VOOR
0 a
DE V R O U
versterven, kleine offertjes brengen, iets in
stille Godslief do verdragen, zich een klei
nigheid ontzeggen, zich overwinnen, bij
pijngovoel zich beheerschen, bij smart
zich meester blijven en alle ongemakken
der jeugd dragen achter den kruis dragen-
den Jezus aan
Leert door woord en voorbeeld hoe
heilzaam, hoe vruchtbaar, hoe h e i 1 ig de
.lijd van Vasten en versterving is
„In 't kruis ligt ons heil!"
Wanneer wij eens dieper zien in dat
gene wat er woelt en wroet in den grond
onder de fundamenten der Christelijke
samenleving, dan zien wij gemakkelijk en
begrijpen zoo goed waarom men met sa
tanische wereld- en menschenkennis bezig
is allerwegen den menschen af te leeren
zich te verstervenVan jongsaf genie
ten! Zich nooit iets dan morrend en mok
kend ontzeggen! Weg met offers! weg met
zelfverloochening en zelfbeheersching!
Be satan, een vijand van 't menschdom,
weet ook wel, dat voor ons en onze kin
deren, niet alleen lichamelijk en natuur
lijk, maar vooral ook geestelijk-bovenna
tuurlijk, „in 't kruis ons beil" ligtEn
bij verlangt ons verderf, dat noodzakelijk
het lot is van degenen, die geen kruis wil
len dragen
G. P. J. v. d. BURG,
Hageveld, Heemstede. Pr.
I Zijn kolonade, zijn pijlerreeksem zag de
Jdifchter in den zomer als een bloeiende
.tempel, het oude beeld van „een kerek van
ingekorven hout". Maar evenals de Go-
thiek b.v. van een gewrocht als de Leid-
Scho Pieterskerk versteende muziek is te
tnoemen, zoo geeft 'de tempel der olmen-
Jaan in den zomer in haar bloeiend won-
/der een indruk van schoone muziek, die'
/verstok! is tot looverpraoht.
En dan keert de dichter 'tot zijn uit
gangspunt terug, maar met geheel andere
beeldspraak, waarvoor de overgang is ge
bonden i'n de laatste verzen. Nu is de
iolmenrij" he't stomme snaren spans el van
jeen reuzeniharp, waardoor s-traks de lente-
fwind zal varen en 'tonen-gamma's 'wekken,
Jdoor jong loover en bloeisel. 1
Pocli niet lang meer zult gij dor 'daar
i staan,
De lentestorm zal zijn banden slaan
Jn de stomme rij van uw koorden-veld,
,Ontzie!de harp met het trotsch geweld
Zijner zangverliefde ving'ren vaart
Pij uw gamma door, en de stem der aard
.Slaat heerlijk en hoog "weer nw stammen
i uit
ïn bottende knoppen, in bloeiend geluid.
Er staan in dezen bundel niet veile son
netten. Dat heeft zijn voordeden, want
zonder twijfel is het, sonnet een der moei-
l-.jkste, zoo niet de moeilijkste dichtvorm.
JEen sonne moet zijn jéén ge stol ten stem
mingsbeeld", één enkele „golf Van ontroe
ring" gevangen in dat hoogst moei
lijke rijmschema'. Meermalen ontmoet
men sonnetten, die naar den uiter
dijken vorm onberispelijk, innerlijk
toch niet een poëtische eenheid vormen. Ln
zijn. „Eerste Verzen" heeft Rutten tal van
sonnetten gepubliceerd en soms heel mooie
en gave. Slechts een enkele maal was hij
minder gelukkig.
Uit „De Verzonken Tuin" citeer dk één
sonnet, dat me bizon der bevredigt.
De middag kopert met vergeelden gloed
"Van vocht-beslagen zon het 'dWgevaarte,
Dat donker in den droom der hooge klaarte,
Het 'wislend uur met klokkenspel begroet.^
Goud drupt van 't loof, dat om granieten
'voet
•Een mantel hecht van immer-groen
géblaarte,
De steenen massa, slterk van eigen zwaarte,
•Bestrijkt den .stroom en schouwt den nacht
te moet.
