KALENDER DER WEEK N.B. Als niet anders wordt aangegeven, heeft in deze week iedere Mis Gloria, mist Credo cn heeft de Prefatie v. d. Vasten. De H. Mis v. d. dag heeft noch Gloria, noch Credo. Kleur: Paars. ZONDAG 30 Maart. Vierde Zondag T. d. Vasten. Mis: Laetare. Geen Gloria. 2e gebed A Cunctis. 3o Omnipotens Credo. Kleur: Paars. De H. Kerk verheugt zich over de nabije Terlossing.. (Introitus). Geheel de Liturgie van dezen dag is van die vreugde-stemming doordrongen. Dank zij Christus' Kruisdood ojn wij niet meer in de slavernij van den duivel, maar vrije kinderen Gods. (Epistel) God is onze Vader; op Hem is onze hoop Een onderpand voor onze Zaligheid geeft Hij ons in het H. Altaarsacrament (Evan gelie) Voortdurend genieten wij Zijne be scherming en we vragen vast vertrouwen ua dit leven in te gaan in den hemel, waar waro vredo ons aller overvloedig deel zal rijn en wij Zijn H. Naam zullen loven. (Graduale, Tractus Communio) Ja, waar lijk het is passend in heilige blijdschap den Heer- te loven, Zijn H. Naam te prijzen, want Hij is goed. (Offertorium) MAANDAG 81 Maart Mis v. d. dag. Deus in Nomine tuo. 2e en 3e gebed als gisteren. DINSDAG 1 April. Mis v. d. dag. Exaudi. 2e en 3e gebed als eergisteren. WOENSDAG 2 April. Mis v. d. H. Fransiscus van Paula, Belijder. Justus ut palma. 2e gebed en laatste Ev. y. d. dag. Kleur: "Wit Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis v. d. dag. Cum sanctificatus. 2e gebed v. d. H. Fransiscus. Op de voorspraak v. d. H. Fransiscus v. Assisië, door zijn ouders van God afge beden, ontving de heilige van dezen dag den naam van Fransiscus. Hij is do stich ter geworden van een kloosterorde, wier leden zich moesten noemen de „Minimon d. i. de Minsten, wat ons illustreert dat ootmoed de meest kenmerkende deugd Avas v. d. H. Fransiscus van Paula. DONDERDAG 3 April. Mis v. d. dag. Laetetur. 2e en 3e gebed als op Zondag. VRIJDAG 4 April. Mis v. d. H. Isi dorus,' Bisschop en Kerklecraar. In medio. 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag. Credo. Kleur: Wit. Ook mag gelezen worden de H. Mis v. d. dag. Meditatio. 2e gebed v. d. H. Isidorus De H. Isidorus, een der vermaardste leeraars van zijn tijd, werkte met zijn H. Broeder Leander, Aartsbisschop van SeviUa aan de bekeering der Visigothen. Na den dood v. d. H. Leander werd hij Aartsbisschop v. Sevilla en werkte bijzon der aan het herstel der kerkelijke tucht in Spanje. Zijn liefdevolle vrijgevigheid jegens de armen- was zóó groot, dat hij zelf in zijn laatste levensmaanden in groote armoede verkeerde. N.B. Vandaag is ook geoorloofd een Votiefmis ter eere v. li. H. Hart van Jezus. Mis: Miserebitur. Gloria. 2e gebed v. d. dag. Graduale: O, vos omnes. Prefatie v. h. H. Kruis. Laatste Ev. v. d. dag. Kleur: Wi t. ZATERDAG 5 April. M i s v. d. H. V i n- centius Ferrerius, Belijder. Os jnsti. 2e gebed v. d. dag. 3e voor den Paus. Kleur: W i t. Ook mag de H. Mis v. d. dag gelezen worden: Sitientes. 2e gebed v. d. H. Vin- centius. 