jee'E wonder 'dat de 'ijverige her-
jjers der geloovigen naar eene groolere en
janzienlijker kerk verlangden. In het jaar
1749, toen Joannes Uytenhoven pastoor te
j^dschendam was, werd door de Hoogmo
gende Hoeren Stalen concessie verleend
lol het bouwen cener nieuwe kerk.
Pe kerk, die toen gebouwd werd, was
yoor die dagen sierlijk en schoon. Het ge
welfd plafond werd gedragen door beelden
van nogal aanmerkelijke grootte, gelijk
liet nog, ofschoon in groot verval, door
pastoor Stolk in 1824 werd gezien. Ook
moet dezelfde pastoor Uytenhoven eene
nieuwe pastorie gebouwd hebben.
Gelijk we boven zagen was deze nieuw.c
kerk eigenlijk de hoofdkerk der Statie, die
teVeur slechts een bijkerk; nu de moeder
kerk vergroot was en ruimte bood voor
alle geloovigcn, lag liet in den aard dei-
zaak, dat voortaan ook daar de Hoogmis
zou worden opgedragen.
Pit bracht echter spanning tusschen de
geloovigen van Leidschendam en Veur,
welke onder pastoor Egbertus Nitert in de
jaren 1796 cn 1797 lot volslagen tweespalt,
uitbrak. Do kerkmeesters waren er dc
leiders en groot en-de els de bewerkers van.
In onde bcschc-iden ziet men daarvan dc
'duidelijke sporen; hun beweringen en
handelingen zouden in zekeren zin be
lachelijk zijn te noeanen, ware het niet,
dat zij zooveel ergelijke gevolgen hadden
gohad: de ijver en waardigheid des pas
toors werden uit het oog verloren, zijne
goede bedoelingen gedwarsboomd en aan
klachten bij de kerkelijke overheid tegen
hem ingediend, als krenking van hun
recht, verwaarloozing der kerk van Veur,
enz. De kerkmeesters tituleerdeh elkander
bij die gelegenheid als „burger" (citoyen)
cn zoo goed scheen do vrijheid der Bataaf-
jsche Republiek door hen te worden begre
pen da-t de pastoor op dezelfde wijze door
hen werd begroet.
Do kerkmeesters van den Leidschendam
schijnen eene volkomen afscheiding van
Veur verlangd te hebben, waarschijnlijk
om verder van alle moeilijkheden af te
wezen.
Wal die van Veur verlangden vernomen
wij uit een geschreven stukje van pastoor
Nitert: „do kerkmeesters van Veur zouden
„gaarne zien, dat de gemeente bleef ver
enigd, zoo zij geweest is voor 160 jaren.
„Zij zeggen, dat in die jaren alles wel
„goed gegaan is, en dal die van den Dam
„hun met die van Veur gewillig vereenigd
„hebben zonder dat er ooit verschil is ge-
„weest als na het bouwen van deze kerk".
Hoewel de geestelijke overheid sedert
langen tijd besloten had de kerk van Veur
te sluiten, ten einde de eenheid zoo moge
lijk te herstellen, bracht zij haar plan nog
niet ten uitvoer, waarschijnlijk om den
hoogbejaarden pastoor in geen nieuwe
moeilijkheden te wikkelen. Het werd uit
gesteld tot na diens overlijden, wanneer
do toenmalige kapelaan als deservitor
werd aangesteld en tevens gelast de Bij
kerk van Veur te sluiten. Doch do deser
vitor, wellicht bevreesd voor verdere on
aangenaamheden, schoof het op do lange
haan, zoodat de Ecrw. heer Ruel, toen hij
hx 1812 als pastoor te Leidschendam
lcwam, niet beter wetende of de zaak was
afgeloopen, zijn dienstwerk moest begin
nen met in de eerste plaats de Bijkerk van
Veur te sluiten. Dit verwekte bij sommigen
van Veur zoo grooto ontevredenheid, dat
zij den nieuwen pastoor, als oorzaak en
bewerker der sluiting, met bitterheid beje
genden. Weldra stelden zij alle pogingen
in bet werk, om hun kerkje weder te ope
nen, zonden een request aan den Aarts
priester van Holland, Zeeland en West-
Friesland, waarin zij klaagden, dat hun
door die suppressie het grootste onrecht
was aangedaan, cn beriepen zich onder
anderen op hel langdurig beslaan dier
kerk. De toenmalige pastoor heeft tegen
dat schrijven een verweerschrift inge
diend om het va.lsche en vermetele dier
stellingen aan Ie toon en.
