7 parochiën of staties en wel: «g»,1 (thans St. Jozets- Bavo°(iii 181fi opgeheven) Klaveren" of St. Dominicus- p^Osscnhoofdsteegjo" of St. ftomas van Aquincn Hoek" of St. Bernardus 1503 604 6G0 760 1770 «ia 1851 opgeheven) Yier Heemskinderen' of St. franciscus (in 1851 opgeheven) Sf. Antoniuskerkj toen in 'i lamstcegjo 883 Een en ander bekend zijnde, deelde de micipalileit mede, dat zij graag vóór 1 ,veml);i' zou welen, wie aanspraak op of ander gebouw maakte; wie niet Iwoordde zou worden geacht, geen aan- „ten to doen gelden. Po zeven pastoors antwoordden ter end, dat zij hun aanspraken zouden jen' gelden; een paar dagen na hen jueslreerden ook 60 Katholieke leeken, werende, dat er „geen wettig kerkelijk stuur" bestond, weshalve zij voor hun loofsgeuooten meenden to moeten op- jden. Do Municipaliteit vroeg dezen lee- q het bewijs hunner machtiging lot dus- nig optreden, welk bewijs echter achter- igo bleef, waarop hun werd bericht, dat ui request „geen punt van deliberatie kon tmaken, om i'eden dat' door eenige fonisch Gatliolyke Pastoors reeds een issive was ingezonden", in welk feit zij lehoorden te berusten". Intusscken was door de Munieipalilei t «eds een commissie van taxatie voor do rkgebouwen benoemd, bestaande nit 6 ^reformeerden, 4 Katholieken, 2 Luther- iheii, 1 Remonstrant, 1 van do "Walen- imeente, 2 Doopsgezinden, 1 van de ^oedergemeente, 1 Jansenist en 1 Jood negentien personen alzoo. Er waven 6 kerken in 't geding; de oote St. Bavo, zijnde de oude kathe- raal; de Bakenesserkerk, oudtijds de L. V.-kerk; de Walenkerk, vroeger ook el do Nieuwe Kerk geheeten; de Begijn- ofskerkde St. Anna- of Raamskerk, ■oeger behoorendo tot het St. Anna- ooster, en de St. Janskerk, omstreeks 118 gesticht door de Heeren der Com- anderij van St. Jan. Nu beweerde do stad, dat laatstgenoem- 9 drie kerken haar toebehoorden, wijl j die na 't beleg in 1572 krachtens ac- jordmet.de Staten van Holland had ver kregen „ter vergoeding van de schade en verschotten", maar genoemde commissie trok zich daarvan niet veel aan: zij laxeer de allo kerken, met uitzondering echter van de Begijnliofskerk, welke we in haar rapport niet vermeld vinden. Do commissie kwam hij inspectie tot do conclusie, dat aan do Groote Kerk wegens reparatiën zou moeten worden besteed f 28.000, aan de Bakenesserkerk f 8500, aan de St. Janskerk f 3900, aan de Waal- scho kerk f 1500 en aan do St. Annakerk f 13.200. Op grond hiervan taxeerde de commis sie met eenparigheid van stemmen aller aanwezige loden: de St. Bavo op nihil 1 de Bakenesserkerk op f 400 do St. Janskerk op f 1000 de Waalsche kerk op f 1500 de St. Annakerk op f 2000 Dat oordeel over de St. Bavo, nu nog een monumentaal gebouw, zal wol nie mand begrijpen! Enfin, do commissie was eenstemming en zoo kon de Munici- paliteit rustig haar plan tot schikking ontwerpen. Dit plan omvatte slechts de Neder- duilsch-Hervormde, de Waalseh-Her- vormde, de Katholieke, do Luthersche en de Joodsche gemeenten, want de overige hadden nietbijtijds gcrequestreerd. Het sloeg intusschen volstrekt geen acht op de vraag, hoe de keuze der kerkgebouwen zou worden geregeld. Do Ned.