rü8 Lefecte teil"
Tweede Blad
EEN VENDETTA.
Vrijdag 7 ttert 1824
1 r
Onze boomen in den
Winter. v
r Dal do winter een groeien invloed heeft
'op den groei van hoornen en planten, weet
ieder. Tegen den herfst immers verliezen
de hoc-men hun bladertooi en gaan him
winterslaap in, om met het cersle lente-
zoelljc weer te ontwaken tot een nieuw le
ven Daaruit zou men besluiten: door de
koude houdt de groei op en door do warm-
-to begint de groei weer. Maar dan moest
Bien in oen warme broeikas een plant,
heester of boom ook bet hcele jaar door
kunnen laten groeien en dat gaat niet.
Ook is bet een algemeen bekend feit, dat
men maar niet op ieder willekeurig oogen
blik met het z.g. „trekken" van meerjarige
gewassen kan beginnen.
Boomen en heesters, die in den nazo
mer, direct nadat zij him blad afgeworpen
kelken, naar binnen gehaald worden en
gedurende den geheelen winter in do kas
gehouden worden, komen niet eerder in
Jiktei dan planten, die de normale omstan
digheden buiten in de kou doormaken. In
tegendeel. Zij zijn zelfs aanzienlijk later
en slaan nog beelemaal doodsck en kaal,
als do planten buiten reeds volop blad bob
ben. Wanneer men evenwel in Januari of
Februari pas de planten binnenhaalt, en
in de verwarmde kas zet, dan is het ver
kregen effect verrassend en bet verschil
tnsschen ben en de planten, die men bui
len liet, mag overweldigend genoemd wor
den. Want, dezo in het heele vroege voor
jaar binnengehaalde planten springen in
het blad en bloeden overvloedig.
Daaruit blijkt wel, dat men niet kan
zeggen: de koude houdt den groei tegen-.
Integendeel is het juist de koude, die
den groei onzer inheemsche
planten bevordert. Dat klinkt heel
gek, maar do feiten wijzen uit, dat deze
stelling waar is.
In Amerika heeft men in verband hier
mede cenigo interessante proeven genoemen
Van een plant, die den geheelen winter
reeds in de verwarmde kas had gestaan,
werden een paar takken door gaatjes inde
glasruiten naar huiten gestoken. 3>e open
xuimto tusschen den stengel en het glas
werd zorgvuldig dichtgestopt. In April be
gonnen de stengels, dio door het glas naar
feiten staken, uit te loopen, net als de
planten, die den geheelen winter in den
rallen grond gestaan hadden. Do plant bin
m bleef nog maanden lang als dood
Elaan en liep eerst na geruimen tijd uit.
Dozeifdo proef werd nu herhaald in om-
g&terdo richting.
Tan een plant, die buiten stond,-werden
ten paar takjes, weer door gaatjes in de
glasruit, naar binnen gestoken, zoodat liet
in deze proef dus de takken waren, die
verwarmd werden. Deze takken nu bleven
evenals de plant in de eerste proef, nog
maanden lang slapen, nadat het buitenge-
blcven deel met liet uitbotten begonnen was
Uit deze proeven bleek dus: vooreerst dat
do koude wel degelijk oen gunstigen in
vloed had op den groei en ten tweede, dat
de oorzaak daarvan moest gezocht wor
den in do stengels en niet in de wortels
Wat is van dat alles de verklaring?
Planten hebben om te bloeien en te
groeien voedsel noodig. Dat voedsel wordt
niet direct uit den grond gehaald, maar
TiGidt als zetmeel opgespaard. Voor den
winter wordt natuurlijk een beelo voor
raadschuur aangelegd en alles wordt net
jes opgeborgen in afzonderlijke cellen.
Wil de plant van dat voedsel gebruik ma
ken, dan moet bet zetmeel eerst in suiker
worden omgezet. Dat proces wordt bewerk
stelligd door een stof, die men enzym
noem', een soort gist. Maar die- gists tof
wordt ook bewaard in aparte celletjes en
alias is van elkaar gescheiden door "?n
tussehensfof, zoodat bet éen niet bi'
ander kan komen.
