„Be lette Courant" Tweede Blad voor het bedrijf sa hebben dan de ■werkgevers reden tot klagen, maken zij nu zelf niet een arbeidswet noodzake lijk?... Gemengd» Bepiohten. Moordaanslag. De 28-jarige K., een opvarende van 'ti stoomschip Orania, kreeg gisteren te Am sterdam ruzie met zijn vader. De vader besloot wraak to némen. Hij begaf zich naar een cafétje, waarin zijn zoon zat te praten en maakte, daar men hem niet binnenliet, schandaal. Eindelijk kwam de zoon naar buiten. Er ontstond een korte woordenwisseling, waarbij de vader plot seling een mes trok en biermede den jon geman boven het rechteroor stak. Een be ambte van den havendienst drukte de wonde dicht en de" getroffene, die veel bloed had verloren, werd naar het Bin nengasthuis vervoerd. Een agent zette den vader, die gevlucht was, per rijwiel na en arresteerde hem. Gasverstikking. De "46-jarigem evrouw L. van R. te Zand- voort is door gas verstikking om bet leven gekomen. Toen de echtgenoot Woensdag avond om halfzeven thuis kwam, werd' het ongeval ontdekt. Doktershulp mocht niet meer baten. Ook het zuurstofapparaat le verde geen resultaat op. De dood was waar schijnlijk reeds in den middag ingetreden. Brand in een asfaltfabriek. Woensdagmiddag ontstond te Leeuwar den brand in de Asfaltfabriek van den heer Brouwer aau het Nieuwe Kanaal. De brand beperkte zich tot den teerpot, waar uit zich dikke rookwolken ontwikkelden. Dit is de derde maal dat in deze fabriek brand is ontstaan. Overreden. Juist toen de echtgenoote van den scha renslijper J., tijdelijk te Balk vertoevende, en met zijn woonwagen op den weg van. daar naar Wijckel rijdende, van achter den wagen te voorschijn trad, sijorde een par ticuliere auto uit Wier voorbij en reed de vrouw aan met het gevolg dat zij onmid dellijk dood was. Do nog jonge vrouw laat haar man achter met vijf nog jonge kinde ren. Volgens'de ,.L. Crt." treft den chauf feur geen schuld. Tram ontspoord. Gisteren is hij Suameerderhri Ie de 1 :v. van Veenwouden naar Drachten geheel ontspoord. Geen persoonlijke ongelukken deden zich voor. De rails zijn omgebogen. Auto-ongelukken. Gisterenmorgen 6 uur is op de Koningin negracht bij de Javastraat te 's-Gravenha- ge een auto in een hoop zand gereden, en daardoor omgeslagen De chauffeur kwam uit de garage en moest in de Jan van Nas- saustraat passagiers voor den eersten trein naar Groningen ophalen. Hij meende, dat het al aardig licht was, maar op de Koning innegracht had men de straat pas gerepa reerd en op die plekken had men gewoon zand gestrooid. Vlak bij de Javastraat ech ter lag naast de tramrails een hoop zand. En de chauffeur vermoedt, dat zijn oogen. die aan zand gewend waren, den hoop zand daardoor niet onderscheiden hebben. De chauffeur voelde een ruk aan 'het stuur en meteen sloèg de wagen om. Het kraakte aan alle kanten. De chauffeur kreeg alleen schaaf- en snij wondjes kroop uit den wagen en holde zoo hard hij kon naar de garage, nam een andere auto, reed naar de Jan van Nassau straat en bracht de passagiers juist op tijd aan den Groningschen trein. Toen pas is hij naar den in elkaar gere den wagen gaan kijken. Een zware vrachtauto van de firma 'Al. H. Beyer Zoon te Rotterdam is op den Binnenweg te Bennebroek bij het uithalen voor een andere auto over den berm van den weg gereden en daar blijven vastzitten. Een 'lantaarnpaal werd omvergereden. Po gingen om den auto weer op den weg te brengen, mislukten. Een uit Lisse komende vrachtauto van de firma Verduin slaagde er in de verongelukte in het goede spoor te deepen'. De stuurinrichting bleek defect te zijn. Nederlanders in België veroordeeld. De Nederlander J. v. d. D. uit Gorinchem is door de rechtbank te Antwerpen veroor deeld tot een jaar gevangenisstraf wegens •het veroorzaken van den dood door schuld door met een auto een 60-jarig persoon te overrijden, die aan de gevolgen overleed. Inbraak in een R.