SsiasBS [B] MM,
KALENDER DER WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangoge-
ven heeft in deze week iedere H. Mis tilo-
ria, mist Credo en heeft de Prefatie van
Paschen.
ZONDAG 18 Mei. 4e Zondag na
Pa sc hen. Mis: G a n t a t e. 2e go-
bed v. d. H. Venantius. Martelaar. It leur:
Wit.
Wcnderbaro dinjren heeft do Heer ge
daan; door eigen kracht is Christus van
de dooden opgestaan en sterft niet meer.
(Inlroilus: Alleluja-vers). Ooit wij Ghi-is-
tus'-lcdcmaten, zijn met ons Hoofd, Chris
tus, verrezen. Komt en hoort, gij allen,
die het hooren wilt, wat de Heer aan onze
zielen gedaan heeft. Wij doen niets le
veel, als wij geheel do aardo uitnooctigen
om een dan-kpsalm uit te jubelen (Offer
torium). Doch hoven het lied der dank
baarheid gaat do daad. Afleggen alle on
reinheid en hoosheid (Epistel), gebreken
verbeteren (Postcommunio), in één woord:
onzen levenswandel heiligen (Stilgebed),
opdat, als de H. Geest zal komen (Evan
gelie) Hij ons niet van zonde overtuigo
(Gommimio).
MAANDAG 19 Mei. Mis v. d. H. Pe
trus G a e 1 es tinus, Paus en Be
lijder. Statuit. 2o gebed v. d. H. Puden-
tiana, Maagd. Kleur: Wit.
Den 19en Mei 1296 stierf, het lichaam
uitgestrekt op een harden plank, de H.
Petrus Caelestinus, onder het uitspreken
der woorden: „Al wat adem heeft, love
den Heer*'. Op 72-jarigen leeftijd werd hij
geroepen op den Stoel v. d. H. Petrus.
Vier maanden later deed hij vrijwillig uit
diepo nederigheid afstand.
DINSDAG 20 Mei. Mis v. d. H. B er
na rdinus van Sicna, Belijder. Os
Justi. 2e gebed ter eer-a van Maria. (Con
cede) 3e voor Kerk of Paus. Kleur: W i t.
WOENSDAG 21 Mei. Mis v. d. 4e
Zondag na Paschen.. Cantate, 2e
en 3e gebed als gisteren. Kleur: W i t.
DONDERDAG 22 Mei. Als gisteren.
VRIJDAG 23 Mei. Als gisteren.
ZATERDAG 24 Mei. M i s v. d. A11 e rh.
Maagcl M a r i a. Salve. (Zie onder de
votiefmissen van Maria het Misformulier
van Paschen tot Pinksteren). 2e gebed
v. d. H. Geest. 3e vGor de Kerk. 4e voor
den Paus. Prefatie v. d. Allerh. Maagd
(invullen: En U in de ver coring). Kleur:
W i t.
ALB. M. KOK,
Lisse. Pr.
ner heeft eer zelfs een wanverhouding be
staan tusschen geest en lichaam. Het is dan
cok niet waar dat een gezonde cn
krachtige geest alleen zou kunnen huizen in
een gezond en sterk omhulsel. Dat bijge
loof, dat reeds tot zoo ontzettend veel mis
bruik aanleiding heeft gegeven, is gebaseerd
op een latijnseho uitdrukking „mens sana
in corporc sano" „een gezonde geest in een
gezond lichaam'*. Men vindt het in bijna
alle turngebouwen cn boven de wase-btafel
van menig jengines-sell, voor velen een
reden om te gelccven dat- het een waarheid
bevat zoo groot als een zonnestelsel; doch
de waarheid is anders. Die uitdrukking is
oorspronkelijk bedeeld als een wensch („ik
wen-sell u een gezonden geest en een gezond
lichaam toe'") en do Romein, dio dezen
wensch het eerst uitte, was veel te verstan
dig om er de heteekenis aan te hechten, die
er thans meestal aan gegeven wordt. Toch
heeft die tot leuze en leugen verknoeide
wensch reeds menigeen op een dwaalspoor
gebracht, hem er toe verleid til tc veel aan
dacht te schenken aan zijn stoffelijk om
hulsel. en zulk3 meestal niet alleen ten
koste van dat omhulsel, maar ook van zijn
inhoud, do ziel.
