„Be Leitt Courant" Derde Blad.; "Zaterdag 3 fêiei 1924 HET GEMENGDE HUWELIJK. Dat er in het gemengde huwelijk gevaar bestaat voor het heü van de ziel, ia de diepe grond, waarom de katholieke kerk zoo streng een dergelijke echtvereeniging verbiedt. De katholiek zal moeten zalig worden 'door zijn geloof; het is dus zeer onvoor zichtig, zonder reden, het geloof in gevaar tc brengen. Daarom heeft de kerk dan ook een groote bezorgdheid ervoor, dat hare kinderen het geloof bewaren. Welnu als reeds een gewone, al te ge meenzame omgang met andersdenkenden ze mogen zoo goed zijn, als ze willen door de kerk wordt genoemd een gevaar ,voor het geloof, hoeveel te meer de liefdes omgang. Als ge dit niet zoo maar op het woord aanneemt, ziet dan naar die huwelijken, waar omwille van de niet-katholieke par tij, de roomsche haar geloof heeft vaarwel gezegd. Zeker gaat de katholiek al heel spoedig mèt het liefhebben van den persoon, ook de leer van dien persoon verontschuldigen of hier en daar zelfs goedkeuren of heter vinden, dan de roomsche leer, vooral als 'de roomsche en dat gebeurt zoo vaak niet al te best op de hoogte is van zijn eigen katechismus. En hoeveel dingen moeten nagelaten, of worden het althans, omwille bijv. van de 'familie der niet-katholieke partij, waar door in de uitoefening van het geloof een groote onverschilligheid ontstaat. Men zal zoo gemakkelijk het kruisleeken nalaten, of liet bidden van 'den rozenkrans, of zelfs het gaan naar de H. Mis. En als men die geloofsuitingen of werken des geloofs na laat, is het gevaar des te grooter, dat men het getoof verliest. De Kerk van Christus heeft ten doel het Godsrijk over de wereld te verbreiden. Zij kan dus niet anders verlangen, dan dat de toekomsf-'ge geslachten alleen worden op gevoed in hare leer. Maar hoe moet dio roomsche opvoeding plaats hebben door iemand die zelfs het roomsche geloof niet kent, of misschien wel altijd het heeft mis kend? Wat men niet heeft, kan men ook niet geven. Eu waar zal 't voorbeeld, zoo liard noodig voor allo kinderen, het voor beeld van roomsch-leven zijn? Wat een reusachtig gevaar, dat de kin- 'dcrc-n, zoo ze dan al roomsch gedoopt Worden, allerverschrikkelijkst onverschil lig zullen zijn in geloofszaken. En wat, aTs ze straks volwassen hetzelfde willen doen 'als hun ouders, en in rnverschilligheid 'ook weer een gemengd huwelijk aangaan, waarin vanzelf de onverschilligheid nog 'grooter wezen zal ten aanzien van de room- 'sche opvoeding der kinderen? .Heel dik- Svijls komen de volgende geslachten tot volslagen ongeloof. En dit is dan nog in de veronderstelling, dat de kinderen roomsch gedoopt Worden, maar ik geloof niet de waarheid te kort te doen, als ik zeg, dat het getal roomsch 'gedooptcn ver in do^ minderheid blijft te genover de niet- of protestant gedoopten. Zon dit geen alleszins ernstige reden we zen voor de Kerk Chrisli om het gemengde huwelijk streng te verbieden? Maar er is nog meer. De niet-katholiek erkent menigmaal niet de onverbi'pekbaar beid van liet huwelijk:, zoodat hij ïe gelege ner tijd weer een ander huwelijk zal aan gaan en daardoor de grootste ellende zal uitstorten over de katholieke partij, met Welke hij tot dusver had samengeleefd.