De overheid deed haar bevel gestand, en
liet de Bijkerk gesloten; doch om aan de
véi-bit tering geen nieuw voedsel te geven,
gebood zij haar niet af te breken, zoodat zij
van 1812 tol 1829 ledig is blijven staan.
Het zilverwerk, de misgewaden, enz, wer
den naar.de kerk van Leidschendam over
gebracht. Als overblijfsel der gewoonte, die
lot omstreeks 1812 stand hield, om de
Hoogmis in de Bijkerk te Veur te zingen,
bleef het nog lang gebruikelijk colt onder
do Vroegmis op Zoh- en Feestdagen in do
parochiekerk te zingen, met dien t er.-: lande
dat het zangkoor de Misgezangen achter
eenvolgend zone, terwijl de priester stil
de H. Mis las.
Eerst in het jaar 1829, toen pastoor
Willibrordus van Heyningen cle herderlijke
bediening uitoefende, werd, na bekomen
machtiging van het gouvernement, den 5en
Mei de Bijkerk met een daarbij staand
buisje afgebroken, en het terrein daarvan
met omliggend erf in tuingrond herscha
pen; wal zonder tegenspraak en verzet ge
schiedde. In den nazomer van hetzelfde
jaar werd een begin gemaakt mot do ge
heel© verbouwing en vorgrooting der be
staande kerk; do fundamenten van het te
verlengen gedeelte on van den toren wor
den gelegd, en nog vóór don winter gelijk-
gronds gebracht. Die vergrootijig of ver
lenging bedroeg met inbegrip van den toren
zes cn twintig Rijnlandscho voeten. Dien
ten gevolge moest liet geheelc dak van de
kerk worden afgenomen; de zijmuren ble
ven bestaan, doch do oude onaanzienlijke
kerkramen werden door nieuwe vervangen.
In het inwendige der kerk zag men een
geheele-omkeering: waar vroeger het al
taar cn dc sacristie stonden, werd nu do
toren gebouwd, en op do plaats van den
vroegeren ingang werd nu het altaar op
gericht. Lag de kerk vroeger aan do West
en achterzijde geheel achter kleine huizen
verborgen, thans verkroeg zij een vrij uit
zicht langs den openbaren weg. Tot vreug
de der gom centenaren, die tijdens do ver
bouwing tc Voorburg moesten ter kerke
gaan, was de bcruw in 1830 zoover gevor
derd, dat do kerk vóór den winter onder
dak kwam en, hoewel er nog veel aan
ontbrak, toch voor de godsdienst-oefenin
gen kon gebruikt worden.
Deze verbouwing, welke de kerk vormde
tot de mooiste en doelmatigste van heel
den omtrek, had, met inbegrip van de
groote klok. die voor f 1000 was aange
kocht, en van f 540 proceskosten wegens
diezelfde klok, de som van f26.078.75 ge
vorderd. Dezo onkosten werden bestreden
uit: f6000 als bijdrage van den Slaat,
f2000 van de provincie en een leening van
f 12.000. Hét overige werd! door de ge-
meonten-aren geschonken.
10 Maart 1858 inmiddels was immers
de bisschoppelijke liiërachie hersteld
werd zij door Mgr. Van Vree tot parochie
kerk verklaard.
Een volgende maal iets over het Roorn-
sclie kerkhof te Leidschendam, dat een
eigen geschiedenis heeft.
