Ivoor de vrouwe- De 8 e h e i i. u 11 cl i g e proeven nu, om trent het nicotine-gehalte van lichte cn zware tabak, toonden ons, dat lichte tabak, niet altijd weinig en zware tabak niet al tijd veel nicotine bevat. Hetzelfde resultaat vond men wat betreft lier nicoiine-gehalte van den rook van den hoofdstroom (d. i. de rook die de roo ier in den mond krijgt) en dit is een feit van groot gewicht, want hierop kwam het voornamelijk op aaa. Deze scheikundige proeven nu heeft men gecontroleerd door proeven volgens een physiologische methode. Men maakte 'hierbij gebruik van de eigenschap, die nicotine bezit om de bloecis- druk te verhoogen. Van een gelijke hoeveelheid, bijv. 100 gr., lichte en zware sigaren wordt de hoeveel heid rook gezogen door een vernuftig uitge dacht toestel. De rook wordt daardoor ge leid door een azijnzure oplossing die de nicotine bindt. Met deze azijnzure nicotine-oplossingen berden, de proefdieren ingespoten en de •Srjging der bloedsdrnk nagegaan. Bij deze proeven weiden vier soorten •igaren gebruikt nl.: A: middelzwaar. B: zeer zwaar. C: zeer licht. D: nicotine-vrij (mei-k Wendt). In A vond men in 100 gram gerookte si gaar 100 milligram nicotine- In B 32 0 tdbt In C 266 mgr. In D 22 9 mgr. Het meeste nicotine bevatte dus de rook "der zware sigaar, dan volgde de zeer lichte, dan de nicotine-vrije cn eindelijk de middel zware. Het feit, da-t het nicotine-gehalte in den rook niet in onmiddellijk verband staat met het licht" of „zwaar' zijn der sigaren bleek "trit. deze proeven dnidelijk. Hierbij moet echter in aanmerking wor den genomen, waarop vroeger al gewezen werd, dat de qualificatie „licht" of „zwaar" vrijwel geheel van den smaak of willekeur van den fabrikant- of van den verkooper af hangt. De aanwijzing amarillo, claro. Colorado claro enz., die men als regel op het kistje ziet staan, heeft met het nicotine-gehalte niet-s uit te Btaan en heeft meestal alleen betrekking op de kleur van het dekblad. De kleur van het dekblad of binnenwerk, de kleur van de aseh etc. zijn al evenmin een aanwijzing omtrent de hoeveelheid nicotine, die de rooker zal binnen krijgen. Er bestaat dus geen direct verband tus- schen nicotine-gehalte en „licht" en „zwaar" zijn der sigaar in dien zin dat een lichte sigaar weinig en een zware veel nicotine zou bevatten. Nu rijst de vraag: zit er in .lichte" siga ren veel en in „zware" minder nico tine? Om deze vraag te beantwoorden werd wederom de physiologisehe methode toege past en men gebruikte voor de proef ver schillende soorten lichte en zware ris tren. als volgt-: I een vrij zware sigaar. II een zeer lichte. III een zeer zware. IV een z. g nicotine-vrije. V dezelfde sigaar als sub II vermeld doch eenige weken later gekocht. Men vond nu als ïiiect-ine-gelialte van den rook in milligrammen per 100 gram sig?. I 250 mgr. II 425 mgr. III 310 mgr. IV 250 mgr. V 375 mgr. No. II en No. V welke de ..lichtste" siga ren waren, hadden de hoogste nicotine- waarde. Het verschil tusscheu de, op ver schillende tijdstippen, van dit merk onder zochte sigaren is belangrijk en berust hier op dat oudere nicotine minder krachtig is Het feit dat in de rook van een lichte sigaar soms meer nicotine overgaat, dan in die van een zware, komt mogelijk hierdoor tot stand, dat een gemakkelijk trekkende, droge lichtgevulde sigaar, waarschijnlijk als „licht" beschouwd wordt, terwijl bij zulk een sigaar, de rook sneller door het onver- brande einde heen gezogen wordt, dus min der nicotine zal worden tegengehouden, zoodat meer in de hoofdstroom (rook, die den rooker in den mond komt) kan over gaan. Het „licht" of „zwaar" zijn van een si gaar hangt niet af van het nicotine-gehalte, en dit is niet te verwonderen alè men be denkt. dat als regel een sigaar als „zwaar" zal worden beschouwd wanneer hij onaange naam smaakt of wat wel het voornaamste is, wanneer hij spoedig onaangename sen saties bij den rooker opwekt. En hoewel als vaststaande mag worden beschouwd dat de schadelijke werking van tabak op ons organisme bij chronisch ge bruik alleen of bijna alleen veroorzaakt wordt» dcor de nicotine, zoo is daarmede nog niet gezegd, dat de smaak en het ver- wekken van .onaangename sensaties ook alleen van de nicotine afhankelijk zijn. Immers, zooals reecis in het vorig artikel is gezegd, zijn in dit opzicht ook van be lang de aetherische oliën en tecTachtige producten in de tabak voorhanden, alsme de de en" waarmede de tabak gesaust wordt. Gocdkoope sigaren worden meestal als zwaar b"=chouwd. Toch hebben deze niet altijd het grootste nicotine-gehalte. Het is dus zce." waarschijnlijk, dat do rooker zich bij het bepalen of een sigaar „licht" of zwaai-'is vooral laat leiden door de hoe veelheid der in den rook aanwezige aroma tische rn andere producten en dat men de verschillen in nicotine-gehalte niet proeft. Ten slotte zal, afgescheiden van „licht" en „zwaar" zijn en van het nicotine-gehalte van de sigaar, ook van invloed zijn de wijze waarop de sigaar gerookt wordt. Een groot deel van de nicotine toch hoopt zich op in de on verbrande rest van de sigaar zoodat het rooken ve.n dit laatste deel relatief veel schadeiiiker is dan van het begin van de sigaar. Het kauwen op een vochtig eindje tigaar is daarom zeer schadelijk. Uit het bovenstaande is dus gebleken, dat de mate van schadelijkheid van een j iigaar, noch door het bepalen van het nice- J tïne-gchalle der tabak, noch door chemische bepaling der in de rook aanwezige nicotine kan worden beoordeeld en dat evenmin het koope-n van „lichte" sigaren een geringe schadelijkheid waarborgt. De eenige metho de. om een maatstaf te krijgen omtrent de schadelijkheid van een bepaald soort siga gen is voorloopig deze, dat men de bloed drukstijging bepaalt door de in den rook aanwezige nicotine. Alhoewel in den rook van een sigaar nog andere vergiften aanwezig zijn, zooa-ls kool inonoxyde, kocldioxyde en tabakhars etc. is toch de nicotine het meest schadelijke be standdecl van tabaksrook. Vooral de hart verschijnselen zullen de werking van de nicotine moeten worden toegeschreven. Bovendien is uit onderzoe hingen van den laatst en tijd gebleken dat- overmatig tabaksgebruik een rol kan spelen bij 'hot ontstaan van arterioslerose of ader verkalking. Al is het mogelijk dat ook nog andere producten uit- den rook niet geheel zonder invloed rijn, in dit opzieht toch schijnt het wel zeker, dat de nicotine, het zij door directe giftige werking, hetzij indi rect- door de verwekte bloeddrukstijgingen als liet voornaamste gift te bestanddeel moet worden beschouwd. W. W. EEN PAASCHEI. Daar leefde in het jaar 1860 te Belle- rnont In Frankrijk een wildstrooper, die een godvergeten leven leidde en zich stoor de aan menschelijke noch goddelijke ge rechtigheid. Hij had een vinni'gen haat opgevat tegen de grooten der aarde, tegen de gendarmen en vooral tegen de pries ters en met de jaren was die haat nog toe genomen. Hij leidde een zeer eenzaam en terug getrokken leven; men was bang voor hem als voor een wild dier on iedereen ont week hem zooveel mogelijk. Nu gebeurde het op zekeren dag, toen hij over de omheining van een tuin wilde klimmen om er fruit te stelen, dat hij zijn been ernstig bezeerde. Juist was hij van plan de wonde te onderzoeken, toen een aardig klein meisje met haar gouvernante daar voorbijkwam. Het was Lucia, de af stammelinge van een adellijk geslacht, d< lievelinge van geheel de streek, voorname lijk wijl zij zooveel medelijden toonde met do arme, verlaten ouden van dagen. Zij kon dan oolc den