-K. Kerk. Pastoor Rood te 's-Gravenhage heeft bij de politie aangifte gedaan dat er ingebro ken is in de R.-K. kerk in de van Bevernink straat- Er zijn slechts eenig geld en twee zil veren doosjes gestolen. De kerkelijke goe deren van grooter waarde zijn met rust ge laten. Van de daders is nog geen spoor ontdekt. Het geval van bigamie. De Haagsche Politie is, zooals reeds ge meld, een geval van bigamie op bet spoor gekomen. Nader wordt hieromtrent gemeld: S. is volgens zijn verklaringen op jeugdi gen leeftijd uit Nedérland naar Duitsch land vertrokken om aldaar to studeeren en trad daar in 1913 dus op 22-jarigen. leeftijd, in het 'huwelijk met een Duitsche vrouw, uit welk huwelijk drie kinderen werden gebo ren. Den geheelen oorlog maakte hij mee als gegradueerde in het "Duitsche leger en in die jaren van heen en weer trekken schijnt S. van zijn vrouw te zijn vervreemd en toen hij dan ook na den oorlog in Duitschland geen bestaan kon vinden, is hij weer naar Holland gekomen alwaar hij o. a. in Rotter dam, Amsterdam en in andere plaatsen zoo nu en dan tijdelijk werkzaam was in zijn functie van ingenieur. In die dagen zond hij van tijd tot tiid aan zijn vrouw in Rijnland geld. welke geldzendingen echter gaandeweg minder werden en ten slotte geheel ophielden en waarbij nog kwam dat de vrouw het spoor van S. door diens voort durend verhuizen geheel kwijt raakte. Een paar jaar geleden verkreeg S. een meer vaste betrekking op scheepswerven rond Dordrecht en op een van de kantoren dezer werven kwam hij in kennis met een 22-jarig Hnllandseh meisje, uit gegoeden burgerstand Deze kennismaking leidde tot een huwelijk dat in 1922 voltrokken werd te 's-Gravenhage, waarna S. zich aldaar ook vestigde. Ook dit huwelijk bleef niet kin derloos want er werd één kind uit geboren. Volgens de verklaringen die S. thans aan de politie heeft afgelegd, heeft hij van 1922 tot nu toe voortdurend in angst geleefd dat zijn dubbel huwelijk aan den dag zou ko men. Hii heeft zijn tweede vrouw heel on- Vrijdag [18 April 1924 «mwOTren.11.1—p-«a— BUlEaEHLANP HET GEZANTSCHAP BIJ DEN H. STOEL. Dat onder Christelijk-Historischen niet eenstemmig wordt geoordeeld in zake ons gezantschap bij den H. Stoel, blijkt uit „Nieuw Christelijk Leven", het jonge maandblad ter verspreiding van christelijk- historische beginselen en waarin de beer F. Krul o.m. schrijft: „Ik wil voor niemand onder doen in het beweren, dat do R.-K. in dit gezantschap zien een „politiek fortuintje" aan hun zijde, maar niettemin meen ik dat in Regeeringszaken toch ook eenige con tinuïteit moet hecrschen. De Minister van Buitenlandsche Zaken acht schijnbaar het Gezantschap bij den Paus nog al van ge wicht en waarom gaan onze Kamerleden daar nu telkens tegen-in? Minister van Karnebeek heeft het vertrouwen van de geheele Kamer, niet het minst van de G.- H. Kamerleden. Zij immers beriepen zich ten opzichte van hunne houding tegenover de Vlootwet gaarne op het standpunt van dien Minister. In dit verband zou ik willen vragen: maar waarom clan ook niet hetzelfde ver trouwen aan den dag gelegd ten opzichte van het standpunt van bedoelden bewinds man tegenover „Gezantschappen"? Er zijn toch wel meer Protestantsche Mogend heden, zooals Engeland en Duitschland, clie daar te Rome bij den Paus een gezant hebben. Of die gezant nu altijd iemand moet zijn van Roomsche huize, daarover valt wel degelijk te twisten, maar overi gens meen ik, dat onze G.