AJO.
5QBE-
Gezor.dheid bewaren.
In ons vorig artikel hebben wij er op ge
wezen hoe heilzaam de geregelde dagelijk-
sche arbeid is. Hoe hij ens lichamelijk jeug
dig en geestelijk frisch houdt en het funda
ment is van onze gezondheid cn levensge
luk.
Maar ook bij den arbeid hetzij licha
melijke of geestelijke boude men, evenals
bij alles, dc juiste, maat in het oog. En
daarom gezorgd voor gepaste rust cn
doelmatige ontspanning.
De boog kan niet altijd gespannc-n zijn.
De door sterke inspanning vermoeid gewor
den spieren, de door langdurige afscheiding
uitgeputte klieren, de door veel gebruik af
gestompte zintuigen en dc door te veel na
denken overprikkelde hersenen, behoeven
immers alle rust. alvorens weer naar behoo-
ren to kunnen funct-ioneeren.
Reeds teil een hygiënisch cn physiologisch
oogpunt, beeft, dan ook één rustdag op de
zeven voor den werkzamen mensch zijn
weldadige beteekenis. Alleen bij voldoende
verpoozing afwisseling cn verandering van
•bezigheid, toch blijft de geest des mensehen
even vaardig. Wie niet vrijwillig tijd neemt
voor rust of gepaste ontspanning, zal daar
toe eenmaal op minder aangename wijze ge
dwongen worden.
Reeds bij de oude Grieken was de waar
heid bekend, dat doelmatige arbeid den
geest voedt en versterkt, doch overdreven
arbeid hem vernietigt.
Doelmatige ontspanning is niet alleen het
zoete loon voor.volbrachten arbeid, doch te
vens do aangenaamsto voorbereiding voor
nieuwen arbeidslust.
Ieder kieze de ontspanning, die hem het
meest toelacht en- strookt met eigen lust en
neiging. Zoo zal hij. die dagelijks veel spier
arbeid in de buitenlucht verricht, andere
ontspanning behoeven dan hij, die een
groot deel van den dag met intellectueelen
arbeid is 'bezet. Voor dezen is-liet bijv. een
groet voordeel, indien hem eenmaal per
week de gelegenheid wordt geboden zich te
ontspannen en te vermeien in Gods vrije
natuur. Gelukkig is hij te prijzen, die naast
liefde voor zijn werkkring, tevens bekoring
gevoelt voer gepaste ontspanning en on
schuldige genoegens des levens of belang
stelling koestert voor datgene, wat 'buiten
zijn eigenlijk arbeidsveld is gelegen.
Heerlijk is de taak, die aan de s p o r t hier
is toebedeeld. Gelukkig heef 6 onze tijd de
groote waarde van een doelmatige beoefe
ning van de sport, reeds bij de oude Germa
nen in hoqge eere, terecht erkend en begre
pen. Met nadruk zeg ik hier van doelma
tige sport, nooit de verheerlijking van de
physieke kracht, zooals die zich bij vele
wedstrijden en races, waarbij niej. zelden de
maat der spierinspanning schromelijk
Wordt overdreven, openbaart, is m. i. even
zeer in strijd met de eischcn van den goe
den smaak als met de wetten der gezond
heidsleer. Zoo bijv. de onzinnige en.uiterst
schadelijke zesdaagsehe wielerwedstrijden,
do barbaarsehe bokswedstrijden. Welke tak
van sport overigens beoefend wordt is tame
lijk onverschillig, mits zij maarniet
wordt overdreven en rekening
wordt gehouden met individueel© neiging
en aanleg.