- Zulk een huwelijk kan niet zijn, wat Christus van !het huwelijk gewild heeft, 'een afbeelding van Zijn vereeniging met 'de Kerk. Daar ontbreekt de wederzijd'sche 'heiliging ten eenenmale, en de ware in het geloof wortelende liefde en eendracht. Ten laatste treedt de kerk tegen het ge- kiengde huwelijk op, omdat het huwelijks geluk afhangt van de eenheid in geloof der 'echtgenooten. .1,1 - Er kan toch" geen waar geluk zijn tus- 'schen twee menschen, van "wie de een als iets verachtelijks of dwaas beschouwt wat 'de ander voor heilig houdt, of houden 'moet Geloofsverdeeldheid heeft volkeren (egen Volkeren doen opstaan, en heeft tot bloe dige gevechten geleid, zal die verdeelende 'invloed ontbreken in zulk een huisgezin? Do dagelijksche ondervinding leeft wel anders, en uitzonderingen bevestigen den tegel. Daar ontbreekt in dat samenzijn die hartseenheid, die lieflijke harmonie, Svaardoor echtgenooten en alle huisgenoo- ton zich vereenigen om samen te bidden, Dod te prijzen en Hem door gezamelijke 'oefeningen te huldigen. Eu dan die zoete troost, die allosverdra- 'gende hoop, hij den dood, elkander hier namaals weer te vinden, hoe ontbreekt zij bijna geheel in het gemengde huwelijk? Wanneer de Kerk dus streng optreedt, Is het slechts haar moederlijke goedheid, "en is het alleen haar zorg om toch harer kinderen zieleheil te bevorderen, en hen Voor een eeuwig ongeluk te vrijwaren. Die moeder wil de liefdo van den man 'tot de vrouw en van de vrouw tot den man zoo regelen, dat heiden daardoor des te ge lukkiger worden. Het fs dus grof ongehoorzaam, en zijn eigen geluk vertrappend als men toch zulk een huwelijk wil sluiten; en men tornt te genwoordig gewoonlijk dan tot een onwet tige samenleving, omdat de kerk het zoo genaamd burgerfijk huwelijk niet als hu welijk erkent, en eischt dat men alken gel dig trouwt voor een priester als getuige. J. G. C. GROOT, Kap. DE GEESTELIJKE WEIBOOM. I. Til ons artikel over de Palmpaasch heb ben we gezegd, dat deze eigenlijk -een soort Meiboom was, waaraan in Katholieke stre ken een geheel Christelijke beleeken>"s Wordt toegekend. We beloofden toen op de MiddelccnwSche kruissymboliek terug te komen en, zooals blijken zal, is de Mei maand daan-oor wel het meest geëigend. Maar dan gaan we eerst nog even gras duinen in de liturgie. Men zal dan zïeu, dat de Meiboomall'egorie niet van laat- 'Middeleeuwschen oorsprong is, maar een heel lange ontwikkelingsgeschiedenis heeft. Reeds hij de oudste kerkvaders, dus in 'de eerste eeuwen van het Christendom, werd het Kruis van Christus „lignum vi ta o" boom des levens genoemd en de legende brengt dezen boom reeds in ver band met den „boom des levens" uit het Paradijs. Iu een ander artikel zal ik U een overzicht van deze oude legende ge ven. In onze overschoor.e passieliturgie werd reeds in overouden tijd een latijnsch ge dicht ingevoerd, dat het Kruis als boom 'des levens bezingt, Daarover wou ik het nu eerst even heb ben. Ieder herinnert zich nog de plechtighe den op den Goeden Vrijdagmorgen. Eender bnderdeelen daarvan ïs de Kruisver- 'eering. Men herinnert zich', hoe de priester op een gegeven pogenblik 'zijn kasuifel aflegt en dus ontdaan van zijn schoonste para menten aan de epistelzijde van het altaar 'gaat staan. Daar ontvangt hij van. den dia« ken het kruisbeeld, dat met een paarsen 'd'oek is bedekt. Driemaal, telkens een toon hooger, zingt 'hij: „Ecce lignum erucis" Zie het 'hout 'der kruises. 1 En telkens antwoorden' 'diaken en sub diaken: „in quo salus munjdi rpependit" 'waaraan het heil der wereld gehangen heeft. En het koor zingt daarna telkens: „ve- ïiile a'doremus" komt, laten wij aan bidden. Vervolgens legt de Priester Eet kruis beeld op een kussen, ontdoet zich van zijn schoeisel. Van de epistelzijde nadert hij het kruisbeeld ondertussehen driemaal knielend, om ten slotte de voeten van het kruis te kussen. Dit indrukwekkend ritueel Iwor'dt ver volgens volbracht door de diakenen en verdere assistenten. In vroegeren tijd volg den daarna da vergaderde geloovigen, om eveneens hun huldebetuiging te brengen aan den gekruisten Christus. Misschien is 'het in isommige streken in 't buitenland nog wel zoo, maar dn ons land gebeurt het voor zoo ver ik weet, niet meer. Gedurende de kruis vereering zingt dan het koor de Improper:a of Verwijtingen. Deze Improperia vormen een lange reeks van klachten, die Iden Zaligmaker i'n den mond worden gelegd. Hij ïicht z'ch daarin tot de Joden en 'vraagt hun deemoedig, wat lij hen ge daan heeft en waaraan Hij hun smaad en mishandeling te danken heeft. En daar stelt Hij tegenover alles wat Hij voor hen deed. Een voorbeeld. De vraag luidt steeds: „Populo meus, quid feci fibi? 