3e voor den Paus. De Heilige Vincentius van de orde der Dominicanenheeft zeer vele bekeeringen bewerkt, hijzonder door zijne prediking over het laatste oordeel. VAN BUIIG WEER EN EEN LIEFDADIGHEIDSFEEST. Een dguiligo nevellaag besomberde den korten Decemberdag, deed huiverend de enkele wandelaars in het kleine stadje dieper duiken in opgezetten jaskraag, el kaar toeroepen in 3t voorbijgaan dat 't grimmig weertje was vandaag. Want allo Dceburgcrs kenden elkaar en 't zou den kameraadsekappelijken geest die er keerschte van ouds verloochenen geweest zijn, als de eene stadgenoot den andere zonder een groet of haastig daarheen ge worpen opmerking ware voorbij geloopen. En als elders, wanneer men niet weet wat men zoo gauw zeggen zal, was 't weer een gemakkelijk onderwerp, en zoo kwam het dat dien lieelen dag in Deeburgs straten te hooien was, dat 't grimmig weertje was vandaag. En als buiten de druilige nevellaag, somberde binnen in mr. Jooatman's woning een stemming, dio met evenveel recht als grimmig to betitelen was. 't Had den geheeleh dag al gedreigd Lij mevrouw. Sientje, de meid, die met zeker zelfbewustzijn d'r buurdienstmeisje verzekerde, dat ze zoo iets gauw in de ga len had, zei dat mevrouw 's morgens al met d'r verkeerde been van bed was ge zapt. Maar tot een uitbarsting was 't nog niet gekomen., 't had alleen gerommeld wat, als bij een dreigende donderbui op een broeiigen zomermiddag. Tot een uit barsting zou 't eerst 's avonds komen en meneer Joostman zelf zou de twijfelach tige eer te beurt vallen, dat de fiolen van baar welsprekendmakenid misnoegen zich over hem overstroomde en vorwijtingen zwaar als steenen, die bij dijkbreuk door fc woelende water worden neergeslagen, jmar tusschen door op hem vielen, dat het hem te moede werd ten slotte als een be woner van Brabant in vroegere dagen van watersnood, onzaliger gedachtenis. En toch was niemand onschuldiger dan hzj- 't Spraakgebruik noemt dit zoo on schuldig als een pasgeboren kind, ik zou sterker willen uitdrukken, hij was zoo onschuldig als een niet geboren kind, en •on pasgeboren kind was al een misdadi- ébh ff vergeleken. En die blanke on thuld werden gruwelijke gruwelen en mis dadigc misdaden verweten, gruwelijk cn misdadig genoeg om de spanning d'r in te houden bij een detectiven-verhaal van over de driehonderd bladzijden. (Holkema cn Van Warend or f, Bruna, Honig, Cohen, Bolle, of de Gebroeders Koster kunnen bij mij het adres krijgen als ze er hun voor deel me© doen willen.) En wat de aanleiding er too was? Och 't ging er mee als niet alle schok kende gebeurtenissen in de wereldgeschie denis. Dankte Galilei 't vinden van z'n slingerwetten niet aan 't- feit, dat io op een avond naar 't Lof gaande geen zit- plaatsje in do Kerk meer vond en toen achterin moest blijven staan? 't Feit toch dat den ketel van mevrouw Joostmans verontwaardiging deed overko ken was de goedbedoelde opmerking van haren, echtvriend, dat-ie 't te koud. vond om 's avonds bij de Daalmans op visite te gaan. „Zoo vind. je 't daar to koud voor. erg bezorgd van je hoor." „Je zegt dat juist op een toon, of ik je er onrecht mee aandoe, Emma, ik zeg 't toch tot je eigen bestwil." „Je eigen bestwil jawel. Voor ru'n eigen bestwil moet ik avond aan avond thuis zitten, als meneer 't voor zijn prac- tijk noodig vindt naar de sociëteit te gaan, voor m'n eigen bestwil moet ik dat enkele avondje, dat ik eens gelegenheid heb om uit te gaan, nog thuis blijven; voor m'n eigen bestwil kan ik me afsloven om alle dag te zorgeD, dat de boel in orde is als mijnheer gemaal thuis komt, om te zorgen dat alles er