De meeste vereischen krachtige spierbewe
ging in de open lucht, bevorderen in de
eerste plaats bloedsomloop, stofwisseling er»
spijsvertering; sommige scherpen daarenbo
ven de zintuigen, kweeken behendigheid of
lecren geduld oefenen, doch bijna alle ster
ken wilskracht, kloekheid en zelfvertrou
wen. Kortom, iedere tak van sport heeft in
zekeren zin haar specifieke bekoring en her-
borgt een opvoedend beginsel, welks behar
tiging den geheelen, dus ook den psychi-
sohen mensch ten goede komt, d. w. z. ook
gunstig werkt op zijn geest. De 'hersenen
van den mensch, als het orgaan van den
geest- zijn immers niet- slechts een mezaik
van centra en zenuwcellen doch één orga
nisch geheel. Bovendien houdt de sport af
van kwade wegen en heeft zonder twijfel
veel tot beperking van het alcoholgebruik
bijgedragen, zij ontwikkelt do liefde voor
de schoone natuur., verheft de gemoedsstem
ming en kweekt blijmoedigen zin. Men zou
die kunnen noemen de hygiëne v a n
het gemoed.
Onbegrijpelijk groot is de invloed onzer
gemoedsstemming op onze physieke functies
en op onzen lichamelijken toestand.
Een opgewekt gemoed, een goed 'humeur,
een blijmoedige levensopvatting, die niet
vervalt in oppervlakkigheid, zijn de beste
eind goed, al goed.
XLVI.
Marietje is de eerste, die van hare verba
zing cn ontroering bekenten i,s .on met haai
helder stemmetje, verbreekt" ze de doodscbe
stilte, die voor een wijle daar in dat zolder
kamertje heerschte.
Wat zegt- n nu moedertje?
Zou Mevrouw Wagner dat nti heusch
doen
Zeker kind, dat zal zij vast doen.
Begrijpt u daar iets van? Dacht u dat
er zulke goede menschen hier op aarde
■woonden
En weet U wat- ik leuk vind. moeder! Als
wij daar wonen, en de kleine Frits kcuiit uit
dat verre land, hoe heet het ook weer? dan
kan ik heerlijk met hem spelen. Dan laat
ik hem ook eens met de pop spelen.-Hij is
zoo oud als ik en ik ben zoo groot als hij
l ik ben niet bang voor hem. al is hij een
jongen. Ik ben ook sterk. Zou hij zwart zijn
moeder?
Hoo dat zoo?
Wel zwart, zwart in zijn gezicht.» In de
school hangen platen met zulke zwartkop
pen cn met tanden, zoo wit als eeuw. Dat
zijn negers hé moeder. Is Frii-s ock een ne
ger?
Wel neen Marietje! Frits is geen neger.
Frits is ook niet zwart van huid. Frits is
wit. net als jij en ik. Frits is gewoon als de
kinderen hier cn waarvoor zou je voor hem
ook bang moeten zijn. Hij zal je niets doen
hij zal blij zijn een speelkameraadje 'te vin
den.
- Als hij maar niet vervelend doel, moe
der en mij de pop afnect.nt, want dan zou ik
hem. Van de pop blijft ie af, of hij moot
me vragen. En wil hij dat niet en doet hij
vervelend, dan speel ik niet met hem en
kan hij op /'n centje spelen. Wel ja ik heb
toch gezelschap. Ik heb u en Goud-Elsje.
Bat is eigenlijk genöeg ook, maar tooli is
het altijd aardiger met nog een kindje te
spelen, hé moeder!
- Ja kind., dat is zoo! Wij zullen Frits
zeggen, wat hij mag en wat hij niet
dag. Is het dan goed?
En als we daar wonen moedertje, mag
ik dan ook in 't rijtuig zitten en met Jan
rondtoeren'. Hé ja., dat was fijn! Ik heb nog
nooit gereden en u moeder?
- Ik wel.'kind! Vroeger wel eens mot je
vadertje! Maar niet dikwijls. Rijden is goed
voor rijke menschen, maar wij kunnen het
geld beter besteden'.
