KALENDER DER WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangegeven,
heeft in deze week iedere Mis Gloria,
mist Credo cn heeft de Prefatie v. d.
Vasten.
De H. Mis v. d. dag heeft noch Gloria,
noch Credo. Kleur: Paars.
ZONDAG 30 Maart. Vierde Zondag
T. d. Vasten. Mis: Laetare. Geen
Gloria. 2e gebed A Cunctis. 3o Omnipotens
Credo. Kleur: Paars.
De H. Kerk verheugt zich over de nabije
Terlossing.. (Introitus). Geheel de Liturgie
van dezen dag is van die vreugde-stemming
doordrongen. Dank zij Christus' Kruisdood
ojn wij niet meer in de slavernij van den
duivel, maar vrije kinderen Gods. (Epistel)
God is onze Vader; op Hem is onze hoop
Een onderpand voor onze Zaligheid geeft
Hij ons in het H. Altaarsacrament (Evan
gelie) Voortdurend genieten wij Zijne be
scherming en we vragen vast vertrouwen
ua dit leven in te gaan in den hemel, waar
waro vredo ons aller overvloedig deel zal
rijn en wij Zijn H. Naam zullen loven.
(Graduale, Tractus Communio) Ja, waar
lijk het is passend in heilige blijdschap den
Heer- te loven, Zijn H. Naam te prijzen,
want Hij is goed. (Offertorium)
MAANDAG 81 Maart Mis v. d. dag.
Deus in Nomine tuo. 2e en 3e gebed als
gisteren.
DINSDAG 1 April. Mis v. d. dag.
Exaudi. 2e en 3e gebed als eergisteren.
WOENSDAG 2 April. Mis v. d. H.
Fransiscus van Paula, Belijder.
Justus ut palma. 2e gebed en laatste Ev.
y. d. dag. Kleur: "Wit
Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis v.
d. dag. Cum sanctificatus. 2e gebed v. d.
H. Fransiscus.
Op de voorspraak v. d. H. Fransiscus v.
Assisië, door zijn ouders van God afge
beden, ontving de heilige van dezen dag
den naam van Fransiscus. Hij is do stich
ter geworden van een kloosterorde, wier
leden zich moesten noemen de „Minimon
d. i. de Minsten, wat ons illustreert dat
ootmoed de meest kenmerkende deugd Avas
v. d. H. Fransiscus van Paula.
DONDERDAG 3 April. Mis v. d. dag.
Laetetur. 2e en 3e gebed als op Zondag.
VRIJDAG 4 April. Mis v. d. H. Isi
dorus,' Bisschop en Kerklecraar. In
medio. 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag.
Credo. Kleur: Wit.
Ook mag gelezen worden de H. Mis v. d.
dag. Meditatio. 2e gebed v. d. H. Isidorus
De H. Isidorus, een der vermaardste
leeraars van zijn tijd, werkte met zijn H.
Broeder Leander, Aartsbisschop van
SeviUa aan de bekeering der Visigothen.
Na den dood v. d. H. Leander werd hij
Aartsbisschop v. Sevilla en werkte bijzon
der aan het herstel der kerkelijke tucht
in Spanje. Zijn liefdevolle vrijgevigheid
jegens de armen- was zóó groot, dat hij
zelf in zijn laatste levensmaanden in groote
armoede verkeerde.
N.B. Vandaag is ook geoorloofd een
Votiefmis ter eere v. li. H. Hart van Jezus.
Mis: Miserebitur. Gloria. 2e gebed v. d.
dag. Graduale: O, vos omnes. Prefatie v. h.
H. Kruis. Laatste Ev. v. d. dag. Kleur:
Wi t.
ZATERDAG 5 April. M i s v. d. H. V i n-
centius Ferrerius, Belijder. Os
jnsti. 2e gebed v. d. dag. 3e voor den Paus.
Kleur: W i t.
Ook mag de H. Mis v. d. dag gelezen
worden: Sitientes. 2e gebed v. d. H. Vin-
centius. 3e voor den Paus.
De Heilige Vincentius van de orde der
Dominicanenheeft zeer vele bekeeringen
bewerkt, hijzonder door zijne prediking
over het laatste oordeel.
