Derde Blad.
u Zaterdag i föSaart 1924
j KALENDER DER WEEK
-1
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
!lï€<eft in deze week ieder© H. M's Gloria,
mist Credo en heeft do gewone Prefatie.
ZONDAG 2 Maart. Zondag gc<-
!n a a m d Quinquagesima, Mi's
Es to mi hi. Geen Gloria. 2o gebed A
Uiioictis. 3e naar keuze v. d. priester. Oro
ide. Pref. v. d. Alierüi. Driecepheid. Kleur:
jPaars.
Op dezen laai sten Zondag vóór den groe
ien ti'jtl van versterving en verloochening
bidden wij om UieilSgin-g naar ziel en
Jieliaam (Stilgebed), om die genade st'pter
nog Gods Heilige geboden te onderhouden
'(Ooffertorium). Daaruit juist moet blijken
ouzo werkelijke liefde voor God, zonder
Welke wij niets zijn. Dezo liefde vervult
ons met vertrouwen en vreugde (Introïtus,
Graduale. Tractus) "spoort ons aan ook te
bidden cm bevrijding van de zonden, be
scherming tegen onze vijand-en (Gebed:
ipostcommunvo).
Die liefde echter zal ook van on,s offers
vragen, het groote offer van 'onzen eigen
Wil, ons eigen ik. Christus' goddelijke 3ief-
iiic voor Zijn Vader en voor ons menschen
'die Hem het offer deed brengen van zich
SOlven aan het kruis, zij onze kracht
i(Evang.)
MAANDAG 3 Maart. Mis V. d. dag.
Eslo mi hi- (als gisteren). Geen Gloria. 2e
gebed A Cunctis. 3e Voor de overledenen
(Zé le Misformulier uit de Missen voor
Overledenen). 4o naar keuze v. d. priester.
Geen Traotus. Kleur: Paars.
DINSDAG 4 Maart. Mis v .d. H. G a-
si m i r u s, Belijder. Os justi. 2e gebed v.
'd. H. Lucius I .Paus en Martelaar. 3e A
'Cimc'Hs. K'eur: W i t.
De H. Casimirus, Poolscb koningszoon,
5s een toonbeeld van versterving en
kuisfbheid. Op 25-jarigen leeftijd stierf
hij (15e eeuw).
WOENSDAG 5 Maart. A scli woens
dag. Beg:n v d. veertigdaaeische Vasten.
Mis: Miser er is. Geen Gloria. 2e ge
bed. A Cunctis. 3e Voor levenden on 'doo-
i$an (Omni nut ens). Prefatie v. d. Vasten.
Kten": Paars.
W':i moeten vasten, o-ns versterven, om
dat God barmhartig is en den rouwmoedi-
gen en boetvaardige graag van harte Ver
geeft (Epistel). Poch dam moeten wij dat
doen, zooate Christus het ons geleerd
hee^tmet een bhj hart (Evangelie).
DONDERDAG 6 Maart. Mi s v. cl. HH.
Per pet u a em Felici'tas, Martela
ressen. Me exspec'taverunt. 2e gehed en
laatste Evangek© v. d dag, (Zie hiervoor
in hef Ei een van den Tijd: Donderdag na
den (Omnipotens). Prefatie v. d. Vasten.
If'eiir: Bood.
Met nog enkele anderen, die 'in de ge-
va agente gedoopt waren, zijn de H.H.
Martelaressen Perpetua en Fellcitas onder
de vervolging v. Keizer Severus voor hot
H. Gete'of gemarteld.
VRIJDAG 7 Maart. Mis v. d. H. Th,o-
m as vanAquine, Belijder en Kork-
Ieeraar. In medio. 2© gebed en laatst© Ev.
v. d. dag. Credo. Prefatie v. d. Vasten.
Kleur: W i t.
Do H. Thomas vereenigt in zich ©>p een
allerheerlijkste wijze d© deugd en de we
tenschap. Hij is de Engelachtige Lee raar.