wilddief, wiens grijze haren reeds op gevorderden leeftijd vre zen, nie onverschillig voorbijgaan. „Wat mankeert u, arme man?" vroeg zij met bewogen slem. „Het bloeit vloeit uit uwe wonde Een dof gebrom was het eenig antwoord op deze woorden. De gouvernante had spoedig den wildstrooper herkend en wil de nu aanstonds het verschrikte kind met zich heen voeren. Doch Lucia, die een even moedig als goedig hart bezat, ging aan stonds haar zakdoek dompelen in het wa ter tenor dichtbij zijnde beek en neerknie lend voor den schrik wekken den ouden wilddief, sprak zij met een engelachtigen glimlach: „Laat mij de wonde eens ver zachten, mijn goede oude man Zoo! Nu zal het jvel beter gaan, daar ben ik ze ker van!" De strooper stond geheel verbaasd en was blijkbaar diep getroffen, hij ant woordde echter niet, doch zag met ver wondering en niet zonder verlegenheid het meisje aan, dat zich verwijderde en tot afscheid nog vriendelijk sprak: „Ik woon ginds op het kasteel'. Als het hier niet be ter gaat, kom daar dan eens bij mij. Ik heb nog een uitstekend geneesmiddel, een zalf voor alle wonden." De wonde genas niet zoo spoedig en meermalen kwam de oude wilddief daar om naar het kasteel, doch nooit keerde hij met ledige handen terug. Hij bracht dan voor Lucia, die hem reeds geheel voor zich had ingenomen, bloemen of vruchten mede of nu en dan een aardig vogeltje, dat hij in het bosch had gevangen. En het meis je zei hem dan zoo vriendelijk dank, dat hij er geheel verslagen van was en zich verwonderde over de verandering, die er in hem inwendig plaats vond Het hoogheilig feest van Paschen was aangebroken en met een zeker ongeduld verwachtte Lucia den wilddief, die gezegd had, dat hij haar heden zou komen bezoe ken. In hare hand hield rij een klein voorwerp, zorgvuldig in een papier ge wikkeld. Daarmede wilde zij den grijsaard verrassen. Het is acht uur in den morgen. Daar staat eindelijk do wilddief voor rijn wel* doenster, gelukkig haar een korfje vol met frissche lentebloemen 4e kunnen aanbie den. „Ik dank u, mijn vriend," zoo klinkt het op blijden toon: „doch op mijn beurt wil ik u nu een geschenk geven: dezen morgen heeft moeder ons de Paascheieren uitge reikt; het mijne heb ik voor u bewaard; zie eens, boe schoon het is! Met deze woorden gaf het meisje hem een groot stuk chocolade, in den vorm van een ei, dat de grijsaard dankbaar uit hare han den aannam. „0, ik zie hot," zoo sprak hij, ,.gij houdt dus een beetje van mij, armen man, wijl gij zoo aan mij denkt?" „Zeg liever, dat ik veel van u houd, mijn goede vriend, en ten bewijze daarvan zon ik willen, dat ik een plaats naast u in den hemel kreeg." „De hemel! Helaas! Die is niet voor "va gebonden van mijn soort!" „Zeker, mijn vriend, het Paradijs staat open voor alle berouwhebbende zondaars en nog heden zoudt gij aan heel ons dorp uw berouw kunnen toonen. Hoort .gij het klokje kleppen? Welnu, het roept ons naar de H. Mis Kom, gij moet met ons me degaan: dat is afgesproken!" De grijsaard gaf zich gewonnen en wer kelijk volgde hij zijn weldoe: sier naar de kerk. En meer dan een, bezoeker was dien morgen verstrooid en toch ook gesticht door de stichtende houding van den armen man in het huis Gods. En de genade van den goeden God deed het overige en bracht een verloren zoon terug in het va derhuis En wat nu Lucia betreft, rij heeft i 'het kasteel en al haar dierbaren vaarwel gezegd; zij 'heeft verzaakt aan de genoe gens dezer aarde, om liet nederig zuslexke der armen te worden! Nog is zij werkzaam in een gesticht voor arme, verlaten grijs aards en ieder bewondert hare toewijding, haar onvermociden ijver voor die aan hare zorgen zijn toevertrouwd. Zoo weet de ware christelijke liefde den weg te vinden tot de harten om zo te voe ren tot Den gem?, voor Wjen alléén 't hart des mensohen geschapen is. BOBBY. Een Paaschvcrtelling voor kinderen. 