Cubicula locanda,
Dezo I woo Latijnsche woorden, welko
geen vertaling behoeven, hebben do Leid-
echo burgers al heel spoedig leeren ver
staan en even spoedig in practijk leeren
brengen nadat Leiden met een universiteit
begiftigd was.
Dat beschikbare kamers in 't Latijn
werden aangekondigd spruit hieruit voort,
dat voorheen dezo taal de academische
omgangstaal was. Zelfs do pedellen en
academische bedienden moesten er zich in
kunnen uitdrukken, terwijl ook vele bur
gers, vooral ten gerieve der talrijke bui-
tenlandsche studenten, die allen Latijn ver
etonden, cr vrij aardig mee terecht kon
den. En dan was „cubicula locanda"
slechts een peulenschilletje.
Tegenwoordig is dat wel heel anders!
Zeer verschillend was van ouds de prijs
der studentenkamers; men had zo van 20
tot 100 gulden. Aanzienlijke jongelieden
hadden hun eigen hofmeester, kok en he
diende, of woonden hij professoren of def
tige burgers in. zooals Hugo de Groot en
de gebroeders Do "Witt. Natuurlijk betaal
den ze dan meer, tot 200 gld. Er waren
echter ook zeer arme studenten, die op zol
derkamers in onaanzienlijke buurten
woonden; zij moesten van een kleine toe
lage leven of, zooals velo Duiischers, Silc-
ariërs en Hongaren, door lesgeven hun da-
gelijksch onderhoud, verdienen.
Do studentenkamers misten in vorige
eeuwen heel wat van de gemakken der tegen
woordige. Men vond er geen tapijten, mat
ten, schilderijen of fraaie meubelen, nog
minder fauteuils, rustbanken en behang
sels. Midden op den houten vloer stond
doorgaans enkel een zware, vierkante,
eikenhouten tafel; tegen den gewitten of
met tegels bedekten wand stonden stoe
len met hooge ruggen en lage, houten zit
tingen.
Indien er tussclien huurder en verhuur
der oneenigheden ontstonden werden deze
door de vierschaar beslecht; in geen ge
val mocht echter, indien do student zijn
kamerhuur niet had betaald, beslag ge-
iegd worden op diens boeken, lessenaar,
schrijfgereedschap of welke andere bezit
ting ook.
Zag er dat voor do verhuurders kwaad
uit, in andere landen hadden de studenten
aog vrij wat mec-r voorrechten. Zoo kon in
Duitschland cn Italië een student, wan
neer hij een kamer zag, welke hem aan
stond, den eigenaar dwingen die aan hem
te verhuren, hlijvendo het aan den rec
tor voorbehouden,, er den prijs van te
bepalen. Dit was ten minste nog een vei
ligheidsmaatregel; daarentegen was er van
een opzegtermijn geen sprake: de stu
dent kon weggaan als hij wilde en behoef
de slechts te betalen tot den dag van zijn
veTtrek. Ook kon liij handwerkslieden, die
een geraasmakend handwerk uitoefenden,
verplichten do buurt to verlaten. Meneer
kon anders niet stade eren.
Wat bier den studenten in burgerhuis
houdens werd opgediend laat zich opma
ken uit wat to dien aanzien stond voorge
schreven voor inrichtingen zooals het
Staten-college, een internaat voor uit
'overheidsbeiirzen studeerende jongelui.
Het ontbijt bestond daar uit tarwebrood en
boter, het noenmaal uit drie gerechten, b.
