Derde Blad.} Zaterdag 17 Mei 1924 KéNNIS VAN DE LEER VAN CHRISTUS. iWanneer ik iefs keil, vrat schoon T.i, dan houd ik daar ook van. Ia het dus te ver wonderen, dat i kihoud van mijn geloof? Daarin ligt vanzelf opgesloten,dat ik mijne liefde traoht over le brengen in an deren; hoe heter zij het geloof kennen, hoe meer ze het ook zuilen hoogschatten en waardeeren het te bezitten. Van den anderen kant is het een feit, dal tegenwoordig door zeer velen naar een steeds breeder geloofskennis wordt ge zocht, en zoodoende bijv. cursussen voor n i e t-Ka thol leken druk worden be- jocht door Katholieken, mot liet verlangen hun geloof te verdiepen door sen hetere kennis. Op die wijze komen we, schrijvende óver het geloof, over de leer van Christus, iot elkander: de een met de begeerte om iets te weten, de ander met het verlangen om iets mee te doelen. Aldus dan ook aangemoedigd, om op den eenmaal ingeslagen weg voort te gaan, wil ik geregeld elke week blijven spreken over ons schoon Katholiek geloof, maar dan van nu af aan wat meer systematisch. Het is toch niet verkeerd gesproken, als ik zeg, dat een Roomsche krant, ook op de eerste plaats kennis moet verspreiden aangaande de leer van Christus. Want alle ontwikkeling is ofschoon op zichzelf niet kwaad minderwaardig ten opzichte van de geloofskennis. De geloofs kennis toch zal ons hiernamaals ten voor deel zijn, terwijl alle andere kennis ons zoo gemakkelijk ten nadeele kan wezen door eigendunk en opgeblazenheid. Daarnaast blijft ook staan, dat door de ontwikkeling van ons verstand op ander gebied, ook de ontwikkeling in geloofsken nis heel goed gehaat kan wezen, en me nigmaal gene als noodzakelijken grond slag vordert. Wie in do maatschappij wat worden wil, moot maatschappelijke kennis opdoen; wie in het Godsrijk wat worden wil, moet ook kennis van het Rijk Gods, van de leer van Christus, zich verwerven. Het kan natuurlijk van hen, die zich beijveren een hetere en breedere kennis van den Godsdienst zich te verwerven, niet de bedoeling zijn, daarmee later te gaan pronken of bluffen; maar het moet wel hij hen voorzitten, tengevolge van een hetere kennis ook een heter geloofsl even te verkrijgen. Wie dat niet vooropzet han delt wei ©enigszins eigenaardig, en ver groot zijn verantwoording op een manier, die we niet ter navolging kunnen aanbe velen. Wanneer we onze geloofskennis noemen do fundamenten van ons levensgebouw, dan zal niemand ons tegenspreken, dat het levenspaleis des to hechter zal staan, naarmate de fundamenten flinker zijn; FEUILLETON. Sisto e Sesto, Een verhaal uit de Abruzzcn. Vrij vertaald, naar H. FEDERER. 14) Ge hebt daar ccn kluit aarde en een tak je groen in de hand. Goed! Dat zal uw wa pen zijn! Zooals go weet, is het vaderland, waar deze aardkluit van afkomstig is, door oorlog, duurte cn luiheid der bewo ners diep gezonken, maar oók komt het door de groote zonden en misdrijven der bevolking; dat de toestand daar zoo slecht is. Zoo gaat dan on verzamelt uw spits- hoeven-gezellen en doet boete cn bebouwt dien armen bodem, legt akkers on gerst; baant de heekjes en houdt er een flinke kudde vee op na en zorgt, dat er geen roof vogels cp uw hof of hoog hoven in het ge bergte hun vesten kunnen houwen en schade kunnen aanrichten. En ook, zorgt er voor, uw hartstocht te 'overwinnen. Het zal u moeilijk vallen goed te leven on ga zult moeten z'wceten en bloeden, zooate ge 'cl at vroeger van anderen gevorderd hebt. Maar hot zal een waardig leven zijn, een echt ridderlijk beroep cn 'het zal u uw kinderen cn kindskinderen vreugde ver oorzaken. In den naam van de hoogheili ge en Onbevlekte Madonna, wilt ge dat?" Ja II. Vader, ja Oom Paus, we willen hot, we willen meteen aan het werk gaan en altijd door!" Ze