netjes uitziet, maar 't is goed, hoor! och voor je vrouw komt b©4 er ook niet op aanEn een paaT denkbeeldige tranen stokken in mevrouws keel. „Maar vrouw", licgon hij kalmeerend „wat mankeert jc toch, jp draaft door of je jc hecle leven opgesloten zit. Ben ik er ooit op tegen om met je uit te gaan, als er wat te doen is hier? Ik kan 'fc toch ook niet. helpen, dat 't hier zoo'n stil plaatsje is. Zijn we verleden week niet naar het concert van Diligentia geweest, zijn we niet naar do verlovingspartij geweest van Betsy Balmer en zijn we eergisterenavond niet bij do Van Bergens geweest? En om dat ik 't nou heusch te koud voor je vind, maak je een uithaal of ik je te kort. doe." Een oogenblik is 't tikken van de mar meren pendule op den dito schoorsteen mantel 't eenig belevend geluid in de ka mer. Dan herneemt mevrouw, kalmer wat: „Als jij allo dag thuis zat, zou .je d'r ook wel eens uit willen, maar jullie mannen denken maar, dat wij nergens anders voor geschikt zijn dan om thuis te zitten. En ik zou*'juist vanavond met mevrouw Daahnan en mevrouw Van Bergen verder dat feestje willen bespreken, dat we voor do weduwe Van Dolk wilden geven?" „He, wat, een feestje voor „Zeker voor de weduwe van Van Dolk, wier man voor 4 weken verdronken is. 't Is een ellende», 't mensch schoot met vier wurmen van kinderen over. We hadden zoo met elkaar overlegd, dat we een mu ziekavondje zouden organiseeren, natuur lijk tegen een flink entrée. We zouden juffrouw S. uit Amsterdam uitnoodigen om té komen zingen en, zelf ook wat doen. De baten zouden dan voor do weduwe zijn." Met open mond zat meneer naar deze revelatie te luisteren, dan kwam het er verwonderd uit „Maar daar heb.je me niets van verteld, dat jullie dat van plan waart." „Och, 't ifl ook nog geen vast plan, we hadden er zoo maar eens over gepraat." „Hoe kunnen jullie toch in 's hemels naam zulke idiote dingen in je hoofd ha len. Weet je dan niet, dat dergelijke gek heden niets uithalen. Eigenwijsmakerij, anders niets." „Dank u wel, zeer vereerend" „Ik zeg zooals 't is, dwaasheid." „Och, vrouwen kunnen eenmaal niet an ders dan dwaasheden uithalen, als jullie wijsheid er niet over gegaan is." „Een liefdadigheidsfeest, 'n muziekavond arme menschen als ze 't daar van héb ben moeten." „Je bent onuitstaanbaar." „Wcderkeerig wel bedankt voor 't com pliment." „Jullie gunnen ie mod ©menschen: niets." Zijn barbaren." „fyteek toch overal den gek niet mee, als ik je ernstig wat zeg." „Ik verzeker u, vrouw,:'t is hooge ernst; we zijn onmennchen, ba-rbaren, we zou den zoo'n arme tobber liever ©en tientje in d'r handen zien stoppen dan de welda den! van zoo'n avondje." Hij glimlacht fijn tjes, dan bij ieder woord wat rustend: „Een liefdadigheidsavondje, waarvoor de heel© stad bij elkaar getrommeld wordt, ieder een in de waan gebracht wordt dat-ie 't weldadigste mensch van de wereld is, en 't resultaat: dat evenals verleden jaar d'r acht gulden zeventig voor de betrok kenen overblijven:." „Zoo noem je dat 't ©enige resultaat?" „O neen, laat me eerst uitspreken, het heeft ook nog dit resultaat, dat er genoeg geld voor costumes en dergelijke prepara ten wordt weggesmeten om wel tien ge zinnen een jaar lang te onderhouden. Ik noem zulke feesten niets dan pronkerij, een middel om eens te concurreeren wie 't