SsiasBS [B] MM, KALENDER DER WEEK N.B. Als niet anders wordt aangoge- ven heeft in deze week iedere H. Mis tilo- ria, mist Credo en heeft de Prefatie van Paschen. ZONDAG 18 Mei. 4e Zondag na Pa sc hen. Mis: G a n t a t e. 2e go- bed v. d. H. Venantius. Martelaar. It leur: Wit. Wcnderbaro dinjren heeft do Heer ge daan; door eigen kracht is Christus van de dooden opgestaan en sterft niet meer. (Inlroilus: Alleluja-vers). Ooit wij Ghi-is- tus'-lcdcmaten, zijn met ons Hoofd, Chris tus, verrezen. Komt en hoort, gij allen, die het hooren wilt, wat de Heer aan onze zielen gedaan heeft. Wij doen niets le veel, als wij geheel do aardo uitnooctigen om een dan-kpsalm uit te jubelen (Offer torium). Doch hoven het lied der dank baarheid gaat do daad. Afleggen alle on reinheid en hoosheid (Epistel), gebreken verbeteren (Postcommunio), in één woord: onzen levenswandel heiligen (Stilgebed), opdat, als de H. Geest zal komen (Evan gelie) Hij ons niet van zonde overtuigo (Gommimio). MAANDAG 19 Mei. Mis v. d. H. Pe trus G a e 1 es tinus, Paus en Be lijder. Statuit. 2o gebed v. d. H. Puden- tiana, Maagd. Kleur: Wit. Den 19en Mei 1296 stierf, het lichaam uitgestrekt op een harden plank, de H. Petrus Caelestinus, onder het uitspreken der woorden: „Al wat adem heeft, love den Heer*'. Op 72-jarigen leeftijd werd hij geroepen op den Stoel v. d. H. Petrus. Vier maanden later deed hij vrijwillig uit diepo nederigheid afstand. DINSDAG 20 Mei. Mis v. d. H. B er na rdinus van Sicna, Belijder. Os Justi. 2e gebed ter eer-a van Maria. (Con cede) 3e voor Kerk of Paus. Kleur: W i t. WOENSDAG 21 Mei. Mis v. d. 4e Zondag na Paschen.. Cantate, 2e en 3e gebed als gisteren. Kleur: W i t. DONDERDAG 22 Mei. Als gisteren. VRIJDAG 23 Mei. Als gisteren. ZATERDAG 24 Mei. M i s v. d. A11 e rh. Maagcl M a r i a. Salve. (Zie onder de votiefmissen van Maria het Misformulier van Paschen tot Pinksteren). 2e gebed v. d. H. Geest. 3e vGor de Kerk. 4e voor den Paus. Prefatie v. d. Allerh. Maagd (invullen: En U in de ver coring). Kleur: W i t. ALB. M. KOK, Lisse. Pr. ner heeft eer zelfs een wanverhouding be staan tusschen geest en lichaam. Het is dan cok niet waar dat een gezonde cn krachtige geest alleen zou kunnen huizen in een gezond en sterk omhulsel. Dat bijge loof, dat reeds tot zoo ontzettend veel mis bruik aanleiding heeft gegeven, is gebaseerd op een latijnseho uitdrukking „mens sana in corporc sano" „een gezonde geest in een gezond lichaam'*. Men vindt het in bijna alle turngebouwen cn boven de wase-btafel van menig jengines-sell, voor velen een reden om te gelccven dat- het een waarheid bevat zoo groot als een zonnestelsel; doch de waarheid is anders. Die uitdrukking is oorspronkelijk bedeeld als een wensch („ik wen-sell u een gezonden geest en een gezond lichaam toe'") en do Romein, dio dezen wensch het eerst uitte, was veel te verstan dig om er de heteekenis aan te hechten, die er thans meestal aan gegeven wordt. Toch heeft die tot leuze en leugen verknoeide wensch reeds menigeen op een dwaalspoor gebracht, hem er toe verleid til tc veel aan dacht te schenken aan zijn stoffelijk om hulsel. en zulk3 meestal niet alleen ten koste van dat omhulsel, maar ook van zijn inhoud, do ziel. Immers, wat tegenwoordig „lichamelijke opvoeding" heet. is vaak niets anders dan lichamelijke afbeuling en geestelijke