v. uit tarwebrood-soppc op den vleescn-
ketel geweekt, gesprengd of gezouten warm
rimdvleeseh, schapenhutspot met groente,
met wittebrood-sop en melk of schapen-
nat geweekt, of gestoofde knollen, ge
sprengd of gezouten vleeseh, gehakt met
korenten, naar belmoren gestoofd; uit kort
.warmoesgroen of warmoes van kool, ge
sprengd of gezouten vleeseh, schapen
hutspot met wortelen, bruine of turkseho
boontjes; uit groene of grauwe erwten met
boter cn azijn, of in stukken gewreven
'groene erwten met boter, gember en salie
er in gekookt, zee-, rivier-, gezouten- of
stokviscb en boter, brood en koeienkaas;
-ait turk scha boontjes, groen of gepedd,
roomsche boonen of peulen, gesprengd of
gezouten vleeseh, hutspot met roode of
witte wortelen; uit grauwe erwten, knollen,
kool of gestoofd lang warmoes, visch cn
brood met boter en kaas, groene erwten
met koek doorslagen en boter overgoten,
boter en broed. Ook des avonds werden er
drie gerechten opgcdischt, b.v. zoete of
gekarnde melk met beschuit of wittebrood,
viscli, of het overgeblevene vleeseh met
pruimen gestoofd, en gekloofde zoele appe
len er om, en tot nagerecht salaet, bier en
brood of knollen gesloofd en wel met bo
ter overgoten, geroost met boter overgoten
en met appelpent omringd schapenvleosch,
doch altijd met brood, boter en koeien-
kaas tot nagerecht. Werden zij gelracteerd,
dan aten zij heerlijke warmoes (spek en
melk gekookt met kool), of wel een gekic-
remierde marcepeïn.
Voor ouzo ooren en smaak waren daar
vreemde gerechten hij, maar men nam het
er blijkbaar goed van.
Op do meeste voorstellingen uit het le
ven der studenten zien we dezen zitten
met een lange tabakspijp in den mond,
terwijl gebroken pijpen op grond of tafel
liggen; in 't algemeen beeld do men de
studentenkamers vrij rommelig af, maar
bier zullen, gelijk nu nog, persoonlijke
opvatting der jongelui benevens ijver en
beleid der hospita wol een woordjo mee
gesproken hebben.
De studenten droegen allen do kleederen
van den tijd, waarin ze leefden, en zaten,
gelijk onze vaderen plachten te doen, van
den morgen tot den avond in hun wam
buis, waarover zij, wanneer zij uitgingen,
den mantel sloegen; doch in het laatst der
17o eeuw werd onder hen het gebruik al
gemeen, Japanscho japonnen, ook tanbar
den, rokken, door do burgers luy-rokken,
laffo en weeko jonker-japonnen, japonnen
van sainacr en melksmuilen genoemd, te
dragen, niet alleen in huis maar ook «p
Straat, op do coJlegiën, in do kerk.
De regeering wilde dat misbruik zooveel
mogelijk keeren, en liet een piekdrager,
dio lood had gestolen of gesnoeid, om dé
academieburgers allen smaak van dien
dracht te ontnemen, in een japon Ie pronk
staan. Dit had echter geen gevolg; nog
laat in de 18e eeuw was bet. dragon van
een japon algemeen. Men ging er medo
naar het koffiehuis en do kerk; zelfs pre
dikanten wandelden in do japon met steek
op het hoofd, en een lange pijp in den
mond, met hunne vrouwen met witto peli-
sen en cornel ten, door en huiten do sleden,
en aanzienlijke kooplieden noodigden el
kander op oen glaasjo met of zonder do
japon. Velen hadden huis- cn staatsieja-
ponnen van groen en rood kalemink, an
deren van Indisch cits. Met dezelfde japon
zaten zij op het kantoor en gingen zij to
gast, doch keerden hem in het laatste ge
val can. Overigens wisten de studenten
zich vooral in het laatst der 18e eeuw goed
te kl&eden cn te kappen, blijkens de verba
zende rekeningen aan laken- en passe
ment sverkoopors, kooplieden in zijde en
fluweel, en de kanten lubben en jabots
die ze in do wascli hadden. Wij zagc-n hen
afgebeeld met den kleinen driekanten steek
onder den arm, hoog gekapt of met een tot
den rug toe hangende allonge-pruik, bor
duursel, kanten lubben, das, overhemd,
gekleurde schoenen met gouden gespen,
zijden kousen en een degen op zijde.
Do verhouding tussclien studenten en
professoren was voorheen een gansch an
dere dan tegenwoordig, wat mede voort
sproot uit do geldelijko positie der lioog-
leeraren, die vaak we zagen het boven
genoodzaakt waren, studenten op ka
mers to nemen.
Groot, was inderdaad hei verschil tus-
schen de vroegere en latere hoogleeraren.
Op 't eind der 16e eeuw bedroegen de
honoraria 2, 3, uiterlijk 4honderd
gulden, zoodat b.v. Hermanns Sturmius,
buitengewoon hoogleeraar in do godge
leerdheid, in 1581- aan curatoren verzocht,
zijn huishuur (f 50) to willen betalen en
hem een reispenning to geven, welk ver
zoek do studenten ondersteunden.