fijnste uit den hoek komt." „Och ik ben eigenlijk ook wel dwaas dat ik er tegen' jou over begonnen ben, tegen zulke onredelijke menschen valt niet te redeneeren, maar 't is goed, ik heb er al genoeg van, ik zal wel zeggen tegen mevrouw Van Bergen en mevrouw Daal- man, dat je niet hebben wD, dat ik er aan meedoe. Je meet zelf maar weten, of je me een mal figuur wilt laten maken." „Je ben bepaald „Houd er maar over stil, ik heb er al geruoeg van. Ik stuur dadelijk Sienit-je naar mevrouw Daal mans om te zeggen, dat we vanavond niet kunnen komen, 't is 'n schandaal, je moest je schamen, je zou het Een takje op de deur doet mevrouw plots zwijgen, .'t Volgend oogenblik dient Sientjo mevrouw Van Bergen aan, die ze in de voorkamer gelaten heeft. Plots wijken toorn en ergernis van me- vrouws gelaat, maken plaats voor een in nemend lachje en met 'fc liefste stemmetje van de wereld zegt zc: ..Laat mevrouw maar binnen, of neen, wacht, ik zal ze zelf wel halen", en komt een oogenblik later met de bezoekster binnen, met wie ze in de gang haastig .een fluisterend gesprek gevoerd heeft. „Mevrouw Van Bergen komt eens koo- ren", begint ze, nadat wederzijds do be groeting heeft plaats gehad, „hoe ik over dio uitvoering voor vrouw Van Dolk denk. Ik heb mevrouw al gezegd, dat jij er niet veel lieil in zag." „Nu mevrouw", zei hij zich richtend tot do bezoekster, „eerlijk gezegd moet ik u, met het oog op dergelijke uitvoeringen, die wo hier vroeger al eens gehad hebben, zeggen, dat ik geloof, dat als de dames ieder een rijksdaalder bij elkaar legden, het mensch.er beter mee zou zijn, dan met do opbrengst van dat feest." „Maar meneer, hoe kan u dat zeggen. We heffen een daalder entrée. Als men weet waarvoor het is, moet ieder, die ©enigszins kan, komen; wc kunnen dus op minstens vijftig kaarten rekenen, maakt vijf en zeventig gulden, dacht u nu dat daar niet meer dan twaalf en een halve gulden van over zou schieten?" „Wel mogelijk, maar ik bedoel maar dat de kosten, die cr aan verbonden zijn, niet goedgemaakt worden door het resultaat." „Maar we hebben er dan toch zelf ook pns plezier voor'', beging mevrouw Van Bergen de onvoorzichtigheid op te mer ken. „Juist, nu zijn we, waaide mevrouw, waar we wezen moeten. IJ hebt er zelf uw plcizier van en dat is nummer een, maar dan moet ik u beleefd opmerken, dat ik het ongeoorloofd vind om de ellen de van een arm mensch tot motief te ge bruiken voor een pleizieravondje. Maak dan uzelf en anderen niet wat wijs, uiaar geef dat mensch hot geld dat ge er voor over hebt en laat ook anderen dat doen en organiseer eenfeestavond waar niet zoo'n gefingeerd motief aan ten grondslag ligt, dat zal ik eerlijker vinden en minder etootend voor dio arme menschen." „U schijnt al een hcql vreemd-idee te hebben van onze bedoelingen." „Ik waardeer ze ten zeerste, maar nu u mijn meening vraagt, meende ik ze "U eerlijk te moeten zeggen." Mevrouw Joostman gaf wending aan 't gesprek door mevrouw te vragen, of ze een glas port of sherry gel ruiken zou, en dan een praatje over 't weer te beginnen. „Mijn man vond 't al te koud om van avond naar de Daalrhans te gaan, hij is altijd zoo bezorgd", voegde ze er met een lief laohje aan toe. ,,'k Zou liet toch jammer vinden als u niet kwam", zei mevrouw Van Bergen, „ook met het oog op