„Be lette Courant"
Tweede Blad
voor het bedrijf sa hebben dan de
■werkgevers reden tot klagen, maken zij
nu zelf niet een arbeidswet noodzake
lijk?...
Gemengd» Bepiohten.
Moordaanslag.
De 28-jarige K., een opvarende van 'ti
stoomschip Orania, kreeg gisteren te Am
sterdam ruzie met zijn vader. De vader
besloot wraak to némen. Hij begaf zich
naar een cafétje, waarin zijn zoon zat te
praten en maakte, daar men hem niet
binnenliet, schandaal. Eindelijk kwam de
zoon naar buiten. Er ontstond een korte
woordenwisseling, waarbij de vader plot
seling een mes trok en biermede den jon
geman boven het rechteroor stak. Een be
ambte van den havendienst drukte de
wonde dicht en de" getroffene, die veel
bloed had verloren, werd naar het Bin
nengasthuis vervoerd.
Een agent zette den vader, die gevlucht
was, per rijwiel na en arresteerde hem.
Gasverstikking.
De "46-jarigem evrouw L. van R. te Zand-
voort is door gas verstikking om bet leven
gekomen. Toen de echtgenoot Woensdag
avond om halfzeven thuis kwam, werd' het
ongeval ontdekt. Doktershulp mocht niet
meer baten. Ook het zuurstofapparaat le
verde geen resultaat op. De dood was waar
schijnlijk reeds in den middag ingetreden.
Brand in een asfaltfabriek.
Woensdagmiddag ontstond te Leeuwar
den brand in de Asfaltfabriek van den
heer Brouwer aau het Nieuwe Kanaal. De
brand beperkte zich tot den teerpot, waar
uit zich dikke rookwolken ontwikkelden.
Dit is de derde maal dat in deze fabriek
brand is ontstaan.
Overreden.
Juist toen de echtgenoote van den scha
renslijper J., tijdelijk te Balk vertoevende,
en met zijn woonwagen op den weg van.
daar naar Wijckel rijdende, van achter den
wagen te voorschijn trad, sijorde een par
ticuliere auto uit Wier voorbij en reed de
vrouw aan met het gevolg dat zij onmid
dellijk dood was. Do nog jonge vrouw laat
haar man achter met vijf nog jonge kinde
ren. Volgens'de ,.L. Crt." treft den chauf
feur geen schuld.
Tram ontspoord.
Gisteren is hij Suameerderhri Ie de 1 :v.
van Veenwouden naar Drachten geheel
ontspoord. Geen persoonlijke ongelukken
deden zich voor. De rails zijn omgebogen.
Auto-ongelukken.
Gisterenmorgen 6 uur is op de Koningin
negracht bij de Javastraat te 's-Gravenha-
ge een auto in een hoop zand gereden, en
daardoor omgeslagen De chauffeur kwam
uit de garage en moest in de Jan van Nas-
saustraat passagiers voor den eersten trein
naar Groningen ophalen. Hij meende, dat
het al aardig licht was, maar op de Koning
innegracht had men de straat pas gerepa
reerd en op die plekken had men gewoon
zand gestrooid. Vlak bij de Javastraat ech
ter lag naast de tramrails een hoop zand.
En de chauffeur vermoedt, dat zijn oogen.
die aan zand gewend waren, den hoop zand
daardoor niet onderscheiden hebben. De
chauffeur voelde een ruk aan 'het stuur en
meteen sloèg de wagen om. Het kraakte
aan alle kanten. De chauffeur kreeg alleen
schaaf- en snij wondjes kroop uit den wagen
en holde zoo hard hij kon naar de garage,
nam een andere auto, reed naar de Jan
van Nassau straat en bracht de passagiers
juist op tijd aan den Groningschen trein.
Toen pas is hij naar den in elkaar gere
den wagen gaan kijken.