-H. Kamerleden in bet vervolg bij de beoordeeling van het Gezantschap bij den Paus een ietwat rui mer standpunt kunnen innemen. Zoodra een man als Minister Van Karnebeek gaat zeggen: „In bet belang van ons land is de post bij den Paus niet meer noodzakelijk," dan moet van oen Nederlandschen ver tegenwoordiger bij den Paus ook geen sprake meer zijn en dan twijfel ik ook niet, of de Roomsck-Katk. Kamerleden zullen zich dat ..politiek fortuintje" spoe dig zien ontfutseld. Laten dus de C.-H. Kamerleden in het vervolg den Minister van Buitenlandsche Zaken deze perfninente vraag voorleggen: „Heeft ons land nog langer belang bij een Gezant bij den Pau selijken Stoel"? Blijkt het antwoord huns inziens niet steekhoudend, dan immers 'kunnen onze Kamerleden hetzelfde doen wat ze ditmaal opnieuw hebben gedaan, n.l. „een amende ment tot opheffing" voorstellen, maar dan zal de reden tot indiening van bet amende ment meer gegrond zijn, dan ditmaal het geval is geweest. Resumeerende kom ik tot de conclusie, dat de C.-H. Kamereleden ditmaal beter hadden gedaan om geen amendement voor te stellen en ik doe derhalve ook niet mee aan de dankbetuiging door ds. Van Hoo- genhuyze gericht aan de Kamerclub, voor dit bewijs van handhaving van het Protes- ïantsch karakter der natie." Stabat Mater Dolorosa. Heden gedenken wij weer het ontzag lijke drama, dat zich 19 eeuwen geleden afspeelde op den Calvariënberg. Onze Zaligmaker overgeleverd aan Z'jne vijanden, ge'ïjk reeds door Isaïas was* voorspeld: ,,Hij werd gewond om onze ongerechtigheden; Hij werd verbrijzeld om onzo misdaden; de tuchtiging tot on zen vrede was op Hem en door Zijn strie men werden wij genezen. "Wij allen, als schapen dooien wij; ieder week af van zijnen weg; en de Heer legde op Hem al onze ongerechtigheden.- Hij heeft zich aangeboden gelijk Hij zelf het wilde en Hij deed Zijn mond niet open. Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid en als een lam voor zijn scheerder blijft Hij stom en doet Zijn mond niet open." Isaïas voorzegde alles, zooals het ge beurde. Christus: het. Lam dat stil ter slacht bank gaat En wij zeggen: „Aanbiddelijk Lam Gods, barmhartige Jesus, om onzentwillc, om onze zaligheid hebt Gij den bitteren kelk-, ten bodem geledigd en toen hebt Gij met machtige stem geroepen dat eeuwen-door- claverende woord: „Gonsummatum ast!" Het is volbracht! Dat smartenwdord, dat nochtans een vreugdekreet, een he melsei,o liefdekreet was, die Schallen zal lot liet eind der tijden als Gij komen zult op de wolken des hemels. Dan is het vol bracht voor allen die van goeden wille wa ren; maar ook voor de onwilliigen en de boozen, wien Gij toch ook den hemel- schen schat van Uw liefde en eindeloos er barmen hebt willen schenken en die dan met het vreeselijke woord „te laat" op de lippen zich in de diepste doodsangsten zullen trachten te verbergen voor de ont zettende majesteit van Uw Goddelijk Aanschijn." Goede Vrijdag! Wij gedenken de angsten van Gethsémané en de smarten van Gol gotha. Do luister van Gods huis is versomberd, de woonstee Zijner heerlijkheid ontzield; de Tabernakel is troosteloos leeg; de Godslamp gebluscht; geen kaarsen bloeien met vele stille vlammen; dê klokken luiden niet moer; het orgel zwijgt. Onze gebeden, die anders het hoogheilig Sacrament omvlechten mét een weefsel van innige