jee'E wonder 'dat de 'ijverige her- jjers der geloovigen naar eene groolere en janzienlijker kerk verlangden. In het jaar 1749, toen Joannes Uytenhoven pastoor te j^dschendam was, werd door de Hoogmo gende Hoeren Stalen concessie verleend lol het bouwen cener nieuwe kerk. Pe kerk, die toen gebouwd werd, was yoor die dagen sierlijk en schoon. Het ge welfd plafond werd gedragen door beelden van nogal aanmerkelijke grootte, gelijk liet nog, ofschoon in groot verval, door pastoor Stolk in 1824 werd gezien. Ook moet dezelfde pastoor Uytenhoven eene nieuwe pastorie gebouwd hebben. Gelijk we boven zagen was deze nieuw.c kerk eigenlijk de hoofdkerk der Statie, die teVeur slechts een bijkerk; nu de moeder kerk vergroot was en ruimte bood voor alle geloovigcn, lag liet in den aard dei- zaak, dat voortaan ook daar de Hoogmis zou worden opgedragen. Pit bracht echter spanning tusschen de geloovigen van Leidschendam en Veur, welke onder pastoor Egbertus Nitert in de jaren 1796 cn 1797 lot volslagen tweespalt, uitbrak. Do kerkmeesters waren er dc leiders en groot en-de els de bewerkers van. In onde bcschc-iden ziet men daarvan dc 'duidelijke sporen; hun beweringen en handelingen zouden in zekeren zin be lachelijk zijn te noeanen, ware het niet, dat zij zooveel ergelijke gevolgen hadden gohad: de ijver en waardigheid des pas toors werden uit het oog verloren, zijne goede bedoelingen gedwarsboomd en aan klachten bij de kerkelijke overheid tegen hem ingediend, als krenking van hun recht, verwaarloozing der kerk van Veur, enz. De kerkmeesters tituleerdeh elkander bij die gelegenheid als „burger" (citoyen) cn zoo goed scheen do vrijheid der Bataaf- jsche Republiek door hen te worden begre pen da-t de pastoor op dezelfde wijze door hen werd begroet. Do kerkmeesters van den Leidschendam schijnen eene volkomen afscheiding van Veur verlangd te hebben, waarschijnlijk om verder van alle moeilijkheden af te wezen. Wal die van Veur verlangden vernomen wij uit een geschreven stukje van pastoor Nitert: „do kerkmeesters van Veur zouden „gaarne zien, dat de gemeente bleef ver enigd, zoo zij geweest is voor 160 jaren. „Zij zeggen, dat in die jaren alles wel „goed gegaan is, en dal die van den Dam „hun met die van Veur gewillig vereenigd „hebben zonder dat er ooit verschil is ge- „weest als na het bouwen van deze kerk". Hoewel de geestelijke overheid sedert langen tijd besloten had de kerk van Veur te sluiten, ten einde de eenheid zoo moge lijk te herstellen, bracht zij haar plan nog niet ten uitvoer, waarschijnlijk om den hoogbejaarden pastoor in geen nieuwe moeilijkheden te wikkelen. Het werd uit gesteld tot na diens overlijden, wanneer do toenmalige kapelaan als deservitor werd aangesteld en tevens gelast de Bij kerk van Veur te sluiten. Doch do deser vitor, wellicht bevreesd voor verdere on aangenaamheden, schoof het op do lange haan, zoodat de Ecrw. heer Ruel, toen hij hx 1812 als pastoor te Leidschendam lcwam, niet beter wetende of de zaak was afgeloopen, zijn dienstwerk moest begin nen met in de eerste plaats de Bijkerk van Veur te sluiten. Dit verwekte bij sommigen van Veur zoo grooto ontevredenheid, dat zij den nieuwen pastoor, als oorzaak en bewerker der sluiting, met bitterheid beje genden. Weldra stelden zij alle pogingen in bet werk, om hun kerkje weder te ope nen, zonden een request aan den Aarts priester van Holland, Zeeland en West- Friesland, waarin zij klaagden, dat hun door die suppressie het grootste onrecht was aangedaan, cn beriepen zich onder anderen op hel langdurig beslaan dier kerk. De toenmalige pastoor heeft tegen dat schrijven een verweerschrift inge diend om het va.lsche