Een zware vrachtauto van de firma
'Al. H. Beyer Zoon te Rotterdam is op den
Binnenweg te Bennebroek bij het uithalen
voor een andere auto over den berm van
den weg gereden en daar blijven vastzitten.
Een 'lantaarnpaal werd omvergereden. Po
gingen om den auto weer op den weg te
brengen, mislukten. Een uit Lisse komende
vrachtauto van de firma Verduin slaagde
er in de verongelukte in het goede spoor te
deepen'.
De stuurinrichting bleek defect te zijn.
Nederlanders in België veroordeeld.
De Nederlander J. v. d. D. uit Gorinchem
is door de rechtbank te Antwerpen veroor
deeld tot een jaar gevangenisstraf wegens
•het veroorzaken van den dood door schuld
door met een auto een 60-jarig persoon te
overrijden, die aan de gevolgen overleed.
Inbraak in een R.-K. Kerk.
Pastoor Rood te 's-Gravenhage heeft bij
de politie aangifte gedaan dat er ingebro
ken is in de R.-K. kerk in de van Bevernink
straat-
Er zijn slechts eenig geld en twee zil
veren doosjes gestolen. De kerkelijke goe
deren van grooter waarde zijn met rust ge
laten. Van de daders is nog geen spoor
ontdekt.
Het geval van bigamie.
De Haagsche Politie is, zooals reeds ge
meld, een geval van bigamie op bet spoor
gekomen. Nader wordt hieromtrent gemeld:
S. is volgens zijn verklaringen op jeugdi
gen leeftijd uit Nedérland naar Duitsch
land vertrokken om aldaar to studeeren en
trad daar in 1913 dus op 22-jarigen. leeftijd,
in het 'huwelijk met een Duitsche vrouw, uit
welk huwelijk drie kinderen werden gebo
ren.
Den geheelen oorlog maakte hij mee als
gegradueerde in het "Duitsche leger en in die
jaren van heen en weer trekken schijnt S.
van zijn vrouw te zijn vervreemd en toen
hij dan ook na den oorlog in Duitschland
geen bestaan kon vinden, is hij weer naar
Holland gekomen alwaar hij o. a. in Rotter
dam, Amsterdam en in andere plaatsen zoo
nu en dan tijdelijk werkzaam was in zijn
functie van ingenieur. In die dagen zond
hij van tijd tot tiid aan zijn vrouw in
Rijnland geld. welke geldzendingen echter
gaandeweg minder werden en ten slotte
geheel ophielden en waarbij nog kwam dat
de vrouw het spoor van S. door diens voort
durend verhuizen geheel kwijt raakte.
Een paar jaar geleden verkreeg S. een
meer vaste betrekking op scheepswerven
rond Dordrecht en op een van de kantoren
dezer werven kwam hij in kennis met een
22-jarig Hnllandseh meisje, uit gegoeden
burgerstand Deze kennismaking leidde tot
een huwelijk dat in 1922 voltrokken werd
te 's-Gravenhage, waarna S. zich aldaar ook
vestigde. Ook dit huwelijk bleef niet kin
derloos want er werd één kind uit geboren.