'n lvleinc maandl woonden Vader, Moe der en Bobby nu in 't nieuw© huis, cn in do rommelige verhuisboel was langzaam maar zeker in orde gekomen, zoodal. de nieuwe bewoners nu eerst hun woning naar waardie gingen schatten. De mooie ligging, de prettige kamers, maar vooral de herlijke tuin vielen in den smaak. Een paar forsche boomen achterin, daarvoor wat perken met bloemen, 'n klein grasveldje, waarin Bobby kon ravotten en stoeien naar hartelust. Wel waren de bloe men er nog niet en van de blaadjes nog liaa&b niets te zien! „Wacht maar", zei Moedier, nog een paar dagen dan is 't Pa sehen en daarna komt de lente!" Sneeuw, ijs cn regen had de winter gebracht en nu nog, half April, was nauwelijks iets van lentegroen te bespeuren. Tocb, achter in den tuin. naast dc kippenren was 'n gras landje in 't klein, 'n miniatuurstukje wei land, en langs 't eene randje stonden al een paar gele akornetjes, nog schuchter en bang, kouwelijk in elkaar gedoken, maar toch ze waren ei*, 'n Verdwaalde sneeuwklokje bengelde al twee weken, maar 't zonnetje luisterde nog niet. Drie crocussen bloeiden met hiui oranje-gele stampertjes, maar verder niets, alles nog kaal en treurig. Dat hoekje bij de kippenren was Bob by's lievelingsboekje. Telkens weer ging hij er heen om de kipjes te zien en naar de bloempjes te trippelen, 's Morgens vroeg, wanneer hij nog warm in z'n bedje lag, hoorde hij den haan al kraaien en de zes jarige kleuter kroop er dan stil uit om met z'n neus tegen de vensterruiten naar bui ten te kijken waar mijnheer Haan op de stok stond, z'n kop rekte en met kracht riep: Kukelekuuuuzoo vaak tot alle kipjes wakker waren en alle lianen ver in de buurt op hun beurt gekraaid had den. Daarna trippelde de haan met z'n kip pen do ren op en nee-r, pikkend en zoe kend, woelden ze don grond om, en wach ten zoo met ongeduld af, avanneer Vader kwam met vers-eb voer. Bobby kroop gauw weer in z'n bed, als hij de kippen gezien had, want 't wa-s koud en z'n bloote voe ten bibberden op 't zeil en z'n wipneus was koud van :t vensterglas. ^let z'n heele bolletje onder dc dekens lag hij dan te soezen over de kippen, over „zijn" kip, die Vader mee zou brengen, als hij Za terdag thuis lovam, een kip voor Bobby heel alleen, die hij zelf voeren mocht als hij 's morgens benedien kwam! Zou 't een Avitte rijn of eentje met al lerlei kleurtjes? Zou ie groot en sterk zijn en hard pikken, net als die eene Avitte die hem zoo gemeen in z'n vinger pikte! Kijk, je kunt 't nog zien en 't is al weer lang geleden. Moeder had er eerst 'n- lapjc omgedaan en later nog 'n pleistertje. Dat pleistertje Avas lekker, hij had er vaak aan zitten likken, maar nu was de vinger bijna beter! Zou zijn kipje ook eitjes leggen, en grooite? Zou hij eiken dag z'n eigen ei krijgen, A*an z'n eigen kip???.... Eiken morgen lag hij zoo te denken tot Moeder kwam en hij binnen 't half uur kant en klaar voor z'n bord pap zat. Was dat netjes op, dan kreeg hij z'n boterham met een venseli gelegd ei en niemand hoef de te vragen hoe hem dat smaakte! Zoo werd 't langzaam aan de „langverwachte" Zaterdag en Bobby was heel denj morgen in gespannen A-erwachting. Telkens liep hij naar de kippen om ze te vertellen dat er nog een kipje bij kwam maar zoolaDg in een ander hokje en met een eigen stukje ren, want vader had er een af scheiding in gemaakt van ijzergaas, zoo dat de kippen hun nieuwen vriend wel konden zien, maar niet bereiken. „Ze moeten; eerst aan elkaar wennen Bobby" had moeder gezegd, „anders vechten ze!" Middags klokslag twaalf daar kwam Vader. Bobby kon z'n oogen niet gcloovèir 'n Prachtige witte kip met rondo gele oogen cn! 