Het is de in s'teen vereeuwigde gedachte
Van tijdm, die verzonken in 't verleen:
Ons lang vervreemd getiugnis van
geslachten,
Die zwijmden in 'den nacht 'der eeuwen
t i been.
1 Maar groot en -trotsch", hoe 't storm' van
wijd en zijd,
Staat hij en wacht nog ongeboren hijd.
Een schilderij met zware contouren
Wordt hier gegeven van den ouden dom
j waarover het gouden licht van den schei1-
'denden dag zijn glanzen werpt. Massief
feekent het oude bouwwerk, beneden om-
kranst van 't groene loover zich af tegén
1 de hooge ijle lucht en beheersch't hét.
i stadsbeeld. En dit beeld wekt in de ziel
f ;van den dichter eeuwigheidsgedachfen en
i in forsche regel.o geeft hij zijn indruk, hoe
f de dom niet alleen de plaats maar ook den
tijd beheersch't. 1
t En nu wil ik ten stó'tte nog een lied
citeeren op den leeuwerik. Wanneer wij op
J een mcoien, tzomersehen 'dag. zooals Ee-
jbruari er ons gegeven heeft en Maart er
i ons hopelijk tusschen zijn ruwe buien
door ook zal geven, buiten komen, dan ju-
l be't ons de lente-verwachting, waarover
t {we voor een dag of tien den artikeltje
f schreven, tegen uit 'de hooge lucht. Al
zoekt hot oog soms te vergeefs'an d'e hoag-
4.jte, wij hoor en het ot gekrold! gekweel, dat
ons visioenen van de Mci-maand geeft.
Luister, hoe Ruiten don leeuwerik bezfmgt.
Va-n de ure dat 'de dageraad
Zijn witte handen openslaat
En laat de lichtzee stroomen,
f ïs hij uit de amethisten dauw
Naar 't nevelige morgenblauw
Zingend omhoog gekomen. 1
I Wanneer hij op ztijn wervelwiek, 1
j In 't blonde licht van zijn muziek 1
f De wolken heeft bestegen,
1 Dan stil te luistrenl naar den zang
1' Die stijgt en Stroomt, en stónden 'lang
i RuLsch't als doorgeurde regen!
i Het ié een vuur 'dat vonken, sproieat
1 En uit zijn eigen aandrift gi-oeit
1 En grijpt al om zich henen;
i Eén fonkling, gensters, spat op spat;
j ]Of één daar diep verdoken zat
i Te slijpen edelsteenen. .3''V
1 Het spruit en springt zoo lustig rond;
I 'Al paarlen uit den diepen grond -
Der hefdTO lucht gerezen. -
1 rAl bloemen die in blijden val
Door 's werelds nog hewlaiterd dal
Den Mei' zijn wegen wezen, y
1 Met dit staal van „vogelpoëzie" beslui
ten we Voorl'oopig onze citaten uit Rut-
ten's laats ten bundel. Moge hij in veler
handen komen. N. J. H. S.
MODEPRAATJE
Dc leeuwerik: die, ton hemel gaand,
Zich met zijn zang zijn paden b'aan't
Tot hij, 'i'n 't licht verloren,
De sterren, in den dag verdwaald
Met, zijn verrukking achterhaalt
En dwd'ngt zijn lied te 'hooren. j
1
De Pauselijke zou ave n.
II (Slot). 1
Wat we vorige maal mededeelden, uit
vergeelde brieven ze dateerden immers
uit 1866 zou haast doen vermoeden,
dat 'e Pausen landsverdedigers eigenlijk
een vrij gemoedelijk leventje hadden. Uit
onderstaande citaten, ontleend aan epis
tels van verschillende zouaven, zal even
wel blijken, dat zij van meet af aan te
kampen hadden tegen rooverbenden, die
't land onveilig maakten en in de berg
achtige streken maar al te gemakkelijk
toevluchtsoorden vonden, waaruit zij
slechts met grooto moeite waren te ver
drijven en wat dan ook veel opofferingen
van de troepen vergde.
