Ivoor de vrouwe-
De 8 e h e i i. u 11 cl i g e proeven nu, om
trent het nicotine-gehalte van lichte cn
zware tabak, toonden ons, dat lichte tabak,
niet altijd weinig en zware tabak niet al
tijd veel nicotine bevat.
Hetzelfde resultaat vond men wat betreft
lier nicoiine-gehalte van den rook van
den hoofdstroom (d. i. de rook die de roo
ier in den mond krijgt) en dit is een feit
van groot gewicht, want hierop kwam het
voornamelijk op aaa.
Deze scheikundige proeven nu heeft men
gecontroleerd door proeven volgens een
physiologische methode.
Men maakte 'hierbij gebruik van de
eigenschap, die nicotine bezit om de bloecis-
druk te verhoogen.
Van een gelijke hoeveelheid, bijv. 100 gr.,
lichte en zware sigaren wordt de hoeveel
heid rook gezogen door een vernuftig uitge
dacht toestel. De rook wordt daardoor ge
leid door een azijnzure oplossing die de
nicotine bindt.
Met deze azijnzure nicotine-oplossingen
berden, de proefdieren ingespoten en de
•Srjging der bloedsdrnk nagegaan.
Bij deze proeven weiden vier soorten
•igaren gebruikt nl.:
A: middelzwaar.
B: zeer zwaar.
C: zeer licht.
D: nicotine-vrij (mei-k Wendt).
In A vond men in 100 gram gerookte si
gaar 100 milligram nicotine- In B 32 0
tdbt In C 266 mgr. In D 22 9 mgr.
Het meeste nicotine bevatte dus de rook
"der zware sigaar, dan volgde de zeer lichte,
dan de nicotine-vrije cn eindelijk de middel
zware.
Het feit, da-t het nicotine-gehalte in den
rook niet in onmiddellijk verband staat met
het licht" of „zwaar' zijn der sigaren bleek
"trit. deze proeven dnidelijk.
Hierbij moet echter in aanmerking wor
den genomen, waarop vroeger al gewezen
werd, dat de qualificatie „licht" of „zwaar"
vrijwel geheel van den smaak of willekeur
van den fabrikant- of van den verkooper af
hangt.
De aanwijzing amarillo, claro. Colorado
claro enz., die men als regel op het kistje
ziet staan, heeft met het nicotine-gehalte
niet-s uit te Btaan en heeft meestal alleen
betrekking op de kleur van het dekblad. De
kleur van het dekblad of binnenwerk, de
kleur van de aseh etc. zijn al evenmin een
aanwijzing omtrent de hoeveelheid nicotine,
die de rooker zal binnen krijgen.
Er bestaat dus geen direct verband tus-
schen nicotine-gehalte en „licht" en „zwaar"
zijn der sigaar in dien zin dat een lichte
sigaar weinig en een zware veel nicotine
zou bevatten.
Nu rijst de vraag: zit er in .lichte" siga
ren veel en in „zware" minder nico
tine?
Om deze vraag te beantwoorden werd
wederom de physiologisehe methode toege
past en men gebruikte voor de proef ver
schillende soorten lichte en zware ris tren.
als volgt-:
I een vrij zware sigaar.
II een zeer lichte.
III een zeer zware.
IV een z. g nicotine-vrije.
V dezelfde sigaar als sub II vermeld doch
eenige weken later gekocht.
Men vond nu als ïiiect-ine-gelialte van den
rook in milligrammen per 100 gram sig?.
I 250 mgr.
II 425 mgr.
III 310 mgr.
IV 250 mgr.
V 375 mgr.