en vermetele dier stellingen aan Ie toon en. De overheid deed haar bevel gestand, en liet de Bijkerk gesloten; doch om aan de véi-bit tering geen nieuw voedsel te geven, gebood zij haar niet af te breken, zoodat zij van 1812 tol 1829 ledig is blijven staan. Het zilverwerk, de misgewaden, enz, wer den naar.de kerk van Leidschendam over gebracht. Als overblijfsel der gewoonte, die lot omstreeks 1812 stand hield, om de Hoogmis in de Bijkerk te Veur te zingen, bleef het nog lang gebruikelijk colt onder do Vroegmis op Zoh- en Feestdagen in do parochiekerk te zingen, met dien t er.-: lande dat het zangkoor de Misgezangen achter eenvolgend zone, terwijl de priester stil de H. Mis las. Eerst in het jaar 1829, toen pastoor Willibrordus van Heyningen cle herderlijke bediening uitoefende, werd, na bekomen machtiging van het gouvernement, den 5en Mei de Bijkerk met een daarbij staand buisje afgebroken, en het terrein daarvan met omliggend erf in tuingrond herscha pen; wal zonder tegenspraak en verzet ge schiedde. In den nazomer van hetzelfde jaar werd een begin gemaakt mot do ge heel© verbouwing en vorgrooting der be staande kerk; do fundamenten van het te verlengen gedeelte on van den toren wor den gelegd, en nog vóór don winter gelijk- gronds gebracht. Die vergrootijig of ver lenging bedroeg met inbegrip van den toren zes cn twintig Rijnlandscho voeten. Dien ten gevolge moest liet geheelc dak van de kerk worden afgenomen; de zijmuren ble ven bestaan, doch do oude onaanzienlijke kerkramen werden door nieuwe vervangen. In het inwendige der kerk zag men een geheele-omkeering: waar vroeger het al taar cn dc sacristie stonden, werd nu do toren gebouwd, en op do plaats van den vroegeren ingang werd nu het altaar op gericht. Lag de kerk vroeger aan do West en achterzijde geheel achter kleine huizen verborgen, thans verkroeg zij een vrij uit zicht langs den openbaren weg. Tot vreug de der gom centenaren, die tijdens do ver bouwing tc Voorburg moesten ter kerke gaan, was de bcruw in 1830 zoover gevor derd, dat do kerk vóór den winter onder dak kwam en, hoewel er nog veel aan ontbrak, toch voor de godsdienst-oefenin gen kon gebruikt worden. Deze verbouwing, welke de kerk vormde tot de mooiste en doelmatigste van heel den omtrek, had, met inbegrip van de groote klok. die voor f 1000 was aange kocht, en van f 540 proceskosten wegens diezelfde klok, de som van f26.078.75 ge vorderd. Dezo onkosten werden bestreden uit: f6000 als bijdrage van den Slaat, f2000 van de provincie en een leening van f 12.000. Hét overige werd! door de ge- meonten-aren geschonken. 10 Maart 1858 inmiddels was immers de bisschoppelijke liiërachie hersteld werd zij door Mgr. Van Vree tot parochie kerk verklaard. Een volgende maal iets over het Roorn- sclie kerkhof te Leidschendam, dat een eigen geschiedenis heeft. AJO. 5QBE- Gezor.dheid bewaren. In ons vorig artikel hebben wij er op ge wezen hoe heilzaam de geregelde dagelijk- sche arbeid is. Hoe hij ens lichamelijk jeug dig en geestelijk frisch houdt en het funda ment is van onze gezondheid cn levensge luk. Maar ook bij den arbeid hetzij licha melijke of geestelijke boude men, evenals bij alles, dc juiste, maat in het oog. En daarom gezorgd voor gepaste rust cn doelmatige ontspanning. De boog kan niet altijd gespannc-n zijn. De door sterke inspanning vermoeid gewor den spieren, de door langdurige afscheiding uitgeputte klieren, de door veel gebruik af gestompte zintuigen en dc door te veel na denken overprikkelde hersenen, behoeven immers alle rust. alvorens weer naar behoo- ren to kunnen funct-ioneeren. Reeds teil een hygiënisch cn physiologisch oogpunt, beeft, dan