Zoo schreef een zouaaf aan zijn
ouders:
„Ik zal u eens een staaltje verhalen van
de groote stoutmoedigheid der brigands.
Den 27sten Mei vertrok een der deftig
ste heeren met zijn zoon, in een met twee
paarden bespannen rijtuig, uit Terracina,
om naar zijn landgoed te gaan. Nauwe
lijks een kwartier op weg zijnde, zagen zij
aan weerszijden van den weg zes brigan-
ten staan, die hun halt deden houden. De
brigands dwongen den zoon, nit het rijtuig
te stappen, en zeiden aan den vader, dat
hij verder kon gaan; maar zij vroegen als
losprijs voor zijn zoon 10,000 scudis
(f 25,000), die binnen vier en twintig uren 1
op een bepaalde plaats moesten zijn, en zij
voegden er bij, dat, als zij een Zouaaf of
gendarm op hen zouden zien afkomen, zij
den jongeling "dadelijk zouden neerschieten.
Dit had plaats op den tijd, dat de dili
gence van Terracina naar Velletri in aan-
togt was; op dezo diligence zijn altijd, om
de reizigers te beveiligen, minstens twee
gendarmen met geladen geweren.
De brigands trokken in allerijl met dén
jongeling af.
Het rijtuig, waarin de vader, en de koet
sier waren, kwam met losse teugels Ter
racina binnen, rijden. Zoodra wij de ge
beurtenis vernamen, werden er dadelijk
30 Zouaven en gendarmen op tie roovers
uitgezonden. -
De vader ging intusscben de 10,000
scudis naar de bepaalde plaats brengen;
maar toen hij er mede aankwam, waren
de roovers er niet mede te vreden, en
eischaen 16,000 scudi's (f40,000).
Het was geene gemakkelijke taak, de
hriganten in die keten van hergen op te
sporen. De patrouille verdeelde zich in
drieën, beklom bergen van meer dan twee
uur hoog, maar zag niets. Eindelijk dén
volgenden morgen ten 3 ure was men <3e
brigands op het spoor; de jongeling wist
zijn bewaker te ontsnappen, en het zich
in een rotskloof voor de voeten der gen
darmen nedervallen. Dezen maakten dade
lijk regtsomkeer, maar de andere brigands
waren meer dan vier uur vooruit; het was
onmogelijk, hen verder te vervolgen, de
wijl de mannen der patrouille te zeer ver
moeid waren.
De jongeling verhaalde ons, dat hij dik
wijls de Zouaven gezien had; maar dat er
gedurig een brigand aan zijn zijde liep,
met een pistool op zijne borst, om hem bij
bet minste teeken, dat bij gaf, neder te
schieten.
Ik behoef u niet te zeggen, dat de bri
gands niet vrolijk gestemd zijn, daar èn
jongeling èn geld hun ontsnapt zijn. Zij
hebben dan ook reeds een brief naar den
vader geschreven, waarin zij hem dreigen,
dat zij al zijne veldgewassen zullen in
brand steken; maar in plaats van geld,
zullen hun blaauwe boon-en gezonden
worden.
De Zouaven werden met volle muziek do
stad binnengehaald, en des avonds was er
overal illuminatie."
Geen wonder, dat de bevolking in haar
schik was met zulke wakkere verdedigers,
die 't gespuis ontzag inboezemden.
Gelijke gebeurtenissen en gevoelens
spreken uit volgenden brief:
„Dinsdag zijn wij met 28 man naar hel
stadje Gori vertrokken; een twaalftal is te
.Tyi1ia.no een twintigtal te Ulta Macima ge
bleven. Ik woon nu hoven op een berg, en
ben van alle kanten van bergen omgeven.