No. II en No. V welke de ..lichtste" siga
ren waren, hadden de hoogste nicotine-
waarde. Het verschil tusscheu de, op ver
schillende tijdstippen, van dit merk onder
zochte sigaren is belangrijk en berust hier
op dat oudere nicotine minder krachtig is
Het feit dat in de rook van een lichte
sigaar soms meer nicotine overgaat, dan in
die van een zware, komt mogelijk hierdoor
tot stand, dat een gemakkelijk trekkende,
droge lichtgevulde sigaar, waarschijnlijk
als „licht" beschouwd wordt, terwijl bij zulk
een sigaar, de rook sneller door het onver-
brande einde heen gezogen wordt, dus min
der nicotine zal worden tegengehouden,
zoodat meer in de hoofdstroom (rook, die
den rooker in den mond komt) kan over
gaan.
Het „licht" of „zwaar" zijn van een si
gaar hangt niet af van het nicotine-gehalte,
en dit is niet te verwonderen alè men be
denkt. dat als regel een sigaar als „zwaar"
zal worden beschouwd wanneer hij onaange
naam smaakt of wat wel het voornaamste
is, wanneer hij spoedig onaangename sen
saties bij den rooker opwekt.
En hoewel als vaststaande mag worden
beschouwd dat de schadelijke werking van
tabak op ons organisme bij chronisch ge
bruik alleen of bijna alleen veroorzaakt
wordt» dcor de nicotine, zoo is daarmede
nog niet gezegd, dat de smaak en het ver-
wekken van .onaangename sensaties ook
alleen van de nicotine afhankelijk zijn.
Immers, zooals reecis in het vorig artikel
is gezegd, zijn in dit opzicht ook van be
lang de aetherische oliën en tecTachtige
producten in de tabak voorhanden, alsme
de de en" waarmede de tabak gesaust
wordt.
Gocdkoope sigaren worden meestal als
zwaar b"=chouwd. Toch hebben deze niet
altijd het grootste nicotine-gehalte. Het is
dus zce." waarschijnlijk, dat do rooker zich
bij het bepalen of een sigaar „licht" of
zwaai-'is vooral laat leiden door de hoe
veelheid der in den rook aanwezige aroma
tische rn andere producten en dat men de
verschillen in nicotine-gehalte niet proeft.
Ten slotte zal, afgescheiden van „licht"
en „zwaar" zijn en van het nicotine-gehalte
van de sigaar, ook van invloed zijn de wijze
waarop de sigaar gerookt wordt. Een groot
deel van de nicotine toch hoopt zich op in
de on verbrande rest van de sigaar zoodat
het rooken ve.n dit laatste deel relatief veel
schadeiiiker is dan van het begin van de
sigaar. Het kauwen op een vochtig eindje
tigaar is daarom zeer schadelijk.
Uit het bovenstaande is dus gebleken,
dat de mate van schadelijkheid van een j
iigaar, noch door het bepalen van het nice- J
tïne-gchalle der tabak, noch door chemische
bepaling der in de rook aanwezige nicotine
kan worden beoordeeld en dat evenmin het
koope-n van „lichte" sigaren een geringe
schadelijkheid waarborgt. De eenige metho
de. om een maatstaf te krijgen omtrent de
schadelijkheid van een bepaald soort siga
gen is voorloopig deze, dat men de bloed
drukstijging bepaalt door de in den rook
aanwezige nicotine.
Alhoewel in den rook van een sigaar nog
andere vergiften aanwezig zijn, zooa-ls kool
inonoxyde, kocldioxyde en tabakhars etc. is
toch de nicotine het meest schadelijke be
standdecl van tabaksrook.
Vooral de hart verschijnselen zullen
de werking van de nicotine moeten worden
toegeschreven. Bovendien is uit onderzoe
hingen van den laatst en tijd gebleken dat-
overmatig tabaksgebruik een rol kan spelen
bij 'hot ontstaan van arterioslerose of ader
verkalking. Al is het mogelijk dat ook nog
andere producten uit- den rook niet geheel
zonder invloed rijn, in dit opzieht toch
schijnt het wel zeker, dat de nicotine, het
zij door directe giftige werking, hetzij indi
rect- door de verwekte bloeddrukstijgingen
als liet voornaamste gift te bestanddeel
moet worden beschouwd.
W.
W.
EEN PAASCHEI.
