dio zich in hel eindelooze verwijdde. Ontroering greep de zielen ,dier Elzassers aan. Beneden hen lagen 300 dorpen van hun vaderland verspreid lusschcn liet groen der jonge lenio. Ze sliepen in hij den klokkenklank. Elk dorp wa.s iets meer dan een rose stip. Bijna aan den horizon lag de rivier als oen slaaf gebruind zilver. En daarachter deinden weer landerijen, die spoedig wegnevelden in den mist, die nog hoven den Rijn grijsde. Dichtbij integen deel, do hellingen met dennenbosschen vol gend, zag men do geringste bijzonderheden van het. woud van St. Odile. Hel school ver schillende kapen van donkergroen in de vallei vooruit en ontving daartusschen liet lichte groen der eerste weiden. Dat al les was slechts verlicht door den weer glans van den nog stralenvollen hemel. Geen enkel schitterend gedeelte wekte bij zondere aandac'ut.Evenals de klokken haar stemmen, zoo smolt ook de grond zijn echakeeTingen samen in één harmenie. De oude Elzasser, dio zich steeds bij den gees telijke hield, zei, terwijl hij den arm uit strekte: 1Ik hoor de klokken van den Dorn. En hij wees in do verro wijde vlakte op den beroemden toren van Straatsburg, die diamantto als ccn violetkleurig edelge steente, zoo ragfijn als een vingernagel. Nu ze het rose der dorpen zagen, meenden ze ook den klank hunner klokken te herken nen. Ik, zei er een. herken het klokkenspel der abdij van Marmoutier. Wat klinkt het mooi. Ik, de klok van Obernal. Ik, die vau Heiligenstein. Een hoer, die uit do buurt van Weiss en- burg gekomen was, zei ook: We zijn te vèr af om to hoor en, wat do toren vau St. Georges van Hagenau zingt. En toch luister.daarnu*' Ik hoor den Dom, herhaalde de oude Elzasser plechtig. Kijkt nu eens naar bo ven, voegde hij er bij. Toen zagen allen, dat de wolk zeer hoog gestegen was tot in do luchtstreken, waar de zonnestralen nog doordrongen. Wan staltig toen ze langs de zijden van den berg hing, had ze zich nu dwars uitgespreid in de lucht en vormde als een menigte garAren van zwaardbloemen hoven do Vogezen en over do vlakte uitgcAvorpen. Er waren er rood als bloed en bleekere en andere, die er uitzagen als smeltend goud. En allen, die op de hoogte tusschen twee afgronden getuige waren van dat schouwspel en met den blik den langen lichten sleep hadden gevolgd, bemerkten, dat hij met zijn weer glans de aarde A'crlichtte en dat de huizen van de verre hoofdstad en de toren A-an den Dom bij de aangroeiende duisternis nog even goed glansden. Dat lijkt op wat ik in den nacht van 23 Augustus 1870 gezien heb, zei de oude Elzasser. Toen was ik ook hier. Vaak hadden ze dien dag hooren noe men, zelfs de jongeren. Teeder vestigden zij den blik op do kleine torenspits, van waar nog een weinig licht en het gelui der Paaschklokken tot hen doordrong. Ik Avas hier met .de meisjes uit de dorpen van beneden naar hoven gekomen, omdat bet kanongebulder verdubbelde. We oorden het kanon zooals nu dc klokken; dc bommen sprongen als vuurpijlen. Onze vrouwen schreiden waar gij nu staat, 't Was de nacht, waarin cc bibliotheek in brand sloeg, de nieuwe kerk in lich te-laaie opging en liet museum vau schilderijen en tien huizen van Broghc. ÏGen ging '11 geel- rooic rook op, en die wol-ken geleken op deze, die ge nu ziet. Straatsburg stond m vuur en hlam. Ze hebban iionderd drie en negentig duizend granaten naar de stad geslingerd. Eer: der studenten, nog jong, strekte de goba'de vuist uit. Laat dat, bromde de ander. De boer nam zijn muts af en stak ze on der een arm zonder iels te zeggen. Van verschillende torens had het gelui opgehouden; de klokken van--Obernal en van St. Nabor cn andere, die ze hadden nicenen