Door zijne h oog-we tensch appel ij ke v; er
ken heeft liLj de kerk -ontschatbaro d:.en-
s'en bewezen en zal hij blijven bewijzen
Do H. Thomas blijft in zijn© werken de
machtig© bestrijder vam tal1© dwalingen.
ZATERDAG 8 Maart. Mis v. d. H.
Johannes de Deo, Belijder. Os justi.
2© gebed en laatste Ev. v, d. dag. Ivleur:
W i t.
De H. Johannes 'do Deo is ©en; groot©
trooster en vriend! dar zieken ge'weest.
Zijn© medelijdende bef do voor de lijdende
menschliei.d maakte hem tot stichter der
Ilosnitaalbroeders van St. Jan.
N.B. Donderda g, V r ij d' a g ©n
Zaterdag mag .ook gelezen worden do
Mis. v. d. dag. (Zie in het E-'igen v. d. tijd)
Geen Gloria. Geen Credo. 2o gebed v. d.
Heil'ge, welke ©p diep. dag wordt gevierd.
Pref. v. d. Vasten. Kleur:: Paars.
Vr ij d a g is ook geoorloofd een Vottef-
mis v. h. II. Hart v. Jezus. M'serébV.ur.
Gloria. 2e gebed en laatsto Evangelie v.
d. dag. Gradua1©: O, vos ommes. Tractus
Credo Pref. v. h. H. Kruis. Kleur: W i t.
Rijp wetering. A. M. KOK, Pr.
DE BIECHT.
2. Do biecht een weldaad.
Dat Jesus de biecht heeft ingesteld, is
niet. alleen rechtvaardig en goed, maar het
is voor den mensch een war© woldaad en
een groote weldaad.
Laten we eens nagaan, lioo het er uit-
zou zien, als de biecht eens niet bestond.
Wie zou er toe komen zijn geweten
ernstig te onderzoeken? Ik geloof van
maar heel weinigen. Het onderzoek des
gewetens is immers vermoeiend en onaan
genaam; zooiets doet men in den regel
alléén als men móet, of een bijzondere
aanleiding er toe heeft. Was or nu geen
biecht, dan was er ook geen goede aan
leiding meer tot gewetensonderzoek. De
meesten zouden hun geweten nog niet eens
por jaar onderzoeken, of zouden er geheel
hun leven geen kijk in nemen, Dit zou
teng&volgo hebben, dat bijna niemand zich
zelf en zijn fouten zou kennen, en daarom
zou ook bijna niemand denken aan hot af
leggen zijner gebreken, en werken aan
zelfverbetering.
Ziet ge nu, waartoe de biecht goed is2_
Maar toch, door het gewetens-onderzoek
alleen, welen wo niet altijd, hoe het er in
ons binnenste eigenlijk uitziet.
Menigmaal gebeurt liet. dat ons do
zonden klein voorkomen, terwijl zo in
werkelijkheid groot ziin; het is nu eenmaal
heel nienschclijk' zijn eigen fouten, gebre
ken en zonden gewoonlijk liever als klein
aan t© zien.
Het. kau echter ook voorkomen, dat men
iets als een groote zondo beschouwt, en
zich dus daarover angstig maakt, terwijl
het in het geheel geen zonde, of slechts
een kleine zondo Is.
In de biecht komt echter meestal do op
heldering. De priester heeft clan clo gele
genheid, er op aftent to maken, dat een of
ander eén groote zonde is; hij kan zeggen,
waarom, en in welk ongeluk die zonde den
mensch kan storten. Dus gaan den biech
teling de oogen open, en hij ziet, lioe
hij wandelde op den rand van een afgrond;
on zoo zal liij het vasto besluit maken,
terug te keeren ran zijn zonde.
Tot oen ander zal de priester zeggen, dat
hij zich onnoodig ongerust maakt; dat dit
of dat slechts een kleine zond© is, of hoog
stens ©en zwakheid; terwijl hij wijzen kau
op andere punten, die van nicer belang
zijn.