Immers, wat tegenwoordig „lichamelijke
opvoeding" heet. is vaak niets anders dan
lichamelijke afbeuling en geestelijke ver
ruwing.
Gymnastiek, sport, uitstekend, doen bin
nen dc juiste grenzen. Hoe vaak echter ont
aardt gymnastiek en athletiek, zoo bij wor
stelen, boksen etc. en leidt de beoefening
der sport tot te greote en levensgevaarlijke
krachtinspanning. Een grootc Amerikaan-
fiche levensverzekei'ingsmaatscha.pp:j hoeft
onlangs 'n statistiek gepubliceerd, waaruit
blijkt dat jockey's, worstelaars, boksers, en
dergeliiken een veel grooteren kans hebben
dan anderen om aan infectie-ziekten, hart
en nierziekten te bezwijken. Voor hartziek
ten is do kans 2!^ maal grooter gebleken,
voor nierziekten 60 pet. en voor longontste
king, tuberculose en febris typhoidea 25
pet. grooter. De conclusie van Dr. Caughler
die deze statistiek bewerkte, luidt dan ook:
..in plaats van hun weerstandsvermogen to
•versterken hebben, zij bet verzwakt."
Tn medische kringen is daarom al een uit.
drukking gebruikelijk die typisch genoeg is
n.l. van „zwakke krachtmensehen" en die
we gebruiken als we geroepen worden bij
een jongen man die op een acute ziekte, zoo
als longontsteking, influenza etc. niet zoo
goed reageert als we 't- gewoon ziin bij
flinke personen in de kracht van 'hunleven.
Ook hier geldt weer de juiste maat tc
houden d. w. z. de indiridueelo maat, nl. de
maat berekend voor ieder naar zijn krack-
|He©«e©tcoïceeoc*»e6
Voor Huls en Hof
^,^^"«»eooeso6s;eoeoaee««oot
o«osesoeeee6o8©oca9®coooo®w
HET GIETEN.
Het moge misschien ongelooflijk klin
ken, toch is het waar, dat gieton, goed
gieten tenminste, een van de moeilijkste
bezigheden is in den groenten- en bloc-
ïaeqtuin.
Goed gieten moet zijn', het nabootsen
van een. malsch regentje on in do meeste
gevallen lijkt het meer op een slechte
imitatie van een plasregen. Nu is het een
bekend feit, dat een plasregen in de
mccsto gevallen meer kwaad doet dan
goc-d.
Aangezien het nu niet gemakkelijk is,
en haast onmogelijk allo slechte invloe
den van gieten te voorkomen, volgt hier
uit reeds, dat gieten een noodzakelijk
kwaad is en dat men slechts in het uiter
ste geval er too over moet gaan, d.w.z. in
den vollen grond. In kasjes of bakjes, in
do serre cf in de kamer kan men er na
tuurlijk niet aan ontkomen. Een van dc
voornaamste oorzaken van heb geringe
succes, dat men met gieten bereikt, is
zooals reeds is opgemerkt, -dat cr in c-cn
kleine tijdsruimte veel to veel water op
een zekere ruimte terecht komt. Reken
maar eens uit, hoe lang het cluurt eer cr
op een oppervlakte van b.v. 4 M2. eon gie
ter water terecht is gekomen als het
ina-Iseh regent. Dat duurt minstens G uur.
Dezelfde hoeveelheid gieten wij er heel
gemoedelijk op in een paar minuten. De
gevolgen daarvan zijn, dat het water weg
spoelt naar het laagste gedeelte en dat
do grond dichtslibt. Door dab dichtslibben
komt do bodem in een heel slechten toe
stand, daar de onontbeerlijke luchtzuur-
stof niet meer d-en bodem binnendringen
kan. Ook is liet niet ondenkbaar elat mot
dat gictwater, dat biet spoedig genoeg
door do gronddeeltjes wordt geabsorbeerd
gemakkelijk oplosbare voedingsbestaad-
dcelen worden weggespoeld. Vervolgens
is do temperatuur van het water, dat we
bezigen om to gieten (leiding— slootwater)
in do meeste gevallen veel lager, dan van
het regenwater. Regenwater bevat ook
veel meer lucht dan het water waarop
wij zijn aangewezen, het is immers in fijn-
verdeeklcn toestand door een dikko lucht
laag gekomen!