ook één rustdag op de zeven voor den werkzamen mensch zijn weldadige beteekenis. Alleen bij voldoende verpoozing afwisseling cn verandering van •bezigheid, toch blijft de geest des mensehen even vaardig. Wie niet vrijwillig tijd neemt voor rust of gepaste ontspanning, zal daar toe eenmaal op minder aangename wijze ge dwongen worden. Reeds bij de oude Grieken was de waar heid bekend, dat doelmatige arbeid den geest voedt en versterkt, doch overdreven arbeid hem vernietigt. Doelmatige ontspanning is niet alleen het zoete loon voor.volbrachten arbeid, doch te vens do aangenaamsto voorbereiding voor nieuwen arbeidslust. Ieder kieze de ontspanning, die hem het meest toelacht en- strookt met eigen lust en neiging. Zoo zal hij. die dagelijks veel spier arbeid in de buitenlucht verricht, andere ontspanning behoeven dan hij, die een groot deel van den dag met intellectueelen arbeid is 'bezet. Voor dezen is-liet bijv. een groet voordeel, indien hem eenmaal per week de gelegenheid wordt geboden zich te ontspannen en te vermeien in Gods vrije natuur. Gelukkig is hij te prijzen, die naast liefde voor zijn werkkring, tevens bekoring gevoelt voer gepaste ontspanning en on schuldige genoegens des levens of belang stelling koestert voor datgene, wat 'buiten zijn eigenlijk arbeidsveld is gelegen. Heerlijk is de taak, die aan de s p o r t hier is toebedeeld. Gelukkig heef 6 onze tijd de groote waarde van een doelmatige beoefe ning van de sport, reeds bij de oude Germa nen in hoqge eere, terecht erkend en begre pen. Met nadruk zeg ik hier van doelma tige sport, nooit de verheerlijking van de physieke kracht, zooals die zich bij vele wedstrijden en races, waarbij niej. zelden de maat der spierinspanning schromelijk Wordt overdreven, openbaart, is m. i. even zeer in strijd met de eischcn van den goe den smaak als met de wetten der gezond heidsleer. Zoo bijv. de onzinnige en.uiterst schadelijke zesdaagsehe wielerwedstrijden, do barbaarsehe bokswedstrijden. Welke tak van sport overigens beoefend wordt is tame lijk onverschillig, mits zij maarniet wordt overdreven en rekening wordt gehouden met individueel© neiging en aanleg. De meeste vereischen krachtige spierbewe ging in de open lucht, bevorderen in de eerste plaats bloedsomloop, stofwisseling er» spijsvertering; sommige scherpen daarenbo ven de zintuigen, kweeken behendigheid of lecren geduld oefenen, doch bijna alle ster ken wilskracht, kloekheid en zelfvertrou wen. Kortom, iedere tak van sport heeft in zekeren zin haar specifieke bekoring en her- borgt een opvoedend beginsel, welks behar tiging den geheelen, dus ook den psychi- sohen mensch ten goede komt, d. w. z. ook gunstig werkt op zijn geest. De 'hersenen van den mensch, als het orgaan van den geest- zijn immers niet- slechts een mezaik van centra en zenuwcellen doch één orga nisch geheel. Bovendien houdt de sport af van kwade wegen en heeft zonder twijfel veel tot beperking van het alcoholgebruik bijgedragen, zij ontwikkelt do liefde voor de schoone natuur., verheft de gemoedsstem ming en kweekt blijmoedigen zin. Men zou die kunnen noemen de hygiëne v a n het gemoed. Onbegrijpelijk groot is de invloed onzer gemoedsstemming op onze physieke functies en op onzen lichamelijken toestand. Een opgewekt gemoed, een goed 'humeur, een blijmoedige levensopvatting, die niet vervalt in oppervlakkigheid, zijn de beste eind goed, al goed. XLVI. Marietje is de eerste, die van hare verba zing cn ontroering bekenten i,s .on met haai helder stemmetje, verbreekt" ze de doodscbe stilte, die voor een wijle daar in dat zolder kamertje heerschte. Wat zegt- n nu moedertje? Zou Mevrouw Wagner dat nti heusch doen Zeker kind, dat zal zij vast doen. Begrijpt u daar iets van? Dacht u dat er zulke goede menschen hier op aarde ■woonden En weet U wat- ik leuk vind. moeder! Als wij daar wonen, en de kleine Frits kcuiit uit dat verre land, hoe heet het ook weer? dan kan ik heerlijk met hem spelen. Dan laat ik hem ook eens met de pop spelen.