Dan leent de biechteling den weg pas,
dien hij gaan moet. Was de biecht er niet,
dan zou zoo iels ons waarschijnlijk nooit
gezegd zijn. Want dan is er niemand, die
ons binnenst© kent. Wij zouden ons mis
schien, niettegenstaande alle gewetens
onderzoek, aan groote misleidingen van
onszelf overgeven. Nog meer dus dan het
gewetensonderzoek helpt ons de biecht, om
te weten, hoe het met ons staat
Daar wordt ons de weg lot verbetering
getoond. Daar zegt de priester aan den
een, hoe hij zijn toorn moet meester
worden, aan een ander, hoe hij zicli tegen-
onreine bekoringen kan verweren. Als
iemand leven moet onder goddelooze men
schen, zal do priester hem zeggen, hoe hij
het moet aanleggen, om toch aan God ge
trouw to blijven. Daar wordt ons door den
.priester geleerd, hoe wij gevaren uit den
weg moeten gaan, hoe wij een bepaalde
betrekking, ©en bepaalden omgang moeien
vermijden. Zoo worclt aan ieder afzonder
lijk den weg geloond, dien hij gaan moet.
Ja, in do predikaties wordt ook wel den
weg naar den hemel getoond, maar daar
kan met aan iedereen afzonderlijk gezegd
worden, wat juist voor zijn ziel, voor
z ij n verhouding past.
Aan eén welmeenenclen vriend zooals
do biechtvader in liet oog van iedereen
zijn moet zijn zielel oestand vol ver
trouwen, en zonder iets achter to houden,
openharen; en van hem te vernemen,
hoe het eigenlijk met ons staat, en hoe
wij ons in het vel-volg moeten godragen;
daarbij zeker zijn, dat de priester eerder
het leven laat, dan dat hij iets van hetgeen
men hekend heeft, zou verraden, dat is
oen der grootste weldaden, die er bestaan,
en zulk een weldaad beslaat slechts in de
biecht.
Ziet ge nu waarom de biecht goed is?
Veel van dit goede gaat echter teloor,
als men deze vertrouwenszaak wat ©rg
luchthartig opneemt en er niet voor zorgt
telkens bij denzelfden biechtvader terug
te keieren. Hot volle vertrouwen is er dan
niet, 'en de leiding worclt zeer moeilijk;
want bovendien is in deze zaak zeer veel
persoonlijks gelegen. Vrd-vertrouwen is
noodig, en dwaasheid is, de beslissingen
van den biechtvader met anderen te be
spreken, daar olks zieletoeslancl anders kan
beoordeeld zijn.
J. C. C. KROOT,
Kap.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
De vorige week merkten we reeds niet
©en «enkel woord op, welk een overstelpend
woord-materiaal Rutten ter beschikking
heeft om zijn natuurgevoel te kunnen
uiten in levende verzen.
Wo wijzen 'thans nog op rijn beeldend
vermogen, de treffende beeldspraak, goed
volgehouden en uitgewerkt, waardoor zijn
gedichten herinneren aan landscliapsllik
jes a'ls van de Rnysdaiels, Aert van der
Neer, Mei rider cl jfTobbema of Jan vaat
Goyen.
Lees bij voorbeeld eens hoe Rutten' een
z o m e r a Y-om d'-l and schap uitbeeldt.
Het dal is één diep beid van blauw,
Bowaasd niet weemoed en met dauw
En vocht© beemden-geuren.
De popel, met ver geef sob gebaar,
Den nacht 'bezwoer le dralenzwaar
Zwenken des duisters deuren.
Nu spint de nevel droomen-rag,
"Waar 't heil der zon de blijheid zag
Der bloemen, «stralend open.
Nog leeft een droom in 't dauwen na;
Maar 't licht is, a's wie weenend ga,
Gesluierd heen geslopen.
Dit lezend denk ik onwillekeurig aan
een paar slemniingssiukjes van Oud-Hol-
landscho meesters welke ik voor ©enigen
lijd zag dn de overschoen© collectie van
Do rus Herbasen.
Geheel anders van stemming is bet vol
gende, waarin de dichter ©en beschrijving
geeft van een iepenlaan in den 'winter.
