Tweede Blad 11 EEN VENDETTA. Vrijdag 29 Februari 1924 STILLE OMGANG. f 'Ze ia wel mooi, zoo'n gewestelijke of landelijke Katholiekendag:, waar gevierde feprekera getuigen van hun Roomsch idea lisme, herhaaldelijk onderbroken door het Ipplaoa eener bezielde schare, een verga- 'flgring uiteengaand onder een massaal ijbeunend: j Aan U, o Koning der Eeuwen, v Aan U blijft de zegekroon. i Ze i» wel grootsch en indrukwekkend een Wtoclit als waarvan we getuigen waren pp Zondag 22 October 1922, toen tal van Roomse he corporaties met hun banieren jpa duizenden kinderen met geelwitte vlag getjes op de maat van schetterend koper en tromgebom zich vanaf het Concertge bouw naar het Stadion begaven; indruk wekkend ook de meeting daar, een gran dioze Roomscho wapenschouw voor Haar lems kerkvorst. Wiens hart gaat niet open bij al den juister van een pontificale hoogmis, welker schoonheid door geen wereldsch feest uit de verte kan worden benaderd. Het is een Roomsche hartewensch, boven den Moerdijk, waar zulks practisch mo gelijk is, evenals in 't Zuiden, het Aller heiligst o ter kerke uit te dragen in een jeesteliiken stoet en het „Lauda Sion Sal- ;v;itorenv' to doen weerklinken onder Gods ivrijen hemel. Zoodra wij gezamenlijk bij vergadering tof optocht-van ons Roomsch-zijn getuigenis Willen geven, vertolken we dat op een of l&ndorc wijze in zinnelijke vormen. En zoodra we in engeren zin gezamen lijk God willen dienen en verheerlijken, hetzij bij plechtigheden binnen de muren van het kerkgebouw, hetzij bij processies, bezigen we een aantal zinnelijk waarneem bare handelingen, vormen of symbolen, welke ons aan de hand worden gedaan door de liturgie, d. i. de door het aller hoogste kerkelijk gezag gegeven voor schriften en gebruiken tot regeling van den openbaren ceredienst Deze uiterlijke schoonheid zou niet fcijn zonder do innerlijke eeredienst van het menschenhart. Persoonlijk vereeren Wij God in ons hart in de stilte; wij bid- jjen en wij danken en wij brengen hulde; 'en wij doen dat ieder voor zich in een zaamheid zonder voel uitwendige kentco- jienen en plichtplegingen. Wij storten j&lechts uit de gezindheid van ons hart. Do gemeenschappelijke openbare eere- 'diciist is veruitwendiging van wat leeft in 16 Roomsche ziel. Het ligt in de mensche- lifto natuur, zijn diepste gevoelens tegen- jrer God zichtbaar hoorbaar en tastbaar Ie maken in de vormen der schoonheid, eu in scfioone vormen zijn afhankelijkheids gevoel, zijn gebed, zijn dankzegging, zijn lofprijzing te uiten. Gemeenschappelijk godsdienstig leven wil luister en schoon heid, omdat niets voor O. L. Heer mooi genoeg kan zijn. Er zijn weinig uitingen van Roomsche 'devotie, waaraan zoovele duizenden gelijk tijdig deelnemen als aan do nit weer op handen zijnden Stillen Omgang. En toch 'fa er niets van uiterlijkheid en vorcnen- nchoonhcid aan deze bedevaart. Er is omgang en dio omgang heeft plaats in de diepste stilte langs den ouden heêvaarf.sweg, rondom de plaats der voor malige Nieuwe-Zijdskapel, langs Kalver- slraat, Damrak, Warmoesstraat en Nes. En dat alles .gebeurt niet onder do gulden dralen der voorjaarszon, maar in nacht en duisternis. Er is geen ander uiterlijk tee- kea dan zwijgend voortschrijdende men schen. zonder vanen, zonder fakkels..Geen lied, geen woord wordt gehoord, slechts hït gelijkmatig voortschrijden van duf- ienden voeten over asphalt of slraat- 'sleenen. Eu de stilte houdt niet in hot mokkij dreigen van een protest, niet een somber 'fisch voor het henvinuen van verloren rechten, niet een duister broeien op wraak gevoelens do Hemel beware ons! De stilte is die van zelfverinnerlijking, van zelfonderzoek, van het rouwmoedig ge- l>ed. Er is geen uiterlijke schoonheid; er is alleen de schoonheid van het licht van Christus in onze zielen. Dertig jaren lang voordo de Zaligmaker een stil