-Eervormden hadden volgens de Staatsregeling de eer ste keus, als zijnde de talrijkste groep (11820), maar dan volgden do Katholie ken, tellende 6854 zielen, die dan toch wel de tweede keus mochten hebben. Elders, te Amsterdam b.v., had dit wel degelijk een punt van overweging uitge maakt, doch de Haarlemscho Municipali- teit scheen eenvoudig van do veronderstel ling uit to gaan, dat do talrijkste gemeente alles maar moest hebben, en bepaalde zich derhalve tot de fiaancieele zijde der zaak. E-n ook wat dit betreft was de Muuicipa- liteit gauw klaar, want gelijk wo zagen kwamen volgens haar uitsluitend de Groo te Kerk en de Bakenesserkerk voor de ver deeling in aanmerking, zijnde do overige gebouwen h.i. stadseigendom. Er bleef dus alleen te beschikken over de f400, waar op laatstgenoemde kerk was geschat en hiervan hadden dan de Nedcrd. Hervorm den recht op f236.40, do Lutkerschen op f 15.20, de "Walen op f2.96, do joden op f 2.64, do Katholieken op f 137.08, zijnde alzoo ©p nog geen f 20 voor elk der 7 pa rochiën 1 En toch waren do Roomschen feitelijk do oorspronkelijke eigenaars, zoódat zij er wel slecht afkwamen. Niet van hun zijde kwamen intusschen do bezwaren. Wel maakten de Protestan ten aanmerking op do aanspraken der stad ten aanzien van 3 der kerken, maar do pastoors verklaarden bij schrijven van 18 Januari 1899 „eenparig, dat zij allen (zonder nochtans hun gedachten over eenigo voorkomende positiven te uiten in dat Plan genoegen nemen en berusten". Gezien intusschen de bezwaren van an dere kerkgenootschappen, begreep do Mu- nicipaliteit, dat zij het best zou opschie ten met een bespreking tusscken weinige gecommiteerden der gemeenten, weshalve zij een dergelijke samenkomst bijeenriep. Do pastoors vaardigden daartoe twee der bunnen af, die bij schrijven van 22 Fe- burari 1799 verklaarden, af te zien, niet alleen van eenige der kerken, welke hun misschien zouden kunnen worden aange boden, maar ook van ©enigerlei uitkeering (zij vonden dio f 20 zeker niet de moeite waard om er dank-u voor te zeggen en de oude St. Bavo kregen zij toch niet). En hiermede was de zaak uit, tot groo te voldoening niet alleen, van do Protes tanten, maar ook van do Municipaliteit, dio haar „uytersle genoegen" publiekelijk to kennen gaf. Over de groote inschikkelijkheid der pastoors kunnen thans misschien wel hoofdschuddend denken, maar 't was toen een gansch andere tijd en wie weet welke plaatselijke omstandigheden, nu niet vol doende meer hek end, hen er too gebracht hebben, den gekozen weg als den hesten te beschouwen en in te slaan. AJO. H SS- a ES B 3— Gezondheid bewaren. In ons vorig artikel hebben wij gewezen op het schadelijke van een te krachtige voe ding en een eenzijdig dieet (vooral te over vloedig- vleeschgebruife) en zagen wij boe maat en harmonie het fundament fclND GOED, AL GOED! m v'juv ia rietje, slaapt. Kalm en zacht rust zij ir in haar Hein maar helder ledikantje geen droomen van angst en zorgen sto- •n dat jonge wezentje, zooals haar moc- -, die onrustig heen en weer woelt en elfs in haar slaap opgeschrikt wordt door Belden uit het verleden; beelden, waarin rcefheid en somberheid den boventoon oeren. Hoe kan het ook anders, "na zoo'n dag ol emoties; na een dag, waarop zij nog doorleefde, al het schrijnende leed, dat aar arm hart deed ineen krimpen van ijn. En toch speelt af en toe een glimlach om haar mond', als zij naast dio droeve Belden, andere ziet opdoemen en zij op den achtergrond do weldadige figuur ziet staan van haar beschermelinge, die zij in Mevrouw Wagner gevonden heeft. i deze doet baar woord gestand en omt op het vastgestelde uur weerom en 'wordt door moeder en dochter met onge duld verwacht en ontvangen met een "har telijkheid, waaraan oprechte liefde ten grondslag ligt-. Zi.ezoo Truida-, nu kom ilc weer een uurtje praten én wees vooraf van mijn deelneming overtuigd. Een' mensch heeft of en toe behoefte om zijn hart eens uit te ftootcn, biecht maar vrij op, dat zal je hart verlichten. - Dat zal ik. Ik vertrouw U ten "volle en ben van