Wanneer de plant nu gekoeld wordt
sterven die lusschenvliezen af en bet en
zym, de gist. lekt dóór. Het zetmeel wordt
nu omgezet in suiker cn do groei kan be
ginnen. En dat het wel degelijk de kou
is, tLio de plant tot groeien opwekt en het
niet eens warm behoeft te worden om de
planten te doen uitloopen, bewees oen
proof, waarbij een plant voortdurend koel
werd gehouden. En ondanks de tempera
tuur van 34 graden Fahrenheit liepen de
lakken uit.
Natuurlijk is afkoelen niet de cenige
manier om planten aan den groei te bren
gen. Hoe zou het anders moeten gaan met
de tropische planten, die altijd in do
warmte leven. De natuur heeft nog andere
middelen, maar waarschijnlijk zullen die
bij nader onderzoek alle zijn terug to voe
ren tot bet doen afsterven of verzwakken
der tusschenvliezen, die de giststoffen
verwijderd houden van het -zetmeel.
B!NNES3LA&ËB
DANKSCHRIJVEN
VAN Z.EM. KARDINAAL S3HULTE.
Z. D. H. Mgr. A. F. Diepen Bisschop van
Den Bosch en voorat-ter van het Nod. R. K.
H-nisv.-Comité. ontving heb volgende dank
schrijven van Z.Em. Kardinaal Schuil te.
Hoogwaardige Heer Bisschop.
Ik gevoel mij gedrongen II. D. H. neg-
maal mijn 'hartelijken dank te betuigen voor
do tall-ooze en geweldige weldaden, welke
wij. Duitscho Katholieken en in liet bijzon
der wij in liet Katholieke Rijnland, van het
TL K. Huisvestings-C-oniitéwelks voorzit
ter U zijfc, ontvangen hebben. Vooral in den
afgeloopen herfst en in dezen winter beeft
de chariras der Holle ndsche geloofsbroeders
ten bate van ons zulk een omvang aange
nomen. dat men er niet genoeg erkentelijk
"oor kan zijn en 23 niet genoeg bewonderen
kan. Ik geloof dat deze onbaatzuchtige
naastenliefde wel alles overtreft, wat ouzo
rijd aan verheugende verschijnselen kan
aanwijzen.
De zorg voor de ondervoede Duitscho kin
deren neemt- wel de eerste plaats in ot> het
program van het Iluisvestings-Ccmité. Daar
om betaamt liet dit gedeelte van 'heb liefde
werk ook op do eerste plaat-s dankbaar te
herdenken. Door den hoogeorw. Pater Max,
avion ik voor ziine opofferingen mijne bijzon
dere erkentelijkheid betuig, heb ik eigen
lijk. pas een juist inzicht gekregen in do
omvangrijkheid en de moeilijkheden van dit
werk. Des te hooger waardeer ik de liefde
volle opname der Duitsche kinderen, waar
dez9' hulpactie reeds een reeks van jaren
wordt. gevoerd.Heb is mij ook niet onbe
kend hoeveel teleurstellingen juist aan dit
gedeelte van de werkzaamheid van het
Huisvest ings-Oomitó verbonden zijn ge
veest. Uit den grond van mi in hart welt
dan ook dc dank, dien ik aan allen, die onze
kinderen tot zich genomen hebben, door be
middeling van U. D. H. breng. Moge allen
daarvoor do zegen ten deel vallen van den
Goddelijken Heiland. Die gezegd heeft: Wie
om mijnentwille een kind opneemt, neemt
Mii op!