Daar leefde in het jaar 1860 te Belle-
rnont In Frankrijk een wildstrooper, die
een godvergeten leven leidde en zich stoor
de aan menschelijke noch goddelijke ge
rechtigheid. Hij had een vinni'gen haat
opgevat tegen de grooten der aarde, tegen
de gendarmen en vooral tegen de pries
ters en met de jaren was die haat nog toe
genomen.
Hij leidde een zeer eenzaam en terug
getrokken leven; men was bang voor hem
als voor een wild dier on iedereen ont
week hem zooveel mogelijk.
Nu gebeurde het op zekeren dag, toen
hij over de omheining van een tuin wilde
klimmen om er fruit te stelen, dat hij zijn
been ernstig bezeerde. Juist was hij van
plan de wonde te onderzoeken, toen een
aardig klein meisje met haar gouvernante
daar voorbijkwam. Het was Lucia, de af
stammelinge van een adellijk geslacht, d<
lievelinge van geheel de streek, voorname
lijk wijl zij zooveel medelijden toonde met
do arme, verlaten ouden van dagen. Zij
kon dan oolc den wilddief, wiens grijze
haren reeds op gevorderden leeftijd vre
zen, nie onverschillig voorbijgaan.
„Wat mankeert u, arme man?" vroeg zij
met bewogen slem. „Het bloeit vloeit uit
uwe wonde
Een dof gebrom was het eenig antwoord
op deze woorden. De gouvernante had
spoedig den wildstrooper herkend en wil
de nu aanstonds het verschrikte kind met
zich heen voeren. Doch Lucia, die een even
moedig als goedig hart bezat, ging aan
stonds haar zakdoek dompelen in het wa
ter tenor dichtbij zijnde beek en neerknie
lend voor den schrik wekken den ouden
wilddief, sprak zij met een engelachtigen
glimlach: „Laat mij de wonde eens ver
zachten, mijn goede oude man Zoo!
Nu zal het jvel beter gaan, daar ben ik ze
ker van!"
De strooper stond geheel verbaasd en
was blijkbaar diep getroffen, hij ant
woordde echter niet, doch zag met ver
wondering en niet zonder verlegenheid het
meisje aan, dat zich verwijderde en tot
afscheid nog vriendelijk sprak: „Ik woon
ginds op het kasteel'. Als het hier niet be
ter gaat, kom daar dan eens bij mij. Ik
heb nog een uitstekend geneesmiddel, een
zalf voor alle wonden."
De wonde genas niet zoo spoedig en
meermalen kwam de oude wilddief daar
om naar het kasteel, doch nooit keerde hij
met ledige handen terug. Hij bracht dan
voor Lucia, die hem reeds geheel voor zich
had ingenomen, bloemen of vruchten mede
of nu en dan een aardig vogeltje, dat hij
in het bosch had gevangen. En het meis
je zei hem dan zoo vriendelijk dank, dat
hij er geheel verslagen van was en zich
verwonderde over de verandering, die er
in hem inwendig plaats vond
Het hoogheilig feest van Paschen was
aangebroken en met een zeker ongeduld
verwachtte Lucia den wilddief, die gezegd
had, dat hij haar heden zou komen bezoe
ken. In hare hand hield rij een klein
voorwerp, zorgvuldig in een papier ge
wikkeld. Daarmede wilde zij den grijsaard
verrassen.
Het is acht uur in den morgen. Daar
staat eindelijk do wilddief voor rijn wel*
doenster, gelukkig haar een korfje vol met
frissche lentebloemen 4e kunnen aanbie
den.
„Ik dank u, mijn vriend," zoo klinkt het
op blijden toon: „doch op mijn beurt wil
ik u nu een geschenk geven: dezen morgen
heeft moeder ons de Paascheieren uitge
reikt; het mijne heb ik voor u bewaard;
zie eens, boe schoon het is! Met deze
woorden gaf het meisje hem een groot
stuk chocolade, in den vorm van een ei,
dat de grijsaard dankbaar uit hare han
den aannam.