dat feestje voor vrouw Van Dolk." „Wat denkt ge er van, Eduard?" vroeg mevrouw nu, wel wetend dat hij in tegen woordigheid van mevrouw Van Bergen geen tegenwerping zou durven maken, „zouden we gaan of thuis blijven." „Go moet het zelf weten, ik heb mijn gevoelen gezegd." „Nou laten we dan maar afspreken dat we komen", mevrouw Joostman haastig en mevrouw Van Bergen voegde er aan toe: „Als 't te slecht weer is, leun je altijd nog een Tijtuigje nemen." Mevrouw zegepraalde, meneer keek zui nig. Wat ie voor zich mevrouw Van Ber gen nagaf, zullen we voor ons houden. De bui, die in de echtelijke woning ge hangen had en gesomberd heel den dag, was voorbij gedreven en de zon van te vredenheid scheen weer in mevrouw s ge moed, liet haar stralen schieten door 't heele huis. Inwendig genoot ze van d'r triomf, dat ze naar de Daalmans gaan zou en nog wel met een rijtuig. Want nu hij gezegd had, dat het weer to slecht was, moest ie wel een rijtuig nemen, voor zijn.fatsoen tegen over mevrouw Van Bergen. En de eigenlijke reden van mevrouwB misnoegdheid den geheelen dag? zal men vragen. 't Was een briefje geweest van de naai ster ,dat de blouse niet klaar kon, die ze naar de Daalmans wilde aandoen. En voor. onze nieuwsgierige lezeressen en lezers wil ik er nog bijvertellen, dat 't liefdadigheidsfeest doorging en een batig saldo van vijftien guldlen twintig opleverde En dat het costuum, dat mevrouw Joost man dien avond, droeg, acht en veertig gulden kostte. GEETJE. ZOO VERDIENDE SATAN 'N SKEE BROOD. Een arme boer wa-s. zonder ontbeten te hebben, naar het veld gegaan om te ploe gen en had een snee brood meegenomen. Op het veld. gekomen, keerde hij <le ploeg om, bond de sled eb oom af en legde dien onder een struik. Op dien boom legde hij het stuk brood en bedekte dit met zijn kaftan. Na een poos was het paard vermoeid, en kreeg de boer honger. Hij zotte de ploeg vaat, spande het paard af, liet -het grazen en ging naar dien boom om te ontbijten. Maar teen hij den kaftan ophief was het brood weg. Hij keerde den kaftan om, schud de hem uit, doch hoe hij ook zocht-, nergens was het brood te vinden. Dat is zonderling, dacht de boer ver wonderd. Ik heb niemand gezien:, en toch heeft iemand mijn brood weggenomen. Msaar het was de duivel, die, toen de boer aan het ploegen was, het brood had wegge nomen en achter de struik was gaan zitten, om te hooren,, hoe de boer zou schelden en hem, den duivel, verwenschen. Ofschoon het den boer zeer speet, zeide bij tot zichzelf: Welnu, ik zal niet van honger sterven. Die het brood heeft weggenomen had er stellig gebrek aan. Hij moge het in gezond heid opeten. Toen ging hij naar de bron. dronk water zooveel hij luste, rustte wat uit, spande daarna het paard weer voor en ploegde verder. De duivel, teleurgesteld dat hij den boer niet tot zoude had kunnen .verleiden, ging naar do onderwereld en vertelde aan den oppersten duivel, hoé hij den boer rijn brood had ontnomen, en deze, in plaats van te vloeken, gezegd had: Hij moge het in ge zondheid opeten. De opperste duivel was boos. Dat de boer je hierin een poets ge speeld heeft, zei hij, is jc eigen schuld; je hebt do zaak verkeerd aangepakt. Het zou er slecht voor ons gaan uitzien, indien de boeren en hun vrouwen zulke christelijke gewoonten aannemen, want dan zullen