Volgens de verklaringen die S. thans aan
de politie heeft afgelegd, heeft hij van 1922
tot nu toe voortdurend in angst geleefd dat
zijn dubbel huwelijk aan den dag zou ko
men. Hii heeft zijn tweede vrouw heel on-
Vrijdag [18 April 1924
«mwOTren.11.1—p-«a—
BUlEaEHLANP
HET GEZANTSCHAP BIJ DEN
H. STOEL.
Dat onder Christelijk-Historischen niet
eenstemmig wordt geoordeeld in zake ons
gezantschap bij den H. Stoel, blijkt uit
„Nieuw Christelijk Leven", het jonge
maandblad ter verspreiding van christelijk-
historische beginselen en waarin de beer
F. Krul o.m. schrijft:
„Ik wil voor niemand onder doen in het
beweren, dat do R.-K. in dit gezantschap
zien een „politiek fortuintje" aan hun
zijde, maar niettemin meen ik dat in
Regeeringszaken toch ook eenige con
tinuïteit moet hecrschen. De Minister van
Buitenlandsche Zaken acht schijnbaar het
Gezantschap bij den Paus nog al van ge
wicht en waarom gaan onze Kamerleden
daar nu telkens tegen-in? Minister van
Karnebeek heeft het vertrouwen van de
geheele Kamer, niet het minst van de G.-
H. Kamerleden. Zij immers beriepen zich
ten opzichte van hunne houding tegenover
de Vlootwet gaarne op het standpunt van
dien Minister.
In dit verband zou ik willen vragen:
maar waarom clan ook niet hetzelfde ver
trouwen aan den dag gelegd ten opzichte
van het standpunt van bedoelden bewinds
man tegenover „Gezantschappen"? Er zijn
toch wel meer Protestantsche Mogend
heden, zooals Engeland en Duitschland,
clie daar te Rome bij den Paus een gezant
hebben. Of die gezant nu altijd iemand
moet zijn van Roomsche huize, daarover
valt wel degelijk te twisten, maar overi
gens meen ik, dat onze G.-H. Kamerleden
in bet vervolg bij de beoordeeling van het
Gezantschap bij den Paus een ietwat rui
mer standpunt kunnen innemen. Zoodra
een man als Minister Van Karnebeek gaat
zeggen: „In bet belang van ons land is de
post bij den Paus niet meer noodzakelijk,"
dan moet van oen Nederlandschen ver
tegenwoordiger bij den Paus ook geen
sprake meer zijn en dan twijfel ik ook
niet, of de Roomsck-Katk. Kamerleden
zullen zich dat ..politiek fortuintje" spoe
dig zien ontfutseld. Laten dus de C.-H.
Kamerleden in het vervolg den Minister
van Buitenlandsche Zaken deze perfninente
vraag voorleggen: „Heeft ons land nog
langer belang bij een Gezant bij den Pau
selijken Stoel"?
Blijkt het antwoord huns inziens niet
steekhoudend, dan immers 'kunnen onze
Kamerleden hetzelfde doen wat ze ditmaal
opnieuw hebben gedaan, n.l. „een amende
ment tot opheffing" voorstellen, maar dan
zal de reden tot indiening van bet amende
ment meer gegrond zijn, dan ditmaal het
geval is geweest.
Resumeerende kom ik tot de conclusie,
dat de C.-H. Kamereleden ditmaal beter
hadden gedaan om geen amendement voor
te stellen en ik doe derhalve ook niet mee
aan de dankbetuiging door ds. Van Hoo-
genhuyze gericht aan de Kamerclub, voor
dit bewijs van handhaving van het Protes-
ïantsch karakter der natie."
Stabat Mater Dolorosa.
Heden gedenken wij weer het ontzag
lijke drama, dat zich 19 eeuwen geleden
afspeelde op den Calvariënberg.
Onze Zaligmaker overgeleverd aan Z'jne
vijanden, ge'ïjk reeds door Isaïas was*
voorspeld: ,,Hij werd gewond om onze
ongerechtigheden; Hij werd verbrijzeld
om onzo misdaden; de tuchtiging tot on
zen vrede was op Hem en door Zijn strie
men werden wij genezen. "Wij allen, als
schapen dooien wij; ieder week af van
zijnen weg; en de Heer legde op Hem al
onze ongerechtigheden.- Hij heeft zich
aangeboden gelijk Hij zelf het wilde en
Hij deed Zijn mond niet open. Als een
schaap werd Hij ter slachtbank geleid en
als een lam voor zijn scheerder blijft Hij
stom en doet Zijn mond niet open."
Isaïas voorzegde alles, zooals het ge
beurde.