-Hij is zoo oud als ik en ik ben zoo groot als hij l ik ben niet bang voor hem. al is hij een jongen. Ik ben ook sterk. Zou hij zwart zijn moeder? Hoo dat zoo? Wel zwart, zwart in zijn gezicht.» In de school hangen platen met zulke zwartkop pen cn met tanden, zoo wit als eeuw. Dat zijn negers hé moeder. Is Frii-s ock een ne ger? Wel neen Marietje! Frits is geen neger. Frits is ook niet zwart van huid. Frits is wit. net als jij en ik. Frits is gewoon als de kinderen hier cn waarvoor zou je voor hem ook bang moeten zijn. Hij zal je niets doen hij zal blij zijn een speelkameraadje 'te vin den. - Als hij maar niet vervelend doel, moe der en mij de pop afnect.nt, want dan zou ik hem. Van de pop blijft ie af, of hij moot me vragen. En wil hij dat niet en doet hij vervelend, dan speel ik niet met hem en kan hij op /'n centje spelen. Wel ja ik heb toch gezelschap. Ik heb u en Goud-Elsje. Bat is eigenlijk genöeg ook, maar tooli is het altijd aardiger met nog een kindje te spelen, hé moeder! - Ja kind., dat is zoo! Wij zullen Frits zeggen, wat hij mag en wat hij niet dag. Is het dan goed? En als we daar wonen moedertje, mag ik dan ook in 't rijtuig zitten en met Jan rondtoeren'. Hé ja., dat was fijn! Ik heb nog nooit gereden en u moeder? - Ik wel.'kind! Vroeger wel eens mot je vadertje! Maar niet dikwijls. Rijden is goed voor rijke menschen, maar wij kunnen het geld beter besteden'. Ho, ho! als ik met Mevrouw Wagner rijd kost het ons niets. Zij heeft alles bij de hand. Het paard staat op stal; het rij tuig in het koetshuis en Jan, de koetsier is ook thuis. Mevrouw zegt Jan span in en Jan spant in. Dan zegt Mevrouw: Jan':, haal MarietjeMarietje ben ik, Dan loop ik zoo hard ik kan eu één, twee. drie hupdaar t]t ik naast- Jan op den bok, of naast Me vrouw achter in en dangaat het er van door! Kou maar! En.bij.de gedachte aait zoo ie-ts lieer- hjks. klapt Marietje in d'r handjes, en danst in het rond. van de preb, waarbij moeder tocht en Marietje aanspoort nog doller te doen. Waarom ook niet-? Hingen deze beide brave menschen niet hetere toekomst- tegemoet? Een betere toekomst zelfs, dan ze ooit hadden durven te hopen? En daarom ook voelde de goed^ vrouw. Van Baarle zich gelukkig, entevre den op dat oogenblik en 'speelde een lach om d'r mond en schitterde haar oog met een glans., als de weerspiegeling liarer ontroerde en blijde ziel. Waarom ook zou zij zich niet dubbel verblijden mei- haar eigen geluk en liet geluk van haar kind, dat thans reeds leefde in die omgeving, waar zij dan zou opgroeien als n bloempje in den hof. Ja Truida. geniet- gerust uu in liet voor uitzicht dat voor de deur staat en Marietje. speel maar door mijn kind; bouw luchtkas- teelen; droom van louter geluk; zing als het kanarietje in zijn koperen kooidans naar hartelust en jou spel en vroolijkheid en dartelheid zal je moedertje goeddoen en dan zal zij, als de schoone lente aanbreekt- met haar bloemen en haar vogelen-gezang; met haar leven en vertier in do heele na tuur, dan zal zij z'ch weer jonger gevoelen en dan zal weer een blos van gezondheid de nog bleeke wangen kleuren en zoo zal zij weer aansterken en opleven.... en.... zal zij weer worden', je lief gezond moedertje, zooals zij was toen vadertje nog leefcLe en Marietje nog zoo heel klein was. Of enze hoop