VAN BUIIG WEER EN EEN
LIEFDADIGHEIDSFEEST.
Een dguiligo nevellaag besomberde den
korten Decemberdag, deed huiverend de
enkele wandelaars in het kleine stadje
dieper duiken in opgezetten jaskraag, el
kaar toeroepen in 3t voorbijgaan dat 't
grimmig weertje was vandaag. Want allo
Dceburgcrs kenden elkaar en 't zou den
kameraadsekappelijken geest die er
keerschte van ouds verloochenen geweest
zijn, als de eene stadgenoot den andere
zonder een groet of haastig daarheen ge
worpen opmerking ware voorbij geloopen.
En als elders, wanneer men niet weet wat
men zoo gauw zeggen zal, was 't weer een
gemakkelijk onderwerp, en zoo kwam het
dat dien lieelen dag in Deeburgs straten
te hooien was, dat 't grimmig weertje was
vandaag.
En als buiten de druilige nevellaag,
somberde binnen in mr. Jooatman's woning
een stemming, dio met evenveel recht als
grimmig to betitelen was.
't Had den geheeleh dag al gedreigd
Lij mevrouw. Sientje, de meid, die met
zeker zelfbewustzijn d'r buurdienstmeisje
verzekerde, dat ze zoo iets gauw in de ga
len had, zei dat mevrouw 's morgens al
met d'r verkeerde been van bed was ge
zapt. Maar tot een uitbarsting was 't nog
niet gekomen., 't had alleen gerommeld
wat, als bij een dreigende donderbui op
een broeiigen zomermiddag. Tot een uit
barsting zou 't eerst 's avonds komen en
meneer Joostman zelf zou de twijfelach
tige eer te beurt vallen, dat de fiolen van
baar welsprekendmakenid misnoegen zich
over hem overstroomde en vorwijtingen
zwaar als steenen, die bij dijkbreuk door
fc woelende water worden neergeslagen,
jmar tusschen door op hem vielen, dat het
hem te moede werd ten slotte als een be
woner van Brabant in vroegere dagen
van watersnood, onzaliger gedachtenis.
En toch was niemand onschuldiger dan
hzj- 't Spraakgebruik noemt dit zoo on
schuldig als een pasgeboren kind, ik zou
sterker willen uitdrukken, hij was zoo
onschuldig als een niet geboren kind, en
•on pasgeboren kind was al een misdadi-
ébh ff vergeleken. En die blanke on
thuld werden gruwelijke gruwelen en mis
dadigc misdaden verweten, gruwelijk cn
misdadig genoeg om de spanning d'r in te
houden bij een detectiven-verhaal van over
de driehonderd bladzijden. (Holkema cn
Van Warend or f, Bruna, Honig, Cohen,
Bolle, of de Gebroeders Koster kunnen bij
mij het adres krijgen als ze er hun voor
deel me© doen willen.)
En wat de aanleiding er too was?
Och 't ging er mee als niet alle schok
kende gebeurtenissen in de wereldgeschie
denis. Dankte Galilei 't vinden van z'n
slingerwetten niet aan 't- feit, dat io op
een avond naar 't Lof gaande geen zit-
plaatsje in do Kerk meer vond en toen
achterin moest blijven staan?
't Feit toch dat den ketel van mevrouw
Joostmans verontwaardiging deed overko
ken was de goedbedoelde opmerking van
haren, echtvriend, dat-ie 't te koud. vond
om 's avonds bij de Daalmans op visite te
gaan.
„Zoo vind. je 't daar to koud voor. erg
bezorgd van je hoor."
„Je zegt dat juist op een toon, of ik je
er onrecht mee aandoe, Emma, ik zeg 't
toch tot je eigen bestwil."
„Je eigen bestwil jawel. Voor ru'n
eigen bestwil moet ik avond aan avond
thuis zitten, als meneer 't voor zijn prac-
tijk noodig vindt naar de sociëteit te gaan,
voor m'n eigen bestwil moet ik dat enkele
avondje, dat ik eens gelegenheid heb om
uit te gaan, nog thuis blijven; voor m'n
eigen bestwil kan ik me afsloven om alle
dag te zorgeD, dat de boel in orde is als
mijnheer gemaal thuis komt, om te zorgen
dat alles er netjes uitziet, maar 't is goed,
hoor! och voor je vrouw komt b©4 er ook
niet op aanEn een paaT denkbeeldige
tranen stokken in mevrouws keel.