O kolonade, mijn olmenlaan,
Wier hoornen .all's reeksen van pijlers staan
Zoo somber donker en groen gebronsd,
Wijl de winter uw twijgen, met sneeuw
bedonst
Wij kunnen ons dat voorstellen, omdat
wij ook hier in de omgeving van Leiden
wegen hebben ter weerszijden met iepen
beplant, al vormen deze niet de trotsche
ho'onades welke we lin Ge'deriand wel za
gen. Maar Wassenaar en Keukenhof en 't
Seminarie te Warmond zijn tocli dicht bij
en boe irotsch Dean er de glorie dor olmen
zijn, wanneer de -takken besneeuwd zijn
en stoer omhoog gelieven worden door do
donkere stamzuatem.
De dichter gaat vorder en herinnert aan
de zomerpraclit.
Hoe slaat gij stil in de st'(Lt* verstard,
A's stondt gij niet levend op uit heb hart
Der moederaarde, wier schoot u droeg
En dén* zang barer vreugd u te zuigen
vroeg;
Muriek (Lie groeide -in brons en goud
Tot een Moetenden 'tempel, een bruisend
woud,
Een zang die zijn tonen tot loof heeft
gestold
En zijn schaduw over de landen ontrolt?...
VASTEN. j
Onder de tijden van den Kerkdijken,
jaarkring, die in do kerk en ouder het ge*
loovige volk heilige tijd" genoemd wom j
den is ook niet do minste: de H. Vasten-* j
tijd. Dat is 'n heilige tijd, 'n heiligmaken-'
de lijd!
Laten wij voorop zetten dat vele opper-
vlakkige naani-cliristenen dezen tijd alleen
..heilig" noemen omdat Onze Heer in deze
weken om hunnentwille zóó gevast'
heeft.-... do G'oedo Week kennen dezulke
ook alleen als „goed" omdat het Lijdon
van Hem, den Bloeder van eten Schedel-
berg, aan hen zooveel „goed" heeft gen
«daan-.... Dat zijn oppervlakkige men-
echen, die denken, dat O. I,. Heer alles nu
gedaan heeft om him de gelegenheid te
geven voor een gemakkelijk en gemak
zuchtig leven, genotziek en zondig, zonder
zorg voor 't hoden of angst voor de toe
komst en 't hiernamaals Arme levens-
iobbors, die ineenen geheel veilig te zijn
omdat zij den naam „christen" dragen,
die meenen genoeg zekerheid te bezitten
voor 't oordeel als zij maar wijzen zullen
op do Christi-wondendie zij zelfs
nooit anders dan van verre en ternauwer
nood gezien hebben!
Wat 'n stumperds vol zelfbedrog-' En
dan geraken zij soms in begeestering voor
de heerlijkheid van 't christen-zijn, par
don, ik bedoel: van 't christen-h ©eten.
Ja, di© naam: christen!Neen, ik
houd op, want 't is om to rillen als men
aan die laffe poppenkasterij denkt van
mensehen,
die christen h coten en heidens den
ken, heidens doen, zich heidens kleecLen
en heidens genieten
die christen lieet en cn practiscli on-
geloovig zijn
die christen lieetcn en Christus niet
kemien
<lie christen li e o t c n cn zich voor
Christus schamen
die christen lieetcn en Christus' leer
niet durven naleven
die christen li e e t e n en Christus'
voorbeeld niet willen volgen.
die christen booten zonder naasten
liefde
die christen li e o t o 11 zonder eerbied
voor de Kerk. Zijne Bruid en hunne
Moeder
'die christen- h e c t e n zonder geloof
die christen boeten zonder stralende,
levenskrachtige cn levienswekkende hope
die christen li e e t o n en voor al wat
God cn goddelijk is koud zijn als steen en
onverschillig als metaal
Hot best© kent men het chrislcn-zijn
aan 't dragon van lijder, en.kruisen, aan
do wijze waarop men de moeilijkheden
des levens verduurt, do tegenheden en las
ten torst... „wie mijn leerling wil zijn,
nemo zijn kruis op cn volgo Mij!"...
Ouders, leert uw kinderen toch vooral
in eten öioiïigen Vastentijd zich iets
FEUILLETON.
Sisto e Sesto.