uw goede meening en deelne ming overtuigd. ïk zal dan mijn triest verhaal voortzetten. - Aan oppassing ontbrak het mijn man liet. Dag en nacht was ik in de weer om de minste zijner wenschen te voorkomen. Dok van de buren en de kennissen', mocht keel wat vriensehap ondervinden. Zij hielpen me zooveel zij konden'. Maar het faken des nachts aan liet ziekbed van Jan, lat uasmijn werkdat zou ik me door nie- toiud uit de handen laten nemen; hoe uit- 5eput en afgetobd ik ook ten lange leste ïaakte. kleine zus- wercl bij een' onzer buur vrouwen uitbesteed, zoodoende had ik mijn handcü meer vrij en kon me aan deni zieke geheel wijden. Maar trots alles; trots ®iju zorg en oppassing en trots de uitste- s behandeling van den dokter, die mij n alles ter wille was namen zijn krach je ziendevoogen; af. Ik voorzag het einde. 6 uren van mijn Jan waren geteld. Hier E n8CCU ^.nschelijke hulp meer. Eu V Dan zou ik staan alleen met mijn CrV fn, w*e ?ou dan voor ons tweetjes ■r^ "at zqu er van mij en mijn Ma- 30 Word(en? Het. waren deze vragen, 0 mijn arme hersens pijnigden! en beul- 1 en- ik voeklo dat ik gek zou worden vvaaï ziek, zoo er geen uitkomst kwam te;10 donkere toekomst, die mij als 'n L,1sP°°k aangrijnsde en' mij huiveren t0lfcens en telkens weer, zoodra die ^komstbeeldon zich' aan mijn geest J*?.* te middeii van mijn smart 00d mj, zacht en kalm sfcrijdens moe «jnwfc naar het mij leek, van de groo- e'p® !ccSte, die hij zou achterlaten,' en van al de ellende, die volgen zou uit zijn -Iieen-gaan naar betere gewesten, waar alle leed en lijden een eind zou nemen. Hoe de begrafenis geregeld werd? Tic wist het niet. Hoe het mijn kind maakte? Ik wist het. niet;- "Wio mij zaken waarnam en in mijn plaats handelde? Ik wist het niet. Ik wist niets. Ik was geestelijk dood. Het was me, alsof ik in een wereld stond, die me vreemd was. Geluiden drongen tot me door, maar ik kon den) zin niet snap pen. Ik keek met groote oogen do men schen aan. zonder z© te herkennen. Ze spra ken tot mo, maar wat zo spraken, ging langs me heen en scheen niet tot mij ge richt en daneer ze uitgesproken waren was ik het begin vergeten en miste eiken samenhang en elk verband. Zelfs mijn eigen kind was me vreemd en ik wps blij als ze heengingen met dat wurm, dat ik niet kende en dat voor mij. bang was, naar men mij later zei. Neen! ik heb later va- ^er nagedacht over dio volkomen afwezig heid van logischen gedachten gang, maar dit weet ik wel en daarmee was het mijn goeie dokter eens: Ik was geestelijk en lichamelijk op; ik had te veel van mijn krachten' gevergd en de slag, die mij ge troffen had was voor mijn geestesleven te zwaar. Hoo het ook zij: drie weken lang heb ik gelegen, zonder zelf to weten, in welken toestand ik mij bevond. U kiuit begrijpen hoe vreemd het mij te moede was, toen langzamerhand de'nevel begon-op te trek- .ken, die mijn verstandelijk denken onmo gelijk maakte. Slechts langzaam werd ilc mij weer bewust en zag en hoorde ik met enderscheiding en in verband. En hoo klaarder ik weer alles begon in te zien, lioe helderder het werd in mijn geest, hoe angstiger het mij werd om 't hart, want ik begon te begrijpen en liet verleden be gon scherpere vormen aan te nemen en met die scherpte van die beelden uit 't ver leden) nam mijn angst voor heb lieden toe. Waar ben ik? wat is er gebeurd? Ststil maar Truida! Niet spre ken! 't Gevaar is geweken. Tracht een beetje te slapen. Je bent zwaar ziek ge weest en het schecldo niet veel, of maar neen! Sluit de oogen en slaap! Het was dc dokter die sprak en door dien rustigen toon sloot ik do oogen en viel in een diepen slaap en sliep door vollo vier en twintig uren en.... ik wa§ genezen naar den geest, al was mijn lichaam als geslagen» De Redacteur. (Wordt vervolgd.)) Correspondentie. 