„Be Leitt Courant"
Derde Blad.;
"Zaterdag 3 fêiei 1924
HET GEMENGDE HUWELIJK.
Dat er in het gemengde huwelijk gevaar
bestaat voor het heü van de ziel, ia de
diepe grond, waarom de katholieke kerk
zoo streng een dergelijke echtvereeniging
verbiedt.
De katholiek zal moeten zalig worden
'door zijn geloof; het is dus zeer onvoor
zichtig, zonder reden, het geloof in gevaar
tc brengen. Daarom heeft de kerk dan ook
een groote bezorgdheid ervoor, dat hare
kinderen het geloof bewaren.
Welnu als reeds een gewone, al te ge
meenzame omgang met andersdenkenden
ze mogen zoo goed zijn, als ze willen
door de kerk wordt genoemd een gevaar
,voor het geloof, hoeveel te meer de liefdes
omgang.
Als ge dit niet zoo maar op het woord
aanneemt, ziet dan naar die huwelijken,
waar omwille van de niet-katholieke par
tij, de roomsche haar geloof heeft vaarwel
gezegd.
Zeker gaat de katholiek al heel spoedig
mèt het liefhebben van den persoon, ook
de leer van dien persoon verontschuldigen
of hier en daar zelfs goedkeuren of heter
vinden, dan de roomsche leer, vooral als
'de roomsche en dat gebeurt zoo vaak
niet al te best op de hoogte is van zijn
eigen katechismus.
En hoeveel dingen moeten nagelaten, of
worden het althans, omwille bijv. van de
'familie der niet-katholieke partij, waar
door in de uitoefening van het geloof een
groote onverschilligheid ontstaat. Men zal
zoo gemakkelijk het kruisleeken nalaten,
of liet bidden van 'den rozenkrans, of zelfs
het gaan naar de H. Mis. En als men die
geloofsuitingen of werken des geloofs na
laat, is het gevaar des te grooter, dat men
het getoof verliest.
De Kerk van Christus heeft ten doel het
Godsrijk over de wereld te verbreiden. Zij
kan dus niet anders verlangen, dan dat de
toekomsf-'ge geslachten alleen worden op
gevoed in hare leer. Maar hoe moet dio
roomsche opvoeding plaats hebben door
iemand die zelfs het roomsche geloof niet
kent, of misschien wel altijd het heeft mis
kend? Wat men niet heeft, kan men ook
niet geven. Eu waar zal 't voorbeeld, zoo
liard noodig voor allo kinderen, het voor
beeld van roomsch-leven zijn?
Wat een reusachtig gevaar, dat de kin-
'dcrc-n, zoo ze dan al roomsch gedoopt
Worden, allerverschrikkelijkst onverschil
lig zullen zijn in geloofszaken. En wat, aTs
ze straks volwassen hetzelfde willen doen
'als hun ouders, en in rnverschilligheid
'ook weer een gemengd huwelijk aangaan,
waarin vanzelf de onverschilligheid nog
'grooter wezen zal ten aanzien van de room-
'sche opvoeding der kinderen? .Heel dik-
Svijls komen de volgende geslachten tot
volslagen ongeloof.
En dit is dan nog in de veronderstelling,
dat de kinderen roomsch gedoopt Worden,
maar ik geloof niet de waarheid te kort
te doen, als ik zeg, dat het getal roomsch
'gedooptcn ver in do^ minderheid blijft te
genover de niet- of protestant gedoopten.
Zon dit geen alleszins ernstige reden we
zen voor de Kerk Chrisli om het gemengde
huwelijk streng te verbieden?
Maar er is nog meer. De niet-katholiek
erkent menigmaal niet de onverbi'pekbaar
beid van liet huwelijk:, zoodat hij ïe gelege
ner tijd weer een ander huwelijk zal aan
gaan en daardoor de grootste ellende zal
uitstorten over de katholieke partij, met
Welke hij tot dusver had samengeleefd.-
Zulk een huwelijk kan niet zijn, wat
Christus van !het huwelijk gewild heeft,
'een afbeelding van Zijn vereeniging met
'de Kerk. Daar ontbreekt de wederzijd'sche
'heiliging ten eenenmale, en de ware in
het geloof wortelende liefde en eendracht.