F Een verhaal uit de Abruzzen.
Vrij vertaald, naar H. FEDERER.
„Nog een woordj'e" .Sesto Per et Hi' groeit
V, een reus 'tegenover den kléinen, onsu-
£eben geestelijke en strekt die armen als
We ijzeren hamers uit. Zijn gericht
•wordt bleek. Zijn grijze oogen schitteren
ïm 'het dichte, zachte haar bringt over 'het
Voorhoofd: „Nog een woord", clitegt d©
*c-iis geweldig.
„Spreek toc'li, spreek toch, Sesto!" ber
aam Don Dia bang. en zteh bukkend'voor
3en groot en lam-zaohten Peretti, die ridh
JlotseTing als een leeuw aanstelt.
„Er rijn 'tijdens, hét rozenhoedje, solda-
'toii van Spoleto gekomen. Zo slaan oéhtetr
'de struiken ven liet kerkhof 'en komen roo-
Vers halen. We wisrem, dat -alios czoo zou
feebeuron en dat er niets aan te do'en zou
rijn. Nu zeg iriij: Wilt ge ons helpen a's
ton herder of oris verraden, .ais ©en huur
ling Vl'ug!" i
1 Hii hief den rechterarm, ate ©en hamer
Wen ho't oude, grijze hoofd, als wilde
jk':i d'i't, wanneer er een ..neem." ui't kwam,
met z:jn toebeliooren in ©én slag tégen cteai
krond s'aan.
>.ïk weet oiiet anclérs" riep Don Dia, „of
jullie zijn gotete roobsohén."
-Goed, zoo kleed n en ga .mét ons mede
Wor de keTk. Gij rijt een Eerwaard©. Gij
kunt het beste met de vervolgers ©ndér-
kaïid^cin!"
'.Waarom alle ©n kosuifel? Laat cm ij
^nr'n zooals ik ben! Het is nu geen Mis
tijd
-.Baar!" gebood .Sesto mét seliriknanijla-
tteden stem, ..en daar. en daar!" Meteen
Wrp bij hem den ischond'ördoeik ©n de
.lange witte albe ,am. kruiste hem de stola
ow-r (1© borst en .schoof, hem >oen wonder-
fiolioonen met goud omboorcteri mam'nel
«ur dom l-nkrirrirm. .Dan haalt? h'ij het
js&snifé!. dat .alleen bij hét heilige Off oir
tp a.redragen worden
t, ri inu geen i'ijd Voor de H. .Mli's,"
j&eiiïaa'dc de oude k'éin'e priester 'angstig,
hiélp 'toch haastig jnede, dat 'do ge
wijde gewaden go'ed zaten. Doch bij hét
pSuifel weigerde Jrij toch beslist,
em dan den Vesperman (él" zei Sesto
ri' ea 'egde 'hem meteen inplarilis Van
tri kosuifel den wijden «purpermanlél om,
'ke'.Linventaris stond .dat
Bourgondische bisschop iheni op do
'"'tes had achtergelaten. Gele vifam-
öo v'i aoor net w'are Jirokaat
fmmen van de Fra'nsch© vlag. Toch
moest de gephmderde Prelaat in grootte,
éen echte Ro'and gowee.s't rijn. Zoo trad
'Dcm Dia 'zooals hem /bevelen Was voor Jiet
Altaar, terwijl de sn'eep va.n dein koorman-
'tel achter hem aan sleept. Hiij tniam het
kruis van het Altaar ©n l'iep maar de dleur,
zonder te iweten, Writ Ir'j doen, of zeggen
zou .Geen gebed, geen passende ©eremo-
hio, niéts viel hem i,n dan rille en groote
'angst voor datgene, waf hem huiten
Wachtte, en. nog meer voor het harde ge
laat van Peretti, -dat lachter hem dreigde.
Rec'b'ts en links hoorde haj Ün. het voorbij
gaan de baaiken leeg worden: ziaghoehet
volk hem omringde en hoe .Seisto met wij
water-emmer ©n kwast, stijf naast hem
liep. Maar den ©rumor hield deze als «een
schild ©n <lö kwast als teen tzw'aard in de
handen.