Christus: het. Lam dat stil ter slacht
bank gaat
En wij zeggen: „Aanbiddelijk Lam Gods,
barmhartige Jesus, om onzentwillc, om
onze zaligheid hebt Gij den bitteren kelk-,
ten bodem geledigd en toen hebt Gij met
machtige stem geroepen dat eeuwen-door-
claverende woord: „Gonsummatum ast!"
Het is volbracht! Dat smartenwdord,
dat nochtans een vreugdekreet, een he
melsei,o liefdekreet was, die Schallen zal
lot liet eind der tijden als Gij komen zult
op de wolken des hemels. Dan is het vol
bracht voor allen die van goeden wille wa
ren; maar ook voor de onwilliigen en de
boozen, wien Gij toch ook den hemel-
schen schat van Uw liefde en eindeloos er
barmen hebt willen schenken en die dan
met het vreeselijke woord „te laat" op de
lippen zich in de diepste doodsangsten
zullen trachten te verbergen voor de ont
zettende majesteit van Uw Goddelijk
Aanschijn."
Goede Vrijdag! Wij gedenken de angsten
van Gethsémané en de smarten van Gol
gotha.
Do luister van Gods huis is versomberd,
de woonstee Zijner heerlijkheid ontzield;
de Tabernakel is troosteloos leeg; de
Godslamp gebluscht; geen kaarsen bloeien
met vele stille vlammen; dê klokken luiden
niet moer; het orgel zwijgt.
Onze gebeden, die anders het hoogheilig
Sacrament omvlechten mét een weefsel
van innige woorden, met een sluier van
devote liefde, schijnen op te gaan heel ver
en heel hoog en te vervluchtigen in ijle
sfeer. Er is smart in ons, dat de Godde
lijke Heer zoo ver van ons schijnt.
Ons blijft slechts ter aanbidding het
kruis: „Crueem tuam adoramus, do mine!"
Wij zien dat kruis hoog opgericht op I
Mogen de Katholieken den Bijbel lezen?
„Pkilaleeth" schrijft in. de Annalen
v. li. Missiehuis Tilburg, jaargang 22,
blz. 94:
Een lezeres, beelemaal uit het verre Ca
nada -want ook dèAr komen onze An
nalen vraagt me: „Is het een Katholiek
geoorloofd den Bijbel te lezen?"
Nou, dat zou ik denken: hoe meer hij
het doet, hoe beter, vooral die deelen der
H. Schrift welke hij makkelijk begrijpen
kan, zooals de Evangeliën.
't Fabeltje, dat bij vele Protestanten
ook nu-nog geloofd wordt, als zouden de
Roomscken nooit 'n Bijbel mogen open
doen, komt wellicht hier vandaan, dat de
H. Kerk sommige Bijbeluitgaven verbiedt,
n.l. die, welke geen kerkelijke goedkeuring
dragen. Kerkelijke goedkeuring verkrijgen
alleen Bijbeluitgaven met nota's of ver
klaringen van duistere plaatsen.
Jaargang 23, blz. 95:
In den Catechismus staat: „Wij mogen
de Heilige Schrift lezen als de uitgave
kerkelijk is goedgekeurd."
Ook den Nederlandschen Katholieken
is 't-dus niet alleen in theorie, maar ook
in practijk geoorloofd de heele H. Schrift
te lezen: v.an welke bevoegdheid echter de
meesten, zelfs wat bet Nieuwe Testament
betreft, een veel te karig gebruik maken.
In het Hotel-, Café- en Restaurantbedrijf.
Ergerlijke toestanden.
