"Vierde Blad. Zaterdag 17 Mei 1924 Wij laten ons niet ringelooren. Ia Enschedé wordt weer do oude eome- dic gespeeld. Zoo dikwijls daar vroeger een staking verloren dreigde te gaan konden de christelijken op liun vingers natellen, wat er gebeuren zou. Als ze ook maar één woordje spraken van toegeven, omdat er toch geen winst meer te halen was en ook als ze niets zeiden wisten ze voor uit. dat ze als verraders zouden worden uitgescholden en liet arme onwetende volk er de dupe van zou worden. Daarom móesten ze, ter wille van liet volk, er herhaaldelijk in berusten, dat de staking een paar weken langer duurde dan noodig was. Beter dan nog maar wat honger geleden, dart den rooden een wapen in handen gegeven om onnoozele zielen te vangen. Want laster is een leelijk ding en wat de rooden daarin vertoonen kunnen, koe" schaamteloos ze liegen en bedriegen kun nen, wie dat niet ondervonden heeft, zal liet nooit kunnen gelooven. Ik had gedacht, dat ze in de laatste 20 jaren wat wijzer en beter geworden waren, maar ze zijn blijkbaar nog even oneerlijk, even dapper waar 't gaat 10 tegen 1, even tyrannïek als te voren. Het ging nu te Enschedé niet over oen schaking die verloren, maar dio gewonnen was. Er was meer gewonnen dan de beste kenner van Twentsche toestanden zich ooit kon voorstellen dat gewonnen zou worden. Er was beweging gekomen in den ijzeren fabrikantenmuur. Ze hadden iets toegege ven. Dat was nog nooit gebeurd. Aan meerdere winst echter was geen denken aan. De christelijken besloten daarom als vrije mannen met de vrijheid die hun recht was om weer aan liet werk te gaan. Ze achtten dat hun christenplicht en volksbelang. Er was genoeg gele/Ien en leegloopen is altijd een zedelijke ellende voor arm en rijk die niet langer mag duren dan noodig is. Wat doen nu onze dappere rooden? Ze beginnen weer de oude corned ie. Niemand' raag wat te zeggen hebben dan zij. Vrijheid en recht heslaan alleen voor lies. Er is maar één zaligmakende arbeids- kork, en dat is de hunne. Er is maar één vaandel, waaronder de arbeiders mogen optrekken, en dat is het ïoodo lapje. En wijl er nu nog 12.000 waren, die dat riet deden; en wijl ze wisten, dat met liegen en lasteren, met het honen en molestecren der christelijken nog wel wat zieltjes to winnen waren; daarom werd weer het oude Indiancn- geliuil aangeheven: „de christelijken zijn dc verraders! als zij er niet waren, kregen wc veel meer gedaan"; daarom werd aan ieder die hun zin wilde doen, door de roode kapitalisten een handvol guldens aangeboden; èn daarom werd èn christen-vrijheid én recht weer gewelddadig vertrapt. Ik zei straks, dat ik niet gedacht had, dat 't andermaal zoo loopen zou, maar 't was toch eigenlijk dom van me, zoo te denken. Het socialisme is niet op de eerste plaats een economisch stelsel, maar een filosofisch stelsel, dat het geestelijk mooie in den mensch aantast. Het socialisme is vóór alles stofyor-o- 'diiig: bruut materialisme. Wat Feuerbach eenmaal zei; „Christus heeft den geest van het vlcesch verlost., maar wio zal het vleesch van den geest verlossen?" die laatste taak, dio heeft het socialisme zich gesteld en heeft 't helaas or> ontzettend doeltreffende wijze vervuld. Het. heeft de menschen aanhoudend maar toegeroepen: „Stof zijt gij, niets an ders dan stof: er is geen God en geen geest, dus ook geen strijd lusschen| geest en vleesch, zoo als het Christendom leert; ge hebt alleen voor uw zinnen te leven. Wat kan uit zulk een leer anders voort vloeien dan een schrikkelijke demorali satie? Als er niets is dan stof en brute kracht, dan zijn waarheid en récht, eer en fat soen, zedelijk goed en kwaad woorden zon der zin en geldt alleen het reecht van den sterkste. 