Kom daar tegenwoordig eens om!
Er waren wel heter gesitueerde profos
soren ook, maar meerderen konden slechts
wonen in het Begijnhof en in onaanzien
lijke buurten, waar de huur 50 a 60 gld.
was, terwijl dc-zo op 't Rapenburg en in
de Breestraat 200 u, 300 gld. bedroeg.
Van zulke „proffen" was de levenswijze
dan ook hoogst eenvoudig; hun vrouwen
gingen zelf naar de markt cm inkoopen te
dcon.
Meerdere hcp.gleera.ren verkeerden aan
vankelijk met de studenten als him con
fraters, bezochten hen op hun kamers en
werden 's avonds door hen thuis gebracht.
Doorgaans gingen professoren en studen
ten na den noen een biertje drinken in een
der talrijke „vaantjes" binnen en buiten
de stad.
Zal nu niet meer gaan.
Trouwens, die kameraadschappelijkhcid
trekto weinig tot verhooging van het aan
zien der professoren; nog in 16S6 werd
er over geklaagd, zij het dan, dat het
euvel toen ai aardig verminderd was, ter
wijl de hoogleeraren, wier kunde alge
meen werd erkend Boorhave o.a. van
die camera'derio weinig te duchten hadden.
Hoo meer wo 't midden der 17o eeuw
naderen, hoo meer wo do professoren
wier honorarium inmiddels ook geslegen
was, wat trouwens moeilijk anders kon,
wilde men goede krachten krijgen zich
van de studenten, ja zelfs van hun mede
burgers zien afscheiden en een afzender
lij ko kaste vormen, wat weer het andere
uiterste was. Zij namen weinig of geen
deel aan het maatschappelijk leven, ver
toonden zich zelden in den kring van on
geleenden en spreidden een deftigheid en
achtbaarheid ten toon, welko velen van
hen afstieten, maar geheel in harmonie
waren met hun kleeding en vooral met de
vervaarlijke pruiken, die van het hoofd
tot de lenden neerkrulden.
Dan is de tegenwoordige toestand toch
maar verre to verkiezen. Al die dingen
moesten doorgemaakt om liet jnistc mid
den te bereiken.
AJO.
0 0 0 MODEPRAATJE 0 0®
Afb. 5. Schortje met
gemakkelijk borduur
werk.
Aib. 6. Handtasch met
Kicbelicuwerk.
Aft;. 7. Qchtendmufsje met
lint-versiering en borduur
werk.
Afb. 8—9. Kleedje en kussen met
gaatjesborduursel voor den kinderwagen.
Afb. 5. Dit flatcerend
schortje van naturel-linnen Is
met sierlijk steel-steek borduur
werk gegarneerd. In overeen-
ftemming met het blauw van
de gameering zijn de rande van
het schortje ook blauw ge
spikkeld. Blauwe linten ver
binden opzij voor en achter
gedeelte.
Afb. 6. Deze mooie wit
linnen tasch is de juiste comple
teering voor het luchtige zomer-
toitctje. De tasch bestaat uit
een vierkante doek met randen
van Richelieu. An de hoeken
breeder borduursel. Men naait
van binnen de ringetjes vast,
waardoor het wit oflichtkleurig
lint geleid wordt. De tasch kan
ongevoerd blijven.
Afb. 7. Van dit coquette
morgenmutsje, wat uit heel fijn
batist bestaat, borduurd men de
buitenrand met sierlijke guir
landes en festons. Desgewenscht
kan het middendeel ook ge
borduurd worden. Men maakt
splitjes om het lint, dat van
voren gestrikt wordt, door te
halen.
Afb. 8 en9. Onze afbeelding
laat een kleedje en kussen
overtrek zien voor een kinder
wagen. Beide deelen toonen
overeenstemmend gaatjesbor
duurwerk. De randen van het
kleedje1 zijn gefestonneerd.
Bij gaatjesborduurwerk moeten
kleedje en kussen een licht
kleurige ondergrond hebben.
Afb 10. Ons plaatje toont
een loeper, die zich door zijn
eenvoudig borduurwerk heel
goed eigent voor tuin of serre-
Afb, 10, Loeper met eenvoudig borduurwerk yan apart
patroon.