bewaarheid worden zal? We zullen zien. We wensehen zoo gnorno on ze plannen ie zien verwezenlijkt. En toch? hoe vaak zijn onze wensehen ijdel. Heb gaat zoo in liet- leven. Als wij meenen het toppunt onzer wensehen eindelijk tc zul len bereiken, danzien wc zoo vaak den vinger Gods, die elders wijst en ons daar leidt, waar het einddoel ligt vanal onze wensehen. .De Redacteur. fWcrdt vervolgd. correspondentie. Jacques Janssen. Leiden. Wel, wel! heb jij ook eens geprobeerd om een opstelletje samen le flansen! Dat vin-cl ik heel aardig van je. maar.dat verhaal tje is te klein cn dan, ik geloof Jacques, dat ddifc een stukje taalwerk is uit de kla-s. Je vriendje Thonus komt me daar met een opstel dat precies eender is. De- bedoeling is heel goed, maar toch zal ik dezen keer het ingezonden stukje niet plaatsen. Plian- taseer zelf eens wat! Je kunt liet best, als je wilt en anders roep je maar eens gerust de hulp in van vadertje of moeder en dan zul je eens zien. hoe mooi het. verhaal tje is, als liet gedrukt staat-, onderteekend mot je vollen naam. Dat spreekt! Dag Jac ques! B. G«, Leidon. Wie ben jij mijn vriend'? Ben je bang om je naam te noe men? Kies clan een schuilnaam, zooals er -zo b vel en doen. 'Waarom -ook niet! Onder een schuilnaam, kun je zoo echt eens zeggen wat je op je hart hebt dan is er niemand van je eigen vrienden, die je kent en kun je zoo stiekumpjes in stilte eens hoo-ren. hoe men zooal over je werk denkt cn spreekt. En -wou jij B. G. of Beste Gerrit- of Be minde Geloovigen. zooals Pastoor zou zeg gen ofvul zelf maar in mijn vriendjes, wou jij ,De Winter" opgenomen hebben in het vierde blad der Leid'sclie Courant Dat zal niet gaan, hoe bescheiden je ook i bent. JeJ had1!- immers gevraagd kunnen hebben, of ave het op den voorkant van het eerste blad wilden plaatsen, niet waar? Keen vriendje: een versje moet je mefc zorg maken. Wacht nog eens een maandje Als dc vogels beginnen te slaan cn te zin gen in struiken en hagen, en het- warme zonnetje alles wekt, wat sluimert in de aarde, dan is het, voor jou tijd cm aan een versje te beginnen; dan- zullen de versjes uit de pen springen als 't- groen uit de knoppen der boomciï. Let maar eens op! Dag B. G.! Zet voortaan je naam voluit, ofik geef je geen antwoord meer, wat zeker jammer zou zijn voor je moeite en goeden wil. C1 a s i n a- H c k k e r. Warmond.—» Ja Ola sin a die versjes uit de oude doos. zijn zeker aardig en laat ik plaatsen ooloJ maar toeh heb ik veel meer op met versjes uit je eigen kokertje. Zie jedat eischfc meer werk, meer zorg. meer studie, maar geeft ook-meer voldoening. Ik zou daarom, die oude doos maar dicht laten, want weet wel. er zijn meer tinderen, die dergelijke doos thuis in bezit hebben. En dan Veron derstel nu eens, dat ze allemaal in die doos gingen snuffelen. Dan kreeg ik op zekeren dag 6ta-peLs versjes op m'n dak gestuurd en nog wol versjes, die precies eender wa ren. Ik zou niet graag! Wat had ik aan dat oud papier! Goed om de kachel aan te leg gen, meer ook niet! En zoo dCiik ik er over Glasientje. Ma-ar om jou nu toch een plcizier te doen. komt het- „Modepop-je-" direct er in en'ik reik je de hand tot afscheid. Veel groetjes aan vader, moeder cn de drie broertjes. Doornroosje, Leiden. Kijk, kijk. nu dacht ik me- toch heusch dat Doorn roosje door de geweldige" kou van dezen winter, was bevroren'. Ik hoorde er zoo niets meer van. Maar mis! Nauwelijks viel het eerste Lentestraaltje op de harde, bevroren koude aarde, of wakker was Doornroosje en wat ik bevroren en dood waande, was slechts schijndood. En zie dat Doornroosje ■wakker is, getuigt -zeker van haar eerste versje voor dit