'n paar stevige poot-en. Hij keek wat kwaad, maar dat zou wel over gaan dacht Bobby.' Plechtig werd hij in 't hok gezet en wel 'n kwartier lang zat Bobby op z'n hurken te kijken, tot Moeder hem riep voor 't eten. Onder tafel zei Vader, dat hij 's middags 't kip/3 met rust moest laten, anders bracht 't geen Pauseheitjes morgen. Bobby .was gehoorzaam cn liep alleen; uit de verte maar te kijken wat i'n kip deed! Den- volgenden morgen hee-1 vroeg al, toen Vad'er juist bij de kipjes gekeken' had, etend Bobby voor 't raam. Vader knikte en lachte maar tegen hem. kwam toen gauAv binnen om hem aan te kleeden. Moeder sliep nog, -want 's Zondags bleef ze altoos wat langer liggen. Vader zorgde dan voor Bobby. „O, jongen", zei Vader, „er zijn Paasch- eitjes. Gauw toch, kom!" Haastig werd hij aangekleed, vlug naar beneden den tuin in, recht op 't hok af. Even kijken! Drie eieren, groote witte eieren had „zijn" kipje gelegd! „ODrie!" „Zullen we ze meenemen, Vader?" „Ja,' voorzichtig, jij één dragen;, ik de twee anderen. We leggen ze in de keuken dan kan Moeder ze kooken voor elk één!" Toen Vader en Bobby uit de kerk kwa men, was Mccder op en pronkten dc drie eic'en op tafel. „Zelf de kop eraf slaan. Vader, mag 't?" „Goed vent, voorzichtig maar!" Bobby tikt., tikt nog eens, en.... een heel bruin ei is 't van binnen ,'n Paasehei!" zeggen Vader en Moeder i te gelijk. Twee groote vra-ag oogen zet 1 DE VROUW IN DE KEUKEN Het is geachte lezeressen een over bekend feit, dat wij alle groenten, die in ons land geteeld worden, niet zelf kunnen verbruiken. Vandaar dat er zooveel groen ten naar het buitenland Avordt uitgevoerd. Er zijn evenwel groenten die, om haar groot vetgehalte, niet voor uitvoer ge schikt zijn, en daarom allo jaren liier zoo overvloedig aan de markt worden ge bracht, dat zij ten laatste, om zoo te zeg gen, niet meer worden aangekeken. Ik bedoel onze spinazie en kropsla, en daar wil ik u, geachte lezeressen, eens wat van zeggen. Weet u wel, dat er niet één groente is, die in voedingswaarde spinazie en krop sla overtreft en maar weinige, die li en nabij komen. In vetgehalte en eiwitstoffen overtref fen spinazie en kropsla zelfs asperges, bloemkool en peulvruchten. En wij, ver wende kinderen der natuur als wij ziju, wij verwaarloozen juist datgene, wat wij het meeste behoeven, en zoo overvloedig ouder ieders bereik ligt. Nu weten wij wel, dat alle groenten, die veel opgediend worden, op bet. laatst gaan vervelen. Maar omdat er 's zomers dik wijls zooveel spinazie en kropsla is,, dat deze bijna niets kost en, als men er een eigen lapje grond op na houdt, men al spoedig gewaar wordt, dat men to veel spinazie, te' veel kropsla heeft geteeld voor eigen huishouden moeten die groenten dan maar worden weggegooid? Wat beeft men voor groenten in den win ter? 0! nu weet ik al wat voor antwoord ik van u krijg. De een zegt: „Wij conserveeren 's zo mers onze doperwten, onze spersieboonen en snijboomen en asperges en vruchten, allen in Weck-glazen, volgens de Weck- methode!" Een ander zal mij vertellen, dat voor de winterprovisie bij hen alles wordt in gezouten. Maar, dames, dat is allemaal goed en wel, maar wij hebben juist 's winters groote behoefte aan bladgroenten. Daarom sjringt 's zomers niet zoo ruw en onver schillig om met overvloedige spinazie en kropsla, maar bewaart ook wat voor den winter. Ik wil u een methode leeren, die onder ieders bereik ligt en waarmede men spoedig klaar is, zonder groote kosten, namelijk: inzouten. Wat! Spinazie en kropsla inzouten? Dat is nog nooit gehoord' Ja, dames, probeert het maar, gij zult ondervinden, dat bet u beval l. Spinazie inzouten doet men op de volgende manier: Men neemt daarvoor een groote Keulsche pot, of klein vaatje. Men wascht de spinazie, die men wil inzouten eerst driemaal