rü8 Lefecte teil" Tweede Blad EEN VENDETTA. Vrijdag 7 ttert 1824 1 r Onze boomen in den Winter. v r Dal do winter een groeien invloed heeft 'op den groei van hoornen en planten, weet ieder. Tegen den herfst immers verliezen de hoc-men hun bladertooi en gaan him winterslaap in, om met het cersle lente- zoelljc weer te ontwaken tot een nieuw le ven Daaruit zou men besluiten: door de koude houdt de groei op en door do warm- -to begint de groei weer. Maar dan moest Bien in oen warme broeikas een plant, heester of boom ook bet hcele jaar door kunnen laten groeien en dat gaat niet. Ook is bet een algemeen bekend feit, dat men maar niet op ieder willekeurig oogen blik met het z.g. „trekken" van meerjarige gewassen kan beginnen. Boomen en heesters, die in den nazo mer, direct nadat zij him blad afgeworpen kelken, naar binnen gehaald worden en gedurende den geheelen winter in do kas gehouden worden, komen niet eerder in Jiktei dan planten, die de normale omstan digheden buiten in de kou doormaken. In tegendeel. Zij zijn zelfs aanzienlijk later en slaan nog beelemaal doodsck en kaal, als do planten buiten reeds volop blad bob ben. Wanneer men evenwel in Januari of Februari pas de planten binnenhaalt, en in de verwarmde kas zet, dan is het ver kregen effect verrassend en bet verschil tnsschen ben en de planten, die men bui len liet, mag overweldigend genoemd wor den. Want, dezo in het heele vroege voor jaar binnengehaalde planten springen in het blad en bloeden overvloedig. Daaruit blijkt wel, dat men niet kan zeggen: de koude houdt den groei tegen-. Integendeel is het juist de koude, die den groei onzer inheemsche planten bevordert. Dat klinkt heel gek, maar do feiten wijzen uit, dat deze stelling waar is. In Amerika heeft men in verband hier mede cenigo interessante proeven genoemen Van een plant, die den geheelen winter reeds in de verwarmde kas had gestaan, werden een paar takken door gaatjes inde glasruiten naar huiten gestoken. 3>e open xuimto tusschen den stengel en het glas werd zorgvuldig dichtgestopt. In April be gonnen de stengels, dio door het glas naar feiten staken, uit te loopen, net als de planten, die den geheelen winter in den rallen grond gestaan hadden. Do plant bin m bleef nog maanden lang als dood Elaan en liep eerst na geruimen tijd uit. Dozeifdo proef werd nu herhaald in om- g&terdo richting. Tan een plant, die buiten stond,-werden ten paar takjes, weer door gaatjes in de glasruit, naar binnen gestoken, zoodat liet in deze proef dus de takken waren, die verwarmd werden. Deze takken nu bleven evenals de plant in de eerste proef, nog maanden lang slapen, nadat het buitenge- blcven deel met liet uitbotten begonnen was Uit deze proeven bleek dus: vooreerst dat do koude wel degelijk oen gunstigen in vloed had op den groei en ten tweede, dat de oorzaak daarvan moest gezocht wor den in do stengels en niet in de wortels Wat is van dat alles de verklaring? Planten hebben om te bloeien en te groeien voedsel noodig. Dat voedsel wordt niet direct uit den grond gehaald, maar TiGidt als zetmeel opgespaard. Voor den winter wordt natuurlijk een beelo voor raadschuur aangelegd en alles wordt net jes opgeborgen in afzonderlijke cellen. Wil de plant van dat voedsel gebruik ma ken, dan moet bet zetmeel eerst in suiker worden omgezet. Dat proces wordt bewerk stelligd door een stof, die men