1 1 v. Emil Duym, Leiden'. Dat is goed Emil. Wat vader verteld lieeft of als vers heeft opgezegd, mag jij gerust in een vorm gieten zooals je deed. Dat beschouw ik als eigen gemaakt werk. Neus vandaag eens: ik geloof wel. idlat „Geloof" hier of daar is opgenomen. Wil je ook zusjo Maria be danken voor het keurig verhaaltje, ook dit krijgt een1 plaatsje. En nu mijn vriend jes, houd ik mij aanbevolen voor nog meer. Jullie ziet, dat ik niet gauw tevreden ben. Groet pa en-ma van me.-Dag jongens 1 der gezondheid zijp. Het verbreken der maat en der harmonische verhoudingen leidt tot in het evenwicht tot ziekte. Dit geldt niet alleen voor ons spierstelsel, niet alleen voor onze organen, doch ook, en niet het minst, v$or ons zenuwstel sel. Men spreekt gaarne van onze nerveus© eeuw, zij het ook niet geheel terecht, doch zooveel is in ieder geval zeker, dat onze maatscha-ppij overvuld is met z.g. zenuwach tige menschcn. Wijs mij, zou ik bijna ge neigd zijn te vragen, den mensch, wiens zenuwleven nog volkomen normaal is en dat nog niet geleden heeft onder den drang der tijdsomstandigheden 1 Voor een deel zijn de stoornissen in het zenuwleven zeer zeker het gevolg ©ener on doelmatige opvoeding en levenswijze en konden dus worden voorkomen. Het sociale leven stelt hooge eisehen aan ons centraal zenuwstelsel. Naarmate de z.g. beschaving is toegeno men, zijn ook de eisehen aan ons zenuwstel sel gesteld, gestegen. De geestelijke overlading der jeugd, de steeds talrijker en moeilijker examina-, do „struggle for life" d. i. de strijd om het be staan. de haast, spoed en overijling, waar mede alles pleegt te worden ondernomen, de nerveuss opwinding, door zenuwprikke'lende bioscoopvoorstellingen en door pervex-se uitingen der moderne kunst en lectuur in daarvoor ontvankelijke gemoederen ver wekt. de jacht naar genet, fortuin, gemak en weelde, de buitensporigheden ïn velerlei richting en van velerlei aard, de eischfcn van de steeds luxueuser wordenden om gang en van het z.g. gezellig verkeer, bo venal in de groote steden het gemis van eenvoud, orde en regelmaat, dit alles leidt tot overspanning en op den duur tob verslapping van ons zenuwleven. Geen wonder, dat plichtsbesef en arbeid-s- lust bedreigd wordenMoet men zich verba zen, indien men hier en daar den verlammen den invloed van onzen overbescliaafden tijd geest meent te ontwaren? Slechts weinige sterke naturen verdragen dc vele prikkels van het zenuwstelsel op den duur ongestraft, en zoo is in onzen tijd een lieirleger van stoornissen in ons zenuw leven ontstaan, waarvan men vroeger wei nig, althans veel minder dan thans, afwist. Door de erfelijkheid, die hier een buiten gewonen rol speelt, wordt het zenuwlijden voortgeplant, dikwijls versterkt en natuur lijk steeds menigvuldige!-. Ook de kunstma tige beperking van het aantal kinderen in I sommige kringen der maatschappij leidfrf j afgezien van andere stoornissen, voor de, (ouders, menigmaal tot het kweeken van kin-' deren drie, verwend en verwcekeaSjfet door hunne opvoeding, allerminst tegen de: I eisehen van het moderne leven «rijn opge-'; J wassen. Het kan met gen-oeg en niet dikwijls ge-1 noeg herhaald worden, dat een leven, ge-' richt op 'het beperken van de hoogrie plich- ten en het vermeerderen van genot, el echts; zelden innerlijke bevrediging schenkt, doch 1 veeleer leidt tot onvoldaanheid en geestelij- ke ontstemming, die op haar beurt weer