Aib. 11. Handschoen en zakdockensachct met Richelieu-
werk.
Afb. 12. Kussen met gemakkelijk borduurwerk.
Afb. 13. Tafelkleed met bont-borduurwerk.
Aib. 14. Koffiewarmer niet borduurwerk en lintversicring.
meubelen. Het patroon bestaat
uit een kleinen cirkel, die naar
keuze vaker geworkt kan
worden en waarbij een over
eenstemmend randborduurwerk
behoort. Een dubbele gebogen
lijn deelt de loeper in kwadraten.
Heeft men naturel kleurig linnen,
dan bunnen randborduursel
donkergroen en de cirkels
afwisselend geel en licht groen
geworkt worden, terwijl de
bebogen lijnen zwart blijven.
Afb. 11. Het handschoenen
en zakdoekensachet op ons
plaatje zijn van het fijnste batist
gemaakt en hebben een smalle,
maar heel aparte Richelieurand.
Voor het grondvormpje maakt
men een overtrek van licht
kleurige zijde en vult dit met
geparfumoerde watten. Men
moet dezen grondvorm in het
midden doorhechten opdat hij
zich goed plooien laat. De linten
In den kleur van het overtrek
kan men het mooiste tusschen
de naad aanzetten. Het aparte
omhulsel wordt heel los op het
sachet gehecht.
Afb. 12—14. Op onze
afbeelding zien wij een kussen,
kleedje en koffiewarmer met
eenvoudig borduurwerk ge
garneerd, waarvan het patroon
overeenkomt met het karakter
van serre-meubels. Een gestij-
Ieerd bloememr.otief siert kussen
en koffiewarmer, terwijl aan
het kleedje een aparte versiering
is aangebracht. Het patroon van
den koffiewarmer kan evengoed
op een theewarmer gebruikt
worden. Het borduurwerk kan
het bcslc in stcclsteck uitgevoerd
worden,
i Geborduurde japonnen.
Het was wel te voorien, dat na het som-
bcro zwart van do dezen winter gedragen
toiletten, het voorjaar ons met zijn kleu
rige bloemen ook lichtere tinton voor ans
toilet brengen zou. Ala in do natuur alles
licht is en bloeit dan ontstaat bij ons do
behoefte ons uiterlijk daarbij, aan te pas
sen; de wijze waarop dit gebeurt, teekent
de meer of minder goeden smaak van on
ze dames.
De lichte, vaak harde kleuren zijn al
leen voor do jeugd en zelfs hebben onze
jonge dames zich te beperken tot zachfge-
tinto stoffen. "Willen de moer volwassen
vrouwen kleuren dragen, dan mogen zij
dit gerust doen, mits alleen als garnituur.
Japon en hoed moeten in een kleur gehou
den worden, maar het is het borduurwerk
dat meerdere linten gerust toestaat.
Het borduurwerk neemt bij de eenvou
dige rechte modellen een heel voorname
plaats in. Zeer apart werkt het vestvor-
mig geborduurde inzetsluk dat aan het
slanke model de gewensehte onderbreking
vormt. Het borduurwerk toont nog altijd
Egypliischen maar meer nog Ghineeschen
invloed en deze twee stijlen zijn geknipt
als garneering voor de eenvoudige model
len.
Bloemen in dc Kamer.
Bloemen kunnen de kamer een gezellig
aanzien geven of haar ontsieren en een
verkeerd gekozen vaas of bale kan den
lieelen indruk bederven.
Het ideaal, waarnaar gestreefd moet
worden, is de illusie te geven, dat de bloe»
men bloeien, en dat kan niet verkregen
worden, wanneer niet een practisch model
vaas of bak gebruikt wordt en do bladen
bij de bloemen behoorend bijgevoegd wor
den. Amandelbloesem en groen staan het
mooist in een houten hak, anjelieren in tin,
tulpen in aardewerk. Violen, sleutelbloe
men, sneeuwklokjes, anemonen en allo
voorjaarsbloemen met korten steel, zullen
beeldig staan, geschikt in lage bakken,
overdekt met mos.
Vooral moet op kleur en vorm gelet
worden: rose moet beslist weggelaten
worden in een kamer waai* de boofdkicur
geel is, en blauwe bloesem moet niet ge
plaatst worden in roode omgeving.