Een niet minder imiïgen dank verdiénen
de vele weldoeners en weldoensters van hot
Comité, die voor de 1 evensmid-delen-inzame
lingen en leven smiddclentransporien zooveel
zorgen en moeiten hebben -gehad. Nog pas
hoorde ik hoe wie wagons door het Huis-
vestings-Comité uit Nederland naar Dnitseli-
la-nd zijn gezonden. 'Men wordt sprakeloos
en diep ontroerd door zulke uitingen van
christelijke liefde. Al 'heeft. God zij dank
de nood. in den verschrikkelijken vorm,
waarin hij in de maand October ever ons
kwam niet zoolang aangehouden, als toen te
vreezen was, zoo was en is de armoede bij
ons nog zoo nijpend, dat de gcedo Neder-
landsehe gevers er -zeker van kunnen zijn,
door hunne Icvensmiddelenzendingen ver-
hinderd te hebben dat velen wegkwijnden
en stierven. Helaas is ook bij heb vervoer
der levensmiddelen niet- steeds alles vlot
van stapel geloopen. Des te meer moet ik
'het- echter prijzen dat de Nederlandscbe
christelijke broederliefde desondanks gedul
dig. toegevend en hulpvaardig is gebleven-
Bovendien zijn nog vele gaven in geld
en Meeding dioor het Huisvestings-Gomité
naar Du-'tschland gestroomd en achter die
gaven staan ongetwijfeld vele gevers, die
r?lf me'-- 's levens nood te kampen hebben,
nu ar d:'o door Christelijke liefde gedreven
ook eon bewii-s van hun goeden katholieken
zin geven wilden. lederen weldoener en
iedere weldoenster afzonderlijk reik ik in
don geesfc dankbaar do hand. God ze-gene
hen allen!
Hwe Doorl. Hoog-w. heeft het liefdewerk
van het R. K. Huiaves ri-ngs-Comité in do
succesvolle banen geleid, die de Kjatholieko
Kerk van Nederland steeds tot roem zullen
strekken. Aanvaard U derhalve in hel- zij
zonder den dank van het Katholieke
Duitschland en in medebroederlij'ke liefde
en hoogachting ook do- verzekering van
mijne persoonlijke dankbaarheid. Slechts
door een trouw gebed voor onze weldoeners
in Holtod. Ininnen wij, Duitsche Katholie
ken, de overmaat van liefde cn hulp, die ons
is ten deel gevallen, vergelden.
Gelijk ik voor mijn Aarts diocees voor
schrijven znJ. dat in do weken tot Pa5clicn
do aan elke Yaben-oefening eigen gebeden
door de geloovigen vx-r hunne weldoeners
in het Katholieke bu'/cnland verricht zullen
worden, en .'at gedurende denzelfdon tijd de
Priesters bij de H. Mis eene „oratio impe-
rata pro benefa-ctoribus" zullen inlasschen,
zoo zal ik zelf, om mijne persoonlijke dank
baarheid to fcoonen. verscheidene malen
voor dc weldadige -gel-oovigen in Nederland
de H. Mis opdragen.
Met de 'betuiging mijner innigste hoog
achting en dankbaarheid verblijf ik.
w. g. C. J. Kard. SCJHULTE,
Aartsbisschop van Keulen.
Keulen, 20 Februari 1934.
Een Proiestanf over de Jezuïeten.
6 November 1923 hield de beer Joh an
Poot oen lezing over „Ignatius van Lo
yola. stichter van do Sociëteit der Jezuie
ien" voor do afd. Rotterdam der vereeni-
ging ..Protcstantscb Nederland". De heer
Poot, die objectief wilde zijn en dus ook
wel wat goeds wist te vertellen van Icna-
tius en zijn orde, werd door vele zijner
hoorders zóó uitgefloten en gehinderd,
dat bij zijn oorspronkelijk plan oen
heelen cursus lo geven niet doorzette,
toen het bestuur der afdeeling hem geen
fatsoenlijko behandeling der leden, kon of
wilde waarborgen.
Merkwaardig is, dat de heer Poot deze
lezing nu uit eigen beweging in het maand
schrift der Nederland3che Jezuieten („Stu
diën"; Jrg. dl. Cl. Febr. 24, bl. 122 v.v.)
deed opnemen. De redactie geeft heel de
lozing onverkort weer, al verklaart zij, het
met meerdero uitlatingen niet eens te zijn,
vooraleer daar bewijzen voor worden ge
leverd.
Ongetwijfeld beeft de heer Poot ge
tracht zich in te werken in zijn onderwerp
en er een eerlijk exposé van te geven.
Het feit, dat liij daarom alleen reeds met
hoon werd begroet door vele zijner hoor
ders, bewijst, hoe ontzettend moeilijk bot
voor vel© niet-katkolieken is, zelfs vrien
delijk te don kon over Rome en er iets
goeds van te boor en.