jaar. ..De Lente komt-!" Dit aardige versje plaats ik dadelijk op hoop van navolging en als voorbeeld voor de vele dichtere sjes, die vast cn zeker reeds vol goede voornemens zijn. om mij te helpen cn met- veel goeds en aardige me te verblijden. Dag Doornroosje! Met dank en groet! En nu. lieve kinderen!, ben ik door de cor respondentie weer heen! Voor Pasohen ko men weer prijsraad-seis en dan verwacht ik weer -heel veel van U allen. Begin alvast!, en nu tot later. Do Redacted i\. dc Gifttand. Sprookje door Josephine. Toen; do leeuw tot- Koning der dieren was uitgeroepen, en hij zijn rijk cn hof houding in orde had gebracht, gaf hij het bestuur over aan zijn eersten minister en ging op reis. Hij bezocht allo landen en gaf zijn oogen goed den kost-. Rijk aan er varingen kwam. hij in zijn land terug. Allen waren verheugd hem weer te zien maar vooral, omdat hij voor ieder wat had meegebracht. Ieder ontving een wapen, dat hun van Veel dienst kon zijn; zoo kreeg de tijger eeni scherp gebit; het paard hoeven, de stier horens, de kreeft, een paar scharen, de olifant oen slurf enz. enz. en do vos zijn streken. Ten slotte sprak cle koning: Ku heb ik liier nog een gifttand eni wel voor hem of haar dio zich den grooteten kunstenaar onder u zal toonen. Morgen 12 uur moeten allen hier tegen woordig zijn. Den vclgcnldicn dag waren allen klokslag 12 uur ter plaatse. De ko ning ging zitten' en daar begon het: Eerst kwam dc vos boeg diep en zei: ik kan huichelen en" nog veel meer. Ga heen, sprak de koning, de menschen kunnen het ook. Toien spronfj do kikvorsch voor "den. dag en zeiIk kan het weer voorspellen. Ga heen, zei do koning, dat is niets. De aap kwam op cn zei: Ik kan alles nadoen. O dat is ook niets, zei de koning, ga heen. Toen kwam de koekoek op cn zei: mijn kunst is dat ik do opvoeding mijner kinde ren aan anderen overlaat. Uit mijn oogen, zei de koning, dat is slecht. Zoo verscheen de een ha den ander maar er was niemand, niemand .die zich ergens door onderscheidde. Eindelijk kwam de slang aan de beurt. Sire, zoo sprak zij, ik versta .de kunst uit mijn vel te springen. Verschrikt sprong, de koning op. "Wat zeg je, kiui jij uit- je vel kruipen. ('t Was juist in den tijd dat de slangen van huid verwisselden.) Ja Sire, antwoordde de slang: „zie maar" en voor de oogen- van den ver baasden koning kroop de slang nit haar vel. Al de omstanders waren verstomd. Eindelijk sprak de koning: ..Gij o slang zijt een groot kunstenaar, niemand kan dót." Do slang kreeg toen deii Gifttand. De menschen; kunnen dat niet eni daar om haten zij do slang. Want probeer het maar eens uit je vel te springen. De winter. In den winter van het jaar 1890 woon de er in Doorn een oudo weduwe, juffrouw van der Blok. De straatjongens noemden haar „Bclje de Wil." Dit kwam omdat zij altijd een witte sjaal om had en witte kousen droeg. Docli nu was het winter cn. hoorde men den scheldnaam niet. Als zij boodschappen ging doen deed zij het- 't liefst 's avonds, als iedereen thuis was. Doch ten laatste had zij geen geld meer. •Wat nu aan te vangen? Om te bedelen had zij geen zin want dan kreeg zij weer. de scheldnaam van „Bctje de Wat Wer ken kon zij ook niet, want zij was veel te zwak. De menschen die in de buurt woon den, waren hardvochtig. In drie weken had zij geen huur betaald en de huisbaas ha-cl gezegd, als cr voor den vierden keer weer geen liuur betaald werd, zou zij op straat worden gezet. Den gehe-elen dag schreide zij en bad vurig dat Onze Lieve Heer haar maar van het noodige moest laten voorzien. Op zekeren avond zag zij in de verte een groote vlam, zoo gauw zij kon liep zij naar de vlam toe om te