enzym noem', een soort gist. Maar die- gists tof wordt ook bewaard in aparte celletjes en alias is van elkaar gescheiden door "?n tussehensfof, zoodat bet éen niet bi' ander kan komen. Wanneer de plant nu gekoeld wordt sterven die lusschenvliezen af en bet en zym, de gist. lekt dóór. Het zetmeel wordt nu omgezet in suiker cn do groei kan be ginnen. En dat het wel degelijk de kou is, tLio de plant tot groeien opwekt en het niet eens warm behoeft te worden om de planten te doen uitloopen, bewees oen proof, waarbij een plant voortdurend koel werd gehouden. En ondanks de tempera tuur van 34 graden Fahrenheit liepen de lakken uit. Natuurlijk is afkoelen niet de cenige manier om planten aan den groei te bren gen. Hoe zou het anders moeten gaan met de tropische planten, die altijd in do warmte leven. De natuur heeft nog andere middelen, maar waarschijnlijk zullen die bij nader onderzoek alle zijn terug to voe ren tot bet doen afsterven of verzwakken der tusschenvliezen, die de giststoffen verwijderd houden van het -zetmeel. B!NNES3LA&ËB DANKSCHRIJVEN VAN Z.EM. KARDINAAL S3HULTE. Z. D. H. Mgr. A. F. Diepen Bisschop van Den Bosch en voorat-ter van het Nod. R. K. H-nisv.-Comité. ontving heb volgende dank schrijven van Z.Em. Kardinaal Schuil te. Hoogwaardige Heer Bisschop. Ik gevoel mij gedrongen II. D. H. neg- maal mijn 'hartelijken dank te betuigen voor do tall-ooze en geweldige weldaden, welke wij. Duitscho Katholieken en in liet bijzon der wij in liet Katholieke Rijnland, van het TL K. Huisvestings-C-oniitéwelks voorzit ter U zijfc, ontvangen hebben. Vooral in den afgeloopen herfst en in dezen winter beeft de chariras der Holle ndsche geloofsbroeders ten bate van ons zulk een omvang aange nomen. dat men er niet genoeg erkentelijk "oor kan zijn en 23 niet genoeg bewonderen kan. Ik geloof dat deze onbaatzuchtige naastenliefde wel alles overtreft, wat ouzo rijd aan verheugende verschijnselen kan aanwijzen. De zorg voor de ondervoede Duitscho kin deren neemt- wel de eerste plaats in ot> het program van het Iluisvestings-Ccmité. Daar om betaamt liet dit gedeelte van 'heb liefde werk ook op do eerste plaat-s dankbaar te herdenken. Door den hoogeorw. Pater Max, avion ik voor ziine opofferingen mijne bijzon dere erkentelijkheid betuig, heb ik eigen lijk. pas een juist inzicht gekregen in do omvangrijkheid en de moeilijkheden van dit werk. Des te hooger waardeer ik de liefde volle opname der Duitsche kinderen, waar dez9' hulpactie reeds een reeks van jaren wordt. gevoerd.Heb is mij ook niet onbe kend hoeveel teleurstellingen juist aan dit gedeelte van de werkzaamheid van het Huisvest ings-Oomitó verbonden zijn ge veest. Uit den grond van mi in hart welt dan ook dc dank, dien ik aan allen, die onze kinderen tot zich genomen hebben, door be middeling van U. D. H. breng. Moge allen daarvoor do zegen ten deel vallen van den Goddelijken Heiland. Die gezegd heeft: Wie om mijnentwille een kind opneemt, neemt Mii op! Een niet minder imiïgen dank verdiénen de vele weldoeners en weldoensters van hot Comité, die voor de 1 evensmid-delen-inzame lingen en leven smiddclentransporien zooveel zorgen en moeiten hebben -gehad. Nog pas hoorde ik hoe wie wagons door het Huis- vestings-Comité uit Nederland naar Dnitseli- la-nd zijn gezonden. 