In zijn „Naschrift" (bl. 134) dankt do
heer Poot de Redactie der „Studiën" voor
opname van zijn stuk en meldt hij, toch
ook van sommige hoorders, bewijzen van
instemming to hebben ontvangen.
„Velen in bet Protestantisme staan te
genwoordig sympathiek tegenover hot
Rocmsch-Katliolicismo en betreuren een
actio, als door do specialiteiten in anti-
Papisme gevoerd wordt, waardoor een
geest wordt gewekt, waarbij men o.a. oen
woord als het bovenstaand© niet kan dul
den."
En dan vervolgt deze Protestantsche
schrijver:
Indien men ten slotte zoover komt, dat
men ondanks alles niet meer kan onder
drukken het inzicht: De Roomsch© Kerk is,
moot zijn, do Kerk van Christus, reeds
krachtens de belofte van Christus: „Ik
zal met U zijn tot aan bet eind© der
eeuwen" dan zal men ervaren, dat niet fi
nancieel voordeel of cenigo andere winst
bet deel zal worden, doch dat als een le
vend woord in het heden gaat gelden:
„Zoo iemand na Mij wil komen, dio ver-
loochene zich zelve."
Vóór 0 November was ik niet op weg om
Roomsch to worden, eerder geraakte ik op
anti-Roomsche lijn, doch door al het ge
beurde mij afvragend: ben ik len slotte
vóór of tegen de Roomsen© Kerk, scheen
het licht Gods in mijn ziel: „Wie zijt gij,
Heer?"
Het antwoord was: „Ik ben Jezus, dien
gij vervolgt". „En terstond vielen de schel
len van mijn oogen af". (Hand. 9). Met
sympathie voor Rome is men als de rei- j
ziger in de woestijn, die wordt voortgedre-
ven naar de plek, waar water is en ver- 1
kwikkiog. Zalig echter hij, dio drinken
kan on zijn Prolestantsclien hoogmoed af
leggen, cm te knielen, te buigen voor Jezus
Christus in Zijn Kerk.
Hier hoeft geen woord aan toegevoegd:
tenzij een vraag aan onze lezers om oen
gebed voor den schrijver en hen, dio edel
moedig zeekon als hij: opdat zij mogen be
reiken de plek, waar water is en verkwik
king".
Wijziging der Radenwet.
Voorloopig Verslag.
Blijkens liet voorloopig verslag omtrent
dit wetsontwerp verklaard© men vrij alge-
men zich er mede t© kunnen vereenigen.
Sommig© leden meenden, zelfs dat d©
afschaffing van het ambt van secretaris
van den Raad van Arbeid reeds geruimen
tijd c-erder had behooren plaats te hebben.
Enkel© leden daarentegen meenden dat
d© voorgestelde maatregel wel bezwaren
niet zich brengt. In verschillend© opzichten
zal het h. i. niet zonder nadeel voor den
goeden gang van zaken zijn, dat het secre
tariaat door een ambtenaar van den Raad
van Arbeid wordt waargenomen. De-ze leden
achtten het gewenscht, dat in elk geval een 1
niet-ambtenaar met het secretariaat zal
worden belast, zij (het, dat aan don secre
taris niet een volledige bezoldiging doch
slechts een zitpenning zal worden uitge
reikt.
Eenig© leden achtten het ongcwenscht,
dat in het stadium van onzekerheid, om
trent de toekomst van de sociale verzeke
ring, waarin wij op dit oogenblik verkeeren
op dit' puilt een incidenteel© beslissing
wordt genomen, welke er toe kan mede
werken, dat de op handen zijnde reorgani
satie in een door hen niet gewenscht© rich
ting wordt gedreven.
Sommige leden vroegen of nog niet op
andere wijze bijv. door uitbreiding van
het ambtgebied van de raden van arbeid
op de uitgaven van die raden bezuinigd
zou 'kunnen worden zonder dat de belangen
der verzekerden worden benadeeld.