ver ruwing. Gymnastiek, sport, uitstekend, doen bin nen dc juiste grenzen. Hoe vaak echter ont aardt gymnastiek en athletiek, zoo bij wor stelen, boksen etc. en leidt de beoefening der sport tot te greote en levensgevaarlijke krachtinspanning. Een grootc Amerikaan- fiche levensverzekei'ingsmaatscha.pp:j hoeft onlangs 'n statistiek gepubliceerd, waaruit blijkt dat jockey's, worstelaars, boksers, en dergeliiken een veel grooteren kans hebben dan anderen om aan infectie-ziekten, hart en nierziekten te bezwijken. Voor hartziek ten is do kans 2!^ maal grooter gebleken, voor nierziekten 60 pet. en voor longontste king, tuberculose en febris typhoidea 25 pet. grooter. De conclusie van Dr. Caughler die deze statistiek bewerkte, luidt dan ook: ..in plaats van hun weerstandsvermogen to •versterken hebben, zij bet verzwakt." Tn medische kringen is daarom al een uit. drukking gebruikelijk die typisch genoeg is n.l. van „zwakke krachtmensehen" en die we gebruiken als we geroepen worden bij een jongen man die op een acute ziekte, zoo als longontsteking, influenza etc. niet zoo goed reageert als we 't- gewoon ziin bij flinke personen in de kracht van 'hunleven. Ook hier geldt weer de juiste maat tc houden d. w. z. de indiridueelo maat, nl. de maat berekend voor ieder naar zijn krack- |He©«e©tcoïceeoc*»e6 Voor Huls en Hof ^,^^"«»eooeso6s;eoeoaee««oot o«osesoeeee6o8©oca9®coooo®w HET GIETEN. Het moge misschien ongelooflijk klin ken, toch is het waar, dat gieton, goed gieten tenminste, een van de moeilijkste bezigheden is in den groenten- en bloc- ïaeqtuin. Goed gieten moet zijn', het nabootsen van een. malsch regentje on in do meeste gevallen lijkt het meer op een slechte imitatie van een plasregen. Nu is het een bekend feit, dat een plasregen in de mccsto gevallen meer kwaad doet dan goc-d. Aangezien het nu niet gemakkelijk is, en haast onmogelijk allo slechte invloe den van gieten te voorkomen, volgt hier uit reeds, dat gieten een noodzakelijk kwaad is en dat men slechts in het uiter ste geval er too over moet gaan, d.w.z. in den vollen grond. In kasjes of bakjes, in do serre cf in de kamer kan men er na tuurlijk niet aan ontkomen. Een van dc voornaamste oorzaken van heb geringe succes, dat men met gieten bereikt, is zooals reeds is opgemerkt, -dat cr in c-cn kleine tijdsruimte veel to veel water op een zekere ruimte terecht komt. Reken maar eens uit, hoe lang het cluurt eer cr op een oppervlakte van b.v. 4 M2. eon gie ter water terecht is gekomen als het ina-Iseh regent. Dat duurt minstens G uur. Dezelfde hoeveelheid gieten wij er heel gemoedelijk op in een paar minuten. De gevolgen daarvan zijn, dat het water weg spoelt naar het laagste gedeelte en dat do grond dichtslibt. Door dab dichtslibben komt do bodem in een heel slechten toe stand, daar de onontbeerlijke luchtzuur- stof niet meer d-en bodem binnendringen kan. Ook is liet niet ondenkbaar elat mot dat gictwater, dat biet spoedig genoeg door do gronddeeltjes wordt geabsorbeerd gemakkelijk oplosbare voedingsbestaad- dcelen worden weggespoeld. Vervolgens is do temperatuur van het water, dat we bezigen om to gieten (leiding— slootwater) in do meeste gevallen veel lager, dan van het regenwater. Regenwater bevat ook veel meer lucht dan het water waarop wij zijn aangewezen, het is immers in fijn- verdeeklcn toestand