Als lüj het leer en voorhangsel tmét dén
'el'eboog op zijde .schoof, f bleker do hem
een dozijn vooruitgestoken pistoolloop en
'legen. Een hoofdman thief die hand om
hoog als 'tot hét signaafl: „Vuur!" Acb'ter
'do twaalf moo'rdtuigen strikten 'tweemaal
zooveel Spaamsdhe pieken cn Tang© Man-
iuaner geweren met hun ijzerbeslag 'iui de
door sterren iveriiühte "nachtlucht onilioog.
Zwart lagen do hutten in het straatje.
iNergéns schemerde ook nóg zqoin klein
dorpsldchtjo. Op MonJte Rosso 'Ijoven hoor
de men duidelijk den whid hf'a&en.
De Pastoor week tierug, maar 'ook de
laanvallers waren op zulk oen vrome op
tocht ntet bedacht en stonden verbaasd.
Alteen Perot'ti' doopte kort ©n bondig de
wijwatersikw'ast in d'en emmer en reikte
hem den priester over. XTi.tgewoon te, zoo
als telken Zondag voor .de Hoogmis, tnaim
Don da Diva 'm aan en besproeide de ge
wapend© bende, terwijl hij 'innig .zeide:
„In den naam des Vaders -on. de? Zoons
én .des Hteiligen Geeslesl" Toen ltetem de
go'Haten Jiun inur^apeus dikken sloe
gen -onwillig een kruis, maar anompeTdem.
ïbch: „Amenl"
..Met wien bobben wij hier 'te Vechten?"
Vraag da't, Posto'or, „met w:en?" fluist-'er-
'de d© kos'te'r dén b erder ih ihet oo'r.
..Waarom zijf gij tegen ons opge'trok-
'ken?" riép Ddn Dia anét veol pathos en
meer nog uit angst. „Waarom brengt -gij
den 's'trijd inaar hier, waar ibijna geen
menschen en - weidra mog s'l'echte ro.fseai
zijn? Wat wilit ge van ;ons? Water ©n 'sIco
nen, meer kunnen Wij niet geven!"
De 'hoofdman werd steeds meer .veh-
te:aTd.
„Wij rijn geen misdadigers", fluiétérlt
Doreft'l .den pastoor scherp in het oor.
„Zoekt gi'j hier misdridigers?" gaat da
Di!a voort. „Wat kunnen wij misdaan
hebben hij water en steenen. Zbek misida-
'diigers d'aar beneden in hef land bij den
wijn en hot geld van de stadsmorischen
ïs er hiér één .misdaad, d'an is het deze,
dait wij arm zijn en zoo we-'riig hebben
tés do wind (Laarhoven en u?a't we nooit uit
den liemgeitee'sta.nd geraken. Moe't ge dat
straffen? Zoo straft ge Onzen Lieven Heer.
Hij heeft ons met den honger 'te zamen ge
bracht. Neen, neen, gaat van ons ien zotek't
Uw gevangenen ih Florence en Rome!"
„Bravo, Pastoor!" fluisterde Sesto hem
tos.
Don da D'a, die schuchter was, maar
steeds ©en flinke dosis spraakzaamheid
bezeten béd, wélk© di'tmiaa.l nog door d©u
v.eocl en de 'schimpwoorden vaju Sesto rij
kelijk gekruid werd. Don da Dia hief
'bij hef laatste bezwerend de linkerhand
omhoog: toen fonketel© in het l'aritaarn-
licht van dén minislVamt do manipel, -en
duidelijk ontwaarde men nu lief aderlijke
wapen en den in do Engeteohe faal go-
tschre-vei? naam van hét gestoken teigendém.
fTer'stcnd herstelde zich de hoofdman,
•trad naar voren en sprak: „M'a«n, van
iwaar lieht -gij dit dure kteed? En waar
jkom't dit zeldzame krui3 vandaam? Maken
(ze zoo'éts hierboven? Kom dan to voo'r-
jschij'n met de knappe meesters. Waar
pijn de borduuTisters, die zilveren Madon-
pasluiers maken, .gelijk die van .Surignte.
iLaa-t ©ens r'en, hoe men 'zu,l'k éen kuns't-
•wortk maakt? Gij verbergt mog aneer van
rrulko 'd'Wg-en. daarbinnenIn rfaam
nrin Zijino HeiligheidMaak pllaats."