'aut in quo contristavi te? responde mihi!" Mijn volk. wat heb ik U nr'sdaan of waarin heb ik TI bedroefd? Het eerste antwoord luidt dan: ..Omdat ik U uit Egypt eland geleid heb, hebt. gij een kruis voor uw Zaligmaker bereid." Tegenover deze daad van zelfvernedering stelt de liturgie een lofprijzing. Eigenlijk belmoren er nu twee koren te Szijn, die het zoogenaamde Trisagion zin gen, de driemaal herhaalde lofprijzing van 'den Heiligen God. Het eerste koor zingt de verheerlijking in 't Grieksch, het tweede in 'net Latijn. Agios o Theos! Sauctns Deus! Heilige God! Agios isahyros! Sanctus fortis! Heilige Sterkei Agios athanatos! e'eïson iraas! Sanctus et immortal is! ni'serere nobis! Heilige en Onsterfelijke, ontferm U onzer! Hierna herhaalt Christus Zijn vraag: Populo meus, etc., eu geeft hierop een an der anlwcord. Dan volgt weer het Trisa gion. Dat gebeurt zoo twaalf maal achter el kaar, (en minste, als de kruis ver eering lang genoeg duurt. Daarna volgt een antiphoon mot den. nraektigen lofzang: Pa.nge lingua gloriosi Lauréam certaminis. Zing mijn tong de lauweren van den roemrijken strijd. In deze lofzang wordt dan het verloop van Christus' leven op aarde geschetst. En tusschen de verschil lende strophen zingt men bij wijze van re frein: Crux fidélis, inter cmnes 'Arbor una nobilis: Nulla silva talem profert, Fronde, fibre, genuine. Dulco lignum, dulces claves, Dulce pondus sustinet. Dit beteekent: Getrouw en zalig kruis, o boom onder al 'de boomen de edelste; Iu 't .woud is Uw gelijke niet üïan twijgen, bloemen on vruchten. Dierbaar hout, dierbare nagelen, Welk een zoete last 'draagt gij. Om dit laatste vers is liet mij eigenlijk Ie doen. Maar ik 'wil toch' nog even een paar opmerkingen omtrent de historie van de kruisveïeering maken. In den eersten tijd van het Christendom vereerde men in de kerk van Jerusalem het echte kruis van Christus, een gewoon te, die spoedig iu 't geheele Oosten werd 'overgenomen. Het Trisagion schijnt dan look daar ontstaan te zijn. In ieder geval heeft men historische zekerheid, idat het 'daar op 't einde der 4de en begin der 5de eeuw reeds gezongen werd. De improperien vonden waarschijnlijk reeds vroeg hun invoering in de Gallische liturgie, welke gevolgd werd in een groot deel van het tegenwoordige Frankrijk, België en waarschijnlijk langs onze Hol-, landsche zeekust. De daarop volgende lofzang Pange lin gua met het refrein Crux fidelis, komt waarschijnlijk ook uit de Gallische litur gie. Het schijnt vast te staan, dat ze reeds Jvóór het jaar 800 in de Romeinscbe litur gie, onze tegenwoordige, werden overge nomen. Het Trisagion bleef in zijn ouden vorm behouden om do eenheid van Oostex- sche en Westersche Kerk door het gebruik van do twee toenmaals geldende wereld talen te symholiseeren. Het was mij er echter in hoofdzaak om te doen, om even te laten voelen, hoe oud reeds do kruispoëzie is als onderdeel der liturgie. De vergelijking van het kruis hij een le venden, vruchtdragenden boom is zeer oud en geenszins een vernuftige uitvinding van laat-Middeleeuwers. Ze lag trouwens voor de hand. Wel zal langzamerhand de symboliek hoe langer hoe meer ziju doorgevoerd. Ik heb hier voor me liggen do reproduc tie van een oude prent. Het kruis,, .waaraan Christus