'Men wordt sprakeloos en diep ontroerd door zulke uitingen van christelijke liefde. Al 'heeft. God zij dank de nood. in den verschrikkelijken vorm, waarin hij in de maand October ever ons kwam niet zoolang aangehouden, als toen te vreezen was, zoo was en is de armoede bij ons nog zoo nijpend, dat de gcedo Neder- landsehe gevers er -zeker van kunnen zijn, door hunne Icvensmiddelenzendingen ver- hinderd te hebben dat velen wegkwijnden en stierven. Helaas is ook bij heb vervoer der levensmiddelen niet- steeds alles vlot van stapel geloopen. Des te meer moet ik 'het- echter prijzen dat de Nederlandscbe christelijke broederliefde desondanks gedul dig. toegevend en hulpvaardig is gebleven- Bovendien zijn nog vele gaven in geld en Meeding dioor het Huisvestings-Gomité naar Du-'tschland gestroomd en achter die gaven staan ongetwijfeld vele gevers, die r?lf me'-- 's levens nood te kampen hebben, nu ar d:'o door Christelijke liefde gedreven ook eon bewii-s van hun goeden katholieken zin geven wilden. lederen weldoener en iedere weldoenster afzonderlijk reik ik in don geesfc dankbaar do hand. God ze-gene hen allen! Hwe Doorl. Hoog-w. heeft het liefdewerk van het R. K. Huiaves ri-ngs-Comité in do succesvolle banen geleid, die de Kjatholieko Kerk van Nederland steeds tot roem zullen strekken. Aanvaard U derhalve in hel- zij zonder den dank van het Katholieke Duitschland en in medebroederlij'ke liefde en hoogachting ook do- verzekering van mijne persoonlijke dankbaarheid. Slechts door een trouw gebed voor onze weldoeners in Holtod. Ininnen wij, Duitsche Katholie ken, de overmaat van liefde cn hulp, die ons is ten deel gevallen, vergelden. Gelijk ik voor mijn Aarts diocees voor schrijven znJ. dat in do weken tot Pa5clicn do aan elke Yaben-oefening eigen gebeden door de geloovigen vx-r hunne weldoeners in het Katholieke bu'/cnland verricht zullen worden, en .'at gedurende denzelfdon tijd de Priesters bij de H. Mis eene „oratio impe- rata pro benefa-ctoribus" zullen inlasschen, zoo zal ik zelf, om mijne persoonlijke dank baarheid to fcoonen. verscheidene malen voor dc weldadige -gel-oovigen in Nederland de H. Mis opdragen. Met de 'betuiging mijner innigste hoog achting en dankbaarheid verblijf ik. w. g. C. J. Kard. SCJHULTE, Aartsbisschop van Keulen. Keulen, 20 Februari 1934. Een Proiestanf over de Jezuïeten. 6 November 1923 hield de beer Joh an Poot oen lezing over „Ignatius van Lo yola. stichter van do Sociëteit der Jezuie ien" voor do afd. Rotterdam der vereeni- ging ..Protcstantscb Nederland". De heer Poot, die objectief wilde zijn en dus ook wel wat goeds wist te vertellen van Icna- tius en zijn orde, werd door vele zijner hoorders zóó uitgefloten en gehinderd, dat bij zijn oorspronkelijk plan oen heelen cursus lo geven niet doorzette, toen het bestuur der afdeeling hem geen fatsoenlijko behandeling der leden, kon of wilde waarborgen. Merkwaardig is, dat de heer Poot deze lezing nu uit eigen beweging in het maand schrift der Nederland3che Jezuieten („Stu diën"; Jrg. dl. Cl. Febr. 24, bl. 122 v.v.) deed opnemen. De redactie geeft heel de lozing onverkort weer, al verklaart zij, het met meerdero uitlatingen niet eens te zijn, vooraleer daar bewijzen voor worden ge leverd. Ongetwijfeld beeft de heer Poot ge tracht zich in te werken in zijn onderwerp en er een eerlijk exposé van te geven. Het feit, dat liij daarom alleen reeds met hoon werd begroet door vele zijner hoor