•Weer tiieven do s'oldn.ten huin zakpistolen
en fl'kkerten do lansen.
De radelooze pastoor sptooide opn'euw
met wijwater over hét vijarderijke le'gor.
iH'ij wist nié'ls helers ©n istér'kers te doen.
i „Laa't dat paap. je wil't zeker zoo het
(kruit bederven. Trok je gestoten 'kleereai
uit. Bij jou wil'en nvij hegihnen, hé, m'an-
(nen!" Tegelijk gritst© h-'ij den eerbied-
waardigen priester den manipel van den
ja'rm, andieren IVokken aan dén -koorman-
itél. ©en greep naar het kruis. Teen rekt©
zich Sesto Peretti bliksemsnel in z:jn el
ites lovértréffeintté temet© op -en slee? mét
den vol'en wi'jwateremmer dén hoofdman
op hét hoofd, 'zoodat clo hersenpan
kraakte en hef gewijde water op hem uit
stort© als régen id'ie van liét dak 'stroomt.
iTegelijlk riep .Peretti /maar mu nie't imeeV
met den psaltertoon van den koster, anaar
anef het geweldscommando van een ibapj-
'diet'enhoofdnra'n..Mann'ecn, te voorschijn
;de wapens!"
I En vanen ©m krui'sem ©n rozenkransen
(v'iete/n ©n in een oogwenk kwam uit ©'ike
kiel een pi/stool of dolk te voorschijn.
I „Nu iweest -zoo beleefd cn stelt U voor!"
riep Perét'fci'. „Wie rijt gij. vriend of
vij-and?"
- De iioofdman- veegd© het .gewijde water
ui-t den Tand van «zijn hoed en herstelde
zich. Dan tro'k hij z:©h in de rij terug en
kort en hoffelijk commandeerde hij:
„Lees het decreet voor, Tommaseo!"
I Een lange, ongewapende man trad ui,t
de rij. Hij haalde teen rol uit de lederen
étui te voorschijn ©n hield deze hij het
'lantaarntje van «cïen misdienaar, om heter
ito kumien lezen. Op 'f zelfde oogenblik
Pdies Perélti de drie waskaarsen in één
adem uit. Tcgeh'ijk gaf d.e behendige man
dén paétoor ©en vee'ibeteekénenden wenk
jom bet kerkje -ih te gaan.
i „Niet hier, niet hicri Komt in de kerk,"
(Woeg d'a Dia. „Daar (branden altaa'rk'aar
isen. Leest daal* voor! Geeft God wa't God©
pils :en den Keizer wat des -Keizers is."
i Men giiulg dan in het kerkje en in den
.scliijn "dan bét .allaarlicht, onder den blik
van d© ongesluierde Mado'nna hegon
Tommaseo te lezen:
„Sixtus V, Dienaar der Dienaren, stad
houder der Roomsche Kerk en bestuurder
van he t Patrimon'iun Sancti Petri
Bij ©lezen waardigen naam bogen dorpe
lingen en soldaten diep, maar Don da Dia
het meest. Door het he ©te kerkgebouw
ruischte bij de buigingen de dikke izware
zijd© van don koorkap.
doet aankondigen en weten, dat in
'het gebied van Spoleto en Nursia-, onze
dienaar, Markgraaf Antonin Savcdro het
gebod en d© macht heeft, voor de vei li g-
hetel der provincie, het allereerst voor een
strenge zuivering der straten te zorgen en
het gcddelooze overvallen der struikroo-
vers, avonturiers, roovers ©n moordenaars
met ©nz© geheel© rechterlijke strengheid
tegen te gaan. D© diefstal boven een du
kaat wordt met de strop gestraft, voor
eiken roof, beschadiging van goederen en
bezittingen, mishandelingen en moord,
wordt dezelfde straf toegepast Wordt de
spitsboef op heeterdaad betrapt of rijn er
andere dringende gerechtszaken dan mag
•zonder proces gehandeld worden. Wie aan
een bandiet een onderkomen verschaft, of
hem op een andere manier behulpzaam is,
wordt aan dezelfde galg geknoopt. Doch d©
rechter moet zorgen, dat elke m-'sdadiger
in rouw en boete uit het leven gaat."