Om dus den regen zooveel mogelijk na
te bcoteen„ moeten vro Let water, voer we
het gebruiken in de zon zetten om het zoo-
doenido op luchttemperatuur (cf daarbo
ven) to brengen. Bij het gieten gooio men
cr niet do nocdige hoeveelheid in een keer
op. Eerst maakt men het vochtig cn na
eeirigo minuten gaat men cr nog eens
overheen.
Gebruikt mea een gieter met een. broes
(sproei), met groote gaatjes, dan is men
spoedig klaar, maar men zal nu wel be
grijpen dat een fijne broes jo waró is.
I3 gieten ïi cod zakelijk, doo het dan cok
zoo, dat de grond door cn door vochtig
is, niet alleen het bovenste laagje, dat is
zeer nadeelig.
- Heeft men alleenstaande planten die
gegoten moeten worden-, dan kan men
het beste een klein kringetje van 5 c.M.
diep graven, nadat men daarin gegoten
heeft en nadat het water is weggezakt,
maakt men het weder met droge aarde
dicht.
In den vollen grond is het zeer zelden
noodig to gieten, hoogstens bij pas geplan
te gewassen cn dan alleen nog maar de
eerste dagen.
Voor serre- én kamerplanten is het noo
dig zeer regelmatig to gieten cn dan zoo,
dat do pot door -en. door vochtig (niet nat)
wordt.
De beste tijd om te gieten is in den
zemer des avonds na eeni uur of vijf. als
do zon niet schijnt kan men het ook 's
morgens deen. Giet echter nooit als de
zon schijnt cn dan vooral niet op do bla
deren.
's "Winters kan men het beste gieten als
de zon ecnige uren aan den hemel staat,
om een uur of elf b.v.
Gebruik bij voorkeur geen water uit
een sloot die slinkt. Na het gieten, als do
grond vastgegoten is, verdient het aanbe
veling do oppervlakte met een hak of een
hark met scherpe tanden wat los te ma
ken. V. H.
HET KALKVRAAGSTUK
De laatste paar jaren is hij de bemes-
tings'ccr het kalkvraagsluk weer naar vo
ren gekomen. Vóór een kwart-eeuw was dit
ook het geval, toen werd geleeraard op ge
zag van den Duilschen landbouwkundige
Prof. Marcher, dat men om het kalkarm
worden van den bodem te voorkomen, hij
eiken zak kaïniet een zak kalk diende aan
te wenden. Die raad werd cok opgevolgd,
b.v. in do Veenkoloniën, maar men kwam
cr van terug, omdat men meende op to
merken, dat door overmaat .van kalk de
vruchtbaarheid van den bodem afnam.
Nu is cr dan weer een kaikheweging,
uitgaande van het Landbouwproefstation
te Groningen.
Deze nieuwe richting hij de bemesting
verkondigt, dat de „kalktoestand" van den
bodem de allesheheorsehende factor is ter
verkrijging van maximale oogsten. Ieder
gewas zou zich het beste ontwikkelen hij
een hepaaldo reactie of kalktoestand, wel
ke wordt aangeduid door een cijfer met J-
(plus) of (minus). Dat cvjfer wijst aan,
hoeveel koolzure kalk of kalkmergcl noodig
is om 1000 K.G. droge humus in de houw-
voor neutraal te maken. 0 (nul) neu
traal; (minus) 5 hoteekent, dat voor
neutraliseering van don zuren grond 5
K.G. zuivere kalkmorgel noodig is om 1000
K.G. humus te neutralisecren. Is de grond
liet tegendeel van zuur, z.g. alkalisch of
basisch, dan wordt dit door een pluscijfer,
h.v. -f- 3. 0, eniz. aangeduid. Hoe weet
men nu hoö zijn grond er aan toe is. en
I103 die voor een bepaald gewas geschikt
gemaakt kan worden? Daartoe worden
grondmonsters gestoken uit ieder perceel
zijner akkers (op een. 10-(al plaatsen h.v.
oen spit, al. doze aarde dooreen gemengd,
en hiervan'een monster); deze zendt men
op naar het Proefstation te Wageningen.