ders, bewijst, hoe ontzettend moeilijk bot voor vel© niet-katkolieken is, zelfs vrien delijk te don kon over Rome en er iets goeds van te boor en. In zijn „Naschrift" (bl. 134) dankt do heer Poot de Redactie der „Studiën" voor opname van zijn stuk en meldt hij, toch ook van sommige hoorders, bewijzen van instemming to hebben ontvangen. „Velen in bet Protestantisme staan te genwoordig sympathiek tegenover hot Rocmsch-Katliolicismo en betreuren een actio, als door do specialiteiten in anti- Papisme gevoerd wordt, waardoor een geest wordt gewekt, waarbij men o.a. oen woord als het bovenstaand© niet kan dul den." En dan vervolgt deze Protestantsche schrijver: Indien men ten slotte zoover komt, dat men ondanks alles niet meer kan onder drukken het inzicht: De Roomsch© Kerk is, moot zijn, do Kerk van Christus, reeds krachtens de belofte van Christus: „Ik zal met U zijn tot aan bet eind© der eeuwen" dan zal men ervaren, dat niet fi nancieel voordeel of cenigo andere winst bet deel zal worden, doch dat als een le vend woord in het heden gaat gelden: „Zoo iemand na Mij wil komen, dio ver- loochene zich zelve." Vóór 0 November was ik niet op weg om Roomsch to worden, eerder geraakte ik op anti-Roomsche lijn, doch door al het ge beurde mij afvragend: ben ik len slotte vóór of tegen de Roomsen© Kerk, scheen het licht Gods in mijn ziel: „Wie zijt gij, Heer?" Het antwoord was: „Ik ben Jezus, dien gij vervolgt". „En terstond vielen de schel len van mijn oogen af". (Hand. 9). Met sympathie voor Rome is men als de rei- j ziger in de woestijn, die wordt voortgedre- ven naar de plek, waar water is en ver- 1 kwikkiog. Zalig echter hij, dio drinken kan on zijn Prolestantsclien hoogmoed af leggen, cm te knielen, te buigen voor Jezus Christus in Zijn Kerk. Hier hoeft geen woord aan toegevoegd: tenzij een vraag aan onze lezers om oen gebed voor den schrijver en hen, dio edel moedig zeekon als hij: opdat zij mogen be reiken de plek, waar water is en verkwik king". Wijziging der Radenwet. Voorloopig Verslag. Blijkens liet voorloopig verslag omtrent dit wetsontwerp verklaard© men vrij alge- men zich er mede t© kunnen vereenigen. Sommig© leden meenden, zelfs dat d© afschaffing van het ambt van secretaris van den Raad van Arbeid reeds geruimen tijd c-erder had behooren plaats te hebben. Enkel© leden daarentegen meenden dat d© voorgestelde maatregel wel bezwaren niet zich brengt. In verschillend© opzichten zal het h. i. niet zonder nadeel voor den goeden gang van zaken zijn, dat het secre tariaat door een ambtenaar van den Raad van Arbeid wordt waargenomen. De-ze leden achtten het gewenscht, dat in elk geval een 1 niet-ambtenaar met het secretariaat zal worden belast, zij (het, dat aan don secre taris niet een volledige bezoldiging doch slechts een zitpenning zal worden uitge reikt. Eenig© leden achtten het ongcwenscht, dat in het stadium van onzekerheid, om trent de toekomst van de sociale verzeke ring, waarin wij op dit oogenblik verkeeren op dit' puilt een incidenteel© beslissing wordt genomen, welke er toe kan mede werken, dat de op handen zijnde reorgani satie in een door hen niet gewenscht© rich ting wordt gedreven. Sommige leden vroegen of nog niet op andere wijze bijv. door uitbreiding van het ambtgebied van de raden van arbeid op de uitgaven van die raden bezuinigd zou 'kunnen worden zonder dat de belangen