1 B-
SBBB-
Do hygiënische en medische wetenschap
heeft ten doel het lijden te voorkomen, te
genezen of te verzachten; zij is de weten
schap van leven en gezondheid, ziekte en
dood. cn het is dan ook natuurlijk genoeg,
dat de meeste menschen zich levendig inte
resseeren voor allerlei hygiënische en medi
sche onderwerpen; de zucht tot zelfbehoud,
die hun ingeschapen werd, noopt hen daar-
;e.
Maar die wetenschap is een uiterst moei
lijke, en ofschoon het slechts weinigen ge
gund is haar neg slechts ten deele te om
katten, durven de meesten zich niettemin
in te beelden, dat zij er niet zoo heel wei
nig van af wetenZiedaar een belangrijke
oorzaak van heel veel bijgeloof en van dui
zenden verkeerde raadgevingen.
Gozelle, de hofnar van Alphonse d'Este,
hertog van Ferrare, wist dit reeds. Teen
eens aan den familiedisch de vraag werd
opgeworpen, welk beroep v.el het meest
erd uitgeoefend, zeide hij zonder aarze
ling: dat van geneesheer; cn hij voegde er
bij: ik zal het u binnen 24 uren bewijzen.
Den volgenden morgen ging bij, met een
grooto kiespijndoek om. do straat op, waar
de mensehen van allerlei slag, hoog. en
laaggeplaatsten, zich niet alleen medelij
dend, maar ook deskundig meenden te moe
ten gedragen; toen hem binnen een paar
uren reeds 200 raadgevingen verstrekt wa
ren spoedde bij zich naar zijn meester; en
ook deze vloog cr in, ook deze vóelde zich
gedrongen cr nog „een afdoend middeltje"
bij te voegen!
Deze anecdote is wel oud maar niet ver
ouderd; wie het niet gelooft, die herhal e de
proef; zij zal ook wel nimmer verouderen,
maar het medelijden is even menschelijk
als de onkunde en dc daaruit voortvloeiende
dwaling, en zij zullen blijven bestaan zoo
lang er mcnschen leven.
Van die dwalingen zal ik een en ander
mededeelen.
Do vreemdsoerfigste manier van zisken-
behandeling is voorzeker deze: de mcn
schen aan bun lot over te laten, of
zelfs: af te maken. Dat was in dc oudheid
bij sommige volken de gewoonte. Herodo
tus, de Griekselic geleerde, die wij als den
vader der Kuituurgeschiedenis mogen be
schouwen, vertelt omtrent de Mas sage ten,
behoorende tot de Stepp-nomaden, het vol
gende: ,.als iemand zeer oud geworden is,
dan komen alie familieleden; bijeen en
dood en hem; tegelijk slachten: ze cenigo
stukken vee, koken het vleeseh en houden
een feestmaal. Dit beschouwen zij als het
gelukkigst uiteinde. Wie aan ziekte gestor
ven is. wordt niet opgegeten, maar onder de
aarde begraven met spijtbetuiging, dat 'hij
niet geslacht is kunnen worden".
Do geschiedschrijver Strabo vertelde om
trent de Derbikcrs, een volksstam in den
Kaukasus iets dergelijks: daar at men al
leen de mannen op; de vrouwen werden,
waarschijnlijk omdat men haar 'n zoo groo
to eer niet waard vond, eerst gewurgd en
dan begraven; bij de Kaspiërs ging het nog
minder gemoedelijk toe, daar werden de
mensehen boven do zeventig opgesloten om
dood te hongeren; en bij de Baktsiërs was
het zelfs gewoonte oude en zieke mens eken
door de honden te laten opvreten!
Do Oud-Indische litteratuur bevat over
eenkomstige 'berichten, die des te geloof
waardiger zijn omdat dergelijke misbruiken
ook nu nog bii onbeschaafde volkeren wor
den aangetroffen.
Op do Melane&ische eilanden bijv. wor
den de ouden en zieken verstooten of levend
'begraven Op de Viti-eilanden. is men hu
maan genoeg den candidaab te laten kiezen
tusschen geworgd worden of doodhongeren;
ook in Noord-Azic leven nog stammen, die
op overeenkomstige manier met zieken en
afgeleefden meenen te mogen bandelen.