wij weldra niet te eten hebben. Wij mogen zulk© zaken niet dulden, Ga naar den boer terug, vervolgde hij, en maak dat jo da snee brood verdient. Zoo je den boer iet binnen drie jaren in je macht hebt, zal ik je in wijwater laten baden. De duivel was bang voor wijwaterhij snelde naar de aarde terug en begon te overleggen, hoe zijn fout goed te maken. Hij daoht en dacht zoolang, tot het het middel gevonden had. Toen nam hij den schijn aan van een braaf man en ging bij den armen boer in dienst. Wijl het een droog jaar scheen te worden, ried hij den boer aan zijn graan in een moerassigen grond te zaaien, met het gevolg dat, terwijl de zou bij de andere boeren alles verzengde, het graan bij den armen boer in dichte) hooge en volle aren welig opschoot. En de boer leefde ervan tot het volgende jaar en hield daarna nog veel over. Het tweede jaar.ried de duivel den boer het graan op heuvels ie zaaien. Er volgde een natte zo- .mer; bij andere-boeren lag het graan om ver, schoot laat.op en leverde schrale aren; doch op do heuvels van den armen boer wies het prachtig en zoo overvloedig, dat hij niet wist, wat hij met het overschot zou doen. Toen leerde de duivel den boer, om uit het fijngemalen graan door gisting en over haling brandewijn te bereiden. De boer deed dit, stookte brandewijn, begon dien te drinken en liet anderen drinken. Hierna keerde de duivel naar den opper sten duivel terug en vertelde hem zegevie rend, dat hij de snee brood thans verdiend had. Om zichzelf te overtuigen, begaf de op perduivel zich naar den boer en zag, dat deze zijn rijke buren genoodigd had en hen op brandewijn onthaalde. De vrouw dee huizes bediende hen, maar op het oogenblik dab ze rondging, stiet ze aan de tafel en wierp ©en glas om. De boer werd boos en schold zijn vrouw uit. O duivelsch wijf, schreeuwde hij, denk je, dat het vuil water is? Jij met je kromme be enen, hoe durf je dat kostbare vocht op den grond storten? Met den elleboog stiet de duivel den op perste aan en sprak: Let eens op, hoe hij nu zijn et-uk brood betreurt. Do boer schold .zijn vrouw de huid vol en ging zelf ronddienen. Plotseling kwam een arme boe-r, die genoodigd was, het ver trek binnen; hij kwam van zijn werk, groet te de aanwezigen, ging zitten en ziende, dat men aan den brandewijn was, bekroop hem de lust, om ook een ©lokje tegen dc ver moeienis te drinken. Geduldig zat hij daar en slikte, maar slikte niets dan speeksel, want de. gastheer gaf hem niets en gromde slechts Jo begrijpt toch wel, dat ik aan Jan en alleman geen brandewijn kan tappen. Ook dit was den opperduivel naar den zin. Middelerwijl fluisterde de andere hem in: Geduld er zal nog meer gebeuren. De rijke boeren en de gastheer bleven doordrihken. Ze begonnen elkander te vleien te pluimstrijken en zalvende leugenachtige toespraken te houden. En de duivel hoorde dit alles en zei opgetogen tot den andere: Wanneer ze door het drinken zoo dwaas worden,- dat ze elkander bedriegen, dan komen allen in onze macht. Wacht, antwoordde de andere, op wat gebeuren gaat, zoodra ze neg een glas drin ken. Nu zijn ze als vossen en pogen elkaar te bedriegen', maar straks worden ze van vossen wolven. Toen de boeren het tweede glas dronken werden hun uitroepen luidrucTitigcr cn ru wer. In plaats van zalvende woorden 'begon