en verborgen loven te Nazareth, dertig jaren, om zich stil en onbespied van het gewoel der wereld, naar den mensch, voor te bereiden voor Zijn groote taak: de verlossing der wereld. En als Hij eenmaal Zijn openbaar leven heeft aangevangen, dan trekt Hij zich tel kens weer terug in de stilte. Toen Jezus zich door Johannes had laten doopen, verbleef hij veertig dagen cn veertig nachten in do woestijn ouder vasten en gebed. Als Hij door wonderteekenen een groo- ten toeloop van volk veroorzaakt hooft, vertrekt. Hij onopgemerkt weer naar an dere plaatsen, want beter is de stilte dan het gerucht der menschen. Als do leerlingen Hem mededeelen, dat Johannes de Dooper is gevallen als slacht offer van Herodias' wraakzucht, trekt hij zwijgend naar een afgelegen plaats. -Toen het wonder van de vermenigvuldi ging der brooden had plaats gegrepen, „trok Hij naar het gebergte, Hij allen". Telkens weor leest men in do Evange liën, dat de Hoer de slilto zoekt van Betkanië, van het gebergte, de zee of do woestijn. In de stilte van bet nachtelijk uur voert Hij Zijn gesprek met den twijfelzachtigen Nicodemus; de Samaritaansche vrouw wordt door Hem onderwezen in de stilte, de overspelige ontvangt zachtmoedige te rechtwijzing en absolutie als do anderen zijn weggezonden. In den hangen smartennacht in den hof der Olijven zondert Hij zich.af van Ziin jongeren en bidt in eenzaamheid Zijn droeve bede van berusting. Als Hij voor Pilatus en voor Herodos staat, beant woordt Hij hun onverschillige of driesto vragen met een welsprekend zwijgen. In de stilte doet de Heer Zijn groote werk en de uiterlijke teekenen van dat werk zijn het gewrocht der stilte. Laten we dat overwegen, als we over enkele weken weer met duizendtallen in den nacht langs den ouden beèweg trek ken. Laten w'j overwegen het leven van den Christus der stilte. We hebben dat npoclig voor bet leven onzer ziel. Kan er wel iets ziin, dat ons heerlijker en inten ser ons Roomsch-zijn doet beleven als deze massa-actie der stilte, dezo gebeds actie zonder vanen en vlaggen en lichten en liederen? Is dit niet het geheimzin nige wonder van den Stillen Omgang, dat straks onze innerlijke schoone kracht weer stralend naar buiten treedt? Krach tig en mannelijk schrijden de Roomsche mannen voort, in hun hand het zwaard des gebeds, de Rozenkrans; mannelijk brengen wij bet offer onzer ziel aan den stillen Christus. En als de bedevaart geëiudigt is, dan knielen wij dankbaar voor het Taberna kel en wij ontvangen uit gewijde handen Zijn heilig lichaam en in den schemer van liet vroege morgen uilr begeven wij ons huiswaarts do ziel vol lichte vreugdo en liet hart vol kracht, gesterkt voor den strijd des levens. N. J. H. S. De NedBi'lartdscha Staatsinrichting. Ter inleiding. Schaduwzijden - Lofwaardige pogingen Zoo smakelijk mo gelijk Veler belangstelling In de Leerschool des Leveus Elk Vogeltje zingt zooals het ge bekt is. Een gebruikelijke Wensch. Onder do goede gevolgen der democrati sche strevingen onzer dagen, mag voor zeker wel dezo gerekend worden, dat ons volk meer meeleeft met zijn Regeering, grooter belang stelt in het Staatsbestuur. Aan dit meeleven echter zijn schaduw zijden verbonden. Want doordat er gebrek heerscht aan kennis onzer staatsinstel lingen, doordat niet allen voldoende op de hoogte zijn, lioo on door welke lichamen do Staat zijn macht uitoefent, doordat velen niet weten, hoe groot de invloed is van het volk op zijn Regeering, noch hoever do macht van den Staat zich over zijn onderdanen uitbreidt, hebben we nog menigmaal, en niet alleen van tegen overgestelde zij do ongegronde beoor deelingen hóoren vellen over bepaalde regeeringsdaden, hebben wo dikwijls onge rechtvaardigde kritiek moeten vernemen over bestuurshandelingen van den Staat. Om dat gebrek aan kennis aan te vullen heeft het van vele zijden niet