door een dikko lucht laag gekomen! Om dus den regen zooveel mogelijk na te bcoteen„ moeten vro Let water, voer we het gebruiken in de zon zetten om het zoo- doenido op luchttemperatuur (cf daarbo ven) to brengen. Bij het gieten gooio men cr niet do nocdige hoeveelheid in een keer op. Eerst maakt men het vochtig cn na eeirigo minuten gaat men cr nog eens overheen. Gebruikt mea een gieter met een. broes (sproei), met groote gaatjes, dan is men spoedig klaar, maar men zal nu wel be grijpen dat een fijne broes jo waró is. I3 gieten ïi cod zakelijk, doo het dan cok zoo, dat de grond door cn door vochtig is, niet alleen het bovenste laagje, dat is zeer nadeelig. - Heeft men alleenstaande planten die gegoten moeten worden-, dan kan men het beste een klein kringetje van 5 c.M. diep graven, nadat men daarin gegoten heeft en nadat het water is weggezakt, maakt men het weder met droge aarde dicht. In den vollen grond is het zeer zelden noodig to gieten, hoogstens bij pas geplan te gewassen cn dan alleen nog maar de eerste dagen. Voor serre- én kamerplanten is het noo dig zeer regelmatig to gieten cn dan zoo, dat do pot door -en. door vochtig (niet nat) wordt. De beste tijd om te gieten is in den zemer des avonds na eeni uur of vijf. als do zon niet schijnt kan men het ook 's morgens deen. Giet echter nooit als de zon schijnt cn dan vooral niet op do bla deren. 's "Winters kan men het beste gieten als de zon ecnige uren aan den hemel staat, om een uur of elf b.v. Gebruik bij voorkeur geen water uit een sloot die slinkt. Na het gieten, als do grond vastgegoten is, verdient het aanbe veling do oppervlakte met een hak of een hark met scherpe tanden wat los te ma ken. V. H. HET KALKVRAAGSTUK De laatste paar jaren is hij de bemes- tings'ccr het kalkvraagsluk weer naar vo ren gekomen. Vóór een kwart-eeuw was dit ook het geval, toen werd geleeraard op ge zag van den Duilschen landbouwkundige Prof. Marcher, dat men om het kalkarm worden van den bodem te voorkomen, hij eiken zak kaïniet een zak kalk diende aan te wenden. Die raad werd cok opgevolgd, b.v. in do Veenkoloniën, maar men kwam cr van terug, omdat men meende op to merken, dat door overmaat .van kalk de vruchtbaarheid van den bodem afnam. Nu is cr dan weer een kaikheweging, uitgaande van het Landbouwproefstation te Groningen. Deze nieuwe richting hij de bemesting verkondigt, dat de „kalktoestand" van den bodem de allesheheorsehende factor is ter verkrijging van maximale oogsten. Ieder gewas zou zich het beste ontwikkelen hij een hepaaldo reactie of kalktoestand, wel ke wordt aangeduid door een cijfer met J- (plus) of (minus). Dat cvjfer wijst aan, hoeveel koolzure kalk of kalkmergcl noodig is om 1000 K.G. droge humus in de houw- voor neutraal te maken. 0 (nul) neu traal; (minus) 5 hoteekent, dat voor neutraliseering van don zuren grond 5 K.G. zuivere kalkmorgel noodig is om 1000 K.G. humus te neutralisecren. Is de grond liet tegendeel van zuur, z.g. alkalisch of basisch, dan wordt dit door een pluscijfer, h.v. -f- 3. 