0 ik weet wel, daar zijn heel wat so- ciaal-demoeraten heter dan hun leer. Ze kennen ze maar half of niet voor een tiende, en leven er. God zij dank, nie» naar, maar do leer van liet socialisme als zoodanig werkt in de hoogste male de- Bioraliseerend en degenererend. Daar gaat niets van af. Dat heeft het Russische Bolsjewisme met zijn weergalooze Christus- en Christen haat en zijn gruwelijke massamoorden overtuigend bewezen. „La bete humaino", hot „menscli-beest", zooals we 't daar a,an het werk gezien hebben, was echt soeialis- hsche „reincultuur". En ook óns land kan ervan meepraten. Toen Domcla Nieuwenhuis nog maar 'n Paar jaar zijn rood evangelie gepreekt had, waren zijn volgelingen al zóó ont aard, dat een man als van Kol, evenals droelstra en Schaper, bet niet meer bij ben kon uithouden. Werkelijk aangrijpend is de schildering, the hij ervan gegeven heeft in zijn „Af scheid van den Soc. Dem Bond" Lang heb ik geaarzeld zoo schrijft i!i3 maai' thans wil ik het luide ver baren, dat van de vele bladen van allerlei itmg, waarmede ik in aanraking kwam, *een enkel moreel zoo laag staat, zoo ver gaand partijdig, zoo schaamteloos on eerlijk is als het orgaan van het Damrak (Recht voor Allen van D. Nieuwenhuis). „Gij houdt liet geen 6 maanden uit in de partij", schreef mij oen ex-partijgenoot, en werkelijk, het kostte inspanning om vol te houden tegenover al dat kleine en lage, al die intrigues en gemeenheden. De hoogo dunk van de strijders voor het socialisme ging bij mij en vele anderen verloren en maakte plaats voor de moest innige ver achting van hen die oen heerlijk beginsel tot een afkeerwekkend iets hadden ge maakt, zoodat sommige socialisten iemand zouden doen vertwijfelen aan het socialis me. Wat men tot blijvenden grief mag reke nen, is het ontbreken van elke poging om het goede in den mensch aan te wakkeren en het kwade te bestrijden, dat zij steeds een beroep deden op de langste hartstoch ten der menschen, op haat en afgunst, wraak en jaloezie. Inplaats van te trach ten, de parti teènooten te ontwikkelen, heb ben zij ze gefanatiseerd, er dweepzieke vol gelingen van gemaaktDe toongevende leiders hebben het op hun geweten, dat maar al te voel pnrtiigenooten verbasterd zijn en gedemoraliseerd. Van deze partij is niets meer te hopen.. Kracht kan van haar niet meer uitgaan.. En gelukkig ook! Wantal snak ik naar het uur, dat met of zonder geweld een einde zal ma ken aan al de nnmelooze ellende der ver drukte klassen, thans zou ik voor Nedet- Jand's arbeiders den zegepraal der socialis tische partij een ramp achten. Ik sidder (dezo spatieering is van v. Kol) bij de gedachte aan wat geschieden zou", wanneer do tegenwoordige partijleiders de macht in handen kregen en een geslaagde ge welddadige revolutie liet sein zou geven tot dc ontketening van al die met moeite be dwongen booze hartstochten en aan de kunstmatig kweek te wraakzucht den vrijen teugel zou laten. De bourgeoisie be hoeft niet eens in te grijpen; onderlinge laster, verdachtmaking en moord zouden den strijd weldra in een gruwelijke slach ting doen ontaarden en het volk naar een tiran doen snakken als naar oen redder in den nood. Het ligt voor de hand, dat dc sociaal democraat Van Kol die zedelijke verlaging niet aan het stelsel, maar aan do toevallige slechte leiding der toenmalige leiders toe schrijft, maar daarin vergist hij zich. Aan de vruchten kent men den boom; overal en altijd. En wat de deur dicht doet: het afschuwelijke Bolsjewisme met al zijn gruwelen is de wettige zoon van het ras echte socialisme. - Het socialisme is niet slechts on-christe- lijk, maar anti-christelijk en wie zich zelf en anderen van Christus verwijdert, leidt zich zelf en anderen noodwendig tot de uiterste demoralisatie. „De mensch, wanneer liij in cere is, ziet het niet in; hij lijkt op de lastdieren zon der* verstand en wordt buns gelijke". (Ps. 48). De reden waarom ik een en ander in hot licht heb gesteld-, is Gén dubbele. Het