aan lofwaar tlige pogingen ontbroken. Goulmy gaf reeds in de jaren 19081909 bij de Volks bibliotheek van Futura te Leiden zijn niet onverdienstelijke werkjes over „Onze Staatsregeling" uit. Met anderen had ech ter ook Goulmy dit gemeen, dat zijn pu- blicatiën niet gelezen, maar bestudeerd moeten worden. Nu kan men het prijzens waardig vinden, dat do mensch na zijn da- gelijkschen, vaak harden arbeid, zijn geest met velerlei kennis, door gestadige studie verrijkt, in de practijk des levens komt daar echter bij al lo velen niets van. Vandaar trachtte men vooral in de laat ste jaren op populairo wijze, in eenvou- dig-geschreven artikelen, en artikeltjes den dagblad-, weekblad-, mandbladlezer de toch onontbeerlijke kennis aan te bren gen. Wij noemen in dit verband de popu laire besprekingen van E. Bahlmann in „De Katholieke Vrouw", welke later in oen brochure vereenigd bij Paul Brand te Bussum verschenen. Het lezenswaardige maandschrift „St. Antonius", uitgegeven bij de administratie „Sint Antonius" te Woerden, plaatste sinds 1919 bijna maan delijks een artikel over de Nederland- sche Staatsinrichting en heeft daarmede, naar we hopen, bij zijn lezers veel goeds verricht. Door do redactie van dit blad daartoe uitgenoodigd, zijn wij thans van plan ook hier geregeld een bijdrage te plaatsen over die beginselen van ons Staatsrecht, waarvan do kennis voor eiken Staatsburger onontbeerlijk mag geacht worder. Deze bijdragen zullen den lezers niet aangeboden worden in den dorren, drogen, officieelen stijl, welke aan wet ten eigen is. Integendeel, zal getracht wor den den taaien, zwaren kost zoo smake lijk mogelijk to bereiden en toe te dienen. Of wij in die poging zullen gelukken, staat aan den lozer ter beoordeeling. Met ons op politiek terrein te begeven, betreden wij ongetwijfeld een glibberig terrein, een terrein, waarin vooral in onzo dagen heel wat voetangels en klemmen liggen. Waar wij echter zakelijk zullen zijn, hopen wij er zonder kleerscheuren en onaangename dingen af te komen. Toch behouden wij ons de vrijheid voor ons hier en daar op zijpaden te begeven en nu en dan aan het behandelde enkele be schouwingen over het practisch leven vast te knoopen. Voor de zaken, die wij gaan behandelen, venvachten wij veler belangstelling, ieder een immers zal wel van het gewicht der konnis onzer StaatsimichGns^-overinigiL zijn. Ais trouw ïózer van een Katholieko dag- en weekblad, van vaktijdschriften, van brochures cn sociologische boeken, komt men immers zoo dikwijls vreemde uitdrukkingen tegen, waarvan het begrip niet helder voor do oogen staat, hoort men zoo menigmaal spreken over instel lingen en gebruiken, waarvan zelfs het be staan ternauwernood bekend was. Wil men voorbeelden? kien hoort van dpn Raad van Slate, van de Algemeene Rekenkamer, weet men ons nauwkeurig to vertellen waarvoor die instellingen dienen en hoe ver hare bevoegdheden reiken? Men klaagt er over, dat de „nationale tijd" verknoeid wordt met allerlei nutteloozo interpella ties. Kan men ons or over inlichten, waarin zulk een interpellatie eigenlijk be staat, wat haar doel is, waarvoor zij nut tig kan ziju? En om bij do feiten der laat ste maanden te blijven, achter elkaar sta pelden zich de gebeurtenissen op: Er was Portefeuillekwestie, Kabinetskwestie, Cri sis, men praalto over den dood cn het le ven dor coalitie, over rechts en links, over een parlementair, extra-parlementair, na tionaal enz. Kabinet, men vroeg Kamer ontbinding, men riep ach en wee over onze „begrootingen", men maakte zich druk over de „verantwoordelijkheid" der ministers, ja onzo „constitutie" scheen bij tijd en wijlo bedreigd. Heeft ffipn nu al die"gebeurtenissen kun nen „volgen" en over de betwiste en be sproken vraagstukken zich ten mins to eenig oordeel kunnen vormen, een oor deel, dat steunde op kennis van zaken? Wij