Het zou verkeerd zijn f-ls men zulks al
leen aan wreedheid wilde toeschrijven; do
ziekenbeha-ndeling hangt immers ten nauw
ste samen met do voorstellingen, die de
menschen zich op godsdienstig, wijsgeerig
en natuurkundig gebied gevormd hebben;
welnu, bij de beoordeeling van al deze mis
bruiken, mogen wij niet uit het oog verlie
zen, dat zij inderdaad gebaseerd zijn op
het verlangen dc betrokkene zoo goed mo
gelijk te behandelen als de omstandigheden
het toelaten. Men behoeft zich er slechts
in te denken, hoe moeilijk het is voor een
nomadischen stam om menschen, die niet
voort kunnen, mee te nemen op groote zwerf
tochten, die telkens weer ondernomen moe
ten worden om een nieuw jachtgebied te
vinden. Men meende met iederen zieke
korte metten te moeten maken op grond
van de overweging: het is beter dat één
xnensch lijdt, dan dat het geheele volk ten
gronde gaat. Volgens het getuigenis van
Festus en. Cicero is het zelfs in het oude
Kcme nog gewoonte geweest de menschen,
dio onbruikbaar waren geworden, in de Ti
ber te verdrinken; toen dc heerschende klas
sen. met betrekking tot hun stamgenooten,
daarvoor to beschaafd geworden waren,
bleef men toch aan die gewoonte vasthou
den als het een slaaf gold, en ook in de
Keizerperiodo werden nog steeds de zieke
en onbruikbare slaven verbannen of gedood.
Dit laatste werd door Keizer Claudius, die
in de eerste eeuw na Christus geleefd heeft,
verboden en als moord met do doodstraf
bedreigd.
Ook ten deze kunnen wij niet genoeg de
zegeningen van het Christendom waardee-
ren; immers van den aanvang af hebben de
christenen het als een verplichting be
schouwd zieken en afgeleefden te helpen
met ter-zijdestelling van eigen, belangen.
Hoog- en laaggeplaatsten, mannen en vrou
wen, jongeren en ouderen, allen wijdden
zich aan deze gewichtige taak. Reeds in liet
jaar 380 verrees in Rome een ziekenhuis, ge
sticht door Fabiola, een vrome Christin
van rijken huize; zij zelve was er werkzaam
als verpleegster.
Waar die christelijke geest verdwijnt,
en dat is in vele kringen het geval daar
verdwijnt ook zoo licht dat vcikevan. plicht»
gevoel en daar dreigen zelf? dc misbruiken,
zooeven medegedeeld, terug te keeren.
Nietzsche de bekende Duitsclio wijsgeer
de Christenhater bij uitstek (hij noemde
zich zelf den antirchrist) beschouwde de
zelfzucht als de deugd bij uitstek; mede
lijden en naastenliefde vond hij ondeugden»
de grootste ondeugden zelfs! lijnrecht
in strijd met- de wet der ontwikkeling, met
de wet der teeltkeuze, waar, schreef bii
zij 'behouden wat rijp is om te vergaan. Hij
was dan ook van meening, dat de zwakken
en mislukten ten onder moeten gaan; ja. hij
durfde het dezen Heden zelfs toe te roepen:
„gij moet u zeiven do cd en; gij moet vrij
willig uit dit leven treden, want de wereld
moet geen gasthuis werden vol zieken en
moedeloozen, waarin de gezonde mensch uit
walging en medelijden sterft."
Meet men zich er ook niet over verba
zen en tevens over ergeren, als men ver
neemt, 'hoe voor er.kelo jaren een Amster-
damsch Hooglecraar in het openbaar heeft
durven beweren, dat bij de medisch; weten
schap als een gevaar beschouwt, f^idat zij
het voortbestaan cn dus ook het C&ortplan
ten der zwakken mogelijk maakt. Deze be
wering is niet alleen niet Christelijk, maar
ook niet wetenschappelijk. Zij zou dab alleen
zijn als de vooruitgang gebonden was aan
sterke spieren cn grof beenderstelsel, maar
dat is geenszins het geval. Dc geschiedenis
der beschaving is do geschiedenis barer
groote mannen en dio groote mannen heb
ben betrekkelijk veel meer geest bezetert
dan spieren en beenderen. Bij velen bun-