sprongen overeind als wilden ze met twee sprongen weer in hun vaderland te- Tug zijn. Maar ze vielen meteen weer op do knieën .De voetkeltingon hielden hen "terug. I „Hiel te haastig, broeder", maande Six tus met een weinjgje pret. „Wilt go nu on gezegend van Christus' Stedehouder ver trekken? En go hebt dien zegen meer noo- 'hg dan iemand anders op de wereld. Ontvangt zo dan nu als brave Christenen, 0n het andere, en hij wees naar de kettin gen, zal dan makkelijk genoeg gaan." Nu ontvingen ze bij liet fakkellicht en kottinggcrammel deemoedig den Apostoli sch en zegen. De om zoo te zeggen meoge- zegendo vcetkettingen legden zo in het perkje van Paritondo voor de voeten der Madonna, en toon men later van „Maria van den ketting"- sprak, wist het kleinste Kind te vertellen, wat er door het genade volle beeld gebeurd was. En nu was 'het «aar berg-op en berg-af een groot© boete doening door middel van spa, schoffel en maar men zal het met mij eens zijn, dat men een heel erg poover figuur maakt, als men alleen de fundamenten legt, zonder ophouw. Zooiets doet alleen een dwaas of een kind dat speelt in het zand, zonder vooruit te zien, en te overwegen, waartoe zijn fundamenten dienen. Ik wil nog dit opmerken, dat ik alleen voor Katholieken schrijf. i Wij worden Katholieke Chris tenen genoemd. Waarom? Omdat wij leerlingen zijn van Christus. D© eerst© geloovigen heetten in don bc- ginno eenvoudigweg: „Leerlingen". Ook wel noemde men ze „broeders", en wel wegens de groote liefde, die ze als broeders voor elkander hadden, en waar over de heidenen zoo verwonderd stonden „Want deze liefde was zoo groot, dat zij slechts één hart en één ziel hadden, en al hunne goederen gemeen waren". (Handel, der Ap. 4:32). De naam „Christen" werd aan de „Leerlingen" het eerst gegeven te Antio- chië, waar Paulus en Barnabas een jaar lang predikten en velen tot het geloof in Christus bekeerden (Handl. d. Ap. 11:26). „Katholiek" lieeten wij ter onderschei ding van do andere Christenen. „Katho liek" is een Grieksch woord en heteekent „algemeen". Teen n.l. de geloovigen, die dwalingen aanhingen, zich ook Christenen noemden, hebben do Apostelen verklaard, dat alleen die geloovigen de rechte zijn, die belijden wat do „algemeene kerk" leert, dus die tot do Katholieke kerk beboeren. Zoo zegt de H. Paciamis: „Christen is mijn naam, Katholiek mijn bijnaam, gene noemt mij, dezo onderscheidt mij". Overeenkomstig dien veelbeteekenenden naam moet ook ons leven zijn: een Chris telijk leven. Wat wordt vereisclit om een Katholiek Christen te zijn? Jcsus Christus kwam op aarde om het Godsrijk, Zijne Kerk te stichten, cm ons daardoor zalig te maken. De onderdanen nu iu dit Rijk van God heeten Katholieke Christenen. Daartoe moot men op de eerste plaats: .gedoopt zijn. Want het Doopsel is het eerste vereischte cm het Rijk Gods binnen te gaan. „Wie niet uit water en den H. Geest herboren wordt, kan het Rijk Gods niet binnengaan", zcide Chris tus tot Nteodemus (Joüs. 3:5). Het Doopsel is dan ook do deur der Kerk Gods, en door dat Doopsel wordt men gerechtigd de ove rige door Christus ingestelde Sacramenten te ontvangen. „Gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt Christus aangetrokken" (Gal. 3:27). Voor een kind, dat nog niet tot de jaren van verstand is gekomen is het doopsel voldoende om een Katholiek Christen te worden, maar voor ieder ander wordt ook geëischt, dat hij: op dc tweede plaats: dc leer van Christus hclijde, in zijne kerk, wat niet anders heteekent, dan dat hij h e 1 ij d t datgene, wat Christus leerde, en do Apos telen op Diens hevel hebben medegedeeld, schriftelijk of mondeling. Dit belijden wil niet alleen zeggen: alles gelooven, maar ook zijn loven naar de kor van Christus inrichten; iels, wat