leek-me ten le nuttig toe, voor onze Roomsche arbeiders, duidelijk te doen uit komen. dat vele socialisten vóór alles anti christelijk zijn. Niet het arbeidersbelang staat bij dezulken op den voorgrond, maar bet anti-christendom. Daarom stemden ze in vroegere jaren ook altijd op den meest verstokten conservatieven fabrikant, al stond daartegenover ook -de meest voor uitstrevende jkatholieke werkman. Róód tegen Roomsch gaat bij hen boven alles. In dat liclit moet ook het Enschedesche conflict bezien worden. De 2e reden van dit schrijven geldt niet de arbeiders, maar de Katholieken in het algemeen. We mogen niet volstaan met de wakkere Enschedesche mannen cn vrouwen aan verre te huldigen, omdat ze hun nek niet gekromd hebben onder het roode juk we moeten hen helpen. Nu het gaat, niet om een economisch conflict, maar om een geloofsdaad om Roomsch verweer tegen onchristelijke ty- rannie nu mogen we hen niet aan ar moede prijsgeven. Ze hebben het Judasgeld van Russen en Rooden geweigerd. Wij moeten het onze in de plaats geven. Ik ben overtuigd, dat duizenden in den lande daar juist zoo over denken als ik cu alleen maar wachten op een makkeliike gelegenheid om lfun bijdrage kwijt te ra ken. Zou het daarom niet goed zijn, dat voor- loopig Zondags na de H. Missen een paar flinke bejaarde werklieden bij den uit gang onzer kerken gingen staan, om in gestolen 'bussen de bijdragen te innen? Ik geloof, dat menig pastoor het gaarne zou zien en rijk en arm _met vreugde zou den steunen. Wij zijn geen Russische analphaheten en laten ons door geen Lenin-miniatureh als Stenhuis c.s. ringelooren. ALPH. ARIENS. Ph. Weyer, Wolvega, 1894. De Nederlandsche Staatsinrichting. KERK EN STAAT De feitelijke relatie Nog al actueel In do grijze oudheid Een barer weldaden Heel rustig Het geneesmiddel voor alle kwalen Een radicale op lossing Op zwart zaad 't Viel mee. Het wespennest De knoop doorgehakt On gedeerd en ongewijzigd In eens er af Veel te denken Geen geringe naöeelen. Al steunt de wederkeerige verhouding van Kerk en Staat op dit* beginsel: laten we ons met elkaar zoo weinig mogelijk bemoeien, dan krijgen we geen ruzie, toch is de scheiding niet tot het bitter einde doorgevoerd. Hoe do" feitelijke relatie is, lazen we eens in een ministerieele missive aan de hoofden der onderscheid© Kerk genootschappen, waarin geschreven stond: „Volgens do voorschriften dor Grondwet (bepalen zich) de verplichtingen en rech ten van den Staat lot de Kerkgenootschap pen tol bescherming, toezicht en on dersteuning". Vooreerst dan: bescherming, en' wie ons vorig opstel Jas, heeft al van eenigo dier protectie maatregelen kennis kunnen nemen. Krachtens dio bescherming hebben verder do Kerkgenootschappen wettelijk rechtspersoonlijkheid; de Zon dagswet bevordert de heiliging van den dag des Hoeren en door do zedelijkheids- wetten wordt gewaakt tegen oen al te bru tale. aanranding der kuiscbheid; do gees telijken zijn vrij van den militairen dienst; •straffen zijn eindelijk vastgesteld legen de onverlaten, die openbare godsdienstoefe ningen verstoren, priesters ia bediening hinderen, godsdienstige zaken bespotten zouden. Hoe de Staat zijn ambt van toe ziend voogd uitoefent, is omschreven in de wet van 10 September 1853. Deze wet regelt bet toezicht op do onderscheidene Kerkgenootschappen. En als men nu ont houdt, dat dit product onzer wetgeving kort na de Aprilbeweging het licht aan schouwde, kan men enkele onvriendelijke bepalingen niet zoo heel kwalijk nemen. Over de ondersteuning aan de Kerkge nootschappen moeten we enkele woorden meer wijden. Want deze qüg,eslie is den laatslen- tijd nog al actueel geworden. Onze rogeetring immers lidePt zilveren, gouden, e. d. banden, waardoor dc Neder landsche Staat aan de Kerkgenootschap pen is verbonden, willen verbreken, en lot dal doel worden reeds