den weg banen tot allerlei stoornissen in het gezinsleven. AI mogen de komende geslachten zich al- lengs aan deze meerdere eisehen van het zenuwstelsel aanpassen; al is het waar, dat wij zonder prikkelbare zenuwen ons niet konden verkwikken aan do heerlijke schil derstukken van een Rembrandt, aan de kostelijke poëzie van een Goethe of Vondel, aan de melodieuss svmphoniën van eer»! Beethoven, ja dat zelfs veel verhevens op het gebied der sehoone kunsten slechts de' vrucht is van 'bovenmatige zenuwinspanning, mag het toch een eisch des tijds genoemd' worden, de z. g. neuropatisehe dis positie van onzen tijd, d. w. z. de thans bestaande voorbesehiktheid van ons zenuwstelsel ziek te maken, met aïle macht' tegen te gaan, omdat zij de gezondheid en levensvreugde op de meest bittere wijze' verstoort. De* strijd tegen dezen erfelijken vijand dient in het hu'egezin begonnen, op school: voortgezet, doch door eigen wils- kracht en zelfbe li eer-s chin g, veelal de vruchten eener degelijke opvoe ding en verstandige leefwijze, overwonnen te worden. W. W. LA CHALET COUPE. Ik zeg u, Jacques, ik verkies het zóo of 't u bevalt of niét. 1 En ik zeg, Philippe, dat gij om mijn part ergens kunt gaan Vvonen, als gij zulk een loon aanneemt. Dit huis is hét mijne e|ven goed als het uwe. Als 't u hier niet langer naar den z'n is, kunt ge heengaan, 't Zal een heele opluchting zijn- Het was droevig, deze twee jonge man-s nen zoo te hooren twisten over een beuze ling, te meer omdat zij brooders waren. Bij den dood huns vaders waren z'j Wille m R. i j n a r d u s, Leiden. Wel kom Willem! Jou heli ik nog niet in ons kringetje gezien! Heb je dat stukje zelf gephantascerd of is er vader aan tc pas gekomen? Toch zal ik „Wie?" plaatsen, al meen ik liet ook eens elders gelezen of ge hoord te hebben. Dag Willem! W im van Dijk, Roelofarendsveen. Zeker, zal ik jouw versje in de krant plaatsen. Jij bent een beseheiden vriendje, en jouw versje mag er ook ziju. Zeker, de andere versjes zijn ook mooi maar dat van jou niet minder Wim.1 „De ondeugende wind' Iaat ik ook afdrukken. Jouw moe dertje licëft groot gelijk: „Aldcende leert men" en „willen, is kunnen", dat heb je hu zelf ondervonden. Groet je ouders we- derlceerig en ik geef jou de 'stetigo vijf. Dag Wim! Arendsoog en T ij g o r k 1 al u w, Z. Amerika. Ik wist niet, dat ons rubriekje zoo in den smaak viel. Zelfs in 't Indianen- kamp, waar Arendsoog en Tijgerklauw de opperhoofden zijn, wordt „Ons kinder- hoekjo" mét hoera's begroet engesteld boven, de kinderrubriek van andere dag bladen. Dank voor dat complimentje aan ons ad'res. En ik zal jullie stukjes plaatsen ook. Jullie zult zeker ook de andere tent- genooten aanporren cm ons te helpen- en ik ben ér overtuigd van, dat jullje tweetjes in het verre „Wilde Westen" met hak- en strijdbijl, met lasso en pistool, onze belan gen zult behartigen en „Dc Leidsche Cou rant" hoog deen houden. Dag vrienden! Van verre reik ik jullie de hand! 7"De Redacteur, Geloof. Engeland, het eens zoo Roomsehe rijk, was van het ware pad afgeweken. En om 't volk weer op den goeden weg terug te brengen), trokken verscheidene priesters van stad) tot stad en van dorp tot dorp door 't land, al maar door heb ware ge loof verkondigende. Zoo sprak ook op ze keren keer een boetgezant voor een groo te kinderschaar en sprak daar over de groote liefde van Jezus, Die in- 't gouden tabernakel woont. Die woorden drongen diep in de kinderzielen, voornamelijk i" 't hart van een teeder knaapje, 't Onderricht is ten einde. De kinderen spoedden zich huiswaarts, behalve het bovengenoemd knaapje, die buiten do kerk voor het mis- siekruis blijft bidden. Daarna treedt hij omzichtig weer in de kerk, terwijl hij rond kijkt of niemand hem bespiedt, en lispelt: „vooruit nu maar" en klopt zachtjes door bij Jezus aan. Nu staat hij daar voor 't altaar, maar, lioe hij ook zijn armpjes rekt, 'b gouden deurtje is to hoog'. Voor deru knaap is 'b echter geien bezwaar. Hij neemt een stoel en klautert zoo boven op ■'t hoog-altaar. 