woorden, met een sluier van devote liefde, schijnen op te gaan heel ver en heel hoog en te vervluchtigen in ijle sfeer. Er is smart in ons, dat de Godde lijke Heer zoo ver van ons schijnt. Ons blijft slechts ter aanbidding het kruis: „Crueem tuam adoramus, do mine!" Wij zien dat kruis hoog opgericht op I Mogen de Katholieken den Bijbel lezen? „Pkilaleeth" schrijft in. de Annalen v. li. Missiehuis Tilburg, jaargang 22, blz. 94: Een lezeres, beelemaal uit het verre Ca nada -want ook dèAr komen onze An nalen vraagt me: „Is het een Katholiek geoorloofd den Bijbel te lezen?" Nou, dat zou ik denken: hoe meer hij het doet, hoe beter, vooral die deelen der H. Schrift welke hij makkelijk begrijpen kan, zooals de Evangeliën. 't Fabeltje, dat bij vele Protestanten ook nu-nog geloofd wordt, als zouden de Roomscken nooit 'n Bijbel mogen open doen, komt wellicht hier vandaan, dat de H. Kerk sommige Bijbeluitgaven verbiedt, n.l. die, welke geen kerkelijke goedkeuring dragen. Kerkelijke goedkeuring verkrijgen alleen Bijbeluitgaven met nota's of ver klaringen van duistere plaatsen. Jaargang 23, blz. 95: In den Catechismus staat: „Wij mogen de Heilige Schrift lezen als de uitgave kerkelijk is goedgekeurd." Ook den Nederlandschen Katholieken is 't-dus niet alleen in theorie, maar ook in practijk geoorloofd de heele H. Schrift te lezen: v.an welke bevoegdheid echter de meesten, zelfs wat bet Nieuwe Testament betreft, een veel te karig gebruik maken. In het Hotel-, Café- en Restaurantbedrijf. Ergerlijke toestanden. Verleden week is in de Tweede Kamer aangedrongen op toepassing der Arbeids wet ook voor het hotel-, café- en restau- rantpersoneel. Omtrent de werktijden in dit bedrijf gaf de heer Schaper enkele cijfers. Wat betreft A m s t e r d a m noemde hij Restaurant „Bagatelle", Kalverstraat: de kellners werken 90 uur per week, de koks 81 uur; de koks werkten van 31 Dec. 1923 van 10 uur 's morgens tot 2 Jan. 1924 des morgens 3 uur, derhalve 41 uur aan één stuk; Restaurant „La Reserve", Rembrandt- plein: de koks werken 70Vi uur per week; Café-Restaurant „Winkels", Kalver straat: de kellners werken pl.m. 80 uür per week, do koks 68 uur; Hotel-Café-Restaurant „Neuf", Kalver straat: de koks werken 72 uur per week; Hotel-Gafé-Restaurant „Suisse", Kalver straat: een keuken, lang 7 M., ongeveer 3% M. boog. (Een fornuis met vier .vuren Geen waschgelegenheid, onvoldoende ven tilatie), de koks werken 75 uur per week; Restaurant „Tasco", Leidscheplein: de kellners werken 75 uur per weck, de koks 72 uur. Wat betreft Rotterdam noemde spr. Café-Restaurant „Riche", Hoogstraat: de koks werken 76 Yi uur per week, veel nachtwerk, om de 8 of 9 dagen een vrije dag; Café-Restaurant „Caland", Coolsingel: de kellners werken 67 uur per week; Café-Restaurant „Loos", Hofplein, de kellners werken 75 uur per week; Café-Restaurant „Pschorr", Coolsingel: de kellners werken 68li uur per week; Café „De Onderwereld", Kipstraat: de kellners werken 90 uur per week, één dag per week is de tijd rond 19 uren; Café „Hilgersberg": de kellners werken 105 uur per week! Als deze cijfers juist zijn, heerschen ii? dat bedrijf inderdaad ergerlijke mis standen. Wanneer dan later de arbeidswet do banden weer wat al te knellend maakt den Calvariënberg. Wij denken aan al de smarten aan dat kruis geleden; dien door nenkroon, die striemen der geeseling, den sjxrt der Joden; Uw schoono leden wreed uiteengerektUw hemelsoh Aanschijn smartverwrongen. En bij het kruis de Moeder, op wie Gij vol liefderijk mededoogen en kinderlijk neerbükt. Met