met afgevaardigden van kerkelijke besturen eenigo bespre kingen gehouden. Do oorsprong van dien financieelen band begint zicli zoo langzamerhand in de grijze oudheid te verliezen. Er was n.l. eens oen tijd, dat ook ons land volop van do zegeningen der zoogenaamde hervor ming mocht gaan genieten. Dat de goede ren van opgeheven kloosters, van stich tingen, van Katholieke gemeenten e.d. goedschiks of kwaadschiks door de over heid in beslag werden genomen, is een barer weldaden geweest. Terwijl onze kostbare kerkgebouwen veelal voor den hervormden eeredienst woTden bestemd, vormde men uit de overige geseculari seerde goederen fondsen, waaruit salaris sen van predikanten, leeraren en hoogleer- ren der hervormde Kerk werden bekos tigd. Heel rustig duurde deze toestand voort tot 17951796, in welke jaren zoo veler lei zaken doortastend werden opgelost. Op zeer besliste wijze werd loeii o.a. ge- decreteerd, dat in Nederland geen heer- schend© Kerk bon of zou geduld worden. Ho© zou echter met dit beginsel de finan- cieering van een der Kerken overeen te brengen zijn? Werd dezo daardoor niet in een bevoorrechte positie geplaatst? 'n Moeilijke quaestie! Maar bet geneesmiddel voor allo kwalen was ook in dien tijd al bekend, men stelde een commissie in. Dezo meest een ontwerp inbrengen, waarnaar „dezo gewichtige zaak, overeenkomstig de rechtvaardigheid en ten meeste nutte des lands geschikt zal worden." Of het overeenkomstig de rechtvaardig heid was, durven wij zoo hard niet te beweren maar in elk geval was liet wel „ten meeste nutte des lands", wat de staatsregeling van 1798 voor oen radicale oplossing bracht. De Kerkgenootschappen moesten voortaan zelf maar zien, hoe ze aan bedienaren en gestichten kwamen: de geestelijke goederen en fondsen, waaruit te voren de tractementen of pensioenen van leeraren of hoogleer ar en der voor maals heerschende Kerk werden betaald, verklaarde men kort en krachtig als nati onaal. Ze werden bestemd tot vorming van een vast fonds „voor de nationale op voeding en ter bezorging der behoeftigen." Om echter de hervormde Kerk niet dade lijk heelemaal op zwart zaad le zeiten, werden ©enig© overgangsbepalingen vast gesteld. O.a. zouden de gewone tracte menten nog drie jaren" worden .uitgekeerd. Wie verder eigenaar zou worden Van kerk gebouwen en pastorieën, dat moesten de verschillende Kerkgenootschappen met elkaar uitvechten en trachten overeen te komen. De torens met klokken kwamen in ieder geval aan de burgerlijke gemeenten, een bepaling, waarvan bet voor- of nadeel in menig dorp nog bij de zomertijd-in voering ondervonden word. Hoe sneller de drie jaren verliepen en hoo dichter 1801 naderde, hoe harder menig predikant' zijn hart zal vastgehouden hebben; 't viel echter mee. Wel bepaalde de staatsregeling van het jaar f.801, dat de leden der Kerkgenootschappen een jaarlijksche gift tot onderhoud van be dienaren en eigendommen moesten schen ken, maar voorloopig zouden do tracte menten toch nog uitgekeerd worden. Zorg vuldig vermeed ^le staatsregeling van 1805, alsook de constitutie van 1806 bet wespen nest. Dat was het makkelijkste, maar op zoo'n manier kan men overgangsmaat regelen heel wat jubiló's, laten" vieren. In 1808 eindelijk hakte Lodewijk Napoleon den knoop door. Hij stelde vast, dat de Staat in het bezit zou blijven der Kerkelij ke goederen, maar voortaan de hervormde Kerk en om geen schele oogen te maken, ook de andere Kerkgenootschappen zou subsidieeren. Dio regeling viel zoo in den smaak, dat zij in de Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden (29 Maart 1814 art. 136, 137) werd opgenomen. In de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (24 Aug. 1815) werd eindelijk het artikel geplaatst, dat bij alle wisselingen en veranderingen meer dan 100 jaren ongedeerd en onge wijzigd bleef. Het luidt