Ton slott© zou men gaarne vernemen of
de •ontslagen secretarissen onder cenigo
wachtgeldregeling zullen vallen en zoo ja
onder welke.
De Nijv^ieidsonderwijswet.
Voorloopig Verslag.
Uit bet Voorloopig Verslag omtrent het
wetsontwerp tot wijziging en aanvulling
der Nijverheidsonderwijs wet blijkt, dat
verscheiden© leden erkenden, dat de kos
ten van dit onderwijs t© hoog ziju. Zij
weten dit vooral hieraan, dat het Nijver
heidsonderwijs veel to grootsch is opgezet.
De ezamenoisehen zijn to zwaar, het aan
tal diploma's veel to groot, het leerplan
overladen, de salarissen te hoog, de op
leiding te duur. Met nadruk vroeg men
aan de regeering, zoo spoedig mogelijk een
commissie to willen benoemen, om op
korten termijn de regeering van advies
to dienen omtrent do vraag hoe het nij
verheidsonderwijs eenvoudiger en daar
door goedkooper kan worden.
Sommig© leden drongen er in het bij
zonder op aan, dat aan de opleidingsin
richtingen de bevoegdheid zou worden toe
gekend, onder toezicht van gecommitteer
den, zelf de examens af to nemen aan do
door haar opgeleid© leerlingen.
Naar do meening van zeer vel© leden is
indertijd zeer duidelijk uitgesproken, dat
nijverheidsscholen, die aan de eischen der
wet voldoen, aan art. 25 een vasto aan
spraak op rijkssubsidio ontleenen. Zoo ia
de wet in de eerst© jaren van haar toe
passing ook steeds geïnterpreteerd. Hoe de
minister thans in do Memorie van Toe
lichting kan verklaren, dat dc voorgestelde
wijziging van ari. 25, welko die aanspraak
opheft, slechts strekt om „de oorspron
kelijke bedoeling duidelijker tot uitdruk
king te brengen", verklaarden men niet
te begrijpen.
Ecnigo leden zouden, indien er op het
nijverheidsonderwijs moet worden bezui
nigd, de voorkeur geven aan een volkomen
stopzetting van de subsidieering gedurende
zekeren termijn tem aanzien van nieuw
op te richten scholen, dan aan een vol-
kofhen willekeurige regeling als thans in
art. 25 wordt voorgesteld.
Subsidieering van H. B. S. en Gymnasia,
Voorloopig Verslag.
Blijkens het voorloopig verslag der 2de
Kamer op het wetsontwerp tot onthouding
van Rijkssubsidie aan na 0 Oct. 1921 ge
opende H. B. S. en Gymnasia, verklaarden
verscheidene leden zich in verband met den
ongunstigen toestand der schatkist er moda
to kunnen vereenigen, dat tot een nader
bij do wet te bepalen tijdstip geen nieuwe
hoogcro burgerscholen en gymnasia (ly
cea) van Rijksweg© zullen worden gesub
sidieerd en dat voor uitbreiding van ge
bouwen, dienende tot huisvesting' van
gesubsidieerde hooger© burgerscholen ©n
gymnasia, tot zoolang geen Rijkssubsidie
zal worden verleend.
Andere leden, die, hoewel noode, zich1
evenmin tegen het voorstel zouden verzet
ten, zouden er de voorkeur aan geven, dat
in do wet een bepaalde datum werd vast
gesteld, tot welken do voorgestelde rege
ling van kracht zal zijn, bijv. 3 of 5 jaren
na het in werking treden dezer wet.
Verscheidene leden merkten op, dat de
voorgestelde maatregel niet zal kunnen gel*
1 den voor hooger© burgerscholen en gym
nasia, geopend na 0 October 1923, doch
vóór 28 Januari 1924, den datum van in-
dieniug van het wetsontwerp. Zij ver
zochten dus, in het ©enig artikel, inplaats
van 6 October 1921 te lezen: „28 Januari
1924" en ook de beweegreden van het
wetsontwerp dienovereenkomstig te wijzi
gen.
Gevraagd werd, of do Regecring voor
nemens is een wettelijke regeling aanhan
gig te maken, inhoudende, dat gemeenten,
welke voortgaan met het oprichten van
hoogere burgerscholen en lycea, verplicht
zullen worden ook bijzondere instellingen
van zoodanigen aard to stc-unen.