hangt is in hoofdvorm nog wel te herkenuen, maar de zijarmen huigen zich als takken naar beneden en in de rondte en dragen ter- weerszijden bladeren, aan de einden, drie ledig same ages teld. Ter hoogte van de voe ten ontspringen nogmaals zich buigende takken, die bladeren dragen; eveneens bo ven het hoofd. Met wijduitgespreido vleu gels zit hoven het lioofd een vogel te zin gen. Ook heneden de handen en tc-rzijde van de voeten zit in de kromming der tak ken ter weerzijden een vogel lo zingen. De stralenkrans om het lioofd van Christus lijkt mij gedacht als een bloem. 't Wil me toeschijnen, dat de onbeken de kunstenaar, die de teekening vervaar digde, hier minder aan een Meiboom dan wel aan een wingerd gedacht heeft. Men kent trouwens het woord van Christus: „Ik hen de ware wijnstok". Alweer een be wijs, dit de bcoïïisymboliok niet van uit sluitend hridensehen oorsprong is. In deze ttokening symbolisecren de vijf vogels do vijf wonden de3 Heeren, waaruit Zijn Word vloeide, dat als een- zoete zang van golukshelofto over het ver loren inenschdom kwam. (Den^bovensten vogel met wijdgeopende phen van de vele geestelijke meiliederen?" Men leest daar: Die fiere nachtegale des crucen boom op cl am hi heeft sijn vederkens so wide on'lploken, hi sane so luyde die VII noten hooch, so dat sijn edel hertken is gebroken. Men begrijpt dat de zeven hooge noten hier de zeven kruiswoorden beteekenen. Eu het doorngekroonde hoofd lijkt mij met zijn stralenkrans do geurende bloem der goddelijke liefde. Den volgenden keer verder over dit on derwerp. N. J. H. S. eigenlijk niet hard, streng, stil als een rechter tegenover staan? Men heeft Haar ■den sluier ontnomen. Moest Zij daarom ■niet de heel© wereld haten? Neen, Zij lacht. Zo heet niettegenstaande dit alles niet „Wreede Moeder" maar „Moeder van Barmhartigheid"! Zij wil ons niet van Haar afstooten, maar naar Haar toe trekken. Niet dooden, maar levend maken. En Zij wil geen zwaard dragen, zooals Haar dienaar Michaël. maar oen l'elietak, zooals de aartsengel Gabriel. Nooit heeft Zij liet „schuldig!" maar steeds „Gena de" gesproken. „Vol van Genade", wordt Zij daarom ook genoemd! O Mijn God, Genade is voorzeker véél edeler dan Ge rechtigheid! Door Gerechtigheid gaat de wereld ten onder, maar door do Genade komt zo tot bloei en wordt ze mooi als in Mei. En de heelo besturing der wereld van Adam af tot nu toe was toch hoofd zakelijk geleid door de barmhartigheid. Dan zou ik de zoon van een wijngaarde nier, het wereldbestuur veranderen en zeggen: „Nu staak! met Uw barmhartigheid en begin weer door strenge xeclit'vaardigheid te heerschon!" 1 Kijk, kijk, hoe de sluier ritselt en be-> weegt. Waarlijk, het is, als Wordt ze door een heerlijke gestaïte bewogen, lieen en weer, heen en weer, en het is alsof den paus de woorden loeklinken: „Mijn lach, ziet ge, o men-sclï, mijn lach moet ge naar uw broeder en zijn kind overbrengen, zoodat ook zij weer vroolijk kunnen zijn. en dat ook 'gij, ver drietige dienaar mijn9 Zoons, misschien weer een klein sprankje van geluk in uw leven krijgt. Ik hen de groote vreugde van het hemelrijk. Zonder vreugde wordt niemand daar toegelaten!" De Paus stond haastig op en schelde heftig. „Laten de menschen maar zoggen, wat ze willen. Mij zelfs: Heli, Heli, toeroe pen. Vandaag wil ik lachen en blij zijn!" mompelde hij voï trots. Het klonk als een doopldokjé. Inderdaad, want er was een nieuwe mensch geboren, maar een met grijs haar on een oude, diepe basstem. „Di Ucco, laat dienarc-n komen mot fak- kels. Wc gaan naar den Engelenburg!" Kerkzangers. Sclir. dezes herinnert zich nog wel den tijd, dat in sommige kerken oen of meer solisten, die op Zon- en feestdagen gedu rende de Hoogmis op 't