aldus; „De tracte menten, pensioenen en andere inkomsten van welken aard ook, thans door de onder scheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blij ven aan dezelfde gezindheden verzekerd. Aan de leeraars, vyelke tot nog toe uit 's Lands kas geen of een niet toereikend tractement genieten, kan een tractement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden (art. 172.)" Het woordje „thans" in dit artikel belee- kenï dus in 18J 5 en toen waren er In ons land de volgende gezindheden: Hervorm den, Lu-therschen, Oud-Katholieken, Doops gezinden, Israëlieten en Katholieken. In plaats van jaarlijks bepaalde somme tjes uit te betalen, zou de Regecring er met oen reuzensom thans ineens af willen zijn of m.a.w. zij wil de toegestane gelden kapitaliseeren. Voor de katholieken geeft dit geen moeilijkheid: wij zijn één, maar welk orgaan moet bij dio hopeloos ver doelde godsdiensten optreden als recht hebbende op de gekapitaliseerde gelden? Welke commissie zal deze puzzle „over eenkomstig do rechtvaardigheid cn ten^ meeste nutte des lands" kunnen ontwar- xen? Aan de verleende vrijheid van godsdienst hebben de katholieken ontegenzeggelijk veel te danken. Wel zijn wij percentsge wijze niet vooruitgegaan wij vormden op 31 December 1920 35.G0 pereent der bevolking en waren met 2.444.583 katho lieken van de 6.865.314 inwoners maar machtig is onze invloed geworden en "krachtig beleven wij. ook naar buiten, onze innige geloofsovertuiging. Toch beseft diezelfde vrijheid van gods dienst ook voor ons geen geringe nadoelen gehad. De al te gemeenzame omgang met niet-katholieken vorderde tallooze slacht offers en is de oorzaak geworden van het schrikbarend getal gemengde huwelijken. Met do gedaohte ..vrijheid van gods dienst" hebben niet weinigen onzer de daad verbonden, dat iedereen vrij is dat gene te gelooven, hetgeen hij zelf wil.- Alsof niet ieder mensch verplicht is. het waTe geloof te omhelzen ên volgens dat geloof te leven! De vrijheid om te belijden welken gods dienst men wil is immers in zich genomei. een dwaasheid en door ons te verwerpen. De waarheid kan slechts één zijn. Een geheel andere zaak is het toch dat, wan neer eenmaal, zooals in ons land, verschil lende godsdiensten gevonden worden, dezo in do uitoefening daarvan vrij gelaten worden. „Hoewel de Kerk, zegt Paus Leo XIII, het niet voor geoorloofd houdt, dat do verschillende vormen of wijzen van godsvereering dezelfde rechten bezitten als de ware godsdienst, zoo veroordeelt zij toch niet de bewindvoerders van de staten, die, hetzij om daarmede een goed van hooger waarde te bereiken, hetzij om groot kwaad ic voorkomen, practisch het bestaan van verschillende godsdiensten in den Staat dulden". FR. CU NIB E RTFS SLOOTS, Weert. O.F.M. Buitenl. Weekoverzicht. Wanneer je het ambt van deurwaarder bekleedt en je moet een weerspannlgen in- sol vonten huurder op straat zetten wan neer je in bovengemelde functie den per soon in kwestie hoort razen en tieren en je waagt je desniettemin toe-li in Jiel bol vaii den leeuw, dan is het volstrekt niet zoo verwonderlijk als deze eerste aanval •gestuit wordt door een tegenoffensief, dat eindigt met een zitting op de keien, geens zins in naam der wet. Maar gesteld, dat je hij een ouden ken nis even oploopt. Hij zegt: „bonjour kerel", en presenteert je een sigaret. Maar terwijl je een vlammetje maakt, geeft bij je plot seling met een vriendelijken glimlach een stomp in je maag. Je klapt dubbel, hij pakt je gevouwen op en laat je door het raam op het plaveisel vallen, terwijl liij je doodgemoedereerd toeroept: „Nou, tot ziens. Je komt zeker nog wel eens gauw aanloopen!" In dat geval is de vraag gewettigd en alleszins redelijk: „Hoe heb ik bet nou?" De Frans che verkiezingen. In zulk een positie bevond zich Poiiiearé in het begin dezer week. Hij was bij de