in frisch water, opdat al het zand eruit verdwijne. Nu zet men een groote pan met water, waarin een bandje zout, op het vuur en laat het water aan de kook komen. De pan moet maar even meer dan de helft met water geA-uld zijn. Nu doet men spi nazie in de pan tot deze vol is. Als bet water weer kookt, roer dan de spinazie even om en schep ze uit baar kokend bad met een schuimspaan over in een emmer of teil met koud water. Dit moet vlug geschieden; anders wordt de spinazie te gaar en ze mag juist niet gaar worden. In hetzelfde kooknat doet men weer andere spinazie en behandelt die op dezelfde ma nier en zoo vervolgens, totdat men den heelen voorraad, dien men wil inzouten, beeft behandeld. Als men al de spinazie in koud water heeft, verversekt men het koude water zoo lang tot de groente ge heel koud is, waarna men deze op een vergiet laat uitdruipen. Strooit nu een weinig zout onder in pot of vaatje en legt de spinazie, aan laagjes van een vinger dikte in pot of vaatje, elk laagje be strooiende met wat zout (200 gram zout op 1 K.G. spinazie). Als pot of vaatje vol is, legt men er een plankje op, met een steen, zooals men doet met snij- en prin- sesseboonen, opdat de groenten onder de pekel blijve. Als men nu 's winters spina- zio wil eten, neemt men een hoeveelheid uit pot of vaatje, spoelt met koud water het zout er af, totdat men proeft dat al het zout er uit is, wringt er 't water uit, bakt. of maalt de spinazie fijn en stooft zo ver- I volgens als verscke spinazie. Voor de lezeressen, die niet goed weten hoe spinazie, gewoonlijk wordt be reid, het volgende: Nadat de spinazie gehakt of gemalen is, doet men ze in een st oofpan, roert er een lepel bloem en een stuk boter door, giet er een weinig bouillon en ook wat melk hij en een tikje* zout en muscaat, naar smaak. Roert alles goed dooreen en laat de spinazie naast het vuur gaar stoven. Een weinig gesmolten zuring, of eenige druppels citroensap verhoogen den smaak. Men dient de spinazie op met dob belsteentjes van in boter gebakken brood. Ook Avel met hijvoeging van spiegeleieren L. G. BOL. NUTTIGE WENKEN. Waar zout goed voof is. Behalve om spijzen te kruiden is zout nog voor het volgende goed: Met in spiritus of geest van salmiak op gelost zout verwijdert men vetvlekken uit stoffen. In zout water koelen aarden of glazen potten snel af. In azijn opgelost zout is goed om geel koperen voorwerpen te poetsen. Zwart laken blijft mooi van kleur als men het in zout water wascht, en krimpt dan ook niet meer. Tapijten blijven frisch. van kleur, als men ze, vóór het kloppen, met zout be strooit en daarna met een vochtige doek afneemt. Zout, dat in de zonnewarmte en in ci- I troensap is opgelost, verwijdert roest- en inktvlekken. Strooien cn manden voorwerpen en ge vlochten riet worden door afborstelen mot zout wal ei- als nieuw. De zwelling van bijen- en wes pens te ken. vermindert, wanneer men er een papje van zout oplegt. Crapauds schoonmaken. Crapauds, die bekleed zijn met katoen damast, en die een schoonruaakbeurtjc ver diend hebben, reinigt men door ze af to borstelen of af te wrijven met de volgende vloeistof: in een halven emmer water lost men een kopje salmiak en evenveel spiritus op. Als men een gedeelte schoon heeft gekregen, wrijft men het na met een doek, gedoopt in koud water. Zijn de meubelen zoo over bun geheclc oppervlak behandeld, dan laat men ze' rustig drogen. Alle vettige sporen van langdurig gebruik zullen verdwenen zijn. Verguldsel reinigen. Vlicgenvlekken op verguld kan men ver wijderen met een penseeltje, gedoopt in stijf geklopt eiwit en zout. Brons maakt men schoon met een oplossing van een deel eiwit, een deel petroleum en een mes punt zout. Leder schoonmaken. Leder kan men met succes schoonmaken door het