betwijfelen bet voor niet-weinigen. Maar zou hot nu van gTOOt-belang ont bloot zijn, als men in dergelijke punten een goed inzicht kreeg? Welnu, wij durven gerust verzekeren, dat hij, die de vol- gendo opstellen aandachtig leest, voldoen- do op de hoogte komt der Noderlandsche Staatsinrichting, mits. Ja, één voorwaarde moet or bij. Want wat wij in de reeks artikelen mededeelen, is ten slotte eigenlijk theorie; om aan de theoretische kennis iets to hebben moet men op de practijk letten; algemeene regels moet men in concrete gevallen toegepast zien. Gaat het zoo niet ook op school? Praat den kinderen van den grootsten gcmcenon deelor cn het kleinste gemeene veelvoud, van onvoltooid verleden tijd cn voltooid tegenwoordigen tijd, zooals vroeger, of van corsten, twee den en derden vorm, zooals tegenwoordig, het zal hun weinig baton; maar leer zo aftrekken en optellen, vermenigvuldigen cn deelen, vervoegen cn thema's maken, dan alleen heeft het onderwijs kans op succos. En wij allen, dio in de leerstoel des levens steeds kinderen blijven, als wij de theoretischo kennis over de Staatsin richting tot een blijvend bezit van ons geheugen willen maken, dan is het een onvoorwaardelijke eisch, onzen blik te slaan op het staatkundig leven in de prac tijk. Het politiek overzicht, dat onze bla den geven, moet ons onder zijn geregelde lezers vinden. Wij moeten het gespro kene in Kamers en Staten en gemeente raad nagaan, moeten de lotgevallen van bet ministerie en zijn daden nauwkeurig bekijken, in één woord met bet politiek leven van eiken dag moeten ook wij mede leven. Wat wij in de volgende artikelen loeren, moeten wij zelf toepassen op het geen wij rondom ons zien gebeuren. Wij zullen dan „bewuste" kiezers worden In den goeden zin van. het woord. En, al zul len wij niet over elko wet afzonderlijk kunnen en mogen oor deelen, wij zullen toch begrijpen, koo do groote staatsma chine met de fabricatio van wetten en be sluiten fungeert. In de artikelenreeks, welke wij gaan publiceeren, zit natuurlijk een zekere volg orde, een lijn. Niemand bestijgt een pro fessoralen en zelfs niet een heel gewonen huis- en tuinkatheder zonder zich een programma te stellen. Maar de onder vinding leert dat geen docent geheel in een andermans programma valt. Steeds zal hij er eigen ideeën over do behande ling zijner stof op na houden. Eenzelfde feit constateert men, als men de leer boeken over do Nedcrlandsche Staatsin richting inziet. Ook daar aanschouwt men zooveel hoofden, zooveel zinnen. Sas b.v. die, naar wij meenen. de leider is der K. S. A.-cursus in do Staatsinrichting, n-y- tuigt in zijn degelijk boek: er nog steeds niet in geslaagd te zijn „een leerboek te vinden, waarin de Grondwetartikelsge- wijze behandeld wordt." Spaander, Di recteur vaneen boogoro Handelsschool te Amsterdam, grondt de uitgave van zijn flink boek hierop, dat de samenstelling en inhoud van andere leerboeken hem niet bevredigt. Zoo zouden wij kunnen door gaan. Maar de aangehaalde getuigenissen bewijzen reeds voldoende, dat ook hier het spreekwoord opgaat: elk vogeltjo zingt, zoo als het gebokt is. Het programma, dat wij ons opstelden, kunnen wij met enkele woorden aldus omschrijven: Wij begin nen met do behandeling der inrichting van Nederland, als Staat. Later komen provinciën en gemeenten aan de beurt. Na eerst eenige algemeene begrippen ver klaard te hebben en uitgelegd te hebben, wat wij onder de grondwet te verstaan hebben, behandelen wij achtereenvolgens de drio elementen van eiken staat: grond gebied, bevolking met. haar rechten, plich ten en haar vertegenwoordiging zelve. Bij do regcering komt in volgorde ter sprake de wetgevende, de uitvoerende cn de rech terlijke macht, en ten slotte degene die als hot middelpunt der drievoudige macht kan beschouwd worden, de Koning. Bij elk dier onderdeden van ons