Er heersohte een-doodelijk© stilte. Alleen
de koor mantel hoorde men een weinig rit
seten. Db hoofdman wenkt© met de vroe
ger© hofféH'jkhe:d en nu ontrold© Tom
maseo een tweede perkamentrol:
„Op herhaald en aanhoudend klagen deer
edellieden, dal Pres en dal Ferri, des
doorluchtigen prinsen Giovanni Massari
d© MigDone, des Bisschops GueraUdo en
der kooplieden van Anccma, Spella, Nur-
i9ia, Foligno, Spoleto en Aquila, gelasten
wij Markgraaf van Spoleto en gevolmach
tigde van den H. Stoel:
primo, bet verhoor der Alpenbewoners
van Paritondo,
secnndo, gevangenneming en onmiddel
lijke' executie der schuldigen,
tertio, uitlevering en overbrenging van
oen ieder, di© berucht is om roof of vaga--
bondisme naar het gerechtshof van Spo
leto.
In het glorierijke vijfde jaar van liet
Pausschap en met de handteekening en do
bezegetee bevestiging van Zijne Heiligheid
Paus Sixtus V."
Wc-or hogen zich alle hoofden, conige
wouwen en d© pastoor knielden zoowaar,
en vele mannen, dezo groote Minderen der
lïérgen, klopten, zooals bij den zegen met
het Allerheiligste, op de borst. Alleen de
mtedienaar toonde niets van respect noch
angst. Eerder rekte hij den hals met eten
stoeien kop onder het voorlezen der rollen
steeds zekerder in de hoogte en terwijl do
zuchten van het vo'k in liet donker weg
stierven, lichtte zijn aschgrauwe schedel
in de zes kaarsenücbten als een bergtop,
dien <d© nacht het laatste bereikt. En bo^
ven hem N'kte nóg iemand onverw'nbaar-
der en lachte, onder de ravenzwarte lok
ken met rood© wangen en kinderlijk blau
we oogen: 't was de ongesluierde Madonna
op hot altaar.
En hoe heette deze Paus, die onderlee-
kende, vóór hij op den 'troon kwam?"
woeg nu Sesto met rollende stem. Al'cs
was weer daar de vraag den .toon had
van een machtige, di© niet voor liet gerecht
staat, maar zèLf rechtzitting houdt.
..Felipe Peretti!" riepen meerderen.
„Was h:j niet een wijnbouwersjongen
uit de provincie, dé zoon van Gianbatïsla
Percll T"
„Ja Felico Peretti uit GrcttamaTo!"
,,Jui -t zoo, dan ligt cl© vader van dezen
Paus daarbuiten voor do kerkdeur, cn ik,
k'ik m'j aan, ik ben zijn kind zoo .goed a!s
Sixtus V!"
De doocl kam niet 'ijziger zijn als de stil
te, di© ter nu ontstond.
..Zegt gij bet. Eerwaarde, hebt gij niet
©igonb i.ndig mijn vadcT daarbuiten beze-
gend ©n de eerst© schop aarde op zijn k;st
geworpen? En hebt g:j niet mijn .brief aan
kardinaal Felico Peretti met een Latijn-
sclien text met uyt naam ondcT teek end en!
naaT Rome gesluur'd, toen mijn broeder
daar welen w:üd© waar zijn arm© famdio
teefdé en boe htj ze boogerop helpen kon?
Perbai co, toen lacht© ik, .maar nu roep ik
tot hem: Help broeder, thans hébben wij
u noodig!"
Hij keek Porido aan, maar de jongen
knikt© miet „jal" Dat was hem onbekend,
hiripe Di© heeft hij ook nog nooit noodig
géhad.
(Wordt vervolgd).