der verzekerden worden benadeeld. Ton slott© zou men gaarne vernemen of de •ontslagen secretarissen onder cenigo wachtgeldregeling zullen vallen en zoo ja onder welke. De Nijv^ieidsonderwijswet. Voorloopig Verslag. Uit bet Voorloopig Verslag omtrent het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling der Nijverheidsonderwijs wet blijkt, dat verscheiden© leden erkenden, dat de kos ten van dit onderwijs t© hoog ziju. Zij weten dit vooral hieraan, dat het Nijver heidsonderwijs veel to grootsch is opgezet. De ezamenoisehen zijn to zwaar, het aan tal diploma's veel to groot, het leerplan overladen, de salarissen te hoog, de op leiding te duur. Met nadruk vroeg men aan de regeering, zoo spoedig mogelijk een commissie to willen benoemen, om op korten termijn de regeering van advies to dienen omtrent do vraag hoe het nij verheidsonderwijs eenvoudiger en daar door goedkooper kan worden. Sommig© leden drongen er in het bij zonder op aan, dat aan de opleidingsin richtingen de bevoegdheid zou worden toe gekend, onder toezicht van gecommitteer den, zelf de examens af to nemen aan do door haar opgeleid© leerlingen. Naar do meening van zeer vel© leden is indertijd zeer duidelijk uitgesproken, dat nijverheidsscholen, die aan de eischen der wet voldoen, aan art. 25 een vasto aan spraak op rijkssubsidio ontleenen. Zoo ia de wet in de eerst© jaren van haar toe passing ook steeds geïnterpreteerd. Hoe de minister thans in do Memorie van Toe lichting kan verklaren, dat dc voorgestelde wijziging van ari. 25, welko die aanspraak opheft, slechts strekt om „de oorspron kelijke bedoeling duidelijker tot uitdruk king te brengen", verklaarden men niet te begrijpen. Ecnigo leden zouden, indien er op het nijverheidsonderwijs moet worden bezui nigd, de voorkeur geven aan een volkomen stopzetting van de subsidieering gedurende zekeren termijn tem aanzien van nieuw op te richten scholen, dan aan een vol- kofhen willekeurige regeling als thans in art. 25 wordt voorgesteld. Subsidieering van H. B. S. en Gymnasia, Voorloopig Verslag. Blijkens het voorloopig verslag der 2de Kamer op het wetsontwerp tot onthouding van Rijkssubsidie aan na 0 Oct. 1921 ge opende H. B. S. en Gymnasia, verklaarden verscheidene leden zich in verband met den ongunstigen toestand der schatkist er moda to kunnen vereenigen, dat tot een nader bij do wet te bepalen tijdstip geen nieuwe hoogcro burgerscholen en gymnasia (ly cea) van Rijksweg© zullen worden gesub sidieerd en dat voor uitbreiding van ge bouwen, dienende tot huisvesting' van gesubsidieerde hooger© burgerscholen ©n gymnasia, tot zoolang geen Rijkssubsidie zal worden verleend. Andere leden, die, hoewel noode, zich1 evenmin tegen het voorstel zouden verzet ten, zouden er de voorkeur aan geven, dat in do wet een bepaalde datum werd vast gesteld, tot welken do voorgestelde rege ling van kracht zal zijn, bijv. 3 of 5 jaren na het in werking treden dezer wet. Verscheidene leden merkten op, dat de voorgestelde maatregel niet zal kunnen gel* 1 den voor hooger© burgerscholen en gym nasia, geopend na 0 October 1923, doch vóór 28 Januari 1924, den datum van in- dieniug van het wetsontwerp. Zij ver zochten dus, in het ©enig artikel, inplaats van 6 October 1921 te lezen: „28 Januari 1924" en ook de beweegreden van het wetsontwerp dienovereenkomstig te wijzi gen. Gevraagd werd, of do Regecring