nen ze te vloeken en tegen elkaar te razen. Ze werden zelfs handgemeen en sloegen elkanders neuzen stuk. Ook de gastheer mengde zich in de kloppartij en werd door do anderen afgeranseld. Met welgevallen za-g de opperduivel dit alles aan. Dat gaat, goed, ©prak hij- Maar diens makker zei? Geduld en let op wat- gebeuren gaat, wanneer ze het derde glas drinken. Nu zijn ze nog als wolven, maar geef hun tijd om het derde met dat kostbare vocht te le digen dan worden ze als zwijnen. Dc boeren dronken het derde glas en ver zuurde daarna geheel. Ze bromden en schreeuwden, wat, dat wisten ze zelf niet en do een begreep den ander niet. Ze begon nen zich te verstrooien. Sommigen gingen alleen, anderen met hun tweeën of drieën en allen tuimelden bewusteloos op straat. De gastheer kwam naar buiten om zijn gas ten te vergezellen, maar viel zelf met zijn neus in een plas, bevuilde zich geheel en bleef, knorrend als een zwijn, liggen. Dit schouwspel beviel den opperduivel nog meer. - Welnu, sprak hij, je hebt een goeden drank uitgevonden en de snee brood wel verdiend. Maar zeg mij eens hoe heb je dien drank bereid. Stellig kon dit niet anders dan door er allereerst vossenbloed doorheen te mengen, waardoor de boer zoo slim werd als een vos; daarn^ 'wolvenbloed, waardoor hij zoo wild werd als een wolf en eindelijk voegde je er zwijnenbloed bij, waardoor hij in een zwijn veranderde. Neen, antwoordde de duivel, zoo heb ik het niet aangelegd. Ik heb slechts ge zorgd, dat er overvloedig graan bij den boer groeide. Wat mij diende, was het dier lijk bloed, dat in hem is, maar niet in gis ting komt, zoolang er slechts graan naar be hoefte ia. Toen heeft hij zelfs zijn laatste snee brood niet betreurd. Maar niet zcodra had de'boer graan in overvloed,of hij ging overdenken, hoe rich op te vroolijken. ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. EEN DROEVIGE GESCHIEDENIS MET EEN BLIJ SLOT. Er was eens 'n moeder:, een. goede, 'brave, verstandige, heilige moede- dio 'een zoon had, die niet deugde! Dat kan Jen di't gebeurt helaas wel meer. Heit is, geloof ik, het zwaarste kruis, dat een. jsfervéldng kan te dragen krijgen: 'm moe derhart, dat treurt om haar kind; een! [moeder, die naarmate zij zelf beter is, ook Zooveel beter het ware heil van haar Ibindl •ziet en wiilen dan te moeten zien, hoe tzuik een kind-van-offeTS-en-'tranen buiten !haar schuld, ja, het kan beheel buiten, «haar schuld, ja, het kan geheel buiten het met zooveel angst, z'n ongel uk tege- ïnoett 'loopt. Ife hier iehs tegen te deen? Och, zoo pienig aldus diep beklagenswaardig moe derleven wordt in een toestand van wan-: hoop gebracht door zulk kindergedrag. AIa zij dan baar leed willen uitschreien, weten zi|j niet, waarbeen te gaan, waar hulp en raad te vinden. Daarom wil ik de ,'gesc'hiedleaiis van die moeder, van wie ik boven sprak, even vorder vertellen, en ook >er bij vermeCden, wat zij'dééd en met •welk succes. Die arme afgedwaalde zoon heeft in leen eerlijke en, volgens tijdgenooien, ge heel betrouwbare getuigenis zijn moeder beschreven. Zij was sober en rein van (letven; uiterst gewillig en dienstvaardig voor haar man; goedig en toch vol wils kracht; rij kon zwijgen en verdragen; rij durfde, waar- 't moest, te spreken; zachtzinnig en minzaam wiiist rij vrede te fbéwaren