te herkennen, hoorde men niet meer. Het was als lichten, die uitdoofden. De nacht brak aan. Jean zag, dat de twee vrouwen het schreien nabij waren en allen zwegen. Mijnheer pastoor, zei hij, zoudt u niet een gebed voor den Elzas willen spre ken, terwijl de klokken nog de verrijzenis inluiden? Dat is goed jongen, zei de boer, die naast den priester stond, dat is mooi, je bent een kind van ons land. Terzelfder tijd kwam er bezieling ia het grove en moede gelaat van den gees telijke. Er Avas iets gebroken in het beven zijner stem; een zeer oude, toch steeds jonge smart sprak uit den mond. Terwijl allen naar Straatsburg keken, dat in de duisternis Avegdoezelde, zei hij; Mijn God, zie, wij aanschouAven thans Aranaf uw St. Odile bijna gansch ons zoo dierbaren grond, onze steden, dor pen cn akkers. Maar hij is niet geheel hier; aan den overkant der bergen ligt ook grond van ons. U hebt toegelaten, dat wij gescheiden, werden. Mijn hart breekt, als ik hieraan denk, want het volk van genen kant der bergen, het volk, dat Avij liefheb ben, is ook het volk, dat Gij nog bemint. Het is het oudste der christenvolkeren en staat het naaste in uw goddelijken gunst. Het telt meer engelen in den hemel, omdat het meer kerken en kapellen tolt, meer heilige, graven te verdedigen heeft, meer geAvijd stof gemengd is met de landouwen, met do planten, mc-t de wateren, die het doorstroomen en voeden. Mijn God, we hel;ben geleden in ons lichaam en in c-nzo goederen; nog lijden we in onze herinne ringen, die ook Frankrijk niet vergeten en ons bijhlijven. Geef, dat 't het Avaardigst land zij om do volken voor te gaan cn te leiden. Geef het de verloren zuster weer, dio ook terugkeeren kon. Amen. Evenals do Paaschklokken Avederkec- ren. Amen, zeiden twee mannenstemmen. Amen. Amen. Do overige aanwezigen weenden in stilte. Er klonk niets meer dan hot schrale ge luid eener klok door de koude lucht, dio uit den afgrond opsteeg. Do luidors moes ten naar beueden uit do torens, dio verlo ren lagen in do duisternis Avaarin dc vlakto verzwolgen lag. Boven het hooge terras van den tuin omzoomde de naar het Westen gedreven verdonkerde wolk nog den kam van do Vo gezen met pui-per en paars. In de donkere diepto des keahek verschenen lichtende sterren, evenals de eerste sleutelbloemen, dio op ditzelfde uur ontloken onder de den* nen. HET GEHEIMZINNIG GEBEDJE. Een treurige tijd, juffrouAv. Met deze woorden begroette het oude mannetje de juffrouw, die zooe\-en met hem de kerk had verlaten. Hij schudde droevig het hoofd en keek naar de natte keisteenten. Ja, wel droeA-ig, antwoordde zij. Ze kende hem, den ouden schoenmaker, die geregeld kwam hooren, of er ook werk voor hem was cn; dan altijd een praatje maakte; vroeger OAer het weer en' den laatsten. tijd over den oorlog en do naweeën daarvan. Maar ze had niet veel lust nog meer jammerklachten aan te hooren, zelf was ze met zware zorgen \-ervuld en zelfs in de Kerk, in de tegenwoordigheid A-an Hem, die ons in zijn oneindige liefde ga deslaat, hadden haar de bekommeringen niet willen verlaten. Waar moet dat toch heen, zuchtte, bet mannetje weer. Ja, ik Avcet het ook niet. Wacht, ik beb iets vergeten. Ze liep haastig terug. Maar het was eigenlijk maar half waar, wat ze zeide. Haar doel was meer om van da<t klagende en jammerende gezelschap af te komen, dat haar anders zeker tot Laar huis zou hebben begeleid. En toch kon ze zeggen, ieta vergeten te hebben, want ze bedacht zich, dat ze nog iets bidden moest, wat ze gewend was en in het angstig peinzen' om den trcurigen tijd nagelaten had. Ze knielde dus nog even in de achterste bank. Enkelo minuten later ging ze