Ten laatste treedt de kerk tegen het ge-
kiengde huwelijk op, omdat het huwelijks
geluk afhangt van de eenheid in geloof der
'echtgenooten. .1,1
- Er kan toch" geen waar geluk zijn tus-
'schen twee menschen, van "wie de een als
iets verachtelijks of dwaas beschouwt wat
'de ander voor heilig houdt, of houden
'moet
Geloofsverdeeldheid heeft volkeren (egen
Volkeren doen opstaan, en heeft tot bloe
dige gevechten geleid, zal die verdeelende
'invloed ontbreken in zulk een huisgezin?
Do dagelijksche ondervinding leeft wel
anders, en uitzonderingen bevestigen den
tegel.
Daar ontbreekt in dat samenzijn die
hartseenheid, die lieflijke harmonie,
Svaardoor echtgenooten en alle huisgenoo-
ton zich vereenigen om samen te bidden,
Dod te prijzen en Hem door gezamelijke
'oefeningen te huldigen.
Eu dan die zoete troost, die allosverdra-
'gende hoop, hij den dood, elkander hier
namaals weer te vinden, hoe ontbreekt zij
bijna geheel in het gemengde huwelijk?
Wanneer de Kerk dus streng optreedt,
Is het slechts haar moederlijke goedheid,
"en is het alleen haar zorg om toch harer
kinderen zieleheil te bevorderen, en hen
Voor een eeuwig ongeluk te vrijwaren.
Die moeder wil de liefdo van den man
'tot de vrouw en van de vrouw tot den man
zoo regelen, dat heiden daardoor des te ge
lukkiger worden.
Het fs dus grof ongehoorzaam, en zijn
eigen geluk vertrappend als men toch zulk
een huwelijk wil sluiten; en men tornt te
genwoordig gewoonlijk dan tot een onwet
tige samenleving, omdat de kerk het zoo
genaamd burgerfijk huwelijk niet als hu
welijk erkent, en eischt dat men alken gel
dig trouwt voor een priester als getuige.
J. G. C. GROOT, Kap.
DE GEESTELIJKE WEIBOOM.
I.
Til ons artikel over de Palmpaasch heb
ben we gezegd, dat deze eigenlijk -een soort
Meiboom was, waaraan in Katholieke stre
ken een geheel Christelijke beleeken>"s
Wordt toegekend. We beloofden toen op de
MiddelccnwSche kruissymboliek terug te
komen en, zooals blijken zal, is de Mei
maand daan-oor wel het meest geëigend.
Maar dan gaan we eerst nog even gras
duinen in de liturgie. Men zal dan zïeu,
dat de Meiboomall'egorie niet van laat-
'Middeleeuwschen oorsprong is, maar een
heel lange ontwikkelingsgeschiedenis heeft.
Reeds hij de oudste kerkvaders, dus in
'de eerste eeuwen van het Christendom,
werd het Kruis van Christus „lignum vi
ta o" boom des levens genoemd en de
legende brengt dezen boom reeds in ver
band met den „boom des levens" uit het
Paradijs. Iu een ander artikel zal ik U
een overzicht van deze oude legende ge
ven.
In onze overschoor.e passieliturgie werd
reeds in overouden tijd een latijnsch ge
dicht ingevoerd, dat het Kruis als boom
'des levens bezingt,
Daarover wou ik het nu eerst even heb
ben.
Ieder herinnert zich nog de plechtighe
den op den Goeden Vrijdagmorgen. Eender
bnderdeelen daarvan ïs de Kruisver-
'eering.
Men herinnert zich', hoe de priester op
een gegeven pogenblik 'zijn kasuifel aflegt
en dus ontdaan van zijn schoonste para
menten aan de epistelzijde van het altaar
'gaat staan. Daar ontvangt hij van. den dia«
ken het kruisbeeld, dat met een paarsen
'd'oek is bedekt.