zien wat daar ge- ..beurdc. Naderbij gekomen zag zij dat het huis van den veldwachter in brand stond. De veldwachter schreeuwde: „Mijn kind, mijn kind verbrand." Juffrouw van der Blok had dit pas gezien of liet eenl emmer water over liaar lieengooien. cn vloog toen het brandende huis binnen. Vijf minuten later kwam zij met het kind in haar armen weer terug. De veldwachter gaf haar f "5, zoodat. zij zich weer van het noodige kon voorzien en uit eerbied voor deze moedige daad viel niemand haar meer lastig, en hielp het heele dorp mee, om haar een goed onderdak te bezorgen. K. v. d. Voort-, Scliutterstr. 7a. Verdwaald. Mavietjo vroeg aan haar moeder, of zij op straat naar de muziek mocht gaan luis teren. Moeder vond heb goed, maar zei, dat Marietje ga.uw terug moest komen. Marietje ging. Net als alle andere kin dertjes. liep zij met den troep mee, straat op, straat af. Eindelijk gingen de muzi kanten het dorp uit cn Marietje liep ct achteraan en ging hoe langer hoo vorder het dbrp uit van huis, tot zij eindelijk bij een vreemde plaats kwamen. Nu wilclo Marietje naar huis, maar ze wist den weg niet meer. Schreiend bleef zij om den hoek van de straat staan. Daar kwam c-en. ag-ent aan en vrceg: „Waar woon jo cn hoe heet je, zus?" Marietje zei: „Ik heet Marietje dc Haas enj ik woon in den Jor zefstraat." „Ku", zei de agent, „ga maar mee en ik zal je thuis brengen hoor, lief kind." Moeder was in dien tijd ongerust geworden en ging eens naar buiten, om te kijken waar ze bleef. Daar zag ze een agent met een meisje loopen. Toen ze goed keek, zag ze dat het Marietje was en ging er na toe. De agent gaf Marietje aan Moe en vertelde de heele geschiedenis. Moeder luisterde en gaf den agent e:-n belooning. Sedert dien is kleine zus voor zichtiger geweest en dicht bij huis geble ven. Carl Westermann, Nieuwe Rijn 30 Leidon. Eeri modepopje. Daar is ons kleine nufje Saar Het kind is nog geen negen jaar, „O" zei ze, „ik-ben nu groot genoeg Ik wou dat :k dameskleeren droeg." Ze deed haar zusters mantel om, Haar eigen mof nam zij En hoe dom, zij nam haar moeders nieu wen hoed En daolit die staat mij zeker goqd. Zoo ging ze op straat, maar die haar zag Schoot dadelijk om haar in een lach, De jongens bleven voor haar staan En keken 't vreemd spektakel aan. Zij riepen: „Kijk eens wat een zottin!" „Een hoed is 't met een meisje er in." Luid lachten allen om haar hoed En Saartjo kreeg een kleur als bloed, Opkijken dorst zij heel niet meer Ze maakte dadelijk rechtsomkeer. Naar huis bracht Wim haar op oen dra-I Gauw deed zij hoed en mantel af Sinds heeft ze er alt-ijd aan gedacht, Dat iedereen om nufjes lacht- De kleine timmerman. Ik ben oen kleine timmerman Ik maak al wat ik maken kan, Ik maak een trapje kant en klaar, Ik heb toeh kleine handen maar. Er behoeft geen spjikers bij mijn werk, Tncli wordt mijn trapje recht en' sterk, En heb ik nu bet werk gedaan Dan pak ik weer wat anders aan. Cla-zina Hekkef Warmond. De Lente komt. 'Als 't zonnetje op een mooien dag Door de wolken kijkt, Dan zie ik in haar gouden lach 't. Natuurschoon heerlijk prijken. rAllcs jubelt in 't rond En 't- klinkt, van ieders mond: Do lente komt. 't. Is of de hoornen in 't plantsoen, Niet meer zoo staan te treuren. Overal ontwaar ik 't jonge groen De naakte takken kleuren. Bloemen en planten rijzen uit den grond Ba 't klinkt blij van ieders mond: De lente komt! a De lente lokt ons vriend'lijk aaa De winter moet verdwijnen •Al vroeger zie ik de zon opgaan En voel ze warmer schijnen. Alles bloeit en groeit in 't rond Dan zingen.' we met blijden mondt Dc lenite komt!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 13