Ho, ho! als ik met Mevrouw Wagner
rijd kost het ons niets. Zij heeft alles bij
de hand. Het paard staat op stal; het rij
tuig in het koetshuis en Jan, de koetsier is
ook thuis. Mevrouw zegt Jan span in en
Jan spant in. Dan zegt Mevrouw: Jan':, haal
MarietjeMarietje ben ik, Dan loop ik zoo
hard ik kan eu één, twee. drie hupdaar
t]t ik naast- Jan op den bok, of naast Me
vrouw achter in en dangaat het er van
door! Kou maar!
En.bij.de gedachte aait zoo ie-ts lieer-
hjks. klapt Marietje in d'r handjes, en danst
in het rond. van de preb, waarbij moeder
tocht en Marietje aanspoort nog doller te
doen.
Waarom ook niet-?
Hingen deze beide brave menschen niet
hetere toekomst- tegemoet? Een betere
toekomst zelfs, dan ze ooit hadden durven
te hopen? En daarom ook voelde de goed^
vrouw. Van Baarle zich gelukkig, entevre
den op dat oogenblik en 'speelde een lach
om d'r mond en schitterde haar oog met een
glans., als de weerspiegeling liarer ontroerde
en blijde ziel. Waarom ook zou zij zich niet
dubbel verblijden mei- haar eigen geluk en
liet geluk van haar kind, dat thans reeds
leefde in die omgeving, waar zij dan zou
opgroeien als n bloempje in den hof.
Ja Truida. geniet- gerust uu in liet voor
uitzicht dat voor de deur staat en Marietje.
speel maar door mijn kind; bouw luchtkas-
teelen; droom van louter geluk; zing als
het kanarietje in zijn koperen kooidans
naar hartelust en jou spel en vroolijkheid
en dartelheid zal je moedertje goeddoen en
dan zal zij, als de schoone lente aanbreekt-
met haar bloemen en haar vogelen-gezang;
met haar leven en vertier in do heele na
tuur, dan zal zij z'ch weer jonger gevoelen
en dan zal weer een blos van gezondheid de
nog bleeke wangen kleuren en zoo zal zij
weer aansterken en opleven.... en.... zal
zij weer worden', je lief gezond moedertje,
zooals zij was toen vadertje nog leefcLe en
Marietje nog zoo heel klein was.
Of enze hoop bewaarheid worden zal?
We zullen zien. We wensehen zoo gnorno
on ze plannen ie zien verwezenlijkt. En
toch? hoe vaak zijn onze wensehen ijdel.
Heb gaat zoo in liet- leven. Als wij meenen
het toppunt onzer wensehen eindelijk tc zul
len bereiken, danzien wc zoo vaak den
vinger Gods, die elders wijst en ons daar
leidt, waar het einddoel ligt vanal onze
wensehen. .De Redacteur.
fWcrdt vervolgd.
correspondentie.
Jacques Janssen. Leiden.
Wel, wel! heb jij ook eens geprobeerd om
een opstelletje samen le flansen! Dat vin-cl
ik heel aardig van je. maar.dat verhaal
tje is te klein cn dan, ik geloof Jacques, dat
ddifc een stukje taalwerk is uit de kla-s. Je
vriendje Thonus komt me daar met een
opstel dat precies eender is. De- bedoeling
is heel goed, maar toch zal ik dezen keer
het ingezonden stukje niet plaatsen. Plian-
taseer zelf eens wat! Je kunt liet best, als
je wilt en anders roep je maar eens gerust
de hulp in van vadertje of moeder en dan
zul je eens zien. hoe mooi het. verhaal
tje is, als liet gedrukt staat-, onderteekend
mot je vollen naam. Dat spreekt! Dag Jac
ques!
B. G«, Leidon. Wie ben jij mijn
vriend'? Ben je bang om je naam te noe
men? Kies clan een schuilnaam, zooals er
-zo b vel en doen. 'Waarom -ook niet! Onder
een schuilnaam, kun je zoo echt eens zeggen
wat je op je hart hebt dan is er niemand
van je eigen vrienden, die je kent en kun je
zoo stiekumpjes in stilte eens hoo-ren. hoe
men zooal over je werk denkt cn spreekt.