Driemaal, telkens een toon hooger, zingt
'hij: „Ecce lignum erucis" Zie het 'hout
'der kruises. 1
En telkens antwoorden' 'diaken en sub
diaken: „in quo salus munjdi rpependit"
'waaraan het heil der wereld gehangen
heeft.
En het koor zingt daarna telkens: „ve-
ïiile a'doremus" komt, laten wij aan
bidden.
Vervolgens legt de Priester Eet kruis
beeld op een kussen, ontdoet zich van zijn
schoeisel. Van de epistelzijde nadert hij
het kruisbeeld ondertussehen driemaal
knielend, om ten slotte de voeten van het
kruis te kussen.
Dit indrukwekkend ritueel Iwor'dt ver
volgens volbracht door de diakenen en
verdere assistenten. In vroegeren tijd volg
den daarna da vergaderde geloovigen, om
eveneens hun huldebetuiging te brengen
aan den gekruisten Christus. Misschien is
'het in isommige streken in 't buitenland
nog wel zoo, maar dn ons land gebeurt het
voor zoo ver ik weet, niet meer.
Gedurende de kruis vereering zingt dan
het koor de Improper:a of Verwijtingen.
Deze Improperia vormen een lange reeks
van klachten, die Iden Zaligmaker i'n den
mond worden gelegd.
Hij ïicht z'ch daarin tot de Joden en
'vraagt hun deemoedig, wat lij hen ge
daan heeft en waaraan Hij hun smaad en
mishandeling te danken heeft. En daar
stelt Hij tegenover alles wat Hij voor hen
deed.
Een voorbeeld. De vraag luidt steeds:
„Populo meus, quid feci fibi? 'aut in quo
contristavi te? responde mihi!"
Mijn volk. wat heb ik U nr'sdaan of
waarin heb ik TI bedroefd?
Het eerste antwoord luidt dan: ..Omdat
ik U uit Egypt eland geleid heb, hebt. gij
een kruis voor uw Zaligmaker bereid."
Tegenover deze daad van zelfvernedering
stelt de liturgie een lofprijzing.
Eigenlijk belmoren er nu twee koren te
Szijn, die het zoogenaamde Trisagion zin
gen, de driemaal herhaalde lofprijzing van
'den Heiligen God.
Het eerste koor zingt de verheerlijking
in 't Grieksch, het tweede in 'net Latijn.
Agios o Theos! Sauctns Deus! Heilige God!
Agios isahyros! Sanctus fortis! Heilige
Sterkei
Agios athanatos! e'eïson iraas!
Sanctus et immortal is! ni'serere nobis!
Heilige en Onsterfelijke, ontferm U onzer!
Hierna herhaalt Christus Zijn vraag:
Populo meus, etc., eu geeft hierop een an
der anlwcord. Dan volgt weer het Trisa
gion.
Dat gebeurt zoo twaalf maal achter el
kaar, (en minste, als de kruis ver eering lang
genoeg duurt. Daarna volgt een antiphoon
mot den. nraektigen lofzang:
Pa.nge lingua gloriosi
Lauréam certaminis.
Zing mijn tong de lauweren van den
roemrijken strijd. In deze lofzang wordt
dan het verloop van Christus' leven op
aarde geschetst. En tusschen de verschil
lende strophen zingt men bij wijze van re
frein:
Crux fidélis, inter cmnes
'Arbor una nobilis:
Nulla silva talem profert,
Fronde, fibre, genuine.
Dulco lignum, dulces claves,
Dulce pondus sustinet.
Dit beteekent:
Getrouw en zalig kruis, o boom
onder al 'de boomen de edelste;
Iu 't .woud is Uw gelijke niet
üïan twijgen, bloemen on vruchten.
Dierbaar hout, dierbare nagelen,
Welk een zoete last 'draagt gij.
Om dit laatste vers is liet mij eigenlijk
Ie doen. Maar ik 'wil toch' nog even een
paar opmerkingen omtrent de historie van
de kruisveïeering maken.