„0, ik zie hot," zoo sprak hij, ,.gij houdt
dus een beetje van mij, armen man, wijl
gij zoo aan mij denkt?"
„Zeg liever, dat ik veel van u houd, mijn
goede vriend, en ten bewijze daarvan zon
ik willen, dat ik een plaats naast u in den
hemel kreeg."
„De hemel! Helaas! Die is niet voor "va
gebonden van mijn soort!"
„Zeker, mijn vriend, het Paradijs staat
open voor alle berouwhebbende zondaars
en nog heden zoudt gij aan heel ons dorp
uw berouw kunnen toonen. Hoort .gij het
klokje kleppen? Welnu, het roept ons naar
de H. Mis Kom, gij moet met ons me
degaan: dat is afgesproken!"
De grijsaard gaf zich gewonnen en wer
kelijk volgde hij zijn weldoe: sier naar de
kerk. En meer dan een, bezoeker was dien
morgen verstrooid en toch ook gesticht
door de stichtende houding van den armen
man in het huis Gods. En de genade van
den goeden God deed het overige en
bracht een verloren zoon terug in het va
derhuis
En wat nu Lucia betreft, rij heeft i
'het kasteel en al haar dierbaren vaarwel
gezegd; zij 'heeft verzaakt aan de genoe
gens dezer aarde, om liet nederig zuslexke
der armen te worden! Nog is zij werkzaam
in een gesticht voor arme, verlaten grijs
aards en ieder bewondert hare toewijding,
haar onvermociden ijver voor die aan
hare zorgen zijn toevertrouwd.
Zoo weet de ware christelijke liefde den
weg te vinden tot de harten om zo te voe
ren tot Den gem?, voor Wjen alléén 't hart
des mensohen geschapen is.
BOBBY.
Een Paaschvcrtelling voor kinderen.
'n lvleinc maandl woonden Vader, Moe
der en Bobby nu in 't nieuw© huis, cn in
do rommelige verhuisboel was langzaam
maar zeker in orde gekomen, zoodal. de
nieuwe bewoners nu eerst hun woning
naar waardie gingen schatten.
De mooie ligging, de prettige kamers,
maar vooral de herlijke tuin vielen in den
smaak.
Een paar forsche boomen achterin,
daarvoor wat perken met bloemen, 'n klein
grasveldje, waarin Bobby kon ravotten en
stoeien naar hartelust. Wel waren de bloe
men er nog niet en van de blaadjes nog
liaa&b niets te zien! „Wacht maar", zei
Moedier, nog een paar dagen dan is 't Pa
sehen en daarna komt de lente!" Sneeuw,
ijs cn regen had de winter gebracht en nu
nog, half April, was nauwelijks iets van
lentegroen te bespeuren. Tocb, achter in
den tuin. naast dc kippenren was 'n gras
landje in 't klein, 'n miniatuurstukje wei
land, en langs 't eene randje stonden al
een paar gele akornetjes, nog schuchter
en bang, kouwelijk in elkaar gedoken,
maar toch ze waren ei*, 'n Verdwaalde
sneeuwklokje bengelde al twee weken,
maar 't zonnetje luisterde nog niet. Drie
crocussen bloeiden met hiui oranje-gele
stampertjes, maar verder niets, alles nog
kaal en treurig.
Dat hoekje bij de kippenren was Bob
by's lievelingsboekje. Telkens weer ging hij
er heen om de kipjes te zien en naar de
bloempjes te trippelen, 's Morgens vroeg,
wanneer hij nog warm in z'n bedje lag,
hoorde hij den haan al kraaien en de zes
jarige kleuter kroop er dan stil uit om met
z'n neus tegen de vensterruiten naar bui
ten te kijken waar mijnheer Haan op de
stok stond, z'n kop rekte en met kracht
riep: Kukelekuuuuzoo vaak tot
alle kipjes wakker waren en alle lianen
ver in de buurt op hun beurt gekraaid had
den.