0, eniz. aangeduid. Hoe weet men nu hoö zijn grond er aan toe is. en I103 die voor een bepaald gewas geschikt gemaakt kan worden? Daartoe worden grondmonsters gestoken uit ieder perceel zijner akkers (op een. 10-(al plaatsen h.v. oen spit, al. doze aarde dooreen gemengd, en hiervan'een monster); deze zendt men op naar het Proefstation te Wageningen. Na onderzoek krijgt men bericht omtrent de gesteldheid van het monster, en welke kalkhoeveelhcid en verdere bemesting (al- calisclio of zure) moet worden aangewend voor liet te verhouwen gewas. De kosten van het onderzoek bedragen ongeveer f 1.— per grondmonster. Het Proefstation te Groningen levert ook een eenvoudig in strumentarium voor weinig 'geld, waarmee een gewone -hoer het onderzoek zelf ge makkelijk kan uitvoeren. Met dat' at wordt <Té bemesting er niet eenvoudiger op. De eenvoudige landbouwer blijft vreemd tegenover dit alles en vraagt zich af: ..waar moet dat héén?" Inderdaad, men zou voor de groote mas sa onzer boeren wenschen, dat d-e toepas sing der landbouwwetenschap, in casuder moderne bemestingsleer, wat minder ..ge leerdheid" ver0!sehte, wat minder ingewik keld was, en hen niet al to zeer afhankelijk maakte van do scheikundige werkplaats der landbouwkundigen, van het laborato rium. Inmiddels is do vraag gerezen bij verschillende personen: „Staat dat alles, wat omtrent het ..kalkvraagsluk" beweerd worut, wol zoo vast; was de wetenschap hieromtrent inderdaad reeds zóóver ge vorderd, dat bepaalde bemestingsadviezen, •daarop gebaseerd, aan de praktijk konden worden gegeven?" Deze vraag wordt ge- 'Stcld en vrijwel ontkennend beantwoord door niemand minder dan door Prof. Ele- ana, Bijksl andh0uyconsulc-n t voor Drente. Deze hooggeleerde, een man van rijke- er varing^ en groot gezag, oppert bedenkin gen. Hij betwijfelt ten eerste, of de grond wel werkelijk met kalk is le neutraüsee- ren. Men kan een zekere hoeveelheid kalk daartoe voorschrijven, maar die komt eerst langzaam tot volle werking, over eenige jaren. Voor voldoende ontzuring zou dus meer, veel meer kalk moeten worden gege ven, een overmaat, die zou kunnen scha den. 't Is vooral togen zulk een „over maat", dat hij meent tc moeten waarschu wen, bepaaldelijk voor onze zand en veen gronden. Hij vraagt voorts, of het ter ver krijging van maximale oogsten wel noodig is voor ieder gewas een bepaalden kalk toestand te c-sehen. en noemt, enkele v'oor- beo'dcn uit do praktijk, welke hiermee niet schijnen te klonpen. Nieuwe dalgrond h.v. is erf zuur, zóó zuur, dat enorme hoeveel heden kalk noodig zouden zijn cm dien le neutralise er en. Toch teelt men daarop flinke aardappeloogsten; later, als de kalk toestand heter is geworden, evenwel niet nicer zoo groot, ter wijl men juist anders zou verwachten. Zoogenaamde onfgin- ningszieke gronden rijn sterk zuur: kalk- aanwending moest dus, zou men oordeelen, de ziekte althans wat minder doen wor den; het tegendeel bleek 1e Marum, do ziekte werd daar door kalle nog erger. Zoo voert Prof. Eelema nog een cn an der meer aan, geeft vervolgens een paai* wenken, die z.i. kunnen dienen cm do praktische bruikbaarheid der adviezen fe verhoogen. om fe besluiten met de opmer king, dat hij niet schreef (in het „Drcntsch Lbld." namelijk) uit zucht tot critiek. maar mede om zich te rechtvaar digen tegenover 'hen,' diohet vreemd heb ben gevonden, dat hij niet „hals over kop" met de nieuwe richting is meegegaan. GOEDE VAMGST. Kletsnat, drijfnat, druipnat, doornat, huiverig, rillig. met-een gevoed of hij dien dag zijn levenslust voor altijd door U neer flensend hemelwater wat weinig he- molsch hij er aan vond