In den eersten tijd van het Christendom
vereerde men in de kerk van Jerusalem
het echte kruis van Christus, een gewoon
te, die spoedig iu 't geheele Oosten werd
'overgenomen. Het Trisagion schijnt dan
look daar ontstaan te zijn. In ieder geval
heeft men historische zekerheid, idat het
'daar op 't einde der 4de en begin der 5de
eeuw reeds gezongen werd.
De improperien vonden waarschijnlijk
reeds vroeg hun invoering in de Gallische
liturgie, welke gevolgd werd in een groot
deel van het tegenwoordige Frankrijk,
België en waarschijnlijk langs onze Hol-,
landsche zeekust.
De daarop volgende lofzang Pange lin
gua met het refrein Crux fidelis, komt
waarschijnlijk ook uit de Gallische litur
gie. Het schijnt vast te staan, dat ze reeds
Jvóór het jaar 800 in de Romeinscbe litur
gie, onze tegenwoordige, werden overge
nomen. Het Trisagion bleef in zijn ouden
vorm behouden om do eenheid van Oostex-
sche en Westersche Kerk door het gebruik
van do twee toenmaals geldende wereld
talen te symholiseeren.
Het was mij er echter in hoofdzaak om
te doen, om even te laten voelen, hoe oud
reeds do kruispoëzie is als onderdeel der
liturgie.
De vergelijking van het kruis hij een le
venden, vruchtdragenden boom is zeer
oud en geenszins een vernuftige uitvinding
van laat-Middeleeuwers. Ze lag trouwens
voor de hand.
Wel zal langzamerhand de symboliek
hoe langer hoe meer ziju doorgevoerd.
Ik heb hier voor me liggen do reproduc
tie van een oude prent.
Het kruis,, .waaraan Christus hangt is
in hoofdvorm nog wel te herkenuen, maar
de zijarmen huigen zich als takken naar
beneden en in de rondte en dragen ter-
weerszijden bladeren, aan de einden, drie
ledig same ages teld. Ter hoogte van de voe
ten ontspringen nogmaals zich buigende
takken, die bladeren dragen; eveneens bo
ven het hoofd. Met wijduitgespreido vleu
gels zit hoven het lioofd een vogel te zin
gen. Ook heneden de handen en tc-rzijde
van de voeten zit in de kromming der tak
ken ter weerzijden een vogel lo zingen. De
stralenkrans om het lioofd van Christus
lijkt mij gedacht als een bloem.
't Wil me toeschijnen, dat de onbeken
de kunstenaar, die de teekening vervaar
digde, hier minder aan een Meiboom dan
wel aan een wingerd gedacht heeft. Men
kent trouwens het woord van Christus: „Ik
hen de ware wijnstok". Alweer een be
wijs, dit de bcoïïisymboliok niet van uit
sluitend hridensehen oorsprong is.
In deze ttokening symbolisecren de vijf
vogels do vijf wonden de3 Heeren,
waaruit Zijn Word vloeide, dat als een-
zoete zang van golukshelofto over het ver
loren inenschdom kwam.
(Den^bovensten vogel met wijdgeopende
phen van de vele geestelijke meiliederen?"
Men leest daar:
Die fiere nachtegale des crucen boom op
cl am
hi heeft sijn vederkens so wide on'lploken,
hi sane so luyde die VII noten hooch,
so dat sijn edel hertken is gebroken.
Men begrijpt dat de zeven hooge noten
hier de zeven kruiswoorden beteekenen.
Eu het doorngekroonde hoofd lijkt mij
met zijn stralenkrans do geurende bloem
der goddelijke liefde.
Den volgenden keer verder over dit on
derwerp. N. J. H. S.
eigenlijk niet hard, streng, stil als een
rechter tegenover staan? Men heeft Haar
■den sluier ontnomen. Moest Zij daarom
■niet de heel© wereld haten? Neen, Zij
lacht. Zo heet niettegenstaande dit alles
niet „Wreede Moeder" maar „Moeder
van Barmhartigheid"! Zij wil ons niet
van Haar afstooten, maar naar Haar toe
trekken. Niet dooden, maar levend maken.