Na onderzoek krijgt men bericht omtrent
de gesteldheid van het monster, en welke
kalkhoeveelhcid en verdere bemesting (al-
calisclio of zure) moet worden aangewend
voor liet te verhouwen gewas. De kosten
van het onderzoek bedragen ongeveer f 1.—
per grondmonster. Het Proefstation te
Groningen levert ook een eenvoudig in
strumentarium voor weinig 'geld, waarmee
een gewone -hoer het onderzoek zelf ge
makkelijk kan uitvoeren.
Met dat' at wordt <Té bemesting er niet
eenvoudiger op. De eenvoudige landbouwer
blijft vreemd tegenover dit alles en vraagt
zich af: ..waar moet dat héén?"
Inderdaad, men zou voor de groote mas
sa onzer boeren wenschen, dat d-e toepas
sing der landbouwwetenschap, in casuder
moderne bemestingsleer, wat minder ..ge
leerdheid" ver0!sehte, wat minder ingewik
keld was, en hen niet al to zeer afhankelijk
maakte van do scheikundige werkplaats
der landbouwkundigen, van het laborato
rium. Inmiddels is do vraag gerezen bij
verschillende personen: „Staat dat alles,
wat omtrent het ..kalkvraagsluk" beweerd
worut, wol zoo vast; was de wetenschap
hieromtrent inderdaad reeds zóóver ge
vorderd, dat bepaalde bemestingsadviezen,
•daarop gebaseerd, aan de praktijk konden
worden gegeven?" Deze vraag wordt ge-
'Stcld en vrijwel ontkennend beantwoord
door niemand minder dan door Prof. Ele-
ana, Bijksl andh0uyconsulc-n t voor Drente.
Deze hooggeleerde, een man van rijke- er
varing^ en groot gezag, oppert bedenkin
gen. Hij betwijfelt ten eerste, of de grond
wel werkelijk met kalk is le neutraüsee-
ren. Men kan een zekere hoeveelheid kalk
daartoe voorschrijven, maar die komt eerst
langzaam tot volle werking, over eenige
jaren. Voor voldoende ontzuring zou dus
meer, veel meer kalk moeten worden gege
ven, een overmaat, die zou kunnen scha
den. 't Is vooral togen zulk een „over
maat", dat hij meent tc moeten waarschu
wen, bepaaldelijk voor onze zand en veen
gronden. Hij vraagt voorts, of het ter ver
krijging van maximale oogsten wel noodig
is voor ieder gewas een bepaalden kalk
toestand te c-sehen. en noemt, enkele v'oor-
beo'dcn uit do praktijk, welke hiermee niet
schijnen te klonpen. Nieuwe dalgrond h.v.
is erf zuur, zóó zuur, dat enorme hoeveel
heden kalk noodig zouden zijn cm dien le
neutralise er en. Toch teelt men daarop
flinke aardappeloogsten; later, als de kalk
toestand heter is geworden, evenwel niet
nicer zoo groot, ter wijl men juist anders
zou verwachten. Zoogenaamde onfgin-
ningszieke gronden rijn sterk zuur: kalk-
aanwending moest dus, zou men oordeelen,
de ziekte althans wat minder doen wor
den; het tegendeel bleek 1e Marum, do
ziekte werd daar door kalle nog erger.
Zoo voert Prof. Eelema nog een cn an
der meer aan, geeft vervolgens een paai*
wenken, die z.i. kunnen dienen cm do
praktische bruikbaarheid der adviezen fe
verhoogen. om fe besluiten met de opmer
king, dat hij niet schreef (in het
„Drcntsch Lbld." namelijk) uit zucht tot
critiek. maar mede om zich te rechtvaar
digen tegenover 'hen,' diohet vreemd heb
ben gevonden, dat hij niet „hals over kop"
met de nieuwe richting is meegegaan.
GOEDE VAMGST.