programma staan wij echter korter of langer stil bij zaken, instellingen, gewoonten, enz. die er in nauw verband mede staan. Wanneer wij om een voorbeeld te noe men do wetgevende macht bespreken, vraagt vanzelf het heele proces der wetge ving zelve onzo aandacht. "Wij maken dan kennis mot den ministerraad, den Raad van State, de Commissie van Rap porteurs e.d. Dezo manier van behandelen zal haar nadeden hebben wat is er volmaakt op dezo wereld? Een onbetwist- baar voordoel is or echter aan verbonden, dat men oen geregeld o kennis ontvangt en men niet hoort praten over dingen, waarvan do uitleg anders pas na maan den misschien zou komen. I aten wij ech ter voor vandaag eindigen, maar niet zon der een gebruikclijken wensch. "Wanneer er geen bi.izontlcro omstandigheden zich voordoen, hopen wij n.l. b?o» clkp wcvlc present te zijn (het volgen do artikel er- schijnt reeds morgen). Mogen do talrijke lezers van dit Mod zich even trouw, onder ons gehoor bevinden. Weert Fr. CUXIBERTUS SLnr>TS O y. ï.I. Sonï©3ïgds Berichte». De roofmoord tc Culemborg, II o b aignaliemenfc van dion onbekc ndo. In verbond mot den op 23 December te Culcmborg gepleegden dubbelen roofmoord, verzoekt, de commissaris van politie de aanhouding en voorgeleiding van oen on bekenden man, ongeveer 30 jaar oud, onge veer 1.80 M, zonder baard of knevel, bleek ingevallen gezicht, die gekleed was met korte bruine of donkere korte ja3 met steekzakken, donkere broek, geen boord, schoenen aan had en een pot droeg. Deze man is^Dcnderdagavond 20 Dec. ji. om streeks C uur gezien in gezelschap van den Culemborger Marinus Middelkoop, thana gedetineerd te Tiel, op den Tielschen Zand weg te Culcmborg, gaande in de richting van het Rondeel, alwaar de boomgaard achter de boerderij van den vermoorden Thomas en Gerritje van Wiggen gelegen, uitkomt. Denzelfden avond omstreeks half zeven 's dezo onbekende man. die toen een slap pen liood droeg, door Thomas van Wiggen voornoemd op diens erf gezien cn daarvan weggejaagd, terwijl even te voren eenige runderen uit een stal aldaar waren losge maakt en zulks met de bedoeling, om. tij dens dat de koeien weder zouden worden opgevangen, diefstal mogelijk te maken, hetgeen toen echter niet is gelukt.. Op Zondagavond 9 of 16 December tussohen 6 en 7 uur, heeft genoemde Middelkoop in gezelschap van omschreven onbekenden maai, die gee-n Culemborger is vermoede lijk te Utrecht woont en bij weerzien kan worden herkend, een café, in heb centrum der stad gelegen, bezocht en toen werd Middelkoop door hem op twee borrels ont haald. In verband hiermede, wordt het publiek verzocht de eventueele inlichtingen ter ken nis te 'brengen van den C. v. P. te Culcm borg en van de politie der woonplaats van den mededeelor. Vergiftiging. Naar wij vernemen heeft zich to Vlissia- gen een ernstig ongeval van vergiftiging voorgedaan bij een bejaarden man en vrouw na liet gebruik van in een apotheek ge kochte z.g. borstkruiden. De oude menschen hadden deze borstkruiden gedronken on zijn na het gebruik ervan beide bewusteloos ge worden. Bij onderzoek is gebleken, dat in do apotheek een vergissing heeft plaats ge- bad. Borstkruiden zijn nl. voor inwendig ge bruik bestemd en nu zijn in de apotheek geen borstkruiden afgegeven, waarnaar ge vraagd werd, doch een ander soort, kruiden welke voor uitwendig gebruik moeten die nen, De patiënten zijn door spoedig inge roepen medische hulp gelukkig behouden kunnen blijven. Naar wij vernemen is de politie in deze zaak gemoeid en heeft deze ■de verkeerd afgegeven kruiden in beslag ge nomen. Oplichtster gcarrestoerd. De juffrouw, tegen wie dezer dflg?