zangkoor hun me dewerking verleenden, daarvoor betaald werden. Bij 't weren der „muzieknüssen" verdwenen ook- die betaalde krachten en werd de beoefening van den koorzang ge-< heel liefdewerk wat ook veel beter is. Heel vroeger in tusschen, vóór de Her vorming, werden hier en daar ook do zangers betaald voor hun dieasten. Van hetgeen we dienaangaande vonden opgeteekend, worde 't volgende vermeld. In 1450 stelde de pastoor der St. Hippo- lytuskerk to Delft het zingen der VII Ge tijden in, welk voorbeeld 5 jaar later ge volgd werd door den pastoor der St. Ür- sulakerk aldaar. En het zal wel ongeveer terzelfder lijd geweest zijn, dat dit Getij- denzingen ook werd ingevoerd in de ker ken te Leiden, den Haag, Gouda, Alk maar, Amsterdam, Delft, Haarlem en Rotterdam. Deze instelling schijnt wel een belang rijke uiting van het kerkelijke leven to zijn geweest, want de Stedelijke Overheid =-= we zijn nog in den Roomschen tijd bemoeide zich er ook mede en trachtte door bijzondere bepalingen het instituut te beschermen en tot bloei te brengen. Zoo werden to Delft de schoolmeesters verplicht met de kinderen op Zon- en heiligdagen te komen meezingen „ter metten, ter missen en ter vesperen". De schoolmeesters moes ten daarbij een superpli dragen en een bonnet „sonder caproen". De leidiug van het koor was in de kerk toevertrouwd aan priesters, die 's Zater dags het officie voor de volgende week vaststelden, terwijl de regeling der we reldlijke aangelegenheden word verzorgd door daartoe aangestelde leeken, z.g. „zang meesters". Dezer haantje was geen sen© euro, want gaandeweg' verkregen „de VII Getijden" allerlei bronnen van inkomsten huren van huizen, pachten van land, contributies, enz. welke allemaal bc hoorlijk geadministreerd moesten worden, 't Varen natuurlijk meest schenkingen, welke aantoonden, hoezeer men gestold was op den luister, welko het zingen den godsdienstoefeningen bijzette. Om de financiën vruchldragender to kunnen administreeron, werden b.v. ie Delft in 1562 „de VII Getijden van de Oude en de Nieuwe Kerk" door de stedelijke regee ring vereenigd tot één broederschap „om dat sij te samen cendrachtolic ende eer lick dit goede werek zullen mogen doen onderhouden". En wie er lid van wildo worden moest „drie scellinge hollants pay ments sjaers erflijke renten of enen gou den rijders daervoir op payment sinro waerden" geven. De luidjes zullen dit in dertijd wel begrepen hebben. Armen wer- tevens blijkt, dat de geestelijken toenter tijd iemands on- of minvermogend beid mochten schallen. Aanvankelijk waren 't de priesters, die de getijden zongen, maar gaandeweg kwa men er ook leeken hij. Daar nu de II Go- tijden in meerdere parochiën waren inge steld, kon het allicht gebeuren dat liiei of daar do zangers, niet tevre den mat hun salaris of misnoegd om andere redenen, hun contract verbraken om hun diensten in een andere parochie aan te bieden en zoodoende, heel en al in de trant van. onzen tijd, pressie uit to oefenen en een ongewenschte concurrentie in het leven te roepen. Maar daar wisten, de „zangmeesters" te Delft en in Den Haag raad op. Zij sloten met elkander oen HOOFDSTUK VII. Dicht naast elkander in den kerker lig gen vader en zoon Peretli en slapen rus tig, hoewel de maan hel en brutaal door de tralies op hun gezichten schijnt, als vond Zij in heel Rome niemand, waar zij haar koude ziel heler warmen kon. Dc Pe- retti's hadden hun matten uit de nis go-i nomen en op den steenen vloer uitge spreid, om toch nog tot aan het laatste oogenblik hij elkaar le kunnen zijn. Do een houdt den ander den arm tot hoofd kussen onder het hoofd en zóó vereend, slapen ze in en droomen ook eenzelfde droom ze droomen. dat de Madonna van Paritondo haar