Kletsnat, drijfnat, druipnat, doornat,
huiverig, rillig. met-een gevoed of hij dien
dag zijn levenslust voor altijd door U neer
flensend hemelwater wat weinig he-
molsch hij er aan vond had voelen weg
spoeden, slapte liij can half zes op liet
bootje. Druilig hing-het leego '11 paar
pienige platvisehjes maakten dit epi!beton
niet mis-plaaist vischtouneijo vetlig-nat
te plakken op z-i'n natte overjas; z'n schoe
nen, vuil, loodzwaarwarén doorweekt
van water, vermochten geen weerstand te
bieden aan van alle kanten indringend
vocht. Bij ieder cn stap sopten z'n sokken
met zuigerig geluid in wat er verzadig de
schoenhoItc-11. Z'n. groote deukhoed hing
zwaar to kleven op z'n verregend hoofd,
't aardige groene simmetje met leuk-rood
dobbertje om den band miste alle effect,
zag er even verwaterd uit als de rest Met
spijtigo beweging smakte hij zijn hengel
op 't dek tegen een zorgvuldig onder olie-
kleedcn geborgen stapel vrachtgoed Stroef
gleed do riem van het tonnetje van z'n
schouder, met slachters-geuoe-na-vol-
bracht-werk gesptc-io los de riem van 't
wormen-trommeltje om z'n middel. Van wa
pens ontdaan, keek hij. streef tusschen de
knotwilgen Tan *t Jaagpad door den pol
der in.
Do Volharding voer af cn waar de Am-
stel wat bochtte kreeg hij den weg met
rijn lommer omgloeide hoe ?D.ijei. en ge
zellige arbeidershuisjes, waarlangs hij
dien dag zijn operaiie-terreiu gekozen had,
geheel te zien Zonder 't eigoalijk (e wil
len, begm r.ij zich nu vau de boot te
oriënleeren.
Dat groote gtlouw op den achtergrond,
rechts van den beven dichte boompn uit
spitsenden kak toren, was de school, dat
rooie dak vr urnst, door een hooiberg 01*
van gescheld?n, was dan zeker de her
berg, waar-ie r oor do eerste regenhui ge
schuild had Meer dan drie kwartier had
dal gedu urd, had hij daar gezeten, zielig
alleen in de groote gelagkamer met lage
zoldering. Van leuter ver ig was-ia ten
slotte het opschrift op het bovenlicht bo-
\*cn de deur \an binnen af ga j zitten ont
cijferen. Waf s.ond cr ook weer, twee re
gels waren let met een mi-.netje schrij
lings op een vat. ge-flankeeri door een
briekruik en een halfgevuldc wijnflescli
mot di-to glazen er boven. O ja, nu wist-ie
't weer:
Ik heb nat in mijn vat, dat is voor de
vromen,
Dio vechten haat en borgen laat inag
v i - vrij binnenkomen.
Om nat te krijgen hoefde je daar anders
niet in te gaan, humorde 't eventjes in rijn
gedachte.
Do boot voer verder, met regelgnmtige
di'eunilikjes schokkend op den geregeiden
slag van haar schroef.
Kijk, dacht hij, daar lieh je dat klap-
bruggetje tusschen die boerderij en dat
houten arbeidershuisje met dien grooten
hoorn er hij. Van dat bruggetje was hij
bijna afgetuimeld, wat te haastig om voor
een tweede hui te vluchten naar de boer
derij. t
Leuke luidjes waren het er, jo voelde
je direct eigen met -hen.
Van den weg af had hij in een netjes
groen-met-een-Yvit-Tandje geschilderd af
dak een meisje zien werken, was" er heen
geloopc-n cn had baar gevraagd, nf-io
even schuilen mocht.
Met 'n vr ion de] ijk-v cr] e ge 11 lachje zoi *t
Wondje, dat-ie .gerust z'n gang mocht
gaan, maar gauw moest binnen komen
want dat ze d'r „malsies ofvielo".
Toen werkte zo verder, ijverig bezig
groote koperen ketels to schuren. Hij icldo
cr acht zoo.