<n. nog uit Haarlem werd gmvaar3ch< *cL, •aahla-t zij trachtte onder bedriogelijke v^wr&,idsels geld los te krijgen, voornamelijk hee- ron geestelijken, vertoefde te 's-Gravenlvgo, blnl-banr net bodoelin? om haar in Haarlem oum^geli'k geworden arbeid voort te zetten. Er werd echter hier spoedig een eind ge maakt aan do lastige en bedrit gelijke prao FiiUO.LKÏO^ (Naar hel Italiaansch). Nicolino sloeg den arm om den schou der van zijn* vader. Blijf zoo grootmoe dig voortgaan als gij begonnen zijt, sprak i'ij, dan zijt gij U zelf. Ga bij hem en ver pleeg hem; zoolang hij leeft zal hij nooit vergeten wat gij voor hem hebt gedaan. De oude trok de schouders op .en ging in de slaapkamer. Hij ging bij het bed zitten ea liet met veel spektakel frisch water krengen, maakte omslagen en verwisselde dio ine) een zorgvuldigheid die niet kon overtroffen worden. —Het blijft bij dat, wat ik gezegd heb, antwoordde Nicolino Santandra den vol genden avond op een vraag dio Paula tot liem gericht hqd, in veertien dagen mag uw broeder opstaan, als er tot dien dag niels bijzonders gebeurt; dat wil zeggen, sta hem too na veertien dagen het bed verlaten, echter niet do kamer. Daar hij U heeft intgokozen om zijn voorspreker te zlJn, ia stellige verwachting dat het onmogelijk zou zijn uw stem en smee- fcende oogen te weerstaan, kunt gij hem Ook mQa antwoord brengen. Na veertien dagen mag hij het bed verlaten, daarbij "kjft het. Buitendien moet hij toch'niee- fforkes mijner eer op het groote feest, u&t wij over tweo weken zullen vieren. Gij oei er misschien niets van, maar op den- i1*011 als uw broeder zijn ziekbed j ver^aat ik mijn schuilplaats - r boven tusschen de borgen, dan ben ik vrij en keer terug in de wereld. Wat bedoelt gij daarmede? 1 Heeft men u niet verleid dat ik een vogelvrije ben, oen bandiet, zooals men op Gorsika zegt?.Ja, kijkt mij maar goed aan. ging hij met een droevig lachje voort, gij behoeft niet hang voor mij to wezen Als gij vroeger van een bandiet hoordet spreken, of een beschrijving van hem in uwo roman las, dan betrof het steeds een bloeddorsligen kerel, die rondzwierf en met het geweer in do hand, een dolk cn paar revolvers in den gordel do onschuld vervolgde. Ik draag geen wapens cn zou nooit or too gekomen zijn cm mij daarvan te bedienen, als men ons slechts rechtvaar dig had behandeld. Maar gerechtigheid, dio kennen wij hier op Gorsika niet. Zoo is do zelfwraak ontstaan. Dolk of revolver moeten ons recht verschaffen. Geeft ons een rechtvaardig en onomkoopbaar ge recht en onze hergen zouden wel vijfhon derd bandieten armer zijn. Een man uit do familie Tartaroli bc- leedigde mijn overleden moeder.hij was dronken, dat is waar, maai' toch bclecdig- de bij haar. Ik eischto dat hij excuus zou vragen, zijn woorden zou herroepen; hij weigerde. Op het vasteland zou daarvau een duel het gevolg zijn, dat kan men da gelijks in de krant lezen. Do doode hoeft zijn daad geboet; do ander gaat vrij uit. Hier op Gorsika had Tartaroli de rechters op zijn hand, hij kwam vrij met een boete van vijf francs. Hoort gij dat? vijf francs Ik schoot hem dood en vluchtte naar bo ven in de bergen; over tweo weken zal ik daar twintig jaren gewoond hebben; boe, daar hebt gij natuurlijk geen vermoeden van. Gij weet niet wat het zeggen wil, twintig jaar als oen opgejaagd dier te le ven, uitgesloten van de menschelijko sa menleving, uitgesloten van do studies en ervaringen van een vak als het mijne, waarin iedere week nieuwe ontdekkingen gedaan, nieuwe resultaten wórden bereikt mei andoro woorden: een mislukt le ven, een verwoeste toekomstNa ver loop van twintig jaar verklaart de wet de vcgelvrijo als vrij, hij heeft zijn straf uit geboet; als hij gedurende dien tijd do wapens tegen niemand heeft gericht, kan hij lerugkoeren en zijn burgerrechten wor den hem hergeven. Maar mij dunkt, gij zijt vrij, gij leeft hier als'een kleine koning, uw oingc- viug zegent u, gij kunt gaan en komen naar believen, is dat niet waar? Ja, eenigszins. Dat noemen wij ge wapende onzijdigheid. Do gendarmen ver