voor nemens is een wettelijke regeling aanhan gig te maken, inhoudende, dat gemeenten, welke voortgaan met het oprichten van hoogere burgerscholen en lycea, verplicht zullen worden ook bijzondere instellingen van zoodanigen aard to stc-unen. Ten slotte werd de vraag gesteld, of d© oprichting van nieuwe Rijks-hoogere-bur- gerscholen nog in voorbereiding is. De Joden en de lijkverbranding. In de jaarlijksoh© vergadering dei Nieuw© IsraëL Begrafenisvereeniging te Amsterdam verklaard© ©en der leden, dat hij veel gevoeld© voor do lijkverbranding. Do voorzitter verklaard© hierop, dat leden, dio d© crematie op zich 'laten toepassen^ allo rechten verliezen ©n allo door hen 'be taald© gelden ten bat© der vereeniging •kcinen. STATEMUGEMERJMIL TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. Staatsbegroting voor 1924. Hoofdstuk Va (Onderwijs). Voortgegaan wordt met de behandeling van Hoofdstuk Va (Onderwijs). Do heer Deckers (R.-K.) vraagt, den Minister in te trekken de bepaling, dat men 2i jaar moet zijn alvorens examen te mogen doen in huishoud- en landbouw- hirièlicradoüderwïjs. Spr. is voor een bepa ling van 21 jaren voor het recht vaD les gever.. maar onnoodig is het het examen aan dien eisch te binden. De heer Duymaer van Twist (A.* R.l bepleit instelling van nijverheidsonder wijs voor kinderen van Zuiderzeevisschers, in verband met de drooglegging der Zui derzee, waardoor liet noodig wordt nieuw© beroepen bekend te maken bij deze kin deren. Do heer Amen t (R.-K.) meent, dat het beter is, het liuishoudonderwijs naar Bin- nenlandscho Zaken over ie brengen. Voorts wcnscht hij een schoolexamen, opdat het dure reizen der examen-commissies zal ophouden. Uif bezumigiugsoogpmit acht hij dit ook gewenscht. De heer Gerhard (S.-D.) meent, dat de salarisregeling van het persoenel bij het nijverheidsonderwijs veel te wenschen over laat. Noch de Onderwijsraad noch de verte-* genwoordigers der betrokkenen zijn ge hoord voor de afkondiging van het Ko ninklijk besluit Dit heeft spr. zeer ver baasd en bij vraagt den Minister dit niet weer te doen. Mej. IV e s t e 1* m a n (V.-B.) sluit zich iznake de salarisregeling aan bij den heer Gerhard. Spr. klaagt over to voel circulaires aan het nijverheidsonderwijs, waardoor d© vrijheid van handelen l© veel wordt ge bonden. Mej. Groeneweg (S.-D.) vreest, dat niet de noodige zuinigheid wordt betracht bij do aanschaffing van meubilair enz. voor de huishoudscholen. Ter bezuiniging acht spr. het gewenscht dat do drieërlei huishoudscholen worden ingekrompen tot twee soorten. Zij acht dit FEUILLETON (Naar het Italiaansch). 23) ÏÏoo kimt u toch zoo praten. Nu wordt m toch vrede. Wij gaan ons verzoenen, ik zeg: wij, alsof ik ook tot uw familie be hoorde. Mijnheer Niolino mag -ijijn af schuwelijk© rotsholte verlaten en vereenigt zich weer roet de zijnen en dat is alles luv werk. Moogt gij dan ondankbaar vozen. Wat kunt gij meer verlangen? 7 verlang, dat mijn zonen bij mij Wijven, antwoordde de oude heftig en met grimmig gelaat. Dat de duivel den vrede .7 Niolino denkt slechts aan zijn kli niek en Zevaco, die jongen, dio mij het llaas' aan het hart ligt, die altijd mijn Jj*appol wos, weet gij waarheen hij wil? 1 «or Amerika. Dan zie ik hem nooit weea*. aula s uitgelaten stemming verdween. e smart van den ouden man ontroerde joai' diep. IVie zegt dat? vroeg zij vol peincnring. 