ontzetting denken we aan de schuld der mensc-h'heid en in diepe verslagenheid kloppen we op de borst en stamelen ons: Mea Culpa Steeds onbegrijpelijker wordt ons bet mysterieuze van. Uw menschwording, het mysterie van Uw omwandeling op aarde, het aangrijpend mysterie van Uw lijden en sterven. Ea hoe meer wij verstomd staan voor dat geweldig mysterie, hoe ons klean- menschelijk denken door dit Goddelijk ge heimenis zijn nietigheid gevoelt, des te meer groeit in ons het geloof en de zucht, •U in onze kleinheid onzo geringe, door U zoo goddelijk grootmoedig aanvaarde blijken van vertrouwen en liefde te ge ven. Des te inniger bidden wij: „Ontferm U onzer Heer, naar de groote male van Uw mededoogen." En dan weer denken wij aan Haar, tót wie gezegd was: „Een zwaard zal door Uw ziel gaan." Daar staat zij aan de voeten van hot kruis en met hulpeloos handenwringen ziet zij op naar 't hout der schande, waaraan haar Kind hangt. En zij weet geen woor den voor haar smart. En naast .haar staat de Jongere, dtón Jezus lief had, de H. Joannes met dat edel en fijn profiel. Maar zijn gelaat is grauw en zijn trek ken zijn oud van diepe, diepe deernis. Hij steunt de gebenedijde Moeder Gods, thans de droefste aller vrouwen, en nochtans vloekt zij niet de moordenaars van haar Kind. "Wat de ziel van iederen geloovige elk jaar in den Passietijd opnieuw aangrijpt, dat heeft in 't bijzonder door alle tijden been de Christelijke kunstenaars aange grepen en geïnspireerd tot vrome schep pingen. Door beeldhouwers en schilders is de weenende Moeder aan den voet van het kruis weergegeven cn ieder trachtte in zijn creatie -zijn eigen vroom geloof neer te leggen. Maar ook dichters hebben 'de smarten van Maria bezongen en het meest klassiek i!s wel geworden het „Stahat Mater" van Jacopone di Todi, dat.zooals we wetien, een eereplaats kreeg in'de liturgie en eiken Vrijdag bij de Kruiswegoefening gezon gen wordt. Van dit „Stabat Mater" beslaat een mooie Middelnederlandsche vertaling. Een goede, woordgetrouwe vertaling is in do gewone kerkboeken meestal opgenomen. Er bestaat evenwel ook een minder 'beken de van Vader Vondel, die ik even voor U wil afschrijven. Jezus' nat bekrete Moeder btont bij 't Kruis, daar ons Behoeder, Haar beminde Zoon aan hing; En haar docht, terwijl zij steende, Hem betreurde, en druckingh weende, Dat een zwaart door 't harte ging. OchHoe druckigh, hoe vol rouwe Was die zegenrijcksle vrouwe, Moeder van Gods eenig Kint! Die uit een weemoedigli harte, Bevende aanzagh al de smarte Van haar vrucht, bij God beminit. Och, wien zou 't in 't hart niet snijden, Zoo hij, in dat deerlijck lijden, Kristus' lieve Moeder zagh? Och! Wie zou zich niet bedroeven, Zagh hij 't hart beklemt van schroeven, Om den Zoon, die 'r onder ,lagh? 1). Zij zagh Jezus' pijn en stramen 2) Lijden, om ons al tezamen, En hem sterven met geschal; n) Toen die waarde en uilverkoren Treurigk, als een troosteloozen, Zijnen Geest aan Godt beval. Bron van moederlicke minne, Stort bij mij 't gevoelen inne, Van meedoogen en geklagh; Doe mijn koude hart verlangen, Om mijn Heilant aan te hangen, Dat ik hem behagen magh. Heiige Moeder, allerkuischle, Druck de wonden des Gekruiste Krachtiglijck in mijn gemoedt: Laat ik oock met U bezuren Uw gewonden Zoons quelsurcu, Die mij vrij kocht met Zijn bloet. Dat ick ijverigh U geleio En 't gekruiiste Lam besohreio Al de dagen die ick leef. 