Ten slotte werd de vraag gesteld, of d©
oprichting van nieuwe Rijks-hoogere-bur-
gerscholen nog in voorbereiding is.
De Joden en de lijkverbranding.
In de jaarlijksoh© vergadering dei
Nieuw© IsraëL Begrafenisvereeniging te
Amsterdam verklaard© ©en der leden, dat
hij veel gevoeld© voor do lijkverbranding.
Do voorzitter verklaard© hierop, dat leden,
dio d© crematie op zich 'laten toepassen^
allo rechten verliezen ©n allo door hen 'be
taald© gelden ten bat© der vereeniging
•kcinen.
STATEMUGEMERJMIL
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Staatsbegroting voor 1924.
Hoofdstuk Va (Onderwijs).
Voortgegaan wordt met de behandeling
van Hoofdstuk Va (Onderwijs).
Do heer Deckers (R.-K.) vraagt, den
Minister in te trekken de bepaling, dat men
2i jaar moet zijn alvorens examen te
mogen doen in huishoud- en landbouw-
hirièlicradoüderwïjs. Spr. is voor een bepa
ling van 21 jaren voor het recht vaD les
gever.. maar onnoodig is het het examen
aan dien eisch te binden.
De heer Duymaer van Twist (A.*
R.l bepleit instelling van nijverheidsonder
wijs voor kinderen van Zuiderzeevisschers,
in verband met de drooglegging der Zui
derzee, waardoor liet noodig wordt nieuw©
beroepen bekend te maken bij deze kin
deren.
Do heer Amen t (R.-K.) meent, dat het
beter is, het liuishoudonderwijs naar Bin-
nenlandscho Zaken over ie brengen. Voorts
wcnscht hij een schoolexamen, opdat het
dure reizen der examen-commissies zal
ophouden. Uif bezumigiugsoogpmit acht hij
dit ook gewenscht.
De heer Gerhard (S.-D.) meent, dat
de salarisregeling van het persoenel bij het
nijverheidsonderwijs veel te wenschen over
laat.
Noch de Onderwijsraad noch de verte-*
genwoordigers der betrokkenen zijn ge
hoord voor de afkondiging van het Ko
ninklijk besluit Dit heeft spr. zeer ver
baasd en bij vraagt den Minister dit niet
weer te doen.
Mej. IV e s t e 1* m a n (V.-B.) sluit zich
iznake de salarisregeling aan bij den heer
Gerhard.
Spr. klaagt over to voel circulaires aan
het nijverheidsonderwijs, waardoor d©
vrijheid van handelen l© veel wordt ge
bonden.
Mej. Groeneweg (S.-D.) vreest, dat
niet de noodige zuinigheid wordt betracht
bij do aanschaffing van meubilair enz.
voor de huishoudscholen.
Ter bezuiniging acht spr. het gewenscht
dat do drieërlei huishoudscholen worden
ingekrompen tot twee soorten. Zij acht dit
FEUILLETON
(Naar het Italiaansch).
23)
ÏÏoo kimt u toch zoo praten. Nu wordt
m toch vrede. Wij gaan ons verzoenen,
ik zeg: wij, alsof ik ook tot uw familie be
hoorde. Mijnheer Niolino mag -ijijn af
schuwelijk© rotsholte verlaten en vereenigt
zich weer roet de zijnen en dat is alles
luv werk. Moogt gij dan ondankbaar
vozen. Wat kunt gij meer verlangen?
7 verlang, dat mijn zonen bij mij
Wijven, antwoordde de oude heftig en met
grimmig gelaat. Dat de duivel den vrede
.7 Niolino denkt slechts aan zijn kli
niek en Zevaco, die jongen, dio mij het
llaas' aan het hart ligt, die altijd mijn
Jj*appol wos, weet gij waarheen hij wil?
1 «or Amerika. Dan zie ik hem nooit weea*.
aula s uitgelaten stemming verdween.
e smart van den ouden man ontroerde
joai' diep. IVie zegt dat? vroeg zij vol
peincnring.