on gestoord naar huis. Het was voor haar nog niet eens zoo erg als voor andere menschen, die huis houdens hadden. Zij met haar pensioentje had het 6cms wel benauwd, nu a'iles zoo duur werd, maar er waren er zoovelen, die voor kinderen te zorgen hadden, soms voor veel kinderen en hoe moest dat wel gaan? Ze was nu eenmaal gevoelig Aan aard en leed de pijn cn angst van ande ren altijd mede. Zoo peinsde ze, haastig loopemd, toen. ze plotseling staan bleef. Voor haar op den grond lag een kerkboekje. Zeker van dien vreemden heer, dien ze in do kerk had opgemerkt en even vóór haar was weggegaan. Ze raapte liet op, veegde het met haar zakdoek af en stak het in haar tasehje. Toen ze ihuis was gekomen en ccn; kopje lliec had gezet, moest zo toch eens even gaan kijken, wat dat voor een beek je was; misschien stond er oen naam en adres in; dan kon ze het terugbezorgen en wist meteen wie toch dio vreemdeling was geweest. Het bleek een heel gev;oon kerkboek "to wezen, juist als zij er een bezat. Ock. stond er geen naam in en ever-min waven er bidprentjes, die haar op weg hadden kunnen helpen. Juist Avilde zo het boekje, waarin ze heen en weer had gebladerd, weer sluiten, teen ze ineers iets achterin zag geschreven. Op de laatste bladzijde stond het. Eerst een datum: 1 Augustus 1914. Dat- was liet begin van dien vrecselijkciï oorlog, die haar zooveel vrees en zorg had berokkend. Maar de rest was Latijn. Ze las de woorden langzaam, of ze er misschien iets uit Avijs kon worden. Omnia, volo, quae Tu A*is Dominc. Et non solum aceipio, sc-d etiam admiror et amplector. Tua voluntas enim paterna poiestns, eapientia Boni Pastoris amor amiei fiuc- lis~ Voluntas ergo Tua sales mea est. Mater mea, ora pro me, ut semper vclim qutxl Deus vult quemodo quandoque vult. Sommige woorden herkende ze avcI u:t gebeden van de H. Mis en Lofgezangen, maar ?t geheel was haar volmaakt duister. En ze zou het toch zoo graag weten, want ze was Avel een beetje nieuwsgierig a-an aard. Maar hoe zou zc cr achter kernen? Buren of kennissen-, die Latijn verston den, had ze niet. En bij dc pastorie aan bellen, nllc-en cm naar de befeckenis te A'ragen, dat durfde ze teek niet goed. Maar spoedig was het boek met die ge- heimzinnigo woorden Aveer naar den ach tergrond verdrongen. Er waVcn weer al lerlei akeligheden. Het een© was weer duurder geworden, het andere niet tc ver krijgen en overal meest :-:c klaagliederen aanhooren, die haar droeviger maakten. Het ergste werd het, toen ze ook nog bezoek van een nicht, die neg mclancho- lieker van aard was, dan zijzelf en dio haar \reesclijke tooneelen ontwierp van wat er in de toekomst allemaal neg ge beuren. kon. Ja, alles dat- alles waar werd. 't Werd ijselijk cm er aan tc denken. 't Werd avond; zc zat in halfduister want ook licht moest worden gespaard, cn met dc schaduwen van den, nacht viel ook steeds meer donkerte in haar gemoed. Daar werd gebeld. Haastig stend ze cp en deed open. De kapelaan stond voor haar, vroclijk als had hij nooit van oorlog gehoord. Met- een opgewekte stem groette hij. Mag ik u even spreken. Neen, het kan hier aan dc deur wel. 't Gaat over uo verc-eniging". Ik avou u vragen.... Maar hij kon niet uitspreken, zij dacht plotseling aan liet gevonden, kerkboek, en do plotselinge gelegenheid cm dit raadsel op tc lossen Avas tc ïuooi cm lui ar voorbij te laten gaan. Nou, ca'entics dan. Nu wcr.i het licht terh opgetrokken cn na afhandeling der zaak het boek voor den dag gehaald. Dc Kapelaan had cl een paar malen naar het drncvig-bczorgdo gelaat van zijn gastATOUAV gekeken cn was juist van plan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15