En Zij wil geen zwaard dragen, zooals
Haar dienaar Michaël. maar oen l'elietak,
zooals de aartsengel Gabriel. Nooit heeft
Zij liet „schuldig!" maar steeds „Gena
de" gesproken. „Vol van Genade", wordt
Zij daarom ook genoemd! O Mijn God,
Genade is voorzeker véél edeler dan Ge
rechtigheid! Door Gerechtigheid gaat de
wereld ten onder, maar door do Genade
komt zo tot bloei en wordt ze mooi als in
Mei. En de heelo besturing der wereld
van Adam af tot nu toe was toch hoofd
zakelijk geleid door de barmhartigheid.
Dan zou ik de zoon van een wijngaarde
nier, het wereldbestuur veranderen en
zeggen:
„Nu staak! met Uw barmhartigheid en
begin weer door strenge xeclit'vaardigheid
te heerschon!" 1
Kijk, kijk, hoe de sluier ritselt en be->
weegt. Waarlijk, het is, als Wordt ze door
een heerlijke gestaïte bewogen, lieen en
weer, heen en weer, en het is alsof den
paus de woorden loeklinken:
„Mijn lach, ziet ge, o men-sclï, mijn
lach moet ge naar uw broeder en zijn
kind overbrengen, zoodat ook zij weer
vroolijk kunnen zijn. en dat ook 'gij, ver
drietige dienaar mijn9 Zoons, misschien
weer een klein sprankje van geluk in uw
leven krijgt. Ik hen de groote vreugde
van het hemelrijk. Zonder vreugde wordt
niemand daar toegelaten!"
De Paus stond haastig op en schelde
heftig.
„Laten de menschen maar zoggen, wat
ze willen. Mij zelfs: Heli, Heli, toeroe
pen. Vandaag wil ik lachen en blij zijn!"
mompelde hij voï trots. Het klonk als een
doopldokjé. Inderdaad, want er was een
nieuwe mensch geboren, maar een met
grijs haar on een oude, diepe basstem.
„Di Ucco, laat dienarc-n komen mot fak-
kels. Wc gaan naar den Engelenburg!"
Kerkzangers.
Sclir. dezes herinnert zich nog wel den
tijd, dat in sommige kerken oen of meer
solisten, die op Zon- en feestdagen gedu
rende de Hoogmis op 't zangkoor hun me
dewerking verleenden, daarvoor betaald
werden. Bij 't weren der „muzieknüssen"
verdwenen ook- die betaalde krachten en
werd de beoefening van den koorzang ge-<
heel liefdewerk wat ook veel beter is.
Heel vroeger in tusschen, vóór de Her
vorming, werden hier en daar ook do
zangers betaald voor hun dieasten.
Van hetgeen we dienaangaande vonden
opgeteekend, worde 't volgende vermeld.
In 1450 stelde de pastoor der St. Hippo-
lytuskerk to Delft het zingen der VII Ge
tijden in, welk voorbeeld 5 jaar later ge
volgd werd door den pastoor der St. Ür-
sulakerk aldaar. En het zal wel ongeveer
terzelfder lijd geweest zijn, dat dit Getij-
denzingen ook werd ingevoerd in de ker
ken te Leiden, den Haag, Gouda, Alk
maar, Amsterdam, Delft, Haarlem en
Rotterdam.
Deze instelling schijnt wel een belang
rijke uiting van het kerkelijke leven to
zijn geweest, want de Stedelijke Overheid
=-= we zijn nog in den Roomschen tijd
bemoeide zich er ook mede en trachtte
door bijzondere bepalingen het instituut
te beschermen en tot bloei te brengen. Zoo
werden to Delft de schoolmeesters verplicht
met de kinderen op Zon- en heiligdagen te
komen meezingen „ter metten, ter missen
en ter vesperen". De schoolmeesters moes
ten daarbij een superpli dragen en een
bonnet „sonder caproen".