de Apostel Jacobus ons zoo duidelijk zegt in zijn brief 2:24: „Door de werken wordt de mensch gerechtvaar digd en niet door het geloof alleen"; en in 2:14: „Wat haat het, als iemand zegt, dat hij gelooft, daarbij echter zijn werken niet naar liet geloof inricht? Kan hem wel zulk een geloof zalig maken?" Ik zcide: do leer van Christus belijden i n z ij n k e r k, d.w-z. in de gemeente der -:-a .v ira-rr -juut- bijl. Het benoodigde geld, gereedschap, zaad en trekdieren werden door den Paus ton geschenke gegeven. Van liet hooge Spo- Ato en Foiigno af tot heel beneden-in de dalen van de Sibyillijnsche Alpen zag men nu in een bedrijvigheid en hoorde men een gezaag en gehamer als moest men een nieuw Paradijs voor een nieuw meusch- doni inrichten. Een paradijs echter werd liet nu juist niet. Toch werd langzamer hand deze armoedige streek in een vrucht- haar land van melk en honing omgescha pen en ook de woeste natuurmenschên werden wat beschaafder cn zachtaardiger. De mannen werden huiselijker, in dien ■zin, dat ze na de vermoeienissen van den werkdag, ook het huiselijk samenzijn en de rust van den Zondag meer gingen waar- deeren. Do vrouwen werden ijveriger in het vervullen van hun plichten tegenover hun mannen, wat evenzoo dringend nood zakelijk was. Zij bemerkten, dat, hoegroo- ter de tuin was, hoe voller de provisiekast werd on hoe smakelijker het maal, dat ze man en kinderen voorzette, na het zware en harde werken overdag. En zij kregen ook een heter plaatsje in den huiselijken kring dan voorheen. Zij vervulden nu den taak dien zij als vrouw en moeder op zich hadden genomen nauwgezetter dan vroe ger en verwierven zoodoende den eerbied en jde achting van hun omgeving. Nauwelijks was Sesto weer terugge keerd, of alle roovers en rooversgezellen stelden zich onder zijn hevel om hutn va derland op ie houwen uit haar vroegere wildheid en onbeschaafdheid. Dolk en de gen werden in landbouwgereedschappen herschapen, zooals het in den Bijbel' staat geschreven. Op de plaatsen waar men vroe ger (met een. wreeden har'on of landbezit? ter gevochten had, vocht men nu op leven en dood met wilde bergstroomen. En op de plekken, waar men vroeger do kooplie den tot het laatste uitgeplunderd had, woelde men nog met veel grooter ijver den grond om en haalde er nit wat er uit te halen was. En wat men zoo dikwijls uit de gegrendelde en goed gesloten paleizen ge stoten Jiad, groef men nu rijkelijk uit do bergrotsen. Zoo gebeurde het, dat, waar men ieens honger en dorst geleden had, men nu goede wijn en zelf gebakken vruchtenkoeken en Zondags van gerookte schapenhout niet zoo'n rietjes afgepaste portie kreeg en dat men op de Vesper- dans de jongelingen en jonge dochters mooi gekleed zag en dat men de jongens mooie liedjes boorde zingen van den jongeling di Losso, van het knappe paar Rufa en i rechtgeloovigen, onder een zichtbaar Op perhoofd. I I I Met deze kerk bedoelen we de Katholie ke kerk, wijl zij alleen de eenig waro is. zooals we te zijner tijde zullen bewijzen. In die kerk moet men blijven, haar leer voor waar houden en aannemen, haar en bare bestuurders in alles gehoorzamen, daar Christus gezegd heeft: „Wie de kerk niet hoort, die zij u als een heiden en tol lenaar", (Mtth. 18:17). En óp de derde plaats wordt, om een Katholiek" Christen te zijn, ook ver eisclit, dat men geen andere leer aanhang e, die tegenoverge steld zou zijn aan die der ware kerk. Iedere valscbe of verkeerde leer, die in strijd is met een of ander geloofs punt, door do Katholieke kerk geleerd, moet du3 worden verworpen. Christen to zijn is een eer. Toen do land voogd van Sicilië aan do H. Agatha vroeg, of zij, -die tot zulk een voornaam geslacht behoorde, zich niet schaamde een Christin te