„Maar vrouw", licgon hij kalmeerend
„wat mankeert jc toch, jp draaft door of
je jc hecle leven opgesloten zit. Ben ik er
ooit op tegen om met je uit te gaan, als
er wat te doen is hier? Ik kan 'fc toch ook
niet. helpen, dat 't hier zoo'n stil plaatsje
is. Zijn we verleden week niet naar het
concert van Diligentia geweest, zijn we
niet naar do verlovingspartij geweest van
Betsy Balmer en zijn we eergisterenavond
niet bij do Van Bergens geweest? En om
dat ik 't nou heusch te koud voor je vind,
maak je een uithaal of ik je te kort. doe."
Een oogenblik is 't tikken van de mar
meren pendule op den dito schoorsteen
mantel 't eenig belevend geluid in de ka
mer. Dan herneemt mevrouw, kalmer wat:
„Als jij allo dag thuis zat, zou .je d'r ook
wel eens uit willen, maar jullie mannen
denken maar, dat wij nergens anders voor
geschikt zijn dan om thuis te zitten.
En ik zou*'juist vanavond met mevrouw
Daahnan en mevrouw Van Bergen verder
dat feestje willen bespreken, dat we voor
do weduwe Van Dolk wilden geven?"
„He, wat, een feestje voor
„Zeker voor de weduwe van Van Dolk,
wier man voor 4 weken verdronken is. 't Is
een ellende», 't mensch schoot met vier
wurmen van kinderen over. We hadden
zoo met elkaar overlegd, dat we een mu
ziekavondje zouden organiseeren, natuur
lijk tegen een flink entrée. We zouden
juffrouw S. uit Amsterdam uitnoodigen
om té komen zingen en, zelf ook wat doen.
De baten zouden dan voor do weduwe
zijn."
Met open mond zat meneer naar deze
revelatie te luisteren, dan kwam het er
verwonderd uit
„Maar daar heb.je me niets van verteld,
dat jullie dat van plan waart."
„Och, 't ifl ook nog geen vast plan, we
hadden er zoo maar eens over gepraat."
„Hoe kunnen jullie toch in 's hemels
naam zulke idiote dingen in je hoofd ha
len. Weet je dan niet, dat dergelijke gek
heden niets uithalen. Eigenwijsmakerij,
anders niets."
„Dank u wel, zeer vereerend"
„Ik zeg zooals 't is, dwaasheid."
„Och, vrouwen kunnen eenmaal niet an
ders dan dwaasheden uithalen, als jullie
wijsheid er niet over gegaan is."
„Een liefdadigheidsfeest, 'n muziekavond
arme menschen als ze 't daar van héb
ben moeten."
„Je bent onuitstaanbaar."
„Wcderkeerig wel bedankt voor 't com
pliment."
„Jullie gunnen ie mod ©menschen: niets."
Zijn barbaren."
„fyteek toch overal den gek niet mee, als
ik je ernstig wat zeg."
„Ik verzeker u, vrouw,:'t is hooge ernst;
we zijn onmennchen, ba-rbaren, we zou
den zoo'n arme tobber liever ©en tientje
in d'r handen zien stoppen dan de welda
den! van zoo'n avondje." Hij glimlacht fijn
tjes, dan bij ieder woord wat rustend: „Een
liefdadigheidsavondje, waarvoor de heel©
stad bij elkaar getrommeld wordt, ieder
een in de waan gebracht wordt dat-ie 't
weldadigste mensch van de wereld is, en
't resultaat: dat evenals verleden jaar
d'r acht gulden zeventig voor de betrok
kenen overblijven:."
„Zoo noem je dat 't ©enige resultaat?"