't Wensch uw kruis te helpen drr; n. En bij 't kruis met U te klagen, Schoon een ander U begeef. Puick der Maagbdelijcke loten, Wil mijn bede niet verstooten; Laat mij aan uw zijde staan, Kristus' doot mijn ziel genezen, Laat ik die deelachtig wezen: Laat ze in 't Jiart ge-schildert staan. Om den Zoon, dien zij ónder 't harte droeg. Zij zag Jcsus pijn en strijd, moeite lijden. Met een schol klinkenden kreet. Laat zijn hartquetsuur mij raken. En zijn bloet mij droncken maken, In de liefde van Godts Zoon. Reine Maaght, ghij doet mij blaken: Uw gebedt zal voor nr'j waken En. bevrijden voor Godts troon. Laat het kruis mijn ziel bedekken Kristus' doot mijn schild verst reckon Een mij koestren mot gena. Als dit Lichaam komt te sterven, Laat mijn ziel met b'ijschap erven 't Hemelsch Paradijs hier na. In ..Gu'de-Jaer ons Hoeren Jesu Chris- te'' geeft Slalpaert van der Wielen een gedicht „Golgotha", met den ondertitel „Op Goede Vrijdagh". Daarin bezingt hij ook de Mater Dolorosa aan den voet van 't kruis; maar 't is geen vertaling vaai 't Stahat Mater. Het begint met oen vraag aan Maria waar haar Zoon gebleven is. En Maria zegt: „Zie naar zon en maan, hoe zij ver duisterd zijn. Zij herinnert verder aan de vervuljjng van wat door den profeet Jere- mias gezegd was: ..Een klacht is in Rarna gehoord, groot geween en geschrei: Rachel beweende hare kinderen, en zij wilde niet getroost -worden, omdat zij niet meer wa ren: woorden waaraan Vondel herinnert in zijn overschoono Kerstnacht-rei. De eerste strophe van Stalpaert luidt: Maegd, maegdenkroon, Maer nu bedrnokte moeder, Waer is uw Soon, Uw' Bruygo-m en uw Broeder? Ik sagih Hem gaen Na Golgotha verheven, Door scherpe paen. Waer is Hij nu gebleven? „Wat vraegstu mij? Ganck, vraeg het Son en Maeu! Sietstu niet aen Den rou, die zij bedrijven? Nu is voldaen Den druck van alle wijven; Rachel, houdt op Van u betraent geschrey, Of schreyt met mij En laet dyn droefheydt blijven Want als een zee Is d' afgrond van mijn wee. Rachel, Zegt Maria in deze strophe, schrei thans niet meer over den moord door Herodes aan weerloozo kinderen be dreven. Laat Uw eigen droefheid achter wege en schrei met mij, want dien ik ver loren heb, heeft voor ons allen voldaan, bij God. Hij heeft de schuld der vrouw geboet. Wee mij, zegt ze in de tweede strophe, nu komt de voorspelbng van Simeon uit. kundig gelaten van zijn eerste huwelijk. Inmiddels bleef zijn nog steeds in Duitse# land vertoevende eerste vrouw, die men haar gezin in behoeftige omstandighedeij verkeerde, nasporingen naar S. hier te lan^1 de doen en het schijnt dat ook man de zijcLsf van de familie van de tweede vrouw even.^ eens naar S. inlichtingen zijn ingewonnen» Het toeval wilde dat. beiderlei verzoeker? om inlichtingen terecht zijn gekomen ij handen van een en dezelfde ambtenaar tea gevolge van welken toevalligen samenloop van omstandigheden het verleden van S. in het volle daglicht kwam, waarop diens aan houding aan den scheepswerf volgdo. Eigenaardig is het in dit geval, dat, toen S. in 1922 om te 's-Gravenhage te huwen uit Duitschland zijn benoodigde papieren liet overkomen, uit deze bescheiden vol^ strekt niet bleek dat S. reeds gehuwd was. De aangehoudene heeft voor den Haag- schen Commissaris van Politie, den heef Kramer, een volledige bekentenis afgelegd. Heb onderzoek in deze zaak, ook voor zoover dit in Duitschland zal worden ge leid, berust in handen van de Haagsche Politie. S ds ter beschikking van de Justitie ge steld en naar het Huis van Bewaring over gebracht. De tweede vrouw, wier huwelijk ontbon den zal worden is, naar zich begrijpen laat, zeer onder den indruk van het voorgevalle ne en is naar haar familie teruggekeerd. Een voerdaeiig