wezen, antwoordde zij: „De Christelij ke nederigheid is eerwaardiger dan alle koninkLijko pracht en heerlijkheid". Christen te 'zijn is een geluk. Boleslaus IV, koning van Polen, droeg het in goud gezette beeld van zijn vader altijd om dien hals. Als hij een gewichtig werk moest verrichten, kuste hij dit beeld, zeggende: „Verre zij het van mij, mijn vader, dat ik ooit iets doe, "wat uw koninklijken naam onwaardig zou zijn". Zoo moet Christus ons voor oogen staan, opdat wij nooit iets doen, wat Hem on waardig is. J. C. C. GROOT, Kapelaan. DE „CAfiOA OBSCURA". i. Ditmaal willen we Uw aandacht eens vragen voor een der meest gelezen boeken uit onze Nederlandsche letterkunde: de „Camera Oliscura" van Hildohrand. Eu nu zullen wc maar net doen, alsof U van dc-zen schrijver en zijn hoek nooit iets gehoord heeft, al weten wo natuur lijk wel beter. Wc doen niets anders dan uw herinnering even opfrisschen. Een mensch kan niet alles onthouden. Eildebrand is de schuilnaam voor den protestantsoben predikant en hoogleeraar Nicolaas Bcets. Deze werd in 1814 te Haarlem geboren. Van 1833 tot 1838 was hij student in de theologie in onze goede stad Leiden. Van 18401854 was hij predikant fe Heemstede. In 1854 ging hij als zoodanig naar Utrecht. Van 1874 tot 1884 was hij in dezelfde stad hoogleeraar in de prolcstantsche theologie cn in 1903 is hij er gestorven. Hij heeft gedurende zijn lauge leven heel veel geschreven; proza en poëzie. Van zijn werken ging een invloed ten goede uit, want hij was een. verdraagzaam man. Zijn groote roem als letterkundige heeft hij te danken aan zijn „Camera Obscura". liet is een verzameling novellen en schetsen, welke gedurende zijn studenten tijd door Beets geschreven werden en waarvan de eerste uitgave verscheen in 1839, ouder liet pseudoniem Hildehraud. Bij verschillende, betrekkelijk spoedig op elkaar volgende herdrukken, werden nog verschillende stukken toegevoegd. Eerst in 1851 werd dé „Camera Obscura" gedrukt in den omvang, dien wij nu kennen. Hoe kwam Beets-Hildebrand tot het schrijven van zijn schetsen? Er was omstreeks don tijd dat Beets student was een professor te Leiden, naar wien ze wel eens een straat mochten noe men, want hij heeft op het letterkundig leven van Nederland een grooten invloed uitgeoefend, n.l.: Jacob Geel. Met mede weten en onder den invloed van Geel, werd te Leiden door de Muzenzonen de „Rede rijkerskamer voor uiterlijke welsprekend heid" opgericht. Bij de vergaderingen van deze club wer den gedichten van eigen en vreemden bo den voorgedragen. Maar er werden ook lezingen gehouden over de voornaamste vertegenwoordigers der buitenlandsche let terkunde. Vooral werd in die dagen sterk de aandacht gevestigd op een aantal En- gelsche schrijvers, die er slag van hadden, allerlei tooneelen en gebeurtenissen uit het dagelijksch leven aanschouwelijk en hu moristisch uit te heelden. Humor is do kunst om een glimlach te voorschijn te roepen over de uiterlijke dingen des levens cn tegelijk een traan over den droevigen achtergrond, waartegen zich het uiterlijk gebeuren afspeelt. „Een rijke taal vol geest en ingehou den tranen", zoo noemt De Genestet ze. Maar veel meer dan een omschrijving zegt u misschien een gedichtje van dien zelfden De Genestet: „Kijkje in het leven" Vlak over mijn deur komt de lijkkoets [thuis, Daar. stalt hij, de somberd wagen; nij bracht er weer een naar zijn laatste [kluis Dat doet hij zoo alle dagen! 