had voelen weg spoeden, slapte liij can half zes op liet bootje. Druilig hing-het leego '11 paar pienige platvisehjes maakten dit epi!beton niet mis-plaaist vischtouneijo vetlig-nat te plakken op z-i'n natte overjas; z'n schoe nen, vuil, loodzwaarwarén doorweekt van water, vermochten geen weerstand te bieden aan van alle kanten indringend vocht. Bij ieder cn stap sopten z'n sokken met zuigerig geluid in wat er verzadig de schoenhoItc-11. Z'n. groote deukhoed hing zwaar to kleven op z'n verregend hoofd, 't aardige groene simmetje met leuk-rood dobbertje om den band miste alle effect, zag er even verwaterd uit als de rest Met spijtigo beweging smakte hij zijn hengel op 't dek tegen een zorgvuldig onder olie- kleedcn geborgen stapel vrachtgoed Stroef gleed do riem van het tonnetje van z'n schouder, met slachters-geuoe-na-vol- bracht-werk gesptc-io los de riem van 't wormen-trommeltje om z'n middel. Van wa pens ontdaan, keek hij. streef tusschen de knotwilgen Tan *t Jaagpad door den pol der in. Do Volharding voer af cn waar de Am- stel wat bochtte kreeg hij den weg met rijn lommer omgloeide hoe ?D.ijei. en ge zellige arbeidershuisjes, waarlangs hij dien dag zijn operaiie-terreiu gekozen had, geheel te zien Zonder 't eigoalijk (e wil len, begm r.ij zich nu vau de boot te oriënleeren. Dat groote gtlouw op den achtergrond, rechts van den beven dichte boompn uit spitsenden kak toren, was de school, dat rooie dak vr urnst, door een hooiberg 01* van gescheld?n, was dan zeker de her berg, waar-ie r oor do eerste regenhui ge schuild had Meer dan drie kwartier had dal gedu urd, had hij daar gezeten, zielig alleen in de groote gelagkamer met lage zoldering. Van leuter ver ig was-ia ten slotte het opschrift op het bovenlicht bo- \*cn de deur \an binnen af ga j zitten ont cijferen. Waf s.ond cr ook weer, twee re gels waren let met een mi-.netje schrij lings op een vat. ge-flankeeri door een briekruik en een halfgevuldc wijnflescli mot di-to glazen er boven. O ja, nu wist-ie 't weer: Ik heb nat in mijn vat, dat is voor de vromen, Dio vechten haat en borgen laat inag v i - vrij binnenkomen. Om nat te krijgen hoefde je daar anders niet in te gaan, humorde 't eventjes in rijn gedachte. Do boot voer verder, met regelgnmtige di'eunilikjes schokkend op den geregeiden slag van haar schroef. Kijk, dacht hij, daar lieh je dat klap- bruggetje tusschen die boerderij en dat houten arbeidershuisje met dien grooten hoorn er hij. Van dat bruggetje was hij bijna afgetuimeld, wat te haastig om voor een tweede hui te vluchten naar de boer derij. t Leuke luidjes waren het er, jo voelde je direct eigen met -hen. Van den weg af had hij in een netjes groen-met-een-Yvit-Tandje geschilderd af dak een meisje zien werken, was" er heen geloopc-n cn had baar gevraagd, nf-io even schuilen mocht. Met 'n vr ion de] ijk-v cr] e ge 11 lachje zoi *t Wondje, dat-ie .gerust z'n gang mocht gaan, maar gauw moest binnen komen want dat ze d'r „malsies ofvielo". Toen werkte zo verder, ijverig bezig groote koperen ketels to schuren. Hij icldo cr acht zoo. Juist was zijn opmerking, dat. dat een heel werk was, door 't meisje beantwoord luchtigjes 01* over heen, dat ze daar al aan gewend waren, dat dat allen dag hetzelfde was, toen een fLink gezette man met ver trouwelijk gericht, goedig uifvriendelij ken d onder -ietwat scheefgedragen zwart zijden pet,, er hij kwam, 't gesprek met liet meisje onderbrak door lachend er tus schen to werpen, dat meneer 't vandaag niet erf trof met de visscherij. 