Juist was zijn opmerking, dat. dat een
heel werk was, door 't meisje beantwoord
luchtigjes 01* over heen, dat ze daar al aan
gewend waren, dat dat allen dag hetzelfde
was, toen een fLink gezette man met ver
trouwelijk gericht, goedig uifvriendelij
ken d onder -ietwat scheefgedragen zwart
zijden pet,, er hij kwam, 't gesprek met
liet meisje onderbrak door lachend er tus
schen to werpen, dat meneer 't vandaag
niet erf trof met de visscherij. 't "Was de
eigenaar van de boerderij 011 verklarend
dat 't buiten nog al een poosje aan kon
bonden, vroeg hij hem, dat hij er in zou
komen.
Hij hi-acht hem in een klein gezellig ver
trekje met witte muren. Tusschen de beide
ramen stond groote bruingelak latei, to
gen den oenen wand een hoog slecht-nagc-
boots* mahoniehout-geschilderd kastje, een
kruisbeeld, 'n paar heiligenbeeldjes cn
twee glazen pulletjes netjes op een rijtje
naast elkaar cr bovenop. Uit een der
pulletjes priemde nijdig een paar stopnaal
den. Tegen den wand over do ramen stond
een dito kastje maar lager. Bru'uigever-
niste keukenstoelen met biezen zittingen
schoorden hier en daar tegen de wit to
wanden. Boven 't kas-tje hing 'n leuk-klein
klokje to tiktakken. Een zestal eenvoudige
religieuze voorstellingen in vlakke lijsten
vierkantten zwaar op de witte mui-en. In
een hoek aan do zoldering dommelde kop
tusschen zijn veeren een duif rustig in
een groote gele kooi met witte ornamen
tjes. 't Geheel zag er knusjes-gezellig en
helder uit, verin-li ?md nog door helderwit
te gordijnen en daaronder blauwe horre
tjes voor de ramen.
Een ander meisje kwam binnen, don
kerder iets dan het eerste, met bleek ge
zichtje, lo bleek vond-ie voor een buiten
meisje. D'r vader vroeg of ze nog koffie
had, anders meest ze maar een bittertje
geven.
't Donkerblondje met d'r bleeke gezicht
je bracht 't gevraagde op zwart presen
teerblaadje, zetto dit op tafel en schonk
in. Zo schoof 't blaadje naar haar vader,
die er een glas afnam, dan naar hem.
„bi-isscho morge, meneer
„Santé".
Do klaasjes hekliktcn elkaar evc-n.
„Als 't zoo regent is d'r nie veul aar
digheid an", zei de haas, doelend op de
hengelpartij.
,,'k Tref 't vandaag al bijzonder slecht."
't Weer is tegenwoordig geen dag lo
vertrouwen, 't is onnoozel zoo'as 't re
gent."
De man wist gezellig te praten, hij be
gon 't leuk te vinden, vond dat-ie een bol
deren blik op z'n bedrijf had. Hij had zich
rooit met boei-enzakeii ingelaten, wist er
weinig van, had nooit gedacht, dat er nog
zooveel -verstand voor noodig was. Nu
zijn belangstelling gewekt was, hegon-ie
vragen to stellen, waarvan sommigo een
ümlaehjo op 't openhartige gezicht van
zijn ongekunstelden gastheer to voorschijn
riepen. Hij vertelde da!-:e nog nooit ge
zien had hoe ze kaas en boter maakte.
De haas vroeg nu of hij wel eens een
boerderij gc-zien had.
Op zijn antwoord dat-ie vroeger er wel
cers een gezien had, heel lang geleden,
stelde hij hem voor, eens rond te gaan kij
ken.
Eerst werd hij naar eten kelder gebracht,
waar aan weerskanten iangs den muur
groote platte roodkoperen melkmouwen
met melk stonden. Ze waren zoo plat en
zoo groot om do rcomafscheiding te bevor
deren, hoorde hij. De melk bleef bier vier
en twintig uur in, werd in dien tijd een
paar keer afgeroomd en dan kaas er van
gemaakt. Toen liet men hem do verschil
lende bouwgereedschappen zien, 't karu,
de karnmolen, de machine om de wrongel
(het vaste afzetsel van de melk, waarvan
do kaas gemaakt wordt) fijn te malen, de
wringkuip en dergelijke.