„O neen, laat me eerst uitspreken, het
heeft ook nog dit resultaat, dat er genoeg
geld voor costumes en dergelijke prepara
ten wordt weggesmeten om wel tien ge
zinnen een jaar lang te onderhouden. Ik
noem zulke feesten niets dan pronkerij,
een middel om eens te concurreeren wie 't
fijnste uit den hoek komt."
„Och ik ben eigenlijk ook wel dwaas
dat ik er tegen' jou over begonnen ben,
tegen zulke onredelijke menschen valt
niet te redeneeren, maar 't is goed, ik heb
er al genoeg van, ik zal wel zeggen tegen
mevrouw Van Bergen en mevrouw Daal-
man, dat je niet hebben wD, dat ik er aan
meedoe. Je meet zelf maar weten, of je
me een mal figuur wilt laten maken."
„Je ben bepaald
„Houd er maar over stil, ik heb er al
geruoeg van. Ik stuur dadelijk Sienit-je naar
mevrouw Daal mans om te zeggen, dat we
vanavond niet kunnen komen, 't is 'n
schandaal, je moest je schamen, je zou
het
Een takje op de deur doet mevrouw
plots zwijgen, .'t Volgend oogenblik dient
Sientjo mevrouw Van Bergen aan, die ze
in de voorkamer gelaten heeft.
Plots wijken toorn en ergernis van me-
vrouws gelaat, maken plaats voor een in
nemend lachje en met 'fc liefste stemmetje
van de wereld zegt zc: ..Laat mevrouw
maar binnen, of neen, wacht, ik zal ze zelf
wel halen", en komt een oogenblik later
met de bezoekster binnen, met wie ze in
de gang haastig .een fluisterend gesprek
gevoerd heeft.
„Mevrouw Van Bergen komt eens koo-
ren", begint ze, nadat wederzijds do be
groeting heeft plaats gehad, „hoe ik over
dio uitvoering voor vrouw Van Dolk denk.
Ik heb mevrouw al gezegd, dat jij er niet
veel lieil in zag."
„Nu mevrouw", zei hij zich richtend tot
do bezoekster, „eerlijk gezegd moet ik u,
met het oog op dergelijke uitvoeringen,
die wo hier vroeger al eens gehad hebben,
zeggen, dat ik geloof, dat als de dames
ieder een rijksdaalder bij elkaar legden,
het mensch.er beter mee zou zijn, dan met
do opbrengst van dat feest."
„Maar meneer, hoe kan u dat zeggen.
We heffen een daalder entrée. Als men
weet waarvoor het is, moet ieder, die
©enigszins kan, komen; wc kunnen dus op
minstens vijftig kaarten rekenen, maakt
vijf en zeventig gulden, dacht u nu dat
daar niet meer dan twaalf en een halve
gulden van over zou schieten?"
„Wel mogelijk, maar ik bedoel maar dat
de kosten, die cr aan verbonden zijn, niet
goedgemaakt worden door het resultaat."
„Maar we hebben er dan toch zelf ook
pns plezier voor'', beging mevrouw Van
Bergen de onvoorzichtigheid op te mer
ken.
„Juist, nu zijn we, waaide mevrouw,
waar we wezen moeten. IJ hebt er zelf
uw plcizier van en dat is nummer een,
maar dan moet ik u beleefd opmerken,
dat ik het ongeoorloofd vind om de ellen
de van een arm mensch tot motief te ge
bruiken voor een pleizieravondje. Maak
dan uzelf en anderen niet wat wijs, uiaar
geef dat mensch hot geld dat ge er voor
over hebt en laat ook anderen dat doen
en organiseer eenfeestavond waar niet
zoo'n gefingeerd motief aan ten grondslag
ligt, dat zal ik eerlijker vinden en minder
etootend voor dio arme menschen."
„U schijnt al een hcql vreemd-idee te
hebben van onze bedoelingen."
„Ik waardeer ze ten zeerste, maar nu
u mijn meening vraagt, meende ik ze "U
eerlijk te moeten zeggen."
Mevrouw Joostman gaf wending aan 't
gesprek door mevrouw te vragen, of ze
een glas port of sherry gel ruiken zou, en
dan een praatje over 't weer te beginnen.