't "Was de eigenaar van de boerderij 011 verklarend dat 't buiten nog al een poosje aan kon bonden, vroeg hij hem, dat hij er in zou komen. Hij hi-acht hem in een klein gezellig ver trekje met witte muren. Tusschen de beide ramen stond groote bruingelak latei, to gen den oenen wand een hoog slecht-nagc- boots* mahoniehout-geschilderd kastje, een kruisbeeld, 'n paar heiligenbeeldjes cn twee glazen pulletjes netjes op een rijtje naast elkaar cr bovenop. Uit een der pulletjes priemde nijdig een paar stopnaal den. Tegen den wand over do ramen stond een dito kastje maar lager. Bru'uigever- niste keukenstoelen met biezen zittingen schoorden hier en daar tegen de wit to wanden. Boven 't kas-tje hing 'n leuk-klein klokje to tiktakken. Een zestal eenvoudige religieuze voorstellingen in vlakke lijsten vierkantten zwaar op de witte mui-en. In een hoek aan do zoldering dommelde kop tusschen zijn veeren een duif rustig in een groote gele kooi met witte ornamen tjes. 't Geheel zag er knusjes-gezellig en helder uit, verin-li ?md nog door helderwit te gordijnen en daaronder blauwe horre tjes voor de ramen. Een ander meisje kwam binnen, don kerder iets dan het eerste, met bleek ge zichtje, lo bleek vond-ie voor een buiten meisje. D'r vader vroeg of ze nog koffie had, anders meest ze maar een bittertje geven. 't Donkerblondje met d'r bleeke gezicht je bracht 't gevraagde op zwart presen teerblaadje, zetto dit op tafel en schonk in. Zo schoof 't blaadje naar haar vader, die er een glas afnam, dan naar hem. „bi-isscho morge, meneer „Santé". Do klaasjes hekliktcn elkaar evc-n. „Als 't zoo regent is d'r nie veul aar digheid an", zei de haas, doelend op de hengelpartij. ,,'k Tref 't vandaag al bijzonder slecht." 't Weer is tegenwoordig geen dag lo vertrouwen, 't is onnoozel zoo'as 't re gent." De man wist gezellig te praten, hij be gon 't leuk te vinden, vond dat-ie een bol deren blik op z'n bedrijf had. Hij had zich rooit met boei-enzakeii ingelaten, wist er weinig van, had nooit gedacht, dat er nog zooveel -verstand voor noodig was. Nu zijn belangstelling gewekt was, hegon-ie vragen to stellen, waarvan sommigo een ümlaehjo op 't openhartige gezicht van zijn ongekunstelden gastheer to voorschijn riepen. Hij vertelde da!-:e nog nooit ge zien had hoe ze kaas en boter maakte. De haas vroeg nu of hij wel eens een boerderij gc-zien had. Op zijn antwoord dat-ie vroeger er wel cers een gezien had, heel lang geleden, stelde hij hem voor, eens rond te gaan kij ken. Eerst werd hij naar eten kelder gebracht, waar aan weerskanten iangs den muur groote platte roodkoperen melkmouwen met melk stonden. Ze waren zoo plat en zoo groot om do rcomafscheiding te bevor deren, hoorde hij. De melk bleef bier vier en twintig uur in, werd in dien tijd een paar keer afgeroomd en dan kaas er van gemaakt. Toen liet men hem do verschil lende bouwgereedschappen zien, 't karu, de karnmolen, de machine om de wrongel (het vaste afzetsel van de melk, waarvan do kaas gemaakt wordt) fijn te malen, de wringkuip en dergelijke. Do Leidscho kaas vanaf haar eersten vorm tot ze voor levering geschikt was, vond hij al heel interessant. Ec-n