1 Wfiet het; hij zelf zegt niets. Hij jr'l' ,na'T r°od en pvakkezeert en zwijgt. - Üg op de loer, ik vorsck 11a. Blijf j„C Ul's' zc' rk hem. Hij zwijgt. Als gij een bron iets roept, boort gij alleen at l!vr cigien stem. Er bestaat slechts Persoon op de keelo wereld, dio zijn Abt» ')"'l'on ^in dwaling kan ge- -ni naar wiens woord hij luistert. En w«J*ue zijt gij. 1 niet u daarmede? Ik begrijp u^j zijt het, want hij bemint u. Zooals wij allen, heeft hij zich blind gestaard naar uw sclioono oogen. De jongen is ge heel en al veranderd, sedert gij hier geko men zijt. Overdag volgt hij u overal, waar gij gaat, 's avonds staat hij buiten en kijkt naar uw venster en verzamelt de bloemen, die gij hebt laten vallen en verlangt weer naar den dag, opdat hij u moge weerzien. "Wat heeft dat alles te bef eekenen? Ik ken mijn zoon niet imeer. Zou hij zich zoo» ver gewaagd heb ben? vroeg Paula met 'n schalksch lachje. Ik kan het bijna niet gelooven. Maar ik geloof het en gij weet het, maar al te goed. Een vrouw weet liet steeds precies, hoe ver haar macht reikt. Gij hebt zooeven gezegd, wat wij u en uw broeder hebben wel gedaan. Och ja, die jongen man hebben wij tusschen de klip pen uit gehaald en weer in het leven terug geroepen. Nu moet gij ook iets voor mij doen, hoort gij Een oude, gebrekkige man verzoekt u iom. Spreek met Zeva co, praat hem die malle ideeën uit het hoofd. Het as toch niet noodig dat hij op reis gaat om iels te worden, wat heeft hij in America to maken? Ik bezit genoeg for tuin v al mijn kinderen. - ar, beste mijnheer Santandra, ik weet werkelijk niet, wat ik antwoorden moet. Ik geloof, dat u mijn macht over schat; ik heb geen invloed op mijnheer Zevaco, nu iniuder dan ooit te voren. Wat bedoelt gij? Uw zoon en ik hadden voor een paar dagen een gesprek, waarbij wij tot do over tuiging kwamen, dat onze sympathieën zich niet lieten vereenigen. Ja en ik bekende openlijk mijn afkeer van hel geweer, ik begrijp niet hoe ik mij zoo liet medesleep en, maar het is nu eeni- maal gebeurd en ik twijfel er zeer aan, of mijnheer Zevaco nog naar mijn woorden zou luisteren of er consideratie mee zou houden. Op ©enigen afstand van Santandra's wit huis, naar het dood© dorp toe, ligt een steenachtige vlakte, waar in het mid den zich een breed, vlak blok graniet be vindt. Een 011de kastanjeboom, wiens dik ke stam slechts half met schors bedekt is, verspreidt zijn schaduw over de rots; te gen den boom is een kruisbeeld bevestigd. Drie dagen voor liet verlossingsuur voor Niolino zou slaan, was er een ongewone drukt© en beweging op deze vlakte. In kleine troepen kwamen de menschen uit Casamicciola en gingen op den grond zit ten beneden het rotsblok. De vrouwen had den haar kinderen bij zich, de mannen droegen do geweren over den schouder en verdeelden zich in twee partijen, naai' go- lang zij aanhangers van Tartaroli of San tandra waren. Heden bewogen zij zich veel vrijer en zorgeloozer dan anders, als of or hier van vijandelijkheden geen sprake kon zijn. Het eenige, wat do ver gadering een ernstig karakter gaf, was de tegenwoordigheid der gendarmen, waar van een afdeeling te paard langzaam op den weg naar Casamicciola heen en weer reed, zoodat zij, als het er op aan kwam, den landweg geheel konden versperren, terwijl een andere afdeeling in patrouilles van drie of vier man, zich tusschen