1 Wfiet het; hij zelf zegt niets. Hij
jr'l' ,na'T r°od en pvakkezeert en zwijgt.
- Üg op de loer, ik vorsck 11a. Blijf
j„C Ul's' zc' rk hem. Hij zwijgt. Als gij
een bron iets roept, boort gij alleen
at l!vr cigien stem. Er bestaat slechts
Persoon op de keelo wereld, dio zijn
Abt» ')"'l'on ^in dwaling kan ge-
-ni naar wiens woord hij luistert. En
w«J*ue zijt gij.
1 niet u daarmede? Ik begrijp
u^j zijt het, want hij bemint u. Zooals
wij allen, heeft hij zich blind gestaard
naar uw sclioono oogen. De jongen is ge
heel en al veranderd, sedert gij hier geko
men zijt. Overdag volgt hij u overal, waar
gij gaat, 's avonds staat hij buiten en kijkt
naar uw venster en verzamelt de bloemen,
die gij hebt laten vallen en verlangt weer
naar den dag, opdat hij u moge weerzien.
"Wat heeft dat alles te bef eekenen? Ik ken
mijn zoon niet imeer.
Zou hij zich zoo» ver gewaagd heb
ben? vroeg Paula met 'n schalksch lachje.
Ik kan het bijna niet gelooven.
Maar ik geloof het en gij weet het,
maar al te goed. Een vrouw weet liet
steeds precies, hoe ver haar macht reikt.
Gij hebt zooeven gezegd, wat wij u en uw
broeder hebben wel gedaan. Och ja, die
jongen man hebben wij tusschen de klip
pen uit gehaald en weer in het leven terug
geroepen. Nu moet gij ook iets voor mij
doen, hoort gij Een oude, gebrekkige
man verzoekt u iom. Spreek met Zeva
co, praat hem die malle ideeën uit het
hoofd. Het as toch niet noodig dat hij op
reis gaat om iels te worden, wat heeft hij
in America to maken? Ik bezit genoeg for
tuin v al mijn kinderen.
- ar, beste mijnheer Santandra, ik
weet werkelijk niet, wat ik antwoorden
moet. Ik geloof, dat u mijn macht over
schat; ik heb geen invloed op mijnheer
Zevaco, nu iniuder dan ooit te voren.
Wat bedoelt gij?
Uw zoon en ik hadden voor een paar
dagen een gesprek, waarbij wij tot do over
tuiging kwamen, dat onze sympathieën
zich niet lieten vereenigen.
Ja en ik bekende openlijk mijn afkeer
van hel geweer, ik begrijp niet hoe ik mij
zoo liet medesleep en, maar het is nu eeni-
maal gebeurd en ik twijfel er zeer aan, of
mijnheer Zevaco nog naar mijn woorden
zou luisteren of er consideratie mee zou
houden.
Op ©enigen afstand van Santandra's
wit huis, naar het dood© dorp toe, ligt
een steenachtige vlakte, waar in het mid
den zich een breed, vlak blok graniet be
vindt. Een 011de kastanjeboom, wiens dik
ke stam slechts half met schors bedekt is,
verspreidt zijn schaduw over de rots; te
gen den boom is een kruisbeeld bevestigd.
Drie dagen voor liet verlossingsuur voor
Niolino zou slaan, was er een ongewone
drukt© en beweging op deze vlakte. In
kleine troepen kwamen de menschen uit
Casamicciola en gingen op den grond zit
ten beneden het rotsblok. De vrouwen had
den haar kinderen bij zich, de mannen
droegen do geweren over den schouder en
verdeelden zich in twee partijen, naai' go-
lang zij aanhangers van Tartaroli of San
tandra waren. Heden bewogen zij zich
veel vrijer en zorgeloozer dan anders, als
of or hier van vijandelijkheden geen
sprake kon zijn. Het eenige, wat do ver
gadering een ernstig karakter gaf, was de
tegenwoordigheid der gendarmen, waar
van een afdeeling te paard langzaam op
den weg naar Casamicciola heen en weer
reed, zoodat zij, als het er op aan kwam,
den landweg geheel konden versperren,
terwijl een andere afdeeling in patrouilles
van drie of vier man, zich tusschen de
menigte bewoog, met de scherp geladen
karabijn in dien arm, den sabel in den le
deren gordel en het étui vau de revolver
aan een riem over den schouder. Niemand
sprak met hen, niemand begroette hen,
do vreedzame gezichten kregen ©en uit
drukking van somberen haat, zoodra dezo
geweldige, breedgeschouderde gestalten
voorbijgingen, maar dat tee kende dan ook
genoeg den toestand.