't Is zeer stil in 't bedehuis. De knaap klopt aan en luistert. Maar ach, daar binnen klinkt geen enkel woord. Hij verliest echter den moed niet en klopt steeds harder en harder. Want, dacht hij, misschien heeft Jezus mij niet verstaan? Maar ook dat alles helpt niet. Maar hij blijft' gelooven en hopen. En zegt ein- 4sÜjk; „Ach Lieve Heer, ach luister toch!" „Gij zijt hier, waarom zwijgt Gij nog? En, o wonderDie Lieve kleine Jezus, kon voor zoo'n sterk geloof niet zwijgen en sprak: „Mijn kind, wat verlangt gij van Mij?" Waarop de knaap antwoordde, „Ach Lie ve Jezus, vader is stout en gaat niet meer ter kerke. Hij vloekt," drinkt ent slat ons. Moest hij zóó sterven, dan moet Gij hem eeuwig straffen met de hel. En Hij. die den knaap zoo teer bemint, treft die kinde-rbee en sprak:' „Gaat maar gerust naar moeder. Ik zal zorgen' dat vader zich bekeert. Do knaap glijdt van 't lioog-altaar en zet den stoel op zijn plaats. Daarna rent hij paar huis. Des avonds in 't schemerlicht gaat de vader van den knaap naar de kerk. Met een berouwvol hOTf knielt hij daar 'voor Gcd's priester neer, en deze vergeeft hem al zijn schulden, waarna hij met ge rust gemoed en hemelselie vrede in 't hart naar vrouw en kind gaat, en nu heerscht geluk in dat gezin, waar eerst droefheid was en veel geween. Emiel Duym, Kooipark 10, Leiden. St. Nicolaasavond. 't Was St. Nicolaasavond en koud en guur weer. Overal stonden de menschcn voor de mooie uitstallingen te bijken. Maar zij zagen niet een klein meisje, dat eenige speelgoedstukjes to koop bood daar haar ouders zeer arme menschen waren. Vader was werklocs, moeder was ziek. En nu moest Marietje, zoo heette liet kind, voor beiden het dagelijksch brood zien le verdienen. Zij had slechts ifig maar een: paar stuivers verdiend. Er scheen echter niemand meer iets te willen koopen. Op eens zag zij een dame, zij liep naar de dame toe en- zei: „Wil u niets van me koo pen? Vader is werkloos, moeder is ziek 'en nu moet ik wat zien te verdienen." De dame vroeg haar nu een bal en een popje te willen geven. Zij zei: „hoeveel kost dat, meisje?" „Vijftig cent mevrouw", zei heb kind. De dame gaf haar een gulden. Het kind keek verbaasd op, en zei: „Maar me vrouw idlat is veel te veel!" Do dame zei nu: „dat alles mag je behouden lie-f kind." Het meisje zei, „O dank u wel nievronw." De dame vroeg haar nu hoe ze heette cm waar ze woonde. Het kind antwoordde: „Ik heet Marietje van Hover en woon in de Jan Kottersteeg, mevrouw." De dame zei: „Gij zult vanavond nog wel meer van me hooien." En de dame hield woord. Te gen den avond verscheen er een bediende met een mand met levensmiddelen, even, later kwam er ook een dokter binnen ver gezeld van do dame. De dokter onderzocht nu de moeder en zei, dat ze veel krachtige voedingsmiddelen noodig had. De dame zorgde nu dat de moeder dit alles kreeg. En zij zorgde ook dat de vader weer werk kreeg en Marietje naar school ging. Door dit alles was het gezin in een beteren toe stand gekomen: en gij begrijpt dat zij_de dame eeuwig dankbaar waren. Jacoba v. Fessem. De aanhouding, Nog niet lang geleden, zat ik en mijn vader gezellig- over een en ander te pra ten