sluier weer draagt eu nu van het altaar afkomt om den langen weg vanuit het gebergte naar Rome, naar hen af te leggen. Door den donkeren, cin- deloozen nacht, die tusschen de toppen van het Sybillijnsch gebergte en de stadstoren ligt komt ze van verre, en wandelt op een smal goudgroen pad, dat schittert als een maanstraal. Zo zien aft leen, dat haar voeten al maar onder den mooien, langen blauwen^ mantel voor waarts gaan, zoo vlug, zóo, dat zo de schreden niet kunnen tellen, en dat de mooie dunne sluier haar alls een fijno doorzichtige wolk nazweeft. En wat z-.et ze vol liefde en goedheid op hen ncerl Over afgronden en pijnboomboschjes gaat het goudgroene wegje, gaat ze zeven maal, over de zeven maal overbrugde Tiber, met haar bruisend water, is ze nu al aan liet oude kasteel en schiet als een bliksem zoo vlug door den stadsmuur, wijkt voor geen toren of tempel, wandelt als 'n zonnetje door de gevulde zalen van de paleizen eu is in een oogwenk aan de Engelenburg- brug gekomen. Wie kan de tralies ver breken, de grendels afschuiven? Ze lacht spottend en gaat dan over de driemaal! bewaakte brug. Geen van de twaalt be wakers merkt Haar op. Maar do mar meren Engelen die midden op de brug op zuilen staan, klappen als bij ecu parao® tegelijk do vleugels samen en groeten eer biedig. Alleen do oudste van hen kom*, een beetje te laat omdat er con ondeu gend waterdruppeltje juist op dat rao-t ment in zijn hemolsche neus springt on el zich zoo maar niet weer uit liet zetten, i. FEUILLETON. Sisto e Sesto. Een verhaal uit de Abruzzen. Vrij vertaald, naar H. FEDERER. 12 -- „Ik weet heel goed" zei1 Minne met [grooten nadruk, „de mensch is mensch. •Zelfs* Uwe Heiligheid, dio toch zoo hoog verheven is, behoudt Uw mensehelijke ge voelens,, maar toch, wat kost het in onze •plaats een groote moeite om onze men sehelijke gevoelens ook maar één oogen blikje te onderdrukken, en zeker tegenover izu.ke el'endfge en gemeene struikroovers, die „Doctor"! „Vergeef mij, Heiligheid, maar ik zie hier niets bovenmenschelijks in. Hoe dik- /wjjls moet een Vader zijn kind niet in den sleek laten! Hoe dikwijls moet een broeder zijn eigen broeder aan het gerecht overleveren! Wat voor bovenimenschelijks ligt hierin. En daarbij, dan nog maar een •stiefbroeder! Daarvoor, heeft Uwe Heiligheid niet alleen de genade van bo ven gekregen, maar ook de natuurlijke 'gevoelens zijn U hier behulpzaam en' ma ken het voor U lichter als voor wie ook, streng te zijn, daar waar men liever (zachter te werk wilde gaan. De geheele islad heeft ook het vorloop van deze Pe- rctti-zaak al lang voorzien, al voor het aangeplakt stond. Ubaldi Colonna Junior 'heeft een duizelingwekkende som gelds verwed, dat de twee Pcretti's veroordeeld zouden worden en geen van de Orsini's, zc'fs niet eens de waaghals Arigo de 1 iancolla heeft ook maar één koper munt je legen geboden. Dat de bijl voor Sesto >en Poz'do bestemd was, was voor Rome al wekenlang oen uitgemaakte zaak'. Uwe Heiligheid heeft zelf Uwe handen gebon den. U kunt niet meer anders, ook al zoudt Ge willen,, oolc' al zoudt Ge het mo gen,... Nu moet Ge, móet ge zoo han delen!" „Doctor!'* De rimpels van het voorhoofd werden meeds dieper. „Maar wij kennen Uwe Heiligheid door $u .door! Gij zoudt ook niet anders wil len, ook al zoudt Ge er toe in staat zijn. Uwe rechtvaardigheid slaat op Uw gelaaL to lezen, en dit is zóó onwederstaanbaar, zoo ruw cn lcoud, als do steenen tafelen van Mozes „Ja, en' zoo onbreekbaar!" donderde het nu van achter het kleine lessenaartje van daan. „Doctor, meent ge dat ook niet! Ge zijt vandaag zoo in den bijbel thuis! dunkt mij. Dezen keer hebt Ge te grof gesnoefd. Ik doorzie U, en laat mij niet door U be praten. Verstaat