'Ic Hang uit mijn raam; 't is heet in stad Een snikheet Juli-dagje; De zwarte koetsier heeft het warm gehad, Veel warmer dan „zijn vrach'jo". Ook reed hij van 'i graf naar stal op [een draf, Het was op die koets „om te braden!" En legt nu, al blazend; zijn huilebalk af, En de andere plechtgewaden. Hij schudt zich fluks den rouw van 't lijf En frischt zich op reis even: Die guit! hij zat daar nog pas zoo stijf, Zoo somher, zoo treurig verheven! Hij steekt zijn pijpjen aan; hij telt Het fooitje van „zijn vrach'je"; Terwijl hij een kleine vertroosting bestelt Met een tevreden lachje. Dan bergt hij zijn spullen en neemt zijn [gemak, Al op zijn ellebogen Zou elders het maskerade-pat Ook reeds zijn uitgetogen? Voelt ge, hoe het komische van dezo voorstelling dienen moet, om het harte- looze en onverschillige te belichten, niet zoo zeer in dezen koetsier, voor wien do ernst van zijn bedrijf slechts een n\idd.el tot kostwinning is, als wel van zij, 'die achter bleven on voor wie het rouwgewaad veel méér moest zijn dan een maskerade pak. Jacob Geel dan had veel gevoel voor den humor van het dagelijksch leven en deed veel moeite Engelsche humoristen uit dien lijd hij de jonge academieburgers bekend te maken. Het gevolg was dat de begaafdsten onder hen zich ook waagden aan het schrijven van schetsen uit de werkelijkheid, cn de Studenten-Almanakken uit dien tijd geven dan öok blijk van een bloeiend letterkun leven. Men legde zich too op een litters kleinkunst, die in vele opzichten een si gel van den tijd was. De stormen der Fransche revolutie t ren reeds sinds een twintigtal jaren om gewaaid; de beroeringen van 't Napolei tischo tijdvak waren voorbij. Er was reactie gekomen. Mén zocht zijn geluk het knusse huiselijk en burgerlijk lev. Men eerde de oud-vaderlandsche deugdt waarnaast evenzeer de oud-vaderlandse gebreken voortwoekerden. De zucht na eenvoud sloot ailedaagschheid en bana teit niet uit. Goedmoedigheid ontaard niet zelden in slapheid. Huiselijkhe werd soms huisbakkenheid. Zelfgenoe zaamheid leidde veel tot bekrompenhei Dat uit zich sterk in de letterkunde di dagen, die zich. zooals Potgieter zei, toel op de „copiëerlust des dagelijfeschc levens". Een copiëerlust, die evenwel noo verscherpte tot het felle en rauwe reali; me, dat we in onze dagen hebben geken. De schetsen van Hildebrand zijn van i dergelijke producten uit dien tijd verrewe de beste. Met een zeldzaam evenwicht hee Beets het burgerlijk leven van zijn tij waargenomen, bestudeerd en zielkundi geheel doorvoeld. Met evenwicht van gj moed en een diepe menschenkennis toeken hij ons zijn personen en hun handelin gen. Er is in zijn genrestukjes van he leven der Hollandsche burgerij een realis me, dat nooit schrijnt door ruwheid, maa doortinteld is van fijnen humor. Beets heeft de Engelsche humoristen be studeerd, hun de kunst afgekeken, maar ii zijn schetsen is geen spoor van vreemd, invloeden waar te nemen. Het is aliei diep-zuiver Hollandsch werk, stoer ei krachtig, dat nog altijd hel Hollandse! gemoed zuiver aanspreekt. Het verpletter niet door groolschheid van voorstelling voert ons niet door de diepste nachten vat mcnschclijk lijden, maar bezit het geheim om ons altijd opnieuw te boeien, steeds mei een glimlacht verder te doen lezen, af ca toe een traan te wekken en ons te stemmen tot een rustig en berustend: „Zóó is het leven". De schetsen warden verzameld onder den titel „Camera Obscura" Donkere Kamer. Men herinnere zich, dat in clien tijd Daguerre de donkere kamer uitvond, waardoor de beelden der buitenwereld, konden worden opgevangen en vastgelegd; prototype dus van ons modern photografiè- toeslel. Men zal begrijpen, waarom Boots zijn bundel dien naam gaf. Hij verzamel de beelden uit de werkelijkheid. Er is van dit mooie hoek, vooral zoo'n twintig, dertig jaar geleden, veel kwaads gezegd. Het was zoo IA: in burgerlijk; het was bekrompen zelfgenoegzaam; het ty peerde de jeugd van een braaf en net jongeheertje; er was noch geestdrift, noch hartstocht, noch schaterlach in; het was verschrikkelijk middelmatig; het