paar ka zen, dio dien ochtend gomaakt waren, sten den in vaten onder een groolo pers, om er do overvloedige vocbldeelen uit te verwij deren. Ze waren zoo zacht, dat ze in doe ken in 't vat gedaan werden. „Om de paar uur worden ze verdroogd", vertelde de baas hem, „dan worden er droge doeken omgedaan." Da kazen van den vorigen dag lagen klaar om onder dén zakmoleD te gaan, de rimpels van do doeken zaten er diep dn. Onder den zakmolen, ook een soort pers, maar kleiner, wordt de kaas gelegd om ze op gewensehte dikte to por- £ii, waardoor de zijkanten bollig uitpui len. Onder den zakmolen vandaan wor den ze in lange hakken met pekel gelegd. Hij zag een twintig kazen in die bakker, drijven. Op elk was een hoeveelheid zout uitgestrooid. In de pekteL worden de kazen hard. Dagelijks werden ze omgekeerd, tot zo na een week ongeveer er uit genomen worden en ee-11 poosje neergelegd om uit le wazemen. Dan worden ze „geschrapt", d.i. met een groot mes heel glad geschaafd, cn op een lange tafel in den miödens'al ;elegd. Toen de-haas zo hem hier liet zien, was men juist bezig ze to „smeren". Ze wer den mot een lap met een soort bruine verf ingewreven. Dit werd allo dagen gedaan, ook werden allo kazen eiken dag gekeerd, zei do baas. Een mcoi gezicht zoo'n hondordvijftig donkerhruinglanzendo kazen op vier rijen eraiigschikt op lange tafels. Meer dan anderhalf uur bleef hij rond kijken en vragen en vergat intusschen zijn heels visscherij. Do hui was al lang voor hij, 't weer opgeklaard en met ccn ver trouwelijk afscheid als hadden ze elkaar al jaren gekend verliet hij de boerderij en haar vriendelijke bewoners. ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. RAADSELACHTIG. Is hel niet opmerkelijk, dal over 'f al^ meen de kinderen die het meest vertroe-i teld „verpieterd", „he-mocdcrd" worden, net meeste „nagêïeopon" wordc-n. zooals de zorgzame moeder dat vaak uitdrukt, gewoonlijk niet de flinkste, degelijkste, gelukkigste msnschcn worden. Zij worden gewend te denken, dat in 't leven alles en allen voor hon moeten „klaar-staan". Zij vinden het als vanzelf-sprekend, dat zij het middelpunt zijn van aller belangstel lende zorg Zij eisehen onmiddellijke dienstvaardigheid van hun omgeving. Alles moet hun naar den zin zijn en allen moe ten hun naar den mond praten Ja maar dat gaat in 't leven nu eenmaal zoo niet! Zij hebben dus niet leeren leven! het leven nooit in hun jeugd eens gevoeld, zooals het is... met al z'n eisehen en plichten en rekening-houden-mel-anderen het leven met z'n-hoofd-stooten en on- aangenaam-bcjegend-worden het leven met z'n water-in-den-wijn-doen, zocte- broodjes-bakkon en „inbinden" het le ven mot z'n eisch van beginsel-vastheid en. vaak moeilijke, pijnlijke practische door voering cr van. Zóó vinden die onders van zulke onhandelhaar-gewordon men- schen de oplossing van het raadsel, dal zij niet meenden te kunnen ontwarren: „hoo komt liet toch, dat ik voor al mijn zorg ten opzichte van mijn kinderen zoo weinig, resultaat zie?"Hun zorg was wel veel... t c veel zelfs maar niet ver-" standig. Op 't punt van eter. cn drinken komt ook' het raadselachtige voor in 't leven der kinderen en de opvoeding door do ouders. Vele ouders denken dat vee 1-etcn do csnige redding is voor hun overigens ge zonde kinderen. Kinderen moeten veel eten, „zij moeten