Daarna trippelde de haan met z'n kip
pen do ren op en nee-r, pikkend en zoe
kend, woelden ze don grond om, en wach
ten zoo met ongeduld af, avanneer Vader
kwam met vers-eb voer. Bobby kroop gauw
weer in z'n bed, als hij de kippen gezien
had, want 't wa-s koud en z'n bloote voe
ten bibberden op 't zeil en z'n wipneus
was koud van :t vensterglas. ^let z'n heele
bolletje onder dc dekens lag hij dan te
soezen over de kippen, over „zijn" kip,
die Vader mee zou brengen, als hij Za
terdag thuis lovam, een kip voor Bobby
heel alleen, die hij zelf voeren mocht als
hij 's morgens benedien kwam!
Zou 't een Avitte rijn of eentje met al
lerlei kleurtjes? Zou ie groot en sterk
zijn en hard pikken, net als die eene Avitte
die hem zoo gemeen in z'n vinger pikte!
Kijk, je kunt 't nog zien en 't is al weer
lang geleden. Moeder had er eerst 'n-
lapjc omgedaan en later nog 'n pleistertje.
Dat pleistertje Avas lekker, hij had er
vaak aan zitten likken, maar nu was de
vinger bijna beter! Zou zijn kipje ook
eitjes leggen, en grooite? Zou hij eiken
dag z'n eigen ei krijgen, A*an z'n eigen
kip???....
Eiken morgen lag hij zoo te denken tot
Moeder kwam en hij binnen 't half uur
kant en klaar voor z'n bord pap zat. Was
dat netjes op, dan kreeg hij z'n boterham
met een venseli gelegd ei en niemand hoef
de te vragen hoe hem dat smaakte! Zoo
werd 't langzaam aan de „langverwachte"
Zaterdag en Bobby was heel denj morgen
in gespannen A-erwachting. Telkens liep
hij naar de kippen om ze te vertellen dat
er nog een kipje bij kwam maar zoolaDg
in een ander hokje en met een eigen
stukje ren, want vader had er een af
scheiding in gemaakt van ijzergaas, zoo
dat de kippen hun nieuwen vriend wel
konden zien, maar niet bereiken. „Ze
moeten; eerst aan elkaar wennen Bobby"
had moeder gezegd, „anders vechten ze!"
Middags klokslag twaalf daar kwam
Vader. Bobby kon z'n oogen niet gcloovèir
'n Prachtige witte kip met rondo gele
oogen cn! 'n paar stevige poot-en. Hij keek
wat kwaad, maar dat zou wel over gaan
dacht Bobby.' Plechtig werd hij in 't hok
gezet en wel 'n kwartier lang zat Bobby
op z'n hurken te kijken, tot Moeder hem
riep voor 't eten. Onder tafel zei Vader,
dat hij 's middags 't kip/3 met rust moest
laten, anders bracht 't geen Pauseheitjes
morgen. Bobby .was gehoorzaam cn liep
alleen; uit de verte maar te kijken wat
i'n kip deed!
Den- volgenden morgen hee-1 vroeg al,
toen Vad'er juist bij de kipjes gekeken'
had, etend Bobby voor 't raam. Vader
knikte en lachte maar tegen hem. kwam
toen gauAv binnen om hem aan te kleeden.
Moeder sliep nog, -want 's Zondags bleef
ze altoos wat langer liggen. Vader zorgde
dan voor Bobby.
„O, jongen", zei Vader, „er zijn Paasch-
eitjes. Gauw toch, kom!" Haastig werd
hij aangekleed, vlug naar beneden den
tuin in, recht op 't hok af. Even kijken!
Drie eieren, groote witte eieren had
„zijn" kipje gelegd!
„ODrie!"
„Zullen we ze meenemen, Vader?"
„Ja,' voorzichtig, jij één dragen;, ik de
twee anderen. We leggen ze in de keuken
dan kan Moeder ze kooken voor elk één!"
Toen Vader en Bobby uit de kerk kwa
men, was Mccder op en pronkten dc drie
eic'en op tafel.