Fransche kiezers als een oude- buis vriend, meende men. Hij was ge wend niet op het puntje van de stoel to zitten, maar breed en royaal in een vast staande gemakkelijke fauteuil. Hij. liad zijn meerderheid en wanneer hij de ver trouwenskwestie stelde, dan was hij er van verzekerd, dal het vertrouwen hem even onvoorwaardelijk werd gegeven, alis een sigaret uit het doosje, dat er altijd voor op tafel slaat. Zeker, de huisvriend was een beetje duur in 't gebruik, maar de zaakjes buitenshuis knapte hij toch maar voor den Fransc.hen kiezer op en dat wel op een wijze, die daar waren allen om- staanders het roerend over eens do grootste voldoening En er was zoo heelemaal niets wat op een uitsmijting zinspeelde. De bladen mop perden niet noemenswaardig, er hadden geen samenzweringen plaats, geen demon straties, geen extra felle verkiezingscam pagnes. Het was mooi weer op dien ge denk waardigen Zondag en de kiezers tenminste to PaTijs 1 liepen in de och tenduren gauw even naar de stembus om zich voor de rest van dien heerlijken dag bezig te houden met een veel meer belang wekkende bezigheid, n.l. van de buitenlucht genieten. En toen kwam het verbazingwekkende, Let verbijsterende, waar niemand aan dacht: Poincaré werd dubbc-l gevouwen en op straat gazet. Zóó uit de fauteuil op de harde keien. Het Nationale Blok, en de andere par tijen die Poincaré steunden, vielen van 'n 370 zetels in de oude Kamer (waartegen over slechts 'n kleine 200 oppositie-zetels) terug, op 264 in do nieuwe Kamer, terwijl nu het Linker Blok alleen al, zonder de communisten, meer zetels telt, n.l. 276. Dat is een fiksche nederlaag'- Hoe is dat zoo opeens gekomen? Sommigen werpen do schuld op het on mogelijke kiesstelsel, dat men er in Frank rijk op na houdt. Volgens hen was eigen lijk de vorige sterkte van de rochtsckc par tijen een vergissing. Zij wijzen b.v. op het stemmenaantal der socialisten, die bij de vorige verkiezingen evenveel stemmen zou den hebben gekregen als nu, maar wien toen slechts een negende van het aantal zetels werd toegewezen, terwijl zij ree hadden op ongeveer een vijfde, wat zo i ook gekregen hebben. Anderen gelooven, dat de Fransche vooral een verandering wenscliton van de binnen] an dsch en toestand. Zoo schrijft t' Parijsche redacteur van de „Maasbode dat hij eens een pjélgrimstocht in de volks winkeltjes heeft gemaakt en daar oven blijdschap vond, omdat kot nu toch w( uit zou zijn met dal dure leven. Dat ko: echter wel eens tegenvallen! De franc wax dadelijk al heel wat goedkooper, maar voor de buitenlanders. En boe de hoog' belastingen onder iinksch bewind mooter verminderen, is ons nog niet duidelijk. Wteer anderen zijn van meening, dal het Fransche volk zich wel degelijk heeft uitgesproken ook tegen het al le ver door gedreven nationalisme van Poincaré en vóór de internationale gedachte; dat het Fransche volk genoeg heeft" van de on vruchtbare Roerbe^tliug evenals do Bel gen; dat het is gaan inzien het gevaar voor isoleering van Frankrijk ten opzichte van liet overige deel der geallieerden; dat het is gaan voelen,dat hel Po i ncaré-ism eI>u its oh land steeds meer naar de nationalistische leant drijft, waardoor het lioo langer hoe onwilliger wordt om te betalen. En nu mag hot Fransche persbureau Havas nog zóóveel berichten lanceeren, waaruit blijken moet, dat de buitenland- sclie politiek niet zal worden veranderd oen feit is, dat de toekomstige regeering heel wat meer naar links zal zijn georiën teerd en dat de linkerpartijen, speciaal die thans sterkste .partij van Herriot, steeds de iuitenlandsche politiek van Poincaré fel hebben bes tred c-n. En nu zou alles bij het oude blijven? Kom, kom. "Wij gelooven, dat de besprekingen, die Mac Donald binnenkort mot den nieuwen Franschen premier zal hebben, heel wat gemakkelijker zulten zijn dan die hij op