kende geen idealisme, enz., enz. Natuurlijk! er zijn altijd menschen, die alles beter kunnen. Ycoral als ze zelf nog nooit iets van beteekenis geschreven heb ben. En allervooralst als zo zooiets als een nieuwe kunst, een nieuwe cultuur of oen nieuwe menschheïd willen slichten. Desondanks komt de Camera geregeld opnieuw van de pers en vindt gretige lezers waarvan 99.9 pet. zich nooit over dc lo zing heeft beklaagd. Wij zullen in deze rubriek een paar schetsen afschrijven en beginnen, lioe kan het anders, met: De Leidsche Peueraar". N. J. H. S. Brigone uit Nursia en andere sagen, ter wijl er een de gitaar bespeelde of op den doedelzak blies. Eu nu mocht men dan ook feestelijk doen. Als men boven op de bergen stond en naar beneden in liet dal keek, zag hot land blauw van de dennenbeplanting, geel van het koren en groen van dc tuinon. Nu kondon de menschen lachen en vroolijk zijn. Ook de oude da Dia nam op zijn manier deel aan de vooruitgang. Hij was tot ka nunnik van Spoleto beroemd en kwam van tijd tot tijd in ;een langen en paarsen pre- latenmant-el naar Surigno om zijn vroege- ren pastoor te bezoeken. Dezo had hem vroeger altijd een beetje geplaagd door liem b:j het middagmaal oen minder soort wiin te schonken, maar nu kwam hij da Dia altijd al bij do deur tegemoet ion schonk aan tafel do beste wijn, die er in den kekier te vinden was. Paritondo bleef wel altijd maar oen klein plaatsje. Hoe zou ook zoo'n klein plaatsje hoog boven in liet gebergte zich tot een groots stad kunnen uitbreiden. Maar was dat dan ook juist noodig? Hst was al voldoende, dat de wo ningen er wat mooier en geriefelijker wer den en dat het eenige wegje een bestrating kreeg waarover de zestig kinderklompen en zes maal zestig geitcnlioeven eiken morgen in de vroegte zoo'n aardig lawaai maakten. Ook kwam. er achter elk huisje oen flinke tuin, waar pompoenen, kersen en wilde druiven groeiden. En de jongens behoefden Zaterdags vroeger deden ze liet dikwijls heelemaal niet - hyn krul lenbollen niet meer in het Parit'ondersche heekje te wasschen, maar nu hielden zo hun hoofden onder de frissche waterstralen van de fontein die voor het kerkje stond. Maar het allermooiste was nog, dat 'de Madonna weer haar leliesluier droeg. Sixtus V werd echter ziekelijk daar in Rome cn stierf binnen enkele maanden 'n tanïelijk oriverwachten dood. Tot op bet laatst had hij ge'h'oopt het groote jubeljaar zestienhonderd mee te mogen maken, waarin de, in tegenstelling van terechte stelling en galg, vergeving en genade do overhand zouden voeren. Hij had amper- aan zes .jaar den Petrussloulel in handen gehad. Het 'deed hom dubbel leed, dat er in den laatsten tijd in Rome en ook in de hoven gemompeld was, dat ook deze Paus sommige personen voortrok en voor •de zonden van zijn lievelingen een oogje toekneep. Hij zelf bracht hier niets 'tegen in, misschien, omdat hij het zich als een boo te oplegde voor de vr oegere gestreng heid, misschien ook vermoedde Hij, zooals veel van zulke groote menschen, hoe gauw Zijn uur zou komen, hoewel de buitenwe reld daar niets van bemerkte, en de Paus nog steeds voortging om de wereldakker le beploegen en te zaaien. In zijn laatste uren word zijn versland beneveld door de koorts. Het was de eerste keer. Hij lag op zijn zoo geliefd plekje bij liet a-aam, waar zijn schrijfbureau stond. In, zijn verwarring meende hij iets hoogs, iets heuvelachtigs te onderscheiden. Kwam dat misschien door die hooge obi- lislc voor dat xaam? Of was het een herin nering' aan 'de Abruzzen? Zoo dikwijls hij beter wilde kijken trok er een dikke nevel voor. Maar nu, kijk eens vlug, nu werd de nevel doorzichtig. Werkelijk, hij stond Loven op een berg en zag aan alle kanten diep in de hem zoo wel bekende dalen