en, waar zij kwam, gestoorde (vrede te herstellen; rij kon gdheimen be waren en wist fouten en gebreken va a anderen te vergoelijken; zij lette op de 'gangen- van haar huis en zorgde nauwlet tend voor de belangen van ieder der bu's- genooten;. zij ba'd veel en deed vée' goede werken; rij was streng vöor 'zichzelf en leefde voor God Is dat alles niet een (beeld van een heerlijke, ideale moeder? En dèn zulk een zoon te hebben! "Wel een zwaar kruis! Want die zoon hoeft dingen gedaan, dia* elk men schenk art doen ,-s:;dderen; wie zal dan do angsten en pijnen .schilderen, dlio het hart van rijn moeder deden' ineen krimpen óm hem! Hij dwaalde in 't geloof Bij leidde een slecht leven Hij ontliep rijn moeder in stilte, om dat -hij haar blik en haar bijzijn niet meer kon verdragen Arme moeder!Ongelukkig k*nd! En wat deed zij? Zij bad... weende in stil'te bracht bij baar vele goede werken allerhande offers Weef. haar kind met bovenmen schel ijk ge d u 1 d harte- 1 ij k beminnen!... Dit was nog hef zwaarste van heel haar moederlijk offer-Teven! En? de uitslag? Een priester, d'lo haar zoó zag bidden en offeren en bemin nend. gedu'd'g wachten, voor spel de haar: „een zoon va-n zooveel tranen kón niet verloren gaan! Dio moeder was de H. Monica!Haar. biddend offerleven van twintig angstige jaren schonk aan de Kerk eenJ H. Augus- tinus G. P. J. v. d. BURG, Pr. Ik heb hem dit geleerd,, nl. door brandewijn' te drinken. En zie, zoodra. hij Gods gavö voor zijn genot tot brandewijn 'ging stoken, kwam het dierlijk bloed in werking, bruisch- ten vossen-, wolven- en zwijnenbloed in zijn! aderen; en telkens, als hij weer brandewijn drinkt-, zal hii gelijk een beest worden. De opperduivel prees de duivel, vergaf hem. daar hij met de snede brood zulk kwaad gesticht had, en schaarde hem onder de oppers te-dienaren. (St. O.) REBUS. Een Rebus oplossen is niet altijd even gemakkelijk, er liggen soms voetangels en klemmen op plaatsen waar ze niet ver moed worden. Ditmaal zijn bijna honderd oplossingen ingekomen, waarvan niet meer dan 14, zegge veertien, juist waren. De oplossing is: Elke knappe onderwijzer Maakt de kind'ren boven wijzer. De meeéton hebben niet in de gaten ge had, dat bet geheel een rijmpje op maat vormde, waarvan het uitlaten van de „e" in kind'ren' al reeds een aanwijzing was, eu lieten het woordje „boven" weg. Deze op lossers hebben blijkbaar nooit do volgende mop gehoord: Een heer zat in een treincoupé op een verbazend eigenwijze manier op te snij den. Een der medereizigers, wien dat verveel-» de, vroeg hem: „U is zeker onderwijzer, niet waar?" „Ja, dat ben ik". „Dat dacht ik wel", zeide de ander, „U had boven wijzer moeien zijn". Da 14 gcedo oplossingen werden inge zonden door: L. NicmerWagenaar, 13. v. d. Klugt, mej. G. Paxle vliet; G. P. do Hei den, H; Housing, D. Eergsma en J. G. Teney, allen (e Leiden; M. Breukcl t© A1 p h enPiet Boekraad to Bosko o p; W. do Jonge te Dongen (N.-B.); G. Wa genaar en J. v. d. Meer te^ R o e 1 o f- arends veen; Corric de Yroonien te "Warmond: To v. d. Aa te W a s se tt a a r. Na loting zijn de twee prijzen Hv.c-o exemplaren van de Camera O b s u r a Aan Hikkbrand) gewonnen door M. Brcu- kel te A1 p b e n a. d. R ij n en To v, d. Aa L te Wassenaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15