de menigte bewoog, met de scherp geladen karabijn in dien arm, den sabel in den le deren gordel en het étui vau de revolver aan een riem over den schouder. Niemand sprak met hen, niemand begroette hen, do vreedzame gezichten kregen ©en uit drukking van somberen haat, zoodra dezo geweldige, breedgeschouderde gestalten voorbijgingen, maar dat tee kende dan ook genoeg den toestand. Dien morgen had pater Joseph, Zevaco in het bosch ontmoet. De pater hijgde van inspanning, het bleek©, magere gelaat was met zweetdruppels bedekt, maar zijn oogen straalden van vreugde. Hij greep Zevaco's- hand, drukt© dio stevig en riep met een van opwinding bevende stem uit: "Wij zullen vrede krijgen. De strijd zal tot een einde komen.Denk eens aan, mijn dierbare zoon, toen het dezen morgen be gon te schemeren en ik opstond van mijn gebed, toen stond de jonge Alberto Tarta roli met ontbloot hoofd voor do deur der kerk, legde de hand op mijn schouder en zei: Kom met mij mede naar mijn vader en spreek met hem; wij willen vrede slui ten met onze vijanden. Ik kon mijn ooren nauwelijks gelooven. En toen gingen wij to zamen naar zijn vader en de oude man strekte mij beide handen toe en zei: U zendt de lieve God. Nu willen wij een slot op onze geweren leggen, en alles doen, wat gij wilt. Ga gij naar het witte huis van Santandra en wel terstond en vraag hem om vrede. Niolino bood onlangs aan, dat hij tot mij wilde komen, dat hij op de knieën hierheen wilde kruipen niet waar, dat waren zijn woorden? Dat gaat niet, wegens de gendarmen; is 't ech ter werkelijk zijn bedoeling, dan wil ik met mijn zoon Alberto tot hem komen. Heeft hij het echter liever, dat wij elkan der, als de klok twaalf slaat, boneden bij de vlakke rots voor het kruis van Bonelli ontmoeten, dan kunnen wij daar beraad slagen, hoe alles, wat tusschen ons ligt, kan worden vereffend. Mijn nederig gebed is dan toch doorgo* drongen tot Gods oor. Gij kunt het wel be grijpen, mijnheer Zevaco, hoe ik mij ge- 1: tast héb om naar uw vader te gaan Hij ontving mij wol niet zoo buitengewoon vriendelijk, maar zijn laatste woord was toch, dat hij bij het kruis zou zijn, als de klok twaalf uur sloeg. Daarmede ging ik naar huis, maar ik zal zorgen bijtijds bij ■do rots te zijn. Toen het dan twaalf uur sloeg, verlieten twee mannen den wijngaard hij Santan dra's huis en gingen langs den weg, die naar de vlakte voerde. Do een droeg een mantel van zwart geilenvel en een lagen hoed met breeder rand, om don hals had hij den rood-wit gestreepten doek gelegd, die achter in een knoop eindigde; eén ge weer, waarvan de loop blank was gepoetst en in den zonneschijn flikkerde, hing over zijn schouder. Do gelieelo vergadering her kende in hem Santandra en maakt© eer biedig plaats, (oen bij het rotsblok nader de, waar hem pater Joseph tegemoet kwam en hem do hand drukte. Dg ander was Ange Maric, wien Iieuea het vertrouwd© ambt was toebedeeld om Sang aan de lijn te houden. Nu en dan, als hij maende, dat liet zwakke gezicht van den ouden man hem in den steek liet, hielp hij hem met kruipend© ""voorkomendheid over de scherpe sleenen en kuilen van den weg. Ange kreeg geen verlof om moe op do rots te komen. Santaudra schoof hem naar achteren cn wees hom een plaats be* neden bij den ouden kastanjeboom aan. (Wordt varvolgd). 51

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 3