„Mijn man vond 't al te koud om van
avond naar de Daalrhans te gaan, hij is
altijd zoo bezorgd", voegde ze er met een
lief laohje aan toe.
,,'k Zou liet toch jammer vinden als u
niet kwam", zei mevrouw Van Bergen,
„ook met het oog op dat feestje voor
vrouw Van Dolk."
„Wat denkt ge er van, Eduard?" vroeg
mevrouw nu, wel wetend dat hij in tegen
woordigheid van mevrouw Van Bergen
geen tegenwerping zou durven maken,
„zouden we gaan of thuis blijven."
„Go moet het zelf weten, ik heb mijn
gevoelen gezegd."
„Nou laten we dan maar afspreken dat
we komen", mevrouw Joostman haastig en
mevrouw Van Bergen voegde er aan toe:
„Als 't te slecht weer is, leun je altijd
nog een Tijtuigje nemen."
Mevrouw zegepraalde, meneer keek zui
nig. Wat ie voor zich mevrouw Van Ber
gen nagaf, zullen we voor ons houden.
De bui, die in de echtelijke woning ge
hangen had en gesomberd heel den dag,
was voorbij gedreven en de zon van te
vredenheid scheen weer in mevrouw s ge
moed, liet haar stralen schieten door 't
heele huis.
Inwendig genoot ze van d'r triomf, dat
ze naar de Daalmans gaan zou en nog wel
met een rijtuig. Want nu hij gezegd had,
dat het weer to slecht was, moest ie wel
een rijtuig nemen, voor zijn.fatsoen tegen
over mevrouw Van Bergen.
En de eigenlijke reden van mevrouwB
misnoegdheid den geheelen dag? zal men
vragen.
't Was een briefje geweest van de naai
ster ,dat de blouse niet klaar kon, die ze
naar de Daalmans wilde aandoen.
En voor. onze nieuwsgierige lezeressen
en lezers wil ik er nog bijvertellen, dat 't
liefdadigheidsfeest doorging en een batig
saldo van vijftien guldlen twintig opleverde
En dat het costuum, dat mevrouw Joost
man dien avond, droeg, acht en veertig
gulden kostte.
GEETJE.
ZOO VERDIENDE SATAN 'N SKEE
BROOD.
Een arme boer wa-s. zonder ontbeten te
hebben, naar het veld gegaan om te ploe
gen en had een snee brood meegenomen. Op
het veld. gekomen, keerde hij <le ploeg om,
bond de sled eb oom af en legde dien onder
een struik. Op dien boom legde hij het stuk
brood en bedekte dit met zijn kaftan.
Na een poos was het paard vermoeid, en
kreeg de boer honger. Hij zotte de ploeg
vaat, spande het paard af, liet -het grazen
en ging naar dien boom om te ontbijten.
Maar teen hij den kaftan ophief was het
brood weg. Hij keerde den kaftan om, schud
de hem uit, doch hoe hij ook zocht-, nergens
was het brood te vinden.
Dat is zonderling, dacht de boer ver
wonderd. Ik heb niemand gezien:, en toch
heeft iemand mijn brood weggenomen.
Msaar het was de duivel, die, toen de boer
aan het ploegen was, het brood had wegge
nomen en achter de struik was gaan zitten,
om te hooren,, hoe de boer zou schelden en
hem, den duivel, verwenschen.
Ofschoon het den boer zeer speet, zeide
bij tot zichzelf:
Welnu, ik zal niet van honger sterven.
Die het brood heeft weggenomen had er
stellig gebrek aan. Hij moge het in gezond
heid opeten.
Toen ging hij naar de bron. dronk water
zooveel hij luste, rustte wat uit, spande
daarna het paard weer voor en ploegde
verder.
De duivel, teleurgesteld dat hij den boer
niet tot zoude had kunnen .verleiden, ging
naar do onderwereld en vertelde aan den
oppersten duivel, hoé hij den boer rijn brood
had ontnomen, en deze, in plaats van te
vloeken, gezegd had: Hij moge het in ge
zondheid opeten.
De opperste duivel was boos.