Do Leidscho kaas vanaf haar eersten
vorm tot ze voor levering geschikt was,
vond hij al heel interessant. Ec-n paar ka
zen, dio dien ochtend gomaakt waren, sten
den in vaten onder een groolo pers, om er
do overvloedige vocbldeelen uit te verwij
deren. Ze waren zoo zacht, dat ze in doe
ken in 't vat gedaan werden. „Om de paar
uur worden ze verdroogd", vertelde de
baas hem, „dan worden er droge doeken
omgedaan." Da kazen van den vorigen dag
lagen klaar om onder dén zakmoleD te
gaan, de rimpels van do doeken zaten er
diep dn. Onder den zakmolen, ook een
soort pers, maar kleiner, wordt de kaas
gelegd om ze op gewensehte dikte to por-
£ii, waardoor de zijkanten bollig uitpui
len. Onder den zakmolen vandaan wor
den ze in lange hakken met pekel gelegd.
Hij zag een twintig kazen in die bakker,
drijven. Op elk was een hoeveelheid zout
uitgestrooid. In de pekteL worden de kazen
hard. Dagelijks werden ze omgekeerd, tot
zo na een week ongeveer er uit genomen
worden en ee-11 poosje neergelegd om uit le
wazemen. Dan worden ze „geschrapt", d.i.
met een groot mes heel glad geschaafd,
cn op een lange tafel in den miödens'al
;elegd.
Toen de-haas zo hem hier liet zien, was
men juist bezig ze to „smeren". Ze wer
den mot een lap met een soort bruine verf
ingewreven. Dit werd allo dagen gedaan,
ook werden allo kazen eiken dag gekeerd,
zei do baas.
Een mcoi gezicht zoo'n hondordvijftig
donkerhruinglanzendo kazen op vier rijen
eraiigschikt op lange tafels.
Meer dan anderhalf uur bleef hij rond
kijken en vragen en vergat intusschen zijn
heels visscherij. Do hui was al lang voor
hij, 't weer opgeklaard en met ccn ver
trouwelijk afscheid als hadden ze elkaar
al jaren gekend verliet hij de boerderij en
haar vriendelijke bewoners.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
RAADSELACHTIG.
Is hel niet opmerkelijk, dal over 'f al^
meen de kinderen die het meest vertroe-i
teld „verpieterd", „he-mocdcrd" worden,
net meeste „nagêïeopon" wordc-n. zooals de
zorgzame moeder dat vaak uitdrukt,
gewoonlijk niet de flinkste, degelijkste,
gelukkigste msnschcn worden. Zij worden
gewend te denken, dat in 't leven alles en
allen voor hon moeten „klaar-staan". Zij
vinden het als vanzelf-sprekend, dat zij
het middelpunt zijn van aller belangstel
lende zorg Zij eisehen onmiddellijke
dienstvaardigheid van hun omgeving. Alles
moet hun naar den zin zijn en allen moe
ten hun naar den mond praten Ja maar
dat gaat in 't leven nu eenmaal zoo niet!
Zij hebben dus niet leeren leven! het
leven nooit in hun jeugd eens gevoeld,
zooals het is... met al z'n eisehen en
plichten en rekening-houden-mel-anderen
het leven met z'n-hoofd-stooten en on-
aangenaam-bcjegend-worden het leven
met z'n water-in-den-wijn-doen, zocte-
broodjes-bakkon en „inbinden" het le
ven mot z'n eisch van beginsel-vastheid en.
vaak moeilijke, pijnlijke practische door
voering cr van. Zóó vinden die onders
van zulke onhandelhaar-gewordon men-
schen de oplossing van het raadsel, dal zij
niet meenden te kunnen ontwarren: „hoo
komt liet toch, dat ik voor al mijn zorg
ten opzichte van mijn kinderen zoo weinig,
resultaat zie?"Hun zorg was wel
veel... t c veel zelfs maar niet ver-"
standig.
Op 't punt van eter. cn drinken komt ook'
het raadselachtige voor in 't leven der
kinderen en de opvoeding door do ouders.