En -wou jij B. G. of Beste Gerrit- of Be
minde Geloovigen. zooals Pastoor zou zeg
gen ofvul zelf maar in mijn vriendjes,
wou jij ,De Winter" opgenomen hebben in
het vierde blad der Leid'sclie Courant
Dat zal niet gaan, hoe bescheiden je ook i
bent. JeJ had1!- immers gevraagd kunnen
hebben, of ave het op den voorkant van het
eerste blad wilden plaatsen, niet waar?
Keen vriendje: een versje moet je mefc
zorg maken. Wacht nog eens een maandje
Als dc vogels beginnen te slaan cn te zin
gen in struiken en hagen, en het- warme
zonnetje alles wekt, wat sluimert in de
aarde, dan is het, voor jou tijd cm aan een
versje te beginnen; dan- zullen de versjes uit
de pen springen als 't- groen uit de knoppen
der boomciï. Let maar eens op! Dag B. G.!
Zet voortaan je naam voluit, ofik geef
je geen antwoord meer, wat zeker jammer
zou zijn voor je moeite en goeden wil.
C1 a s i n a- H c k k e r. Warmond.—»
Ja Ola sin a die versjes uit de oude doos.
zijn zeker aardig en laat ik plaatsen ooloJ
maar toeh heb ik veel meer op met versjes
uit je eigen kokertje. Zie jedat eischfc
meer werk, meer zorg. meer studie, maar
geeft ook-meer voldoening. Ik zou daarom,
die oude doos maar dicht laten, want weet
wel. er zijn meer tinderen, die dergelijke
doos thuis in bezit hebben. En dan Veron
derstel nu eens, dat ze allemaal in die doos
gingen snuffelen. Dan kreeg ik op zekeren
dag 6ta-peLs versjes op m'n dak gestuurd
en nog wol versjes, die precies eender wa
ren. Ik zou niet graag! Wat had ik aan dat
oud papier! Goed om de kachel aan te leg
gen, meer ook niet! En zoo dCiik ik er over
Glasientje. Ma-ar om jou nu toch een plcizier
te doen. komt het- „Modepop-je-" direct er
in en'ik reik je de hand tot afscheid.
Veel groetjes aan vader, moeder cn de drie
broertjes.
Doornroosje, Leiden. Kijk,
kijk. nu dacht ik me- toch heusch dat Doorn
roosje door de geweldige" kou van dezen
winter, was bevroren'. Ik hoorde er zoo niets
meer van. Maar mis! Nauwelijks viel het
eerste Lentestraaltje op de harde, bevroren
koude aarde, of wakker was Doornroosje en
wat ik bevroren en dood waande, was
slechts schijndood. En zie dat Doornroosje
■wakker is, getuigt -zeker van haar eerste
versje voor dit jaar. ..De Lente komt-!" Dit
aardige versje plaats ik dadelijk op hoop
van navolging en als voorbeeld voor de vele
dichtere sjes, die vast cn zeker reeds vol
goede voornemens zijn. om mij te helpen cn
met- veel goeds en aardige me te verblijden.
Dag Doornroosje! Met dank en groet!
En nu. lieve kinderen!, ben ik door de cor
respondentie weer heen! Voor Pasohen ko
men weer prijsraad-seis en dan verwacht ik
weer -heel veel van U allen. Begin alvast!,
en nu tot later.
Do Redacted i\.
dc Gifttand.
Sprookje door Josephine.
Toen; do leeuw tot- Koning der dieren
was uitgeroepen, en hij zijn rijk cn hof
houding in orde had gebracht, gaf hij het
bestuur over aan zijn eersten minister en
ging op reis.
Hij bezocht allo landen en gaf zijn
oogen goed den kost-. Rijk aan er
varingen kwam. hij in zijn land terug.
Allen waren verheugd hem weer te zien
maar vooral, omdat hij voor ieder wat had
meegebracht.