„Zelf de kop eraf slaan. Vader, mag 't?"
„Goed vent, voorzichtig maar!"
Bobby tikt., tikt nog eens, en.... een
heel bruin ei is 't van binnen
,'n Paasehei!" zeggen Vader en Moeder i
te gelijk. Twee groote vra-ag oogen zet 1
DE VROUW IN DE KEUKEN
Het is geachte lezeressen een over
bekend feit, dat wij alle groenten, die in
ons land geteeld worden, niet zelf kunnen
verbruiken. Vandaar dat er zooveel groen
ten naar het buitenland Avordt uitgevoerd.
Er zijn evenwel groenten die, om haar
groot vetgehalte, niet voor uitvoer ge
schikt zijn, en daarom allo jaren liier zoo
overvloedig aan de markt worden ge
bracht, dat zij ten laatste, om zoo te zeg
gen, niet meer worden aangekeken. Ik
bedoel onze spinazie en kropsla, en daar
wil ik u, geachte lezeressen, eens wat van
zeggen.
Weet u wel, dat er niet één groente is,
die in voedingswaarde spinazie en krop
sla overtreft en maar weinige, die li en
nabij komen.
In vetgehalte en eiwitstoffen overtref
fen spinazie en kropsla zelfs asperges,
bloemkool en peulvruchten. En wij, ver
wende kinderen der natuur als wij ziju,
wij verwaarloozen juist datgene, wat wij
het meeste behoeven, en zoo overvloedig
ouder ieders bereik ligt.
Nu weten wij wel, dat alle groenten, die
veel opgediend worden, op bet. laatst gaan
vervelen. Maar omdat er 's zomers dik
wijls zooveel spinazie en kropsla is,, dat
deze bijna niets kost en, als men er een
eigen lapje grond op na houdt, men al
spoedig gewaar wordt, dat men to veel
spinazie, te' veel kropsla heeft geteeld
voor eigen huishouden moeten die
groenten dan maar worden weggegooid?
Wat beeft men voor groenten in den win
ter? 0! nu weet ik al wat voor antwoord
ik van u krijg.
De een zegt: „Wij conserveeren 's zo
mers onze doperwten, onze spersieboonen
en snijboomen en asperges en vruchten,
allen in Weck-glazen, volgens de Weck-
methode!"
Een ander zal mij vertellen, dat voor
de winterprovisie bij hen alles wordt in
gezouten.
Maar, dames, dat is allemaal goed en
wel, maar wij hebben juist 's winters
groote behoefte aan bladgroenten. Daarom
sjringt 's zomers niet zoo ruw en onver
schillig om met overvloedige spinazie en
kropsla, maar bewaart ook wat voor den
winter. Ik wil u een methode leeren, die
onder ieders bereik ligt en waarmede men
spoedig klaar is, zonder groote kosten,
namelijk: inzouten.
Wat! Spinazie en kropsla inzouten?
Dat is nog nooit gehoord' Ja, dames,
probeert het maar, gij zult ondervinden,
dat bet u beval l. Spinazie inzouten doet
men op de volgende manier: Men neemt
daarvoor een groote Keulsche pot, of
klein vaatje. Men wascht de spinazie, die
men wil inzouten eerst driemaal in frisch
water, opdat al het zand eruit verdwijne.