De leidiug van het koor was in de kerk
toevertrouwd aan priesters, die 's Zater
dags het officie voor de volgende week
vaststelden, terwijl de regeling der we
reldlijke aangelegenheden word verzorgd
door daartoe aangestelde leeken, z.g. „zang
meesters". Dezer haantje was geen sen©
euro, want gaandeweg' verkregen „de VII
Getijden" allerlei bronnen van inkomsten
huren van huizen, pachten van land,
contributies, enz. welke allemaal bc
hoorlijk geadministreerd moesten worden,
't Varen natuurlijk meest schenkingen,
welke aantoonden, hoezeer men gestold
was op den luister, welko het zingen den
godsdienstoefeningen bijzette.
Om de financiën vruchldragender to
kunnen administreeron, werden b.v. ie Delft
in 1562 „de VII Getijden van de Oude en
de Nieuwe Kerk" door de stedelijke regee
ring vereenigd tot één broederschap „om
dat sij te samen cendrachtolic ende eer
lick dit goede werek zullen mogen doen
onderhouden". En wie er lid van wildo
worden moest „drie scellinge hollants pay
ments sjaers erflijke renten of enen gou
den rijders daervoir op payment sinro
waerden" geven. De luidjes zullen dit in
dertijd wel begrepen hebben. Armen wer-
tevens blijkt, dat de geestelijken toenter
tijd iemands on- of minvermogend beid
mochten schallen.
Aanvankelijk waren 't de priesters, die
de getijden zongen, maar gaandeweg kwa
men er ook leeken hij. Daar nu de II Go-
tijden in meerdere parochiën waren inge
steld, kon het allicht gebeuren dat liiei
of daar do zangers, niet tevre
den mat hun salaris of misnoegd om
andere redenen, hun contract verbraken
om hun diensten in een andere parochie
aan te bieden en zoodoende, heel en al in
de trant van. onzen tijd, pressie uit to
oefenen en een ongewenschte concurrentie
in het leven te roepen. Maar daar wisten,
de „zangmeesters" te Delft en in Den
Haag raad op. Zij sloten met elkander oen
HOOFDSTUK VII.
Dicht naast elkander in den kerker lig
gen vader en zoon Peretli en slapen rus
tig, hoewel de maan hel en brutaal door
de tralies op hun gezichten schijnt, als
vond Zij in heel Rome niemand, waar zij
haar koude ziel heler warmen kon. Dc Pe-
retti's hadden hun matten uit de nis go-i
nomen en op den steenen vloer uitge
spreid, om toch nog tot aan het laatste
oogenblik hij elkaar le kunnen zijn. Do
een houdt den ander den arm tot hoofd
kussen onder het hoofd en zóó vereend,
slapen ze in en droomen ook eenzelfde
droom ze droomen. dat de Madonna
van Paritondo haar sluier weer draagt eu
nu van het altaar afkomt om den langen
weg vanuit het gebergte naar Rome, naar
hen af te leggen. Door den donkeren, cin-
deloozen nacht, die tusschen de toppen
van het Sybillijnsch gebergte en de
stadstoren ligt komt ze van verre, en
wandelt op een smal goudgroen pad, dat
schittert als een maanstraal. Zo zien aft
leen, dat haar voeten al maar onder den
mooien, langen blauwen^ mantel voor
waarts gaan, zoo vlug, zóo, dat zo de
schreden niet kunnen tellen, en dat de
mooie dunne sluier haar alls een fijno
doorzichtige wolk nazweeft. En wat z-.et
ze vol liefde en goedheid op hen ncerl
Over afgronden en pijnboomboschjes gaat
het goudgroene wegje, gaat ze zeven maal,
over de zeven maal overbrugde Tiber, met
haar bruisend water, is ze nu al aan liet
oude kasteel en schiet als een bliksem zoo
vlug door den stadsmuur, wijkt voor geen
toren of tempel, wandelt als 'n zonnetje
door de gevulde zalen van de paleizen eu
is in een oogwenk aan de Engelenburg-
brug gekomen. Wie kan de tralies ver
breken, de grendels afschuiven? Ze lacht
spottend en gaat dan over de driemaal!
bewaakte brug. Geen van de twaalt be
wakers merkt Haar op. Maar do mar
meren Engelen die midden op de brug op
zuilen staan, klappen als bij ecu parao®
tegelijk do vleugels samen en groeten eer
biedig. Alleen do oudste van hen kom*,
een beetje te laat omdat er con ondeu
gend waterdruppeltje juist op dat rao-t
ment in zijn hemolsche neus springt on el
zich zoo maar niet weer uit liet zetten, i.