Dat de boer je hierin een poets ge
speeld heeft, zei hij, is jc eigen schuld; je
hebt do zaak verkeerd aangepakt. Het zou
er slecht voor ons gaan uitzien, indien de
boeren en hun vrouwen zulke christelijke
gewoonten aannemen, want dan zullen wij
weldra niet te eten hebben.
Wij mogen zulk© zaken niet dulden, Ga
naar den boer terug, vervolgde hij, en maak
dat jo da snee brood verdient. Zoo je den
boer iet binnen drie jaren in je macht hebt,
zal ik je in wijwater laten baden.
De duivel was bang voor wijwaterhij
snelde naar de aarde terug en begon te
overleggen, hoe zijn fout goed te maken.
Hij daoht en dacht zoolang, tot het het
middel gevonden had. Toen nam hij den
schijn aan van een braaf man en ging bij
den armen boer in dienst. Wijl het een
droog jaar scheen te worden, ried hij den
boer aan zijn graan in een moerassigen
grond te zaaien, met het gevolg dat, terwijl
de zou bij de andere boeren alles verzengde,
het graan bij den armen boer in dichte)
hooge en volle aren welig opschoot. En de
boer leefde ervan tot het volgende jaar en
hield daarna nog veel over. Het tweede
jaar.ried de duivel den boer het graan op
heuvels ie zaaien. Er volgde een natte zo-
.mer; bij andere-boeren lag het graan om
ver, schoot laat.op en leverde schrale aren;
doch op do heuvels van den armen boer
wies het prachtig en zoo overvloedig, dat
hij niet wist, wat hij met het overschot zou
doen.
Toen leerde de duivel den boer, om uit
het fijngemalen graan door gisting en over
haling brandewijn te bereiden. De boer
deed dit, stookte brandewijn, begon dien te
drinken en liet anderen drinken.
Hierna keerde de duivel naar den opper
sten duivel terug en vertelde hem zegevie
rend, dat hij de snee brood thans verdiend
had.
Om zichzelf te overtuigen, begaf de op
perduivel zich naar den boer en zag, dat
deze zijn rijke buren genoodigd had en hen
op brandewijn onthaalde. De vrouw dee
huizes bediende hen, maar op het oogenblik
dab ze rondging, stiet ze aan de tafel en
wierp ©en glas om. De boer werd boos en
schold zijn vrouw uit.
O duivelsch wijf, schreeuwde hij, denk
je, dat het vuil water is? Jij met je kromme
be enen, hoe durf je dat kostbare vocht op
den grond storten?
Met den elleboog stiet de duivel den op
perste aan en sprak:
Let eens op, hoe hij nu zijn et-uk brood
betreurt.
Do boer schold .zijn vrouw de huid vol
en ging zelf ronddienen. Plotseling kwam
een arme boe-r, die genoodigd was, het ver
trek binnen; hij kwam van zijn werk, groet
te de aanwezigen, ging zitten en ziende, dat
men aan den brandewijn was, bekroop hem
de lust, om ook een ©lokje tegen dc ver
moeienis te drinken. Geduldig zat hij daar
en slikte, maar slikte niets dan speeksel,
want de. gastheer gaf hem niets en gromde
slechts
Jo begrijpt toch wel, dat ik aan Jan en
alleman geen brandewijn kan tappen.
Ook dit was den opperduivel naar den
zin. Middelerwijl fluisterde de andere
hem in:
Geduld er zal nog meer gebeuren.
De rijke boeren en de gastheer bleven
doordrihken. Ze begonnen elkander te vleien
te pluimstrijken en zalvende leugenachtige
toespraken te houden. En de duivel hoorde
dit alles en zei opgetogen tot den andere:
Wanneer ze door het drinken zoo
dwaas worden,- dat ze elkander bedriegen,
dan komen allen in onze macht.
Wacht, antwoordde de andere, op wat
gebeuren gaat, zoodra ze neg een glas drin
ken. Nu zijn ze als vossen en pogen elkaar
te bedriegen', maar straks worden ze van
vossen wolven.
Toen de boeren het tweede glas dronken
werden hun uitroepen luidrucTitigcr cn ru
wer. In plaats van zalvende woorden 'begon
nen ze te vloeken en tegen elkaar te razen.