Ieder ontving een wapen, dat hun van
Veel dienst kon zijn; zoo kreeg de tijger
eeni scherp gebit; het paard hoeven, de
stier horens, de kreeft, een paar scharen,
de olifant oen slurf enz. enz. en do vos zijn
streken.
Ten slotte sprak cle koning: Ku heb ik
liier nog een gifttand eni wel voor hem of
haar dio zich den grooteten kunstenaar
onder u zal toonen.
Morgen 12 uur moeten allen hier tegen
woordig zijn. Den vclgcnldicn dag waren
allen klokslag 12 uur ter plaatse. De ko
ning ging zitten' en daar begon het:
Eerst kwam dc vos boeg diep en zei: ik
kan huichelen en" nog veel meer. Ga heen,
sprak de koning, de menschen kunnen het
ook. Toien spronfj do kikvorsch voor "den.
dag en zeiIk kan het weer voorspellen.
Ga heen, zei do koning, dat is niets.
De aap kwam op cn zei: Ik kan alles
nadoen. O dat is ook niets, zei de koning,
ga heen.
Toen kwam de koekoek op cn zei: mijn
kunst is dat ik do opvoeding mijner kinde
ren aan anderen overlaat. Uit mijn oogen,
zei de koning, dat is slecht.
Zoo verscheen de een ha den ander
maar er was niemand, niemand .die zich
ergens door onderscheidde.
Eindelijk kwam de slang aan de beurt.
Sire, zoo sprak zij, ik versta .de kunst
uit mijn vel te springen.
Verschrikt sprong, de koning op. "Wat zeg
je, kiui jij uit- je vel kruipen.
('t Was juist in den tijd dat de slangen
van huid verwisselden.)
Ja Sire, antwoordde de slang: „zie
maar" en voor de oogen- van den ver
baasden koning kroop de slang nit haar
vel.
Al de omstanders waren verstomd.
Eindelijk sprak de koning: ..Gij o slang
zijt een groot kunstenaar, niemand kan
dót." Do slang kreeg toen deii Gifttand.
De menschen; kunnen dat niet eni daar
om haten zij do slang. Want probeer het
maar eens uit je vel te springen.
De winter.
In den winter van het jaar 1890 woon
de er in Doorn een oudo weduwe, juffrouw
van der Blok. De straatjongens noemden
haar „Bclje de Wil." Dit kwam omdat zij
altijd een witte sjaal om had en witte
kousen droeg. Docli nu was het winter cn.
hoorde men den scheldnaam niet. Als zij
boodschappen ging doen deed zij het- 't
liefst 's avonds, als iedereen thuis was.
Doch ten laatste had zij geen geld meer.
•Wat nu aan te vangen? Om te bedelen
had zij geen zin want dan kreeg zij weer.
de scheldnaam van „Bctje de Wat Wer
ken kon zij ook niet, want zij was veel te
zwak. De menschen die in de buurt woon
den, waren hardvochtig. In drie weken
had zij geen huur betaald en de huisbaas
ha-cl gezegd, als cr voor den vierden keer
weer geen liuur betaald werd, zou zij op
straat worden gezet.
Den gehe-elen dag schreide zij en bad
vurig dat Onze Lieve Heer haar maar van
het noodige moest laten voorzien.
Op zekeren avond zag zij in de verte
een groote vlam, zoo gauw zij kon liep zij
naar de vlam toe om te zien wat daar ge-
..beurdc. Naderbij gekomen zag zij dat het
huis van den veldwachter in brand stond.
De veldwachter schreeuwde: „Mijn kind,
mijn kind verbrand." Juffrouw van der
Blok had dit pas gezien of liet eenl emmer
water over liaar lieengooien. cn vloog toen
het brandende huis binnen. Vijf minuten
later kwam zij met het kind in haar armen
weer terug. De veldwachter gaf haar f "5,
zoodat. zij zich weer van het noodige kon
voorzien en uit eerbied voor deze moedige
daad viel niemand haar meer lastig, en
hielp het heele dorp mee, om haar een
goed onderdak te bezorgen.