zaakje. Men schrijft aan de „Amst.": Een onderofficier - der in fanterie werd het vorig jaar aangesteld als agent dei vrijwillige ouderdomsverzekering hij den Raad van Arbeid te Middelburg, 't welk een behoorlijk salaris opleverde. Eenigen tijd geleden werd den betrokkene een werk kring aangeboden op een fabriek aldaar. Daar het agentschap echter „den geheelen mensch" vorderde^zou de betrekking niet kunnen worden aanvaard. Onze man wist echter raad. Nam iemand in dienst, welke voor ongeveer 1/3 van het salaris van het agentschap „waarneemt" en de gewezen sergeant werkt nu in de nieuwe betrek king; ontvangt daar bet volle loon, strijkt de grootste helft van het agentschap van den R. v. A. in den zak en ger-tót boven dien nog een tamelijk ponsioen als gewe zen onderofficier. Het mesje snijdt dus wel van alle kanten. Of het echter vol gens de bepalingen van den R. v. A. ge oorloofd is, mag worden helwijfeld Een vergadering gestoord. Gisterenavond hield do yereenigïng van anti-militaristen in net gebouw van Handwerkersvriendenkring aan de N. Achtergracht te Amsterdam een vergade ring. Terwijl een der sprekers het woord voerde, ontstond plotseling achter in de zaal een ondragelijke slank, die zich in minder dan geen tnjd door de beelo zaal verspreidde. Een oogenblik later steeg er een groote blauwe vlam op, die echter on middellijk weer verdwenen was. Het bleek dat achter in de zaal een aan tal jongelieden van 18 a 20 jaar zaten, die later zeiden „activisten" te zijn. Een hun ner heeft met bedoeling de vergadering der anti-militaristen te verstóren, oen fleschje gevuld met zwavelwaterstof over de vloer uitgegoten, vandaar de ontzet tende stank. Vermoedelijk is de vloeistof in aanraking gekomen met een nog bTan- dend eindje sigaar, dat op den grond lag, Maar 't is nog erger, dan hij voorzegde, want niet éénmaal, maar zevenmaal heeft een zwaard mijn ziel doorboord. En dan ïioemt zij de zeven smarten op: het bloed- zweeten des Hoeren op den Olijfberg, de hoon der Joden, de rietsfaf, de doornen kroon, de striemen der geeseling, Christus aan Jt kruis genageld en' eindelijk Zijn dood. Daarom is.de afgrond van ha V smart diep en eindeloos aks de zee, Wee m;j, mijn ziel! Zijn dit dan nu de tijden, Datstu het zwaerd Van Simeon soudt lyden? Ach, oude man! Du hadst veel meer als reden, Want 'k voel mijn ziel Wel sevenvoudt doorsneden! Ay bloedigh zweet Op d' Oliveetschen berg; Ay Joodsch ge terg, Roên, doornen, roode kerven! Aen sulcken soon Vervat soo menig werven, Ay, boven al, Dat ick van 's beuls gespuys Hem aan een kruys Sagh' hechten, en sagh sterven! Des als een zee Is d' afgrond van mijn wee. -In de derde strophe klaagt Maria, dat zo haar Zoon juist door dezen afschuwelijken, dood moest verliezen. Zoo gaarne had zo hem nog lang als een trouwe, liefdevore moeder gediend. Maar 't mocht niet zijn. Eu het ergste is, dat God Hem op het bitó Iers to o ogenblik verliet. Dat alles zou niet te verdragen zijn, zoo besluit zij haar Macht, als zij Hem niet i terug verwachtte. j O Droefheydt groot! Heb ick mijn uytverkoren i Door sulcken dood, I Eylacen, dan verloren? iHad ick hem noch Tot dienst wat mogen strecken, Had ick hem toch Ter eeren mogen decken! j Had ick mijn borst Tot laving van syn dorst Hem mogen biên, Doen ick hem hooide klagen, Gelyck ick plagli In 't jongste van syn dagen, Maer 't viel te zwaer. En boven al mijn zeer, Dat Godt, den Va'er Hem liet 'k En sou niet dragen Den rou, ten waer Ick hem verv er. N. J. H. S

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7