Ge, een Paus kan binden en ontbinden, ook weer ontbinden, wat Hij zelf gebonden heeft. Fiat justitia, ver staat Ge. Maar de gerechtigheid kan men bevredigen ook zonder dat men bloed ver giet. Ik zal je wel een appeltje voor den dorst geven. Dat zal ik! Gaat nu, doctor, ik dank U voor al het ware, dat ge mij •verteld hebt. De leugens heb ik al in den wind geslagen!" Driemaal maakte het oude advocaatje oen diepe eerbiedige kniebuiging. Zijn ihart lachte en jubelde van de pret, en hij zeide tot zichzelf: „En ik heb' U toch van Uw voornemen afgebracht, en U tot andere gedachten kunnen brengen en voor altijd!" Zoo scheen het. Nu de Paus alleen was, was al zijn standvastigheid verdwenen. Hij drukte do breede korte handen tegen zijn hart. Nu zag to.cb niemand hem. Hoe ongeregeld klopt zijn haït, dan weer vlug, dan weer langzaam en soms voelde hij het in het geheel niet. „Ik kan mij zelf niet eens bedwingen en daar wil ik nog wel de heele wereld beheerschen!" daoht hij. Maar zijn hart 'klopte al: sinds lang niet regelmatig meer. „Dat is toch maar een spiea*, basta! Daar hapert toch steeds wat aan. Maar nu, nu ook mijn willen is veranderd! Ik talm. Raakt mijn leven ten einde? De dokters zeggen, dat ik nog. lang kan leven, nog wel tot na het jubeljaar, als ik mijn hart maar ontzie._Mijn hart is zwakke? dan •mijn hoofd. Ik Voel hel! Ik voel het! Of is het vandaag plotseling zoo sterk gewor den, dat mijn hoofd,nu zwakker is? Wat praat ik toch voor onzin? Ik heb vast de koorts Besluiteloos liep hij heen en weer en Btoncl, eindelijk voor het pakje stil. Hij ging zitten en wilde het touwtje er af trek ken, maar dat gelukte hem niet. Een mes? „Neen!" besl'oot hij, „nu wil ik töoh eens zien, of ik mij niet beheerschen kan." En hij begon met veel geduld de knoopen los te maken. Hot ging niet gemakkelijk met zijn korte, knokige handen, terwijl hij stond te trillen op de boenen. Maar lang zamerhand werd hij kalmer. Bij eiken knoop dien hij met moeite had losgcpcu- lerd, ging hem een pak van het hart. Steeds lichter werd het in zijn binnenste, zóó licht, als wanneer men een ader ge laten is. Toen de knoop los was, gevoelde Sixlus zich, als was ook de laatste druk van ziju ziel geweken. Hij wikkelde het papier af. Per Dio, daar kwam aTs een witte doorschijnende wolk de met leliën doorweven Madonna-sluier \an Pariton do to voorschijn. Hij glansde en er ver- do to voorschijn. Do sluier glansde en er verspreidde zich 'n zoete geur over de boe- ihet fluisterde en bad en lachte daaruit, als hoorde men wel duizend Engeltjes, die achter zoo'n hemelwolk je hun hemolsche grapjes maakten. De Paus móest de stoel leuning vastgrijpen, zoo duizelig werd hij van hét bekijken van dezen heerlijk iuooien sluier. Maar door al dat geheim zinnig gefi'uister meende hij een kort, maar geweldig gekraak te hooren, alsof cr met kracht steenen tegen den grond ge gooid werden. De tafelen van Mozes! Was het zoo ook niet gegaan, toen Heli van zijn eigen rechterstoel viel? Was het een bedreiging of heette het nu: De strengheid van het oude testament is nu bij Sixtus verbroken en het nieuwe met de toegeef lijkheid is aangebroken?" Nog éénmaal stribbelde de ruwe natuur van den Paus tegen, en stond het gruw1- zarne verleden met schrille kleuren voor zijn oogen. „Sixlus V, Uw roem slaat op het spel, imegi" nog Uw naam, Uw macht, Uw gezag. Ge zult 'als elk ander betiteld worden, als een despoot, die dikwijls verstandig en streng is, maar somwijlen partijdig en onrechtvaardig optreedt." Niettegenstaande deze gedachten glanst do Madonna-sluier steeds hemelsclier als ware do Moeder Gods zelf er in gehuld. Wat kan nu zóó glansen. Moest men daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7