K. v. d. Voort-,
Scliutterstr. 7a.
Verdwaald.
Mavietjo vroeg aan haar moeder, of zij
op straat naar de muziek mocht gaan luis
teren. Moeder vond heb goed, maar zei,
dat Marietje ga.uw terug moest komen.
Marietje ging. Net als alle andere kin
dertjes. liep zij met den troep mee, straat
op, straat af. Eindelijk gingen de muzi
kanten het dorp uit cn Marietje liep ct
achteraan en ging hoe langer hoo vorder
het dbrp uit van huis, tot zij eindelijk bij
een vreemde plaats kwamen. Nu wilclo
Marietje naar huis, maar ze wist den weg
niet meer. Schreiend bleef zij om den
hoek van de straat staan. Daar kwam c-en.
ag-ent aan en vrceg: „Waar woon jo cn
hoe heet je, zus?" Marietje zei: „Ik heet
Marietje dc Haas enj ik woon in den Jor
zefstraat." „Ku", zei de agent, „ga maar
mee en ik zal je thuis brengen hoor, lief
kind." Moeder was in dien tijd ongerust
geworden en ging eens naar buiten, om te
kijken waar ze bleef. Daar zag ze een
agent met een meisje loopen. Toen ze goed
keek, zag ze dat het Marietje was en ging
er na toe. De agent gaf Marietje aan Moe
en vertelde de heele geschiedenis.
Moeder luisterde en gaf den agent e:-n
belooning. Sedert dien is kleine zus voor
zichtiger geweest en dicht bij huis geble
ven.
Carl Westermann,
Nieuwe Rijn 30 Leidon.
Eeri modepopje.
Daar is ons kleine nufje Saar
Het kind is nog geen negen jaar,
„O" zei ze, „ik-ben nu groot genoeg
Ik wou dat :k dameskleeren droeg."
Ze deed haar zusters mantel om,
Haar eigen mof nam zij
En hoe dom, zij nam haar moeders nieu
wen hoed
En daolit die staat mij zeker goqd.
Zoo ging ze op straat, maar die haar zag
Schoot dadelijk om haar in een lach,
De jongens bleven voor haar staan
En keken 't vreemd spektakel aan.
Zij riepen: „Kijk eens wat een zottin!"
„Een hoed is 't met een meisje er in."
Luid lachten allen om haar hoed
En Saartjo kreeg een kleur als bloed,
Opkijken dorst zij heel niet meer
Ze maakte dadelijk rechtsomkeer.
Naar huis bracht Wim haar op oen dra-I
Gauw deed zij hoed en mantel af
Sinds heeft ze er alt-ijd aan gedacht,
Dat iedereen om nufjes lacht-
De kleine timmerman.
Ik ben oen kleine timmerman
Ik maak al wat ik maken kan,
Ik maak een trapje kant en klaar,
Ik heb toeh kleine handen maar.
Er behoeft geen spjikers bij mijn werk,
Tncli wordt mijn trapje recht en' sterk,
En heb ik nu bet werk gedaan
Dan pak ik weer wat anders aan.
Cla-zina Hekkef
Warmond.
De Lente komt.
'Als 't zonnetje op een mooien dag
Door de wolken kijkt,
Dan zie ik in haar gouden lach
't. Natuurschoon heerlijk prijken.
rAllcs jubelt in 't rond
En 't- klinkt, van ieders mond:
Do lente komt.
't. Is of de hoornen in 't plantsoen,
Niet meer zoo staan te treuren.
Overal ontwaar ik 't jonge groen
De naakte takken kleuren.
Bloemen en planten rijzen uit den grond
Ba 't klinkt blij van ieders mond:
De lente komt! a
De lente lokt ons vriend'lijk aaa
De winter moet verdwijnen
•Al vroeger zie ik de zon opgaan
En voel ze warmer schijnen.
Alles bloeit en groeit in 't rond
Dan zingen.' we met blijden mondt
Dc lenite komt!