neer. Ach ja, dat waren vroegere herinne ringen. Elke dag trok weer zijn geest voorhij. De dag. waarop de broeders hem tot Prior van Montaldo verkozen. Ja, ja, dat was het spitse kloostertorentjeof was het de hooge Cypres, die Sesto tus- schen het kreupelhout plantte Nu kwam de dag dat Sixtus tot 'Bisschop be noemd werd van Agatha. Ja dat Was de tweemaal gehoornde, met zilver doorwerk te bisschopsmuts, die hem 'de Kardinaal van Bologna op liet gezalfde hoofd zette..., óf, of? was het tenslotte niet het puntige muisje met den veer van den ovormoedi- gen Poz'do ginder in de Sibyllen? Daar zag hij zich in verbeelding 'op 'den dag van zijn Pauswijding, waarop men hem do Tiara opzette, deze driedub bele kroon, die de overwinning had be haald over 'de 'drie Fransche Koningen: maar die ook te vergeefs getracht had do blonde Irouwelooze koningen van Engelen tot de Kerk terug te brengen, die vele veroveringen' had gemaakt in het Oos ten, maar die het[ Noordelijk deel Van Europa voor hot ware geloof zag verloren gaan. Vol overwinning 'dus, maar 'ook vol noderlaag, die bespot en geëerd werd, die do ergernis maar ook tegelijker tijd de glo rie van do wereld werd. Is het deze drio-» dubbele kroon, die zoo'n licht om het ziek bed van den ijlenden verspreidt, of is het 'do lieve Madonna met 'den mooien sluier cm het "hoofd, die hem toeroept: „Ave Papa, Ave figlio miol" Neen', dat is geen koorts, want hij hoort nu werkelijk het Angelus luiden in Rome. Honderd klokken luiden door elkander. Avo hier, Avo daar, het Ave overal. Het bengelt 'door do donkere lucht als speelden cr on telbare Engeltjes, allemaal lieelc lieve En geltjes uit het leger van Gabriël, die het slaapliedje voor de Hemelkoningin en haar Goddelijk Kindje moeten zingen. Het ia een lief zacht liedje en het Zringt tót do menschen door en dezo bidden ook hun „Ave" en géven bet de Engeltjes mee. Maar dat „Ave" is Zwaarmoediger en eeni smeekend gebed, zoodat de Engeltjes veel moeite hebben om het naar boven te dragen; Ave Maria, gratia plena.1 Vol van genade! 0 God, hoe gelukkig is deze groote man, nu met die genade tienduizend maal gelukkiger dan wanneer hij alle Egyptische Obelisken naar Rome bad ge-* sleept of bet Heilig Land veroverd bad. Vol van Genade. Ach, als bij zijn leven nog eens van voor af aan kon beginnen, 'dan wilde hij Sixtus. de genadige, beeten. Van alles is de Genade toch bet beste. Steeds hooger ziet bij de Madonna en steeds lich-< ter wordt haar'sluier. Ze verdwijnt iu d« hoogste wolken en het suist en bruist hem in bet oor als de wind van de eeuwigheid Van het gewoel der wereld hoort hij niets meer. Hij verliest elk gevoel, sluit duizelig de oogen, rilt onbewust en probeert nog fluisterend met de half verstijfd© lippen te stamelen: „Gratia!" Een kanonschot dondert van de Peters- burg. Zwarte vanen wapperen. In de Six-* tijnscho kapel roept de Kardinaal Camer-« lengo: „Bidt allen voor Onzen overleden Paus Sixtus V De Heer verleen© hem do eeuwige rust!" Het in purper gekleede koor antwoordt en zoo zoemt het al vorder tot aan hot ein de der wereld. Dit is de geschiedenis van Sisto cn Sesto en ik heb er verder niets hij te voegen, dan dat Sesto niet alleen Sisto maar nog drie Pausen overleefde en een degelijk Christe lijk loven leidde. Poz'do echter overleefde zeven Pausen en drie flinke echtgenoot en en was als weduwnaar Grootvader van ze ventig kleinkinderen. Hij kon nog het vlugste van allen den berg op klimmen, 'deed het zekerste sch'ot en was de eenig- sle, dio zonder op de teenen te staan tot boven aan hot dak reikte, maar ook Zon-^ dagsavonds met do mooiste e-n diepste bas-A slem do Litanie ter cero Van Onzo Lieve Vrouw voorzong. EINDE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7