Nu zet men een groote pan met water,
waarin een bandje zout, op het vuur en
laat het water aan de kook komen. De
pan moet maar even meer dan de helft
met water geA-uld zijn. Nu doet men spi
nazie in de pan tot deze vol is. Als bet
water weer kookt, roer dan de spinazie
even om en schep ze uit baar kokend bad
met een schuimspaan over in een emmer
of teil met koud water. Dit moet vlug
geschieden; anders wordt de spinazie te
gaar en ze mag juist niet gaar worden. In
hetzelfde kooknat doet men weer andere
spinazie en behandelt die op dezelfde ma
nier en zoo vervolgens, totdat men den
heelen voorraad, dien men wil inzouten,
beeft behandeld. Als men al de spinazie
in koud water heeft, verversekt men het
koude water zoo lang tot de groente ge
heel koud is, waarna men deze op een
vergiet laat uitdruipen. Strooit nu een
weinig zout onder in pot of vaatje en legt
de spinazie, aan laagjes van een vinger
dikte in pot of vaatje, elk laagje be
strooiende met wat zout (200 gram zout
op 1 K.G. spinazie). Als pot of vaatje vol
is, legt men er een plankje op, met een
steen, zooals men doet met snij- en prin-
sesseboonen, opdat de groenten onder de
pekel blijve. Als men nu 's winters spina-
zio wil eten, neemt men een hoeveelheid
uit pot of vaatje, spoelt met koud water
het zout er af, totdat men proeft dat al het
zout er uit is, wringt er 't water uit, bakt.
of maalt de spinazie fijn en stooft zo ver- I
volgens als verscke spinazie.
Voor de lezeressen, die niet goed
weten hoe spinazie, gewoonlijk wordt be
reid, het volgende:
Nadat de spinazie gehakt of gemalen
is, doet men ze in een st oofpan, roert er
een lepel bloem en een stuk boter door,
giet er een weinig bouillon en ook wat
melk hij en een tikje* zout en muscaat,
naar smaak. Roert alles goed dooreen en
laat de spinazie naast het vuur gaar
stoven. Een weinig gesmolten zuring, of
eenige druppels citroensap verhoogen den
smaak. Men dient de spinazie op met dob
belsteentjes van in boter gebakken brood.
Ook Avel met hijvoeging van spiegeleieren
L. G. BOL.
NUTTIGE WENKEN.
Waar zout goed voof is.
Behalve om spijzen te kruiden is zout
nog voor het volgende goed:
Met in spiritus of geest van salmiak op
gelost zout verwijdert men vetvlekken uit
stoffen.
In zout water koelen aarden of glazen
potten snel af.
In azijn opgelost zout is goed om geel
koperen voorwerpen te poetsen.
Zwart laken blijft mooi van kleur als
men het in zout water wascht, en krimpt
dan ook niet meer.
Tapijten blijven frisch. van kleur, als
men ze, vóór het kloppen, met zout be
strooit en daarna met een vochtige doek
afneemt.
Zout, dat in de zonnewarmte en in ci-
I troensap is opgelost, verwijdert roest- en
inktvlekken.
Strooien cn manden voorwerpen en ge
vlochten riet worden door afborstelen mot
zout wal ei- als nieuw.
De zwelling van bijen- en wes pens te ken.
vermindert, wanneer men er een papje van
zout oplegt.
Crapauds schoonmaken.
Crapauds, die bekleed zijn met katoen
damast, en die een schoonruaakbeurtjc ver
diend hebben, reinigt men door ze af to
borstelen of af te wrijven met de volgende
vloeistof:
in een halven emmer water lost men een
kopje salmiak en evenveel spiritus op. Als
men een gedeelte schoon heeft gekregen,
wrijft men het na met een doek, gedoopt in
koud water. Zijn de meubelen zoo over
bun geheclc oppervlak behandeld, dan laat
men ze' rustig drogen. Alle vettige sporen
van langdurig gebruik zullen verdwenen
zijn.
Verguldsel reinigen.
Vlicgenvlekken op verguld kan men ver
wijderen met een penseeltje, gedoopt in
stijf geklopt eiwit en zout. Brons maakt
men schoon met een oplossing van een
deel eiwit, een deel petroleum en een mes
punt zout.
Leder schoonmaken.
Leder kan men met succes schoonmaken
door het af te wrijven met talkpoeder en
benzine nawrijven met flanellen lapje.
Vlekken in een hoed.
Om vuil of vlekken, die ontstaan zijn
door het vet van het haar uit een gekleur-
den hoed te verwijderen, gebruikt men een
lapje, gedrenkt in benzine, waarmee men
den hoed stevig wpjft. Men kan dit ook bij
heeren-vilthoeden toepassen. Zorgt, dal oj;
geen vuur in de nabijheicL is.