Verleden week is in de Tweede Kamer
aangedrongen op toepassing der Arbeids
wet ook voor het hotel-, café- en restau-
rantpersoneel. Omtrent de werktijden in
dit bedrijf gaf de heer Schaper enkele
cijfers. Wat betreft A m s t e r d a m
noemde hij
Restaurant „Bagatelle", Kalverstraat: de
kellners werken 90 uur per week, de koks
81 uur; de koks werkten van 31 Dec. 1923
van 10 uur 's morgens tot 2 Jan. 1924 des
morgens 3 uur, derhalve 41 uur aan één
stuk;
Restaurant „La Reserve", Rembrandt-
plein: de koks werken 70Vi uur per week;
Café-Restaurant „Winkels", Kalver
straat: de kellners werken pl.m. 80 uür per
week, do koks 68 uur;
Hotel-Café-Restaurant „Neuf", Kalver
straat: de koks werken 72 uur per week;
Hotel-Gafé-Restaurant „Suisse", Kalver
straat: een keuken, lang 7 M., ongeveer
3% M. boog. (Een fornuis met vier .vuren
Geen waschgelegenheid, onvoldoende ven
tilatie), de koks werken 75 uur per week;
Restaurant „Tasco", Leidscheplein: de
kellners werken 75 uur per weck, de koks
72 uur.
Wat betreft Rotterdam noemde spr.
Café-Restaurant „Riche", Hoogstraat: de
koks werken 76 Yi uur per week, veel
nachtwerk, om de 8 of 9 dagen een vrije
dag;
Café-Restaurant „Caland", Coolsingel:
de kellners werken 67 uur per week;
Café-Restaurant „Loos", Hofplein, de
kellners werken 75 uur per week;
Café-Restaurant „Pschorr", Coolsingel:
de kellners werken 68li uur per week;
Café „De Onderwereld", Kipstraat: de
kellners werken 90 uur per week, één dag
per week is de tijd rond 19 uren;
Café „Hilgersberg": de kellners werken
105 uur per week!
Als deze cijfers juist zijn, heerschen
ii? dat bedrijf inderdaad ergerlijke mis
standen.
Wanneer dan later de arbeidswet do
banden weer wat al te knellend maakt
den Calvariënberg. Wij denken aan al de
smarten aan dat kruis geleden; dien door
nenkroon, die striemen der geeseling, den
sjxrt der Joden; Uw schoono leden wreed
uiteengerektUw hemelsoh Aanschijn
smartverwrongen.
En bij het kruis de Moeder, op wie Gij
vol liefderijk mededoogen en kinderlijk
neerbükt.
Met ontzetting denken we aan de schuld
der mensc-h'heid en in diepe verslagenheid
kloppen we op de borst en stamelen ons:
Mea Culpa
Steeds onbegrijpelijker wordt ons bet
mysterieuze van. Uw menschwording, het
mysterie van Uw omwandeling op aarde,
het aangrijpend mysterie van Uw lijden en
sterven. Ea hoe meer wij verstomd staan
voor dat geweldig mysterie, hoe ons klean-
menschelijk denken door dit Goddelijk ge
heimenis zijn nietigheid gevoelt, des te
meer groeit in ons het geloof en de zucht,
•U in onze kleinheid onzo geringe, door
U zoo goddelijk grootmoedig aanvaarde
blijken van vertrouwen en liefde te ge
ven. Des te inniger bidden wij: „Ontferm
U onzer Heer, naar de groote male van
Uw mededoogen."
En dan weer denken wij aan Haar, tót
wie gezegd was: „Een zwaard zal door
Uw ziel gaan."
Daar staat zij aan de voeten van hot
kruis en met hulpeloos handenwringen ziet
zij op naar 't hout der schande, waaraan
haar Kind hangt. En zij weet geen woor
den voor haar smart. En naast .haar staat
de Jongere, dtón Jezus lief had, de H.
Joannes met dat edel en fijn profiel.
Maar zijn gelaat is grauw en zijn trek
ken zijn oud van diepe, diepe deernis. Hij
steunt de gebenedijde Moeder Gods, thans
de droefste aller vrouwen, en nochtans
vloekt zij niet de moordenaars van haar
Kind.