Vele ouders denken dat vee 1-etcn do
csnige redding is voor hun overigens ge
zonde kinderen. Kinderen moeten veel
eten, „zij moeten er nog van groeien".
Maar voor een kind is al evenzeer als
voor een volwassene te-veel-eten hoogst
verkeerd! Zoo klagen vele ouders, die hun
kinderen den heelen dag volstoppen met
snoep en lekkers, met koekjes, bonbons,
pralines, fondants eu dergelijke versnape
ringen „dat zij toch maar zoo weinig
eten" Andore ouders vergeten, da' voor
gezoiid- eten en een gezonde maag ver-»
sterving noodig is! Zij geven den kinderen,
alléén, imaar dan cok racer dan overvloe
dig, wat zij „gaarne believen", dus hun
lievelingskostjes! De stelregel moet zijn:
wat op tafel komt, moet dcor iedereen ge
bruikt worden. Geen „apartjes", geen nite
zonderingen voor dc gezonde huisgenoo-?
teu! Dat e'scht wel eens '11 offer van dezen:
of genpn. Maar de ware liefde voor *t kind
zal z*ch verheugen den lieveling een onbe
zochte gelegenheid te zien, vinden om zich
ecnige versterving aan lo doen, zich te
overwinnen, zich „fiink" te loeren, zich'
te beheerscber. Hot is geen liefde voor ;t
kind, aTs wij alles maar widen weren uit'
zijn jeugd wat eenïgsz'ns onaangenaam"
aandoet! Later komt dan in kot ontevre
den, onhandelbare, vaak ongelukkige, in
ieder geval: veeleischendo leven van ons
kind ui! hoe slechten dienst wij liet be
wezen door ons te-veel-zorgen «1. w. z.
door ons onverstandig zorgen.
Het kind is veel zorg waard! Het kind.
kan niet genoeg onze voortdurende zorg
zame belangstelling hebben maar wij
moeten niet naar den verkeerden kan' on
ze zorg tv (strekken: verstandig zor
gen, voor 't voornaamste eerst zorgen:
ook vooruitziend op z'n later leven, dat
plichten zal opleggen, eisehen zal stellen,
kracht cn zelfbehcersching zal vragen
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
Gedoken in een hoekje van de kajuit,
mei. halfgesloten oogen, druilend met hc-t
hoofd tegen de rood? kussen want al
gauw had hij het „hoven" te kil gevonden,
was naar beneden gegaan zat hij dat
alles nog eens te bedenken, kwam ten slot
te tot de conclusie, da! hij d'r eigenlijk wel
een nat pak voor over had cn het nog zoo
erg niet kon vinden, dat hij „niets ge
snapt" had want gesnapt bad hij nu
iels wa.t liom tot nu altijd ontsnapt was:
een kijkje in een der bclangrrijkste lak
ken van ons Hollandse!» volksbestaan cn
waardeering voor een klas van menschen
dio tol rijn verontschuldiging en van
vele anderen zij st gezégd uit onbekend
heid door hem altijd als minderwaardi
gen waren voorbijgezien.
En toen een paar zijner medepassagiers
over landbouwzaken te spreken begonnen,
luisterde hij met belangstelling naar hun
gesprek, interesseerde er zich voor.
't Was voor 'f eerst van zijn leven.
GEETJE
Ds z38kelc!cr>.
De onderwijzer haj op schorl verteld van
onze vadcrlandsehc geschiedenis en co
groote zeehelden uit Heiland 5 'der;clij«1—
perk: Michiel Adrzn de Ruyter. Piet Hein
en Witte do Witt waren onder anderen
genoemd cn hun heldendaden hadden zeer
op bet ge meed der leerlingen ge werk r.
Toen jaapic thuis kwam cn zit m or
*m vroeg vrr-t hij dien dag cn scnoi kwl
had, gaf hij dadelijk ten antwoord:
O moeder, zooveel prachtigs, van
groote. admiraals, die konden schieten cn
knokken vc-vtcldo dc meester. De drie besto
waren Dc Gruvter. Albert Hein cn Simon
de Wit!
Nog \ter er af!
Lang Lacl de zieke geijld: Waar ben
ik? In den hemel!
Nee. lieve zei z'n vrouw. Ik ben noji
bij je.