er nog van groeien". Maar voor een kind is al evenzeer als voor een volwassene te-veel-eten hoogst verkeerd! Zoo klagen vele ouders, die hun kinderen den heelen dag volstoppen met snoep en lekkers, met koekjes, bonbons, pralines, fondants eu dergelijke versnape ringen „dat zij toch maar zoo weinig eten" Andore ouders vergeten, da' voor gezoiid- eten en een gezonde maag ver-» sterving noodig is! Zij geven den kinderen, alléén, imaar dan cok racer dan overvloe dig, wat zij „gaarne believen", dus hun lievelingskostjes! De stelregel moet zijn: wat op tafel komt, moet dcor iedereen ge bruikt worden. Geen „apartjes", geen nite zonderingen voor dc gezonde huisgenoo-? teu! Dat e'scht wel eens '11 offer van dezen: of genpn. Maar de ware liefde voor *t kind zal z*ch verheugen den lieveling een onbe zochte gelegenheid te zien, vinden om zich ecnige versterving aan lo doen, zich te overwinnen, zich „fiink" te loeren, zich' te beheerscber. Hot is geen liefde voor ;t kind, aTs wij alles maar widen weren uit' zijn jeugd wat eenïgsz'ns onaangenaam" aandoet! Later komt dan in kot ontevre den, onhandelbare, vaak ongelukkige, in ieder geval: veeleischendo leven van ons kind ui! hoe slechten dienst wij liet be wezen door ons te-veel-zorgen «1. w. z. door ons onverstandig zorgen. Het kind is veel zorg waard! Het kind. kan niet genoeg onze voortdurende zorg zame belangstelling hebben maar wij moeten niet naar den verkeerden kan' on ze zorg tv (strekken: verstandig zor gen, voor 't voornaamste eerst zorgen: ook vooruitziend op z'n later leven, dat plichten zal opleggen, eisehen zal stellen, kracht cn zelfbehcersching zal vragen G. P. J. v. d. BURG, Pr. Gedoken in een hoekje van de kajuit, mei. halfgesloten oogen, druilend met hc-t hoofd tegen de rood? kussen want al gauw had hij het „hoven" te kil gevonden, was naar beneden gegaan zat hij dat alles nog eens te bedenken, kwam ten slot te tot de conclusie, da! hij d'r eigenlijk wel een nat pak voor over had cn het nog zoo erg niet kon vinden, dat hij „niets ge snapt" had want gesnapt bad hij nu iels wa.t liom tot nu altijd ontsnapt was: een kijkje in een der bclangrrijkste lak ken van ons Hollandse!» volksbestaan cn waardeering voor een klas van menschen dio tol rijn verontschuldiging en van vele anderen zij st gezégd uit onbekend heid door hem altijd als minderwaardi gen waren voorbijgezien. En toen een paar zijner medepassagiers over landbouwzaken te spreken begonnen, luisterde hij met belangstelling naar hun gesprek, interesseerde er zich voor. 't Was voor 'f eerst van zijn leven. GEETJE Ds z38kelc!cr>. De onderwijzer haj op schorl verteld van onze vadcrlandsehc geschiedenis en co groote zeehelden uit Heiland 5 'der;clij«1— perk: Michiel Adrzn de Ruyter. Piet Hein en Witte do Witt waren onder anderen genoemd cn hun heldendaden hadden zeer op bet ge meed der leerlingen ge werk r. Toen jaapic thuis kwam cn zit m or *m vroeg vrr-t hij dien dag cn scnoi kwl had, gaf hij dadelijk ten antwoord: O moeder, zooveel prachtigs, van groote. admiraals, die konden schieten cn knokken vc-vtcldo dc meester. De drie besto waren Dc Gruvter. Albert Hein cn Simon de Wit! Nog \ter er af! Lang Lacl de zieke geijld: Waar ben ik? In den hemel! Nee. lieve zei z'n vrouw. Ik ben noji bij je.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 13