"Wat de ziel van iederen geloovige elk
jaar in den Passietijd opnieuw aangrijpt,
dat heeft in 't bijzonder door alle tijden
been de Christelijke kunstenaars aange
grepen en geïnspireerd tot vrome schep
pingen. Door beeldhouwers en schilders is
de weenende Moeder aan den voet van het
kruis weergegeven cn ieder trachtte in
zijn creatie -zijn eigen vroom geloof neer
te leggen.
Maar ook dichters hebben 'de smarten
van Maria bezongen en het meest klassiek
i!s wel geworden het „Stahat Mater" van
Jacopone di Todi, dat.zooals we wetien,
een eereplaats kreeg in'de liturgie en eiken
Vrijdag bij de Kruiswegoefening gezon
gen wordt.
Van dit „Stabat Mater" beslaat een
mooie Middelnederlandsche vertaling. Een
goede, woordgetrouwe vertaling is in do
gewone kerkboeken meestal opgenomen.
Er bestaat evenwel ook een minder 'beken
de van Vader Vondel, die ik even voor U
wil afschrijven.
Jezus' nat bekrete Moeder
btont bij 't Kruis, daar ons Behoeder,
Haar beminde Zoon aan hing;
En haar docht, terwijl zij steende,
Hem betreurde, en druckingh weende,
Dat een zwaart door 't harte ging.
OchHoe druckigh, hoe vol rouwe
Was die zegenrijcksle vrouwe,
Moeder van Gods eenig Kint!
Die uit een weemoedigli harte,
Bevende aanzagh al de smarte
Van haar vrucht, bij God beminit.
Och, wien zou 't in 't hart niet snijden,
Zoo hij, in dat deerlijck lijden,
Kristus' lieve Moeder zagh?
Och! Wie zou zich niet bedroeven,
Zagh hij 't hart beklemt van schroeven,
Om den Zoon, die 'r onder ,lagh? 1).
Zij zagh Jezus' pijn en stramen 2)
Lijden, om ons al tezamen,
En hem sterven met geschal; n)
Toen die waarde en uilverkoren
Treurigk, als een troosteloozen,
Zijnen Geest aan Godt beval.
Bron van moederlicke minne,
Stort bij mij 't gevoelen inne,
Van meedoogen en geklagh;
Doe mijn koude hart verlangen,
Om mijn Heilant aan te hangen,
Dat ik hem behagen magh.
Heiige Moeder, allerkuischle,
Druck de wonden des Gekruiste
Krachtiglijck in mijn gemoedt:
Laat ik oock met U bezuren
Uw gewonden Zoons quelsurcu,
Die mij vrij kocht met Zijn bloet.
Dat ick ijverigh U geleio
En 't gekruiiste Lam besohreio
Al de dagen die ick leef.
't Wensch uw kruis te helpen drr; n.
En bij 't kruis met U te klagen,
Schoon een ander U begeef.
Puick der Maagbdelijcke loten,
Wil mijn bede niet verstooten;
Laat mij aan uw zijde staan,
Kristus' doot mijn ziel genezen,
Laat ik die deelachtig wezen:
Laat ze in 't Jiart ge-schildert staan.
Om den Zoon, dien zij ónder 't harte
droeg.
Zij zag Jcsus pijn en strijd, moeite
lijden.
Met een schol klinkenden kreet.
Laat zijn hartquetsuur mij raken.
En zijn bloet mij droncken maken,
In de liefde van Godts Zoon.
Reine Maaght, ghij doet mij blaken:
Uw gebedt zal voor nr'j waken
En. bevrijden voor Godts troon.
Laat het kruis mijn ziel bedekken
Kristus' doot mijn schild verst reckon
Een mij koestren mot gena.
Als dit Lichaam komt te sterven,
Laat mijn ziel met b'ijschap erven
't Hemelsch Paradijs hier na.
In ..Gu'de-Jaer ons Hoeren Jesu Chris-
te'' geeft Slalpaert van der Wielen een
gedicht „Golgotha", met den ondertitel
„Op Goede Vrijdagh".