FEUILLETON.
Sisto e Sesto.
Een verhaal uit de Abruzzen.
Vrij vertaald, naar H. FEDERER.
12 --
„Ik weet heel goed" zei1 Minne met
[grooten nadruk, „de mensch is mensch.
•Zelfs* Uwe Heiligheid, dio toch zoo hoog
verheven is, behoudt Uw mensehelijke ge
voelens,, maar toch, wat kost het in onze
•plaats een groote moeite om onze men
sehelijke gevoelens ook maar één oogen
blikje te onderdrukken, en zeker tegenover
izu.ke el'endfge en gemeene struikroovers,
die
„Doctor"!
„Vergeef mij, Heiligheid, maar ik zie
hier niets bovenmenschelijks in. Hoe dik-
/wjjls moet een Vader zijn kind niet in
den sleek laten! Hoe dikwijls moet een
broeder zijn eigen broeder aan het gerecht
overleveren! Wat voor bovenimenschelijks
ligt hierin. En daarbij, dan nog maar een
•stiefbroeder! Daarvoor, heeft Uwe
Heiligheid niet alleen de genade van bo
ven gekregen, maar ook de natuurlijke
'gevoelens zijn U hier behulpzaam en' ma
ken het voor U lichter als voor wie ook,
streng te zijn, daar waar men liever
(zachter te werk wilde gaan. De geheele
islad heeft ook het vorloop van deze Pe-
rctti-zaak al lang voorzien, al voor het
aangeplakt stond. Ubaldi Colonna Junior
'heeft een duizelingwekkende som gelds
verwed, dat de twee Pcretti's veroordeeld
zouden worden en geen van de Orsini's,
zc'fs niet eens de waaghals Arigo de
1 iancolla heeft ook maar één koper munt
je legen geboden. Dat de bijl voor Sesto
>en Poz'do bestemd was, was voor Rome
al wekenlang oen uitgemaakte zaak'. Uwe
Heiligheid heeft zelf Uwe handen gebon
den. U kunt niet meer anders, ook al
zoudt Ge willen,, oolc' al zoudt Ge het mo
gen,... Nu moet Ge, móet ge zoo han
delen!"
„Doctor!'*
De rimpels van het voorhoofd werden
meeds dieper.
„Maar wij kennen Uwe Heiligheid door
$u .door! Gij zoudt ook niet anders wil
len, ook al zoudt Ge er toe in staat zijn.
Uwe rechtvaardigheid slaat op Uw gelaaL
to lezen, en dit is zóó onwederstaanbaar,
zoo ruw cn lcoud, als do steenen tafelen van
Mozes
„Ja, en' zoo onbreekbaar!" donderde het
nu van achter het kleine lessenaartje van
daan. „Doctor, meent ge dat ook niet! Ge
zijt vandaag zoo in den bijbel thuis! dunkt
mij. Dezen keer hebt Ge te grof gesnoefd.
Ik doorzie U, en laat mij niet door U be
praten. Verstaat Ge, een Paus kan binden
en ontbinden, ook weer ontbinden, wat
Hij zelf gebonden heeft. Fiat justitia, ver
staat Ge. Maar de gerechtigheid kan men
bevredigen ook zonder dat men bloed ver
giet. Ik zal je wel een appeltje voor den
dorst geven. Dat zal ik! Gaat nu, doctor,
ik dank U voor al het ware, dat ge mij
•verteld hebt. De leugens heb ik al in den
wind geslagen!"