Om hoeden op te frisschen.
Een zwarten stroohoed, die grijs en
stoffig is geworden, kan men weer op-
frisschen door hem eerst goed te borstelen
en daarna te wrijven met slaolie.
Een fijnen witten stroohoed behandel e
men als volgt: Neem twee theelepels
zAvavel en meng die aan met wat citroen
sap. "Wrijf dit mengsel flink op hel stroo,
laat het drogen en borstelt den hoed dan
goed af tot al het zwaveïpoeder weg is.
Bevordering van krul in de haren.
Het is zeer aan te hevelen, om goed krul
in do haren te houden, de haren bij het
inzetten Ie bevochtigen met een aftreksel
van IJslandsche mos. Ten einde dit vocht
langoren tijd te conserveeren mengt men er
wijngeest door. Deze artikelen zijn te be
komen hij den drogist.
Eieren bewaren.
Een ingenieur uit San-Francisco heeft
een nieuwe methode uitgevonden om eieren
te bewaren.
De eieren worden in groote manden ge
legd en gedurende dertig seconden onder
gedompeld in een had van slaolie, dat door
electriciteit wordt verwarmd.
De olie, die gebracht is op bijna het
kookpunt van water, vult de poriën van
de eierschaal en sluit daardoor de eieren
van de lucht af, op de manier dus als het
meer bekende waterglas.
Marmer.
„Hoe krijg ik vetvlekken uit marmer?"
„Hoe houdt ik de marmeren platen der
wascktafels bet beste schoon?"
„Kunt u mij ook zeggen, boe ik zwarl-
marmeren schoorsteenmantels moet be
handelen?"
Dat zijn drie marmer-vraagstukken, ons
thans weer door onze lezeressen ter oplos
sing voorgelegd. Reöds meer dan eens
hebben wij zoo duidelijk mogelijk in deze
rubriek de quaestiee voor haar opgelost.
Nu echter uit den vragenbimdcl weer
eenige hulpkreten tot ons komen van
schoonmakende huisvrouwen, die haar
marmer niet weten te behandelen, herhalen
wij nog rnaar weer de nuttige wenken, die
vrij in dezen eerder gaven. Maar tevens
vragen wij haar, die belang stellen in onze
raadgevingen, ze ten gerieve van haarzelf
en ook van ons, te willen uitknippen, des
noods in een schrift op te plakken.
Om marmeren platen te reinigen, heeft
men niet veel anders dan heet water en
zeep noodig, maar men moet erop letten,
dat het water niet te lang op de plaat
blijft staan. Men droogt een paar maal
mot zachte doeken na en wrijft het mar
mer op met witte of zwarte was, al naar
de kleur dat vereischt. (Onze lezeressen
weten toch, dat er ook zwarte boenwas be
staat, die o.a. uitstekende diensten ver
richt bij het opknappen van de zwarte
mes-heften.)
Zijn in het marmer vlekken gekomen,
die zich op deze manier niet laten weg
werken, dan gebruikt men versche ge-
bluschte kalk, die men met water tot een
brijachtige mpssa roert, gelijkmatig op de
vlekken smeert en er twee of drie dagen
op laat zitten. Daarna wordt de plaat af
gespoeld.
Een middel, dat minstens evengoed, mis
schien nog heter is, is een ossengal, dio
men met 125 gram zeepziedersloog, 62
gram terpentijn en wat droge pijpaarde
tot een brij mengt die ook twee of drie
dagen op de vlek moet blijven liggen.
Vetvlekken kan men uit marmer ver
wijderen (als ze niet verdwijnen door be
werking met zeepsop) door ze te bedekken
met een laagje pijpaarde en water of met
een papje van magnesia. Dit laat men er
eenige uren op liggen, verwijdert bet poe
der en herhaalt, zoo noodig, de bewerking.
Zijn de vlekken te diep in .edrongen, dan.
schaaft men ze weg met behulp van een
stukje glas. „Hbld."