Daarin bezingt hij ook de Mater Dolorosa
aan den voet van 't kruis; maar 't is geen
vertaling vaai 't Stahat Mater.
Het begint met oen vraag aan Maria
waar haar Zoon gebleven is. En Maria
zegt: „Zie naar zon en maan, hoe zij ver
duisterd zijn. Zij herinnert verder aan de
vervuljjng van wat door den profeet Jere-
mias gezegd was: ..Een klacht is in Rarna
gehoord, groot geween en geschrei: Rachel
beweende hare kinderen, en zij wilde niet
getroost -worden, omdat zij niet meer wa
ren: woorden waaraan Vondel herinnert
in zijn overschoono Kerstnacht-rei.
De eerste strophe van Stalpaert luidt:
Maegd, maegdenkroon,
Maer nu bedrnokte moeder,
Waer is uw Soon,
Uw' Bruygo-m en uw Broeder?
Ik sagih Hem gaen
Na Golgotha verheven,
Door scherpe paen.
Waer is Hij nu gebleven?
„Wat vraegstu mij?
Ganck, vraeg het Son en Maeu!
Sietstu niet aen
Den rou, die zij bedrijven?
Nu is voldaen
Den druck van alle wijven;
Rachel, houdt op
Van u betraent geschrey,
Of schreyt met mij
En laet dyn droefheydt blijven
Want als een zee
Is d' afgrond van mijn wee.
Rachel, Zegt Maria in deze strophe,
schrei thans niet meer over den moord
door Herodes aan weerloozo kinderen be
dreven. Laat Uw eigen droefheid achter
wege en schrei met mij, want dien ik ver
loren heb, heeft voor ons allen voldaan,
bij God. Hij heeft de schuld der vrouw
geboet.
Wee mij, zegt ze in de tweede strophe,
nu komt de voorspelbng van Simeon uit.
kundig gelaten van zijn eerste huwelijk.
Inmiddels bleef zijn nog steeds in Duitse#
land vertoevende eerste vrouw, die men
haar gezin in behoeftige omstandighedeij
verkeerde, nasporingen naar S. hier te lan^1
de doen en het schijnt dat ook man de zijcLsf
van de familie van de tweede vrouw even.^
eens naar S. inlichtingen zijn ingewonnen»
Het toeval wilde dat. beiderlei verzoeker?
om inlichtingen terecht zijn gekomen ij
handen van een en dezelfde ambtenaar tea
gevolge van welken toevalligen samenloop
van omstandigheden het verleden van S. in
het volle daglicht kwam, waarop diens aan
houding aan den scheepswerf volgdo.
Eigenaardig is het in dit geval, dat, toen
S. in 1922 om te 's-Gravenhage te huwen
uit Duitschland zijn benoodigde papieren
liet overkomen, uit deze bescheiden vol^
strekt niet bleek dat S. reeds gehuwd was.
De aangehoudene heeft voor den Haag-
schen Commissaris van Politie, den heef
Kramer, een volledige bekentenis afgelegd.
Heb onderzoek in deze zaak, ook voor
zoover dit in Duitschland zal worden ge
leid, berust in handen van de Haagsche
Politie.
S ds ter beschikking van de Justitie ge
steld en naar het Huis van Bewaring over
gebracht.
De tweede vrouw, wier huwelijk ontbon
den zal worden is, naar zich begrijpen laat,
zeer onder den indruk van het voorgevalle
ne en is naar haar familie teruggekeerd.
Een voerdaeiig zaakje.
Men schrijft aan de „Amst.":
Een onderofficier - der in fanterie werd
het vorig jaar aangesteld als agent dei
vrijwillige ouderdomsverzekering hij den
Raad van Arbeid te Middelburg, 't welk
een behoorlijk salaris opleverde. Eenigen
tijd geleden werd den betrokkene een werk
kring aangeboden op een fabriek aldaar.