Driemaal maakte het oude advocaatje
oen diepe eerbiedige kniebuiging. Zijn
ihart lachte en jubelde van de pret, en
hij zeide tot zichzelf:
„En ik heb' U toch van Uw voornemen
afgebracht, en U tot andere gedachten
kunnen brengen en voor altijd!"
Zoo scheen het. Nu de Paus alleen was,
was al zijn standvastigheid verdwenen.
Hij drukte do breede korte handen tegen
zijn hart. Nu zag to.cb niemand hem. Hoe
ongeregeld klopt zijn haït, dan weer vlug,
dan weer langzaam en soms voelde hij het
in het geheel niet.
„Ik kan mij zelf niet eens bedwingen
en daar wil ik nog wel de heele wereld
beheerschen!" daoht hij. Maar zijn hart
'klopte al: sinds lang niet regelmatig meer.
„Dat is toch maar een spiea*, basta! Daar
hapert toch steeds wat aan. Maar nu, nu
ook mijn willen is veranderd! Ik talm.
Raakt mijn leven ten einde? De dokters
zeggen, dat ik nog. lang kan leven, nog
wel tot na het jubeljaar, als ik mijn hart
maar ontzie._Mijn hart is zwakke? dan
•mijn hoofd. Ik Voel hel! Ik voel het! Of
is het vandaag plotseling zoo sterk gewor
den, dat mijn hoofd,nu zwakker is? Wat
praat ik toch voor onzin? Ik heb vast de
koorts
Besluiteloos liep hij heen en weer en
Btoncl, eindelijk voor het pakje stil. Hij
ging zitten en wilde het touwtje er af trek
ken, maar dat gelukte hem niet. Een mes?
„Neen!" besl'oot hij, „nu wil ik töoh eens
zien, of ik mij niet beheerschen kan." En
hij begon met veel geduld de knoopen los
te maken. Hot ging niet gemakkelijk met
zijn korte, knokige handen, terwijl hij
stond te trillen op de boenen. Maar lang
zamerhand werd hij kalmer. Bij eiken
knoop dien hij met moeite had losgcpcu-
lerd, ging hem een pak van het hart.
Steeds lichter werd het in zijn binnenste,
zóó licht, als wanneer men een ader ge
laten is. Toen de knoop los was, gevoelde
Sixlus zich, als was ook de laatste druk
van ziju ziel geweken. Hij wikkelde het
papier af. Per Dio, daar kwam aTs een
witte doorschijnende wolk de met leliën
doorweven Madonna-sluier \an Pariton
do to voorschijn. Hij glansde en er ver-
do to voorschijn. Do sluier glansde en er
verspreidde zich 'n zoete geur over de boe-
ihet fluisterde en bad en lachte daaruit,
als hoorde men wel duizend Engeltjes, die
achter zoo'n hemelwolk je hun hemolsche
grapjes maakten. De Paus móest de stoel
leuning vastgrijpen, zoo duizelig werd
hij van hét bekijken van dezen heerlijk
iuooien sluier. Maar door al dat geheim
zinnig gefi'uister meende hij een kort,
maar geweldig gekraak te hooren, alsof cr
met kracht steenen tegen den grond ge
gooid werden. De tafelen van Mozes! Was
het zoo ook niet gegaan, toen Heli van
zijn eigen rechterstoel viel? Was het een
bedreiging of heette het nu: De strengheid
van het oude testament is nu bij Sixtus
verbroken en het nieuwe met de toegeef
lijkheid is aangebroken?"
Nog éénmaal stribbelde de ruwe natuur
van den Paus tegen, en stond het gruw1-
zarne verleden met schrille kleuren voor
zijn oogen.
„Sixlus V, Uw roem slaat op het spel,
imegi" nog Uw naam, Uw macht, Uw gezag.
Ge zult 'als elk ander betiteld worden, als
een despoot, die dikwijls verstandig en
streng is, maar somwijlen partijdig en
onrechtvaardig optreedt."
Niettegenstaande deze gedachten glanst
do Madonna-sluier steeds hemelsclier als
ware do Moeder Gods zelf er in gehuld.
Wat kan nu zóó glansen. Moest men daar