Dien morgen had pater Joseph, Zevaco
in het bosch ontmoet. De pater hijgde van
inspanning, het bleek©, magere gelaat was
met zweetdruppels bedekt, maar zijn
oogen straalden van vreugde. Hij greep
Zevaco's- hand, drukt© dio stevig en riep
met een van opwinding bevende stem uit:
"Wij zullen vrede krijgen. De strijd zal tot
een einde komen.Denk eens aan, mijn
dierbare zoon, toen het dezen morgen be
gon te schemeren en ik opstond van mijn
gebed, toen stond de jonge Alberto Tarta
roli met ontbloot hoofd voor do deur der
kerk, legde de hand op mijn schouder en
zei: Kom met mij mede naar mijn vader
en spreek met hem; wij willen vrede slui
ten met onze vijanden. Ik kon mijn ooren
nauwelijks gelooven. En toen gingen wij
to zamen naar zijn vader en de oude man
strekte mij beide handen toe en zei: U
zendt de lieve God. Nu willen wij een slot
op onze geweren leggen, en alles doen, wat
gij wilt. Ga gij naar het witte huis van
Santandra en wel terstond en vraag hem
om vrede. Niolino bood onlangs aan, dat
hij tot mij wilde komen, dat hij op de
knieën hierheen wilde kruipen niet
waar, dat waren zijn woorden? Dat
gaat niet, wegens de gendarmen; is 't ech
ter werkelijk zijn bedoeling, dan wil ik
met mijn zoon Alberto tot hem komen.
Heeft hij het echter liever, dat wij elkan
der, als de klok twaalf slaat, boneden bij
de vlakke rots voor het kruis van Bonelli
ontmoeten, dan kunnen wij daar beraad
slagen, hoe alles, wat tusschen ons ligt,
kan worden vereffend.
Mijn nederig gebed is dan toch doorgo*
drongen tot Gods oor. Gij kunt het wel be
grijpen, mijnheer Zevaco, hoe ik mij ge-
1: tast héb om naar uw vader te gaan Hij
ontving mij wol niet zoo buitengewoon
vriendelijk, maar zijn laatste woord was
toch, dat hij bij het kruis zou zijn, als de
klok twaalf uur sloeg. Daarmede ging ik
naar huis, maar ik zal zorgen bijtijds bij
■do rots te zijn.
Toen het dan twaalf uur sloeg, verlieten
twee mannen den wijngaard hij Santan
dra's huis en gingen langs den weg, die
naar de vlakte voerde. Do een droeg een
mantel van zwart geilenvel en een lagen
hoed met breeder rand, om don hals had
hij den rood-wit gestreepten doek gelegd,
die achter in een knoop eindigde; eén ge
weer, waarvan de loop blank was gepoetst
en in den zonneschijn flikkerde, hing over
zijn schouder. Do gelieelo vergadering her
kende in hem Santandra en maakt© eer
biedig plaats, (oen bij het rotsblok nader
de, waar hem pater Joseph tegemoet kwam
en hem do hand drukte.
Dg ander was Ange Maric, wien Iieuea
het vertrouwd© ambt was toebedeeld om
Sang aan de lijn te houden. Nu en dan,
als hij maende, dat liet zwakke gezicht van
den ouden man hem in den steek liet, hielp
hij hem met kruipend© ""voorkomendheid
over de scherpe sleenen en kuilen van den
weg. Ange kreeg geen verlof om moe op
do rots te komen. Santaudra schoof hem
naar achteren cn wees hom een plaats be*
neden bij den ouden kastanjeboom aan.
(Wordt varvolgd). 51