Daar het agentschap echter „den geheelen
mensch" vorderde^zou de betrekking niet
kunnen worden aanvaard. Onze man wist
echter raad. Nam iemand in dienst, welke
voor ongeveer 1/3 van het salaris van het
agentschap „waarneemt" en de gewezen
sergeant werkt nu in de nieuwe betrek
king; ontvangt daar bet volle loon, strijkt
de grootste helft van het agentschap van
den R. v. A. in den zak en ger-tót boven
dien nog een tamelijk ponsioen als gewe
zen onderofficier. Het mesje snijdt dus
wel van alle kanten. Of het echter vol
gens de bepalingen van den R. v. A. ge
oorloofd is, mag worden helwijfeld
Een vergadering gestoord.
Gisterenavond hield do yereenigïng
van anti-militaristen in net gebouw van
Handwerkersvriendenkring aan de N.
Achtergracht te Amsterdam een vergade
ring. Terwijl een der sprekers het woord
voerde, ontstond plotseling achter in de
zaal een ondragelijke slank, die zich in
minder dan geen tnjd door de beelo zaal
verspreidde. Een oogenblik later steeg er
een groote blauwe vlam op, die echter on
middellijk weer verdwenen was.
Het bleek dat achter in de zaal een aan
tal jongelieden van 18 a 20 jaar zaten, die
later zeiden „activisten" te zijn. Een hun
ner heeft met bedoeling de vergadering
der anti-militaristen te verstóren, oen
fleschje gevuld met zwavelwaterstof over
de vloer uitgegoten, vandaar de ontzet
tende stank. Vermoedelijk is de vloeistof
in aanraking gekomen met een nog bTan-
dend eindje sigaar, dat op den grond lag,
Maar 't is nog erger, dan hij voorzegde,
want niet éénmaal, maar zevenmaal heeft
een zwaard mijn ziel doorboord. En dan
ïioemt zij de zeven smarten op: het bloed-
zweeten des Hoeren op den Olijfberg, de
hoon der Joden, de rietsfaf, de doornen
kroon, de striemen der geeseling, Christus
aan Jt kruis genageld en' eindelijk Zijn
dood. Daarom is.de afgrond van ha V
smart diep en eindeloos aks de zee,
Wee m;j, mijn ziel!
Zijn dit dan nu de tijden,
Datstu het zwaerd
Van Simeon soudt lyden?
Ach, oude man!
Du hadst veel meer als reden,
Want 'k voel mijn ziel
Wel sevenvoudt doorsneden!
Ay bloedigh zweet
Op d' Oliveetschen berg;
Ay Joodsch ge terg,
Roên, doornen, roode kerven!
Aen sulcken soon
Vervat soo menig werven,
Ay, boven al,
Dat ick van 's beuls gespuys
Hem aan een kruys
Sagh' hechten, en sagh sterven!
Des als een zee
Is d' afgrond van mijn wee.
-In de derde strophe klaagt Maria, dat zo
haar Zoon juist door dezen afschuwelijken,
dood moest verliezen. Zoo gaarne had zo
hem nog lang als een trouwe, liefdevore
moeder gediend. Maar 't mocht niet zijn.
Eu het ergste is, dat God Hem op het bitó
Iers to o ogenblik verliet.
Dat alles zou niet te verdragen zijn, zoo
besluit zij haar Macht, als zij Hem niet
i terug verwachtte.
j O Droefheydt groot!
Heb ick mijn uytverkoren
i Door sulcken dood,
I Eylacen, dan verloren?
iHad ick hem noch
Tot dienst wat mogen strecken,
Had ick hem toch
Ter eeren mogen decken!
j Had ick mijn borst
Tot laving van syn dorst
Hem mogen biên,
Doen ick hem hooide klagen,
Gelyck ick plagli
In 't jongste van syn dagen,
Maer 't viel te zwaer.
En boven al mijn zeer,
Dat Godt, den Va'er
Hem liet 'k En sou niet dragen
Den rou, ten waer
Ick hem verv er.
N. J. H. S