De reden kunt gij zeer gemakkelij gissen:
het groot aantal roovers, dat zich in deze
streken ophoudt, is hier oorzaak van;
overal zwerven zij hier in het gebergte,
en doen aan de rijken yan bovengenoemde
plaatsjes afpersingen. De Burgemeester
van Ulta Maeima hebben* zij voor veertien
dagen opgeligt, en eischen vervolgens voor
zijnen losprijs 2000 scudi's (één scudi is
f2.50 Hollandsch), waarvan hij de helft
heeft betaald, en na verloop van eenige
dagen zou hij de andere helft afdoen:
daarop is hij in vrijheid gesteld. Intus-
schen, nu de Zouaven gekomen zijn, ver
geet hij natuurlijk den betaaldag, en kan
hij gerust gaan slapen.
Op dezelfde wijze is het alhier ook ge-
Hef voorjaars-cosfuum.
HHjet verstandige vrouw, die haar voor-
jaarstoilet gaat maken, zal dit altijd zoo
weten te kiezen, dat zij het ook koele zomer
dagen dragen kandit wil zeggen, dat zij de
stof voor het costuum niet te zwaar neemt,
en wat het model betreft, dit niet te veel als
voor den winter bestemd, maakt. Voor deze
cosfuums worden dus stoffen gekozen als
cover-coat, een ideale stof om iederen dag te
dragen, verder cheviot, lichte kamgaren,
zomerstof en alle meer of minder bekende
ripsstoffen. Wat het model voor het jasje
betreft, dit mag niet te lang zijn. Op het
oogenblik is de voorgeschreven lengte drie-
kwart.ook voor de costuums, die op koele dagen
Afb. 2. Wit batisten blouse
met Jabot-plissee.
gedragen worden, en van het voorjaar zal
deze lengte gemaakt worden aan costuums
voor oudere dames en voor dames met zware
figuren. In het voorjaar en den zomer hebben
de korte jasjes de voorkeur. Het zomer-
model is nog steeds van lange lijn, en door
zijn rechten vorm krijgt het iets mannelijks.
De dames, die zich naar deze mode kleeden
willen, moeten het jasje zoo maken dat het
glad om de heupen sluit en ln rechten lijn
naar boven loopt. Dit geeft, zooals wij reeds
zeiden, onzen vrouwenfiguurtjes een mannelijk
cachet.
Dezelfde ei9chen worden gesteld aan het
lange jumper-achtige jak, waarvan alleen de
onderrand op?ij iets wordt ingehaald, en
waaraan zich een breede, precies om de
heupen sluitende ceintuur bevindt. Deze
Afb. 1. Mantelpak van blauw
kamgaren.
rechte heuplijn wordt nog aangedikt door smalle
dwarse plisseegedeelten of passen. Natuurlijk kan
zoo'n mo'del alleen met succes gedragen worden
door slanke figuurtjes.
Voor zwaardere figuren bestemd zijn de, op
taillehoogte wat aangesloten jakken, waaraan op de
heup-hoogte een schootgedeeite gemaakt wordt.
Hier zien wij de neiging opkomen, om de taille-lijn
weer iets meer te betoonen, dus net het tegendeel
van de rechte mannelijke jasjes. De kragen hebben
een uitgesproken heeren model, d. w. z. een smalle
omgelegde kraag met lang-doorloopende revers, of
het zijn tot in de taille reikende sjaalkragen. Prak
tische dames nemen een verstelbare kraag, die in
het voorjaar natuurlijk kleiner gemaakt wordt dan's
winters. De mouwen zijn meestal recht, naar onderen
iets wijder verloopend, en het garnituur ervan stemt
overeen met dat van het jakje. De ceintuur, die
heel smal is en gemaakt wordt van dezelfde stof
als het jak, zal wel altijd het voorrecht blijven van
jeugdige verschijningen.
De blouse, die bij het mantelpak behoort, is het
mooiste in wit, of in den kleur van het costuum.
Wil men echter een afstekenden kleur hebben, dan
moet de tint overeenstemmen met die van de mantel
voering.