Ze werden zelfs handgemeen en sloegen
elkanders neuzen stuk. Ook de gastheer
mengde zich in de kloppartij en werd door
do anderen afgeranseld.
Met welgevallen za-g de opperduivel dit
alles aan.
Dat gaat, goed, ©prak hij-
Maar diens makker zei?
Geduld en let op wat- gebeuren gaat,
wanneer ze het derde glas drinken. Nu
zijn ze nog als wolven, maar geef hun tijd
om het derde met dat kostbare vocht te le
digen dan worden ze als zwijnen.
Dc boeren dronken het derde glas en ver
zuurde daarna geheel. Ze bromden en
schreeuwden, wat, dat wisten ze zelf niet en
do een begreep den ander niet. Ze begon
nen zich te verstrooien. Sommigen gingen
alleen, anderen met hun tweeën of drieën
en allen tuimelden bewusteloos op straat.
De gastheer kwam naar buiten om zijn gas
ten te vergezellen, maar viel zelf met zijn
neus in een plas, bevuilde zich geheel en
bleef, knorrend als een zwijn, liggen.
Dit schouwspel beviel den opperduivel
nog meer. -
Welnu, sprak hij, je hebt een goeden
drank uitgevonden en de snee brood wel
verdiend. Maar zeg mij eens hoe heb je dien
drank bereid. Stellig kon dit niet anders
dan door er allereerst vossenbloed doorheen
te mengen, waardoor de boer zoo slim werd
als een vos; daarn^ 'wolvenbloed, waardoor
hij zoo wild werd als een wolf en eindelijk
voegde je er zwijnenbloed bij, waardoor hij
in een zwijn veranderde.
Neen, antwoordde de duivel, zoo heb
ik het niet aangelegd. Ik heb slechts ge
zorgd, dat er overvloedig graan bij den
boer groeide. Wat mij diende, was het dier
lijk bloed, dat in hem is, maar niet in gis
ting komt, zoolang er slechts graan naar be
hoefte ia. Toen heeft hij zelfs zijn laatste
snee brood niet betreurd. Maar niet zcodra
had de'boer graan in overvloed,of hij ging
overdenken, hoe rich op te vroolijken.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
EEN DROEVIGE GESCHIEDENIS MET
EEN BLIJ SLOT.
Er was eens 'n moeder:, een. goede,
'brave, verstandige, heilige moede- dio
'een zoon had, die niet deugde! Dat kan
Jen di't gebeurt helaas wel meer. Heit is,
geloof ik, het zwaarste kruis, dat een.
jsfervéldng kan te dragen krijgen: 'm moe
derhart, dat treurt om haar kind; een!
[moeder, die naarmate zij zelf beter is, ook
Zooveel beter het ware heil van haar Ibindl
•ziet en wiilen dan te moeten zien, hoe
tzuik een kind-van-offeTS-en-'tranen buiten
!haar schuld, ja, het kan beheel buiten,
«haar schuld, ja, het kan geheel buiten
het met zooveel angst, z'n ongel uk tege-
ïnoett 'loopt.
Ife hier iehs tegen te deen? Och, zoo
pienig aldus diep beklagenswaardig moe
derleven wordt in een toestand van wan-:
hoop gebracht door zulk kindergedrag.
AIa zij dan baar leed willen uitschreien,
weten zi|j niet, waarbeen te gaan, waar
hulp en raad te vinden. Daarom wil ik de
,'gesc'hiedleaiis van die moeder, van wie ik
boven sprak, even vorder vertellen, en ook
>er bij vermeCden, wat zij'dééd en met
•welk succes.
Die arme afgedwaalde zoon heeft in
leen eerlijke en, volgens tijdgenooien, ge
heel betrouwbare getuigenis zijn moeder
beschreven. Zij was sober en rein van
(letven; uiterst gewillig en dienstvaardig
voor haar man; goedig en toch vol wils
kracht; rij kon zwijgen en verdragen;
rij durfde, waar- 't moest, te spreken;
zachtzinnig en minzaam wiiist rij vrede te
fbéwaren en, waar zij kwam, gestoorde
(vrede te herstellen; rij kon gdheimen be
waren en wist fouten en gebreken va a
anderen te vergoelijken; zij lette op de
'gangen- van haar huis en zorgde nauwlet
tend voor de belangen van ieder der bu's-
genooten;. zij ba'd veel en deed vée' goede
werken; rij was streng vöor 'zichzelf en
leefde voor God Is dat alles niet een
(beeld van een heerlijke, ideale moeder?