af te wrijven met talkpoeder en benzine nawrijven met flanellen lapje. Vlekken in een hoed. Om vuil of vlekken, die ontstaan zijn door het vet van het haar uit een gekleur- den hoed te verwijderen, gebruikt men een lapje, gedrenkt in benzine, waarmee men den hoed stevig wpjft. Men kan dit ook bij heeren-vilthoeden toepassen. Zorgt, dal oj; geen vuur in de nabijheicL is. Om hoeden op te frisschen. Een zwarten stroohoed, die grijs en stoffig is geworden, kan men weer op- frisschen door hem eerst goed te borstelen en daarna te wrijven met slaolie. Een fijnen witten stroohoed behandel e men als volgt: Neem twee theelepels zAvavel en meng die aan met wat citroen sap. "Wrijf dit mengsel flink op hel stroo, laat het drogen en borstelt den hoed dan goed af tot al het zwaveïpoeder weg is. Bevordering van krul in de haren. Het is zeer aan te hevelen, om goed krul in do haren te houden, de haren bij het inzetten Ie bevochtigen met een aftreksel van IJslandsche mos. Ten einde dit vocht langoren tijd te conserveeren mengt men er wijngeest door. Deze artikelen zijn te be komen hij den drogist. Eieren bewaren. Een ingenieur uit San-Francisco heeft een nieuwe methode uitgevonden om eieren te bewaren. De eieren worden in groote manden ge legd en gedurende dertig seconden onder gedompeld in een had van slaolie, dat door electriciteit wordt verwarmd. De olie, die gebracht is op bijna het kookpunt van water, vult de poriën van de eierschaal en sluit daardoor de eieren van de lucht af, op de manier dus als het meer bekende waterglas. Marmer. „Hoe krijg ik vetvlekken uit marmer?" „Hoe houdt ik de marmeren platen der wascktafels bet beste schoon?" „Kunt u mij ook zeggen, boe ik zwarl- marmeren schoorsteenmantels moet be handelen?" Dat zijn drie marmer-vraagstukken, ons thans weer door onze lezeressen ter oplos sing voorgelegd. Reöds meer dan eens hebben wij zoo duidelijk mogelijk in deze rubriek de quaestiee voor haar opgelost. Nu echter uit den vragenbimdcl weer eenige hulpkreten tot ons komen van schoonmakende huisvrouwen, die haar marmer niet weten te behandelen, herhalen wij nog rnaar weer de nuttige wenken, die vrij in dezen eerder gaven. Maar tevens vragen wij haar, die belang stellen in onze raadgevingen, ze ten gerieve van haarzelf en ook van ons, te willen uitknippen, des noods in een schrift op te plakken. Om marmeren platen te reinigen, heeft men niet veel anders dan heet water en zeep noodig, maar men moet erop letten, dat het water niet te lang op de plaat blijft staan. Men droogt een paar maal mot zachte doeken na en wrijft het mar mer op met witte of zwarte was, al naar de kleur dat vereischt. (Onze lezeressen weten toch, dat er ook zwarte boenwas be staat, die o.a. uitstekende diensten ver richt bij het opknappen van de zwarte mes-heften.) Zijn in het marmer vlekken gekomen, die zich op deze manier niet laten weg werken, dan gebruikt men versche ge- bluschte kalk, die men met water tot een brijachtige mpssa roert, gelijkmatig op de vlekken smeert en er twee of drie dagen op laat zitten. Daarna wordt de plaat af gespoeld. Een middel, dat minstens evengoed, mis schien nog heter is, is een ossengal, dio men met 125 gram zeepziedersloog, 62 gram terpentijn en wat droge pijpaarde tot een brij mengt die ook twee of drie dagen op de vlek moet blijven liggen. Vetvlekken kan men uit marmer ver wijderen (als ze niet verdwijnen door be werking met zeepsop) door ze te bedekken met een laagje pijpaarde en water of met een papje van magnesia. Dit laat men er eenige uren op liggen, verwijdert bet poe der en herhaalt, zoo noodig, de bewerking. Zijn de vlekken te diep in .edrongen, dan. schaaft men ze weg met behulp van een stukje glas. „Hbld."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 10