volgen mij niet. want zij weten wel dat zij het. geheelo kanton tegen zich zouden ophitsen. Ik ben toch do eenige arts vijf tien mijlen in den omtrek en zeer gezocht voor mijn behandelingen. Buitendien heb ik een trouwe troep bewakers, dio mij overal beschermen. Toen het ongeluk was gebeurd cn ik naar het Artica gebergto vluchtte, verkocht mijn vader zijn akkers in Cassamicciola en bouwde dit huis, hij plantlo en zaaide en veranderde steenen in aardo om maar hier in mijn nabijheid to zijn; overdag bewaakt hij mijn veiligheid; 's nachts vormen de houden een kring om ons heen, dio niet gemakkelijk zal worden doorbroken. De menschen weten het, men vreest den oude en z'n honden en laat mij in vrede miin beroep uitoefenen. Die Corsikanen zijn toch een eigen aardig volk. Ja, zoo schijnt het u, gravin, maar gij kent onzo- geschiedenis niet voldoende, anders zoudt gij'bevinden, dat alles, wat gij hier ziet en hoort als het waro een na tuurlijk gevolg is van do verdrukking en liet juk, waaronder wij sedert onheuglij ke tijden geleefd hebben. Stel u voor een vlijtig herdersvolk, dat stil en vreedzaam leeft en niets dan rust verlangt cn dit overgeleverd aan den eersten besten roof zieken veroveraar, dio onzo steden ver woestte, mannen en vrouwen wegsleepte om zo in Rome en Algiers op do slavcumarkt to verkoopen. Daarna kwamen de bewo ners van Pisa en legden ons belastingen op, vervolgens weer dat andero volk van kooplieden, do Genucezcn. Macht is recht, zeiden zij allen cn dwongen de Corsikanen van de kusten en de vlakten ora in de on toegankelijke bergon of groote bosschen te vluchten, waar die mannen met him gee- sels zo niet konden achtervolgen. Eeuwen laug regeerden^ons de onderdrukkers met de wapenen iifdo hand, zij jaagden ons op als wildo dieren, het was een dagelijk- sohe strijd om een treurig loven zonder recht of billijkheid, waarin geen straal van beschaving, geen zegen van gods dienst drong. Eerst stroden wij tegen de vreemdelingen, dan tegen elkander: fami lie tegen familie, man tegen man. Wat was het natuurlijke gevolg daarvan? Gij ziet het heden ten dage: Een strijdlustig volk, wild eu teugelloos, dal zich niet beter weet recht te verschaffen dan met het mes en bet geweer, en dit te meer, waar wij goon vertrouwen kunnen hebben in de rechters die ons ter handhaving van do rechtvaar digheid worden gezonden. HOOFDSTUK XIV. Gasamicciola, het zoogenaamdo doodo dorp ligt cngovcor op twee kilometer af stand van Sanlandra's erf; het is gebouwd langs con helling. Een steile straat slin gert zich door het dorp, de huizen aan beide zijden zijn klein en onregelmatig uit rotsblokken gebouwd cn omgeven van steenen muren met mos begroeid. Bij som mige huizen zijn in het geheel geen deu ren aanwezig, bij andere wel deuren met massieve houten omlijsting, maar geen vensters; waarheen men ziet. overal ar- moedo cn verdrukking. In dit dorp woonde het aanzienlijke, talrijke geslecht der Tar- larolis. De vruchtbaarste akkers behoor-* den her., zij hadden hun eigen bronnen, dio rij voor de buren kouden openen en sluiten naar believen. Zij onderhielden, verscheidene arme families uit hot dorp door hun arbeid te geven, ia do lento mot het zaad uit to strooien in den herfst met het inzamclon der kastanjes. In het-dorp leefde ook <on raider ge slacht, dat do Tartzvrolie in menig opzicht den voorrang betwistte. Het was het ge- slaoht der_ Santandra's. Men zegt dat ze afstamden van do Caporaüërs, dio oude Corsikaanscho edellieden, dio voortdurend met Genua in twist waron on wiens oor spronkelijke naam Santandra dó Lcea va3 De familio bezat toen drie kasteden, waar van men do bouwvallen heden nog op da steile bergtoppen van Sargone, Arbori cn I.uagno kan zien, maar er werd daaraan geoa waarde gehecht. (Wordt vervolgd), i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7