en liep ons gesprek natuurlijk over een der meest voorkomende onderwerpen n.l, wat zoo al veel voorviel in de z.g. niobili- satiedagieii van den helaas veel onheil aangebracht hebbenden oorlog. De grenzen waren, zoo vertelde mijn vader alle gesloten zoowel voor in- en uit voer van goederen en personen, zoadat niemand werd toegelaten, zonder voorzien te zijn van een geldige pas en dat er in die dagen veel als smokkelwaren over de grens gebracht werd, zooals uit het vol gende blijkt en welke tafereeleii daarbij soms afgespeeld werden. Het was op een brandendheeten Juli dag. Een kommies liep langs de grens drentelend heen en weer. Hij had er al gestaan van 's morgens vroeg af. Maar dat was niets, als hij maar eens een smok kelaar zag! Daar zag hij in de verte zijn vriend Lóu aankomen,zwoegend on der een vaatje jenever. Ha! nu had hij wat te- deern „Zeg- eens Loll in dat vaatje is meer dan een liter en je weet dat do wet verbiedt meer als een liter jenever over de grens te brengen, mits je daarvoor een biljet hebt", sprak de kommies. „Och", antwoordde Lou, „ik heb wel eert biljet maar ik heb nu haast. Ik zal het je morgen wel laten zien." „Nee", zei de kommies, „het vaatje is prijs en het moet mee." „Welnu", als dat vaatje prijs is wil ilc het niet langer dragen»" Dit zeggende zette Lou het vaatje neer. Wat moest de kommies nu doen? Hij bezon zich waarlijk piet lang. Hij nam het vaatje op zijn schou ders. De weg naar het naaste dpuanekan- toor was twee uur lang. Hij liep door liet boscli en was daarom op sommige plaatsen ?eer hobbelig. Lou liep er naast met zijn handen in zijn zakken een deuntje flui tend. Toen zij ongeveer oen half uur gc- loopcn hadden zei Lou: „Ziezoo zet dat vaatjo nu daar maar neer we zijn nu aan mijn huis gekomen." „Nee, ik mag je niet» ontzien. Dat vaatje is prijs en het moet mee," „Ja maar ik heb wel een biljet." „Maar waarom lieb je me dat. dan niet eer der gezegd" riep do kommies wanhopig uit. „Ik heb het je toch gezegd. Ik dacht, toen ik je zoo aan de grens zag staan, dat je om een vrachtje verlegen waart en daar om liet ik, je dat dl-agen." „Arendsoog" Musschcnbrcckstr. Sa, Leiden. Willen is kunnen. „Willen is kunnen" Heeft U gezegd En 'k zal 't pro bee ren. Al gaat 't cok slecht. Het wilde wel rijmen, Maar 't is zoo gewoon Niemand zal zeggen Dit versje is schoop! „Willen is kunnen" Neem ik graag van U aan; En ik zal met die leuze Door het leven steeds gaan. Wim van Dijk, Koelofarendsveer- Een Hollandsche jongen. Èeiï jongen van het echt Hollandsche bloed Is openhartig, vroolijk, eerlijk en goed. Zijn ja, is zijn ja; zijn neen is zijn neen, Nooit draait hij er listig om lieon. En water soms ook moge geschiên Hij zal ieder openhartig in de oogen stee Is En heeft hij in speelschlieid een fout soms begaan, Hij zal 't eerlijk bekennen, ik heb liet gedaan. Leert goed zijne lessen, en dit is zeker e j! vast, Is nooit zijn onderwijzer tot last. En wordt zoo'n jongen later een man Zal iedereen zeggen-, daar heb je wat au! Maar een jongen die steeds allo dug on Er op uit is om menschen en dieren te plagen, Die steeds zit te veinzen, steeds staat te liegen Nooit waarheid zal spreken', immer bedrit* gen Die kan men aanzien, en spoedig zal fc blijken, Dat io niemand in do oogen durft kijken. Op school is hij voor zijn onderwijzer _ccnj kruis, Voor zijn ouders, immer een laslp^g En wordt zoo een jongen later een man Zal niemand' toch zeggen, daar heb Dat worden mannen tot ieders verdriet Neen! zoo is de Hollandsche jongen_lodJ IlMs nietl Oom Jan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 9