En dèn zulk een zoon te hebben!
"Wel een zwaar kruis!
Want die zoon hoeft dingen gedaan, dia*
elk men schenk art doen ,-s:;dderen; wie zal
dan do angsten en pijnen .schilderen, dlio
het hart van rijn moeder deden' ineen
krimpen óm hem!
Hij dwaalde in 't geloof
Bij leidde een slecht leven
Hij ontliep rijn moeder in stilte, om
dat -hij haar blik en haar bijzijn niet meer
kon verdragen
Arme moeder!Ongelukkig k*nd!
En wat deed zij?
Zij bad... weende in stil'te
bracht bij baar vele goede werken
allerhande offers Weef. haar kind
met bovenmen schel ijk ge d u 1 d harte-
1 ij k beminnen!...
Dit was nog hef zwaarste van heel haar
moederlijk offer-Teven!
En? de uitslag? Een priester, d'lo
haar zoó zag bidden en offeren en bemin
nend. gedu'd'g wachten, voor spel de haar:
„een zoon va-n zooveel tranen kón niet
verloren gaan!
Dio moeder was de H. Monica!Haar.
biddend offerleven van twintig angstige
jaren schonk aan de Kerk eenJ H. Augus-
tinus
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
Ik heb hem dit geleerd,, nl. door brandewijn'
te drinken. En zie, zoodra. hij Gods gavö
voor zijn genot tot brandewijn 'ging stoken,
kwam het dierlijk bloed in werking, bruisch-
ten vossen-, wolven- en zwijnenbloed in zijn!
aderen; en telkens, als hij weer brandewijn
drinkt-, zal hii gelijk een beest worden.
De opperduivel prees de duivel, vergaf
hem. daar hij met de snede brood zulk
kwaad gesticht had, en schaarde hem onder
de oppers te-dienaren. (St. O.)
REBUS.
Een Rebus oplossen is niet altijd even
gemakkelijk, er liggen soms voetangels en
klemmen op plaatsen waar ze niet ver
moed worden.
Ditmaal zijn bijna honderd oplossingen
ingekomen, waarvan niet meer dan 14,
zegge veertien, juist waren.
De oplossing is:
Elke knappe onderwijzer
Maakt de kind'ren boven wijzer.
De meeéton hebben niet in de gaten ge
had, dat bet geheel een rijmpje op maat
vormde, waarvan het uitlaten van de „e"
in kind'ren' al reeds een aanwijzing was, eu
lieten het woordje „boven" weg. Deze op
lossers hebben blijkbaar nooit do volgende
mop gehoord:
Een heer zat in een treincoupé op een
verbazend eigenwijze manier op te snij
den.
Een der medereizigers, wien dat verveel-»
de, vroeg hem: „U is zeker onderwijzer,
niet waar?"
„Ja, dat ben ik".
„Dat dacht ik wel", zeide de ander, „U
had boven wijzer moeien zijn".
Da 14 gcedo oplossingen werden inge
zonden door: L. NicmerWagenaar, 13. v.
d. Klugt, mej. G. Paxle vliet; G. P. do Hei
den, H; Housing, D. Eergsma en J. G.
Teney, allen (e Leiden; M. Breukcl t©
A1 p h enPiet Boekraad to Bosko o p;
W. do Jonge te Dongen (N.-B.); G. Wa
genaar en J. v. d. Meer te^ R o e 1 o f-
arends veen; Corric de Yroonien te
"Warmond: To v. d. Aa te W a s se
tt a a r.
Na loting zijn de twee prijzen Hv.c-o
exemplaren van de Camera O b s u r a
Aan Hikkbrand) gewonnen door M. Brcu-
kel te A1 p b e n a. d. R ij n en To v, d. Aa
L te Wassenaar.