den 19den met Poincaré zou hebben gehou den. Wie do nieuwe premier zal zijn? Herriot? Briand? Niemand weet liet, de tijd zal het loeren. Voorloopig, tot 1 Ju ni, blijft Poincaré nog prc-oiier. Maar wio liet ook worden mag, met stel ligheid kan verwacht worden, dat dezo het Fransche schip zal sturen in het vaarwa ter van de Engelschen, die men weet het doelbewust aanstevenen op oen aan vaarding der deskundigen-rapporten. Do positie van Mlllcraiid. Niet alleen Poincaré is door do verkie zingen in een ongemakkelijke positie geb raakt, maar ook president Millerand. Déze heeft op 27 Maart de onvoorzichtigheid gehad, in de „Matin" een boodschap 1e la ten afdrukken, welke eindigde met deze woorden: „Ingeval het land zich tegen de voort zetting van deze politiek (van het nationa le blok) mocht verklaren, zou do president van de republiek daaruit onverwijld, wat hemzelf betreft, de hem dienstig voorko mende conclusies trekken". Dat wil this zeggen, dat hij zou aftreden Maar nu het puntje bij het paaltje komt, -schijnt Millerand toch te aarzelen. Hij heeft wel een grondige reden om niet af la treden, want zoowc-l zijn boodschap als zijn eventueel aftreden omwille van de nederlaag van een bepaalde partijengrocp druischen tegen alle constitutioneel© ge woonten in. Do president moet boven do partijen staan. De Duitsche part ij-g roepee- ring. De Fransche verkiezingen, hebben dus voor Duitsckland de mogelijk heid geopend, zich te verstaan met hun vroegere vijanden over -de betaling der sobauevergoedingen door loyale aanvaar ding van het pian-Dawes. Hoe zal Duitschland daarop reagcenen, zal het nog meer „nach Rechts TÜcken?" Do toestand is nog onzeker. Do voor een regeering in aanmerking komende par tijen hebben zich nog steeds riet tot een. r ege erings-meerder 11 eid ge gr o epeerd Er bestonden pjannen om een Midden- blok le farmeeren, bestaande uit het Cen trum (Marx), Duitsche Volkspartij (Stre- sernann) en do Democraten, waartoe mis schien ook de Beiersche Boerenbond en do Ha nn overall en zouden toetreden. Zij zou den op zoo'n manier de grootste partij vor men en den tegenwoordigen rijkskanselier Marx weer op den voorgrond schuiven, Van dit plan is evenwel niets kunnen ko men, daar de fractie-vergadering der Duit sche Volkspartij zich heeft uitgesproken voor een samengaan met de Duitsch-na- tionalen «m het idee van een Middenklok heeft afgewezen als oen „schoon© maar onuitvoerbare droom". Wij hebben in ons vorig overzicht er reeds op gewezen, dat het betrokken van de Duitsch-nat ionalen in oen regeringscoalitie ons, voorloopig al thans, de -©enige oplossing leek. Het schijnt werkelijk dien kar.t op to gaan. klaar of de lekler der Dui'tsch-nationalen Hergt, ook do leider der .regeer:ng zal ivordon, is nog de vraag. Hergt is te veel gecompromitteerd uoor zijn vroegere verkiezingsuitlatingen cn nu heeft men het oog laten vallen op den vroeg eren rijkskanselier von Bülow. die genoog rechts staat om de Du i toch-na li o- nalen to bevredigen en tooh gematigd ge noeg is om door do middienpartijcu te wor den aanvaard. Von Bülow is reeds een oudo beer van 75 jaar. Naar üicn zegt, staan zijn kansen zeer goed. He t Roerconfiict on Rusland Wij hebben er den vorlgen keer el op gezinspeeld, dat het -Rocrconflicl in nauw verband staat met Russische invloeden. Do partijleiders hebben zelf erkend tegenover do Fransclie Ix-zctIagsautoriteilen, dat het conflict geen loutere looukweetio Is. maar hoofdzakelijk F- te wijten aan het drijven der communisten En hei verband tu-schcn do Duitscbo communisten cn Meskou zal tooh niemand kun iea loochenen. Tegelijk raet dc tocn:u;?nao activiteit der Div.tocho communisten, is cv ia Rusland merkbaar een strooming om de Rr.-sisebo poirhex ia dienst te stelten - u het ideaal der com-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 9