Afb. 1. Dit eenvoudig - voorname mantelpak
bestaat uit blauw kamgaren en vertoont op de heupen
evenals aan mouwen en rok smalle pasjes. Het tot
sjaalkraag omgelegde voorgedeelte wordt door een
ceintuur gesloten.
Afb. 2. Deze blouse is gemaakt van witte
batist, en vertoont een laagaangezette ceintuur. Langs
den omgelegden kraag loopt een enkelvoudige Jabot-
plissee.
Afb. 3. Jumperjak van beige
ripsstof.
Afb. 3. De beige rips
stof van het voorbeeld is
voor een jumper-jak met wat
borduurwerk, in donkerder
tint gehouden, versierd.
Alleen de binnenkant van
de kraag, evenals revers,
ceintuur en mouwen blijven
glad.
Afb. 4. Deze ongeveer
150 c. M. lange looper is
bewerkt met mooi Richelieu-*
ryerk. Hij bestaat uit een
gfoot en twee kleine motieven,
die in overeenstemming met
het rozen-patroon, dat het
borduurwerk voorstelt, zelf
de vorm van een rozenblad
hebben. Zeer apart is de
omranding, die de glad-af
sluitende lijn vermijdt.
Afb. 5. Dit ronde, d.
w. z. pof-achtige kussen, kan
men al naar het doel grooter
of kleiner maken. In het
klein biedt het een aardig
hoofdkussen voor den luien
stoel. Wil het kussen prak
tisch zijn, dan kiest men
Afb. 5. Geborduurd kussen voor den luien stoel.
toeloopende festonrand een
gaatjespatroon in boogvorm
opmerken.
Interessant is het derde
doekje, waarvan afb. 9 een
apart aanzicht van een der
hoeken geeft.
Afb. 10. Dit plaatje
geeft een model voor een
zeer aparte tasch met overs
laande klep. Deze tasch
wordt gemaakt van twee
gelijke gedeelten, aan een
waarvan men de klep aan
knipt. De twee deelen
worden aan elkaar gezet
door tusschen voeging van
een aparte strook. De bo
venste rand waar de klep
aangezet is, moet goed ver
sterkt worden. Men kan de
tasch met gaatjesborduur
werk versieren, of er kralen
opwerken in overeenstem
ming met het avondtoilet.
Afb. S. Apart voorbeeld voor zakdoekje Nr. 0—8.
Afb. 6—8. Zakdoekjes
rftet borduurwerk.
Afb. 10. Tasch met overslaande klep.
als materiaal linnen of ripsstof
en bewerkt het met wol of
.parelgaren*,. Het borduurwerk
geeft hier een grootlijnig patroon,
dat met een breeden steelsteek
gewerkt wordt; alleen de cirkels
zijn met een steekje omgetrokken.
Aan iedere zijde wordt de ver
binding met het stofgedeelte bedekt
door een rozet; de kwast komt
schijnbaar uit het midden.
Afb. 6—8. Ons plaatje geeft
drie zakdoekjes die met gaatjes
borduursel bewerkt zijn. Het
bovenste doekje heeft behalve
breede randen nog een apart hoek-
motief van Richelieu-werk. Een
voudiger schijnt het tweede doekje,
waaraan wij behalve een spits
Afb. 11. Scherm, kussen en kleed met borduurwerk
- -'.A;
Afb. 11. Deze „geborduurde"
hoek bestaat uit een gordijn of
scherm, een kussen en een kleedje.
Het driedeelige gordijn of scherm
ia aan de buitenste gedeelten ge
borduurd met een groot blocmcn-
motief terwijl het middendeel ten
pauw vertoont. Bij den bonï-
getinten pauw, blauw en groeu
zijn de hoofdkleuren, verdient het
aanbeveling takken cn bloemen
fin zachte kleuren, de steelea in
donkerblauw te werken. Natuur
lijk moet het borduurwerk van
kussen en k'.eed in overeen
stemming sijn eu mag er geen
kleur in vsorkc-mw», die ook niet
fa het scherm te «/inden.