VOOR DE VROUWEN moeten niet méér gebieden of verbieden dan noodig is. En als een blik voldoende is, dan geen woord zeggen! Als één woord volstaan kan of een gebaar, dan geen predikatie gaan houden! Bij ge bod en verbod moet onze grootste zorg zijn: wat is noodig voor 't heil van mijn kind en dan zij ons ja: ja en ons neen: neen!. Baarbij kunnen wo toch nog genoeg har telijkheid aan den dag leggen om 't kind te laten voelen, dat wij ons uit ware, echte, offervaardigo liefde houden aan de grond wet der opvoeding, die christelijk-vast stoelt op 't heil van 't kind G. J. v. d. BURG, pr. „Hageveld", Heemstede. De negers hier schijnen goed te zijn voor bekeeringswerk. In hunne gewoonten hebben we niets gemerkt, dat in strijd is met ons geloof, ofwel dat niet gemakke lijk kan overwonnen worden". En iets verder vertelt de Eerw. schrij ver: ..Mijne gezondheid is steeds goed, maar 't is hier erg warm en soms hebben we niet altijd op tafel, waar onze maag naar vraagt. Mijn ontbijt bestaat uit eenige eieren, oen stukje droog brood en een goeden kop zwarte koffie en als ik nog honger heb, wat geroosterde apennooljes. 's Middags en 's avonds eten we kip met lijst." Dat is het leven van den Missionaris in do verre gewesten. Helpen wij met onze gebeden en onze aalmoezen den Missionaris die taak ver lichten. ALLERMODERNSTE DICHTERS. II Bij ongeluk is in het vorige artikel een Zetfout blijven staan. Er staat jongens in plaats van jongeren. En dat zou voor Karei van den Oever in dubbelen zin een belediging zijn. Hij is geen jongen, in de eerste plaats omdat hij reeds in de veertig is en in de tweede plaats, omdat hij reeds lang verzen geschreven heeft, die, welke ,wo de vorige week publiceerden, verre overtreffen. Daarop komen we straks terug. Eerst zij aangestipt, dat er vooral onder de jonge Vlamingen menscben zijn, die nog veel gekker dingen op hun geweten ih ebben. Ik laat als voorbeeld bier volgen een gedicht ..Land" van Paul van Ostayen. Dezo dichter plaatst nergens een lees- fteekeh; drukt hiér en daar woorden cur sief of heel' zwaar; zaait zijn woorden over do bladzijde; plaatst hier en daar-een hoofdletter en geeft door dit alles een phenomenaal beeld Tan verwarring. Probeer er maar wijs uit te worden of het aan to vullen: Avond rilt freel in zinken vanzelfsprekend wonder gebeuren zouden gebeuren al maar vallen zinken Geluidloos worden van geluiden afgegrensd zijn Vaii-zich-zijn cn i zinken vallen klem© kring kleinere kring midden en omtrek kleinste kring Telegraafpaal bepaalt landelijkheid van landschap verhouding geeft telegraafpaal zwaluwen drukken hoogste draad koorddanserroutine charme en even wicht en duidelijkst feit van het princiep?I tTot vraagteeken en uitroepteeken ach ter deze hansworterij heb i k op mijn ge weten. Het gedicht is nog niet uit; maar 'do rest is even helder en schoon en de le zer kan -die naar eigen goedvinden aan- 1 ullem met da- da Het is hetzelfde, wat het Duitsche tijd- Rchvijft „Der Sturm" en de Fransche „Sic" en ,.1'Elan" publiceeren. Er is maar 'één verklaring voor het oplepelen dezer kost te vinden, en wel deze, dat alle ellen den, alle ontnuchteringen, alle hittere con- ifliclen, welko de oorlogstijd medebracht in de hersenen dezer menscben, levende in een wereld, waarin het prachtigste idealis me kapot geslagen werd, een verbijsteren de verwarring heeft aangericht. Dés te meer schrijnt dat, omdat zij mec- non iets te zeggen te hebben en zeer zeker wanneer hun zielen niet gebroken en ge marteld waren geweest in loopgraven, hospitalen en gevangenissen, bij meer bc- heersehing en concentratie dingen van schoonheid aan hun volk zouden hebben gegeven. Uit dat oogpunt behoeven wo ons voor loop ig ook niet al te ernstig ongerust te maken. Wanneer deze geestelijke degene ratie en decadentie nog een twintig jaar voortgang zou maken kwamen wij wat de litteratuur betreft wanhopig in 't moeras io steken. Maar wij gelooven eerder, dat baarmate die allerdroefste periode uit de wereldhistorie meer achter ons komt te liggen, naarmate er meer rust en bezin ning komt en de sterke wil om alles te herstellen in Christus de jongere voor mannen van kunst en litteratuur gaat be- heerschen, ook de symptomen van ontaar- 'dig teruggedrongen zullen worden. We komen thans terug op Ka,rel van den Oever. En we beloofden van hem een en ander to publiceeren, dat een geheel an deren indruk maakt, dan de rare verzen van de vorige week. Altijd nog uit den bundel: „Schaduw 8Eer Vleugelen" publiceer ik het gedicht: Over do ronde aarde do ronde hosties rijzen overal; overal; en da klimmende kelken, do blauwe wierookkrullen, de vuurtongen der kaarsen, de hoogo handen der pastoors. Alleen het gebogen confiteor; do wegende sehuld der smach ten der smachten de ziel van Gods Kerk naar do sterren dio ver en stil zijn in Gods zwerk. Dit is eenvoudig en diep. De dichter ziet een visioen over do geheelo aarde de heilige geheimen vieren en hoe alles uit het stof der aarde het smeekgebed doet opstijgen naar den Allerhoogste. In denzelfden bundel vindt men eenige gedichten op do zee, waarvan ik 't vol gende afschrijf: De zee is de ronk der schelp, do gonzendo snaar des levens, de zang van God. Psalm van eeuw en tijd onder den wierook der wolken en het gedurig offer der baren op het autaar van duin en strand, O mijn God, o mijn God, Gij bonst op de gong der zee, de gonzendo gong, Uw hart mijn hart. O die cymhool des levens Do duinen zijn in gebed, Het orgel der zee. Zeg van deze verzen, wat ge wilt 1 Zeg dat ze onevenwichtig zijn; dat de dichter zijn stemmingsbeeld niet uitgewerkt heeft; dat zijn versregels horten en stooten; maar zijn visie is groqtsch. Denk u eens even in of ge dat beeld der zee: een gon zende gong, met mij niet prachtig kunt vinden en van een frissche spontaneïteit die weldadig aandoet bij zooveel zielloos gerijmel dat ons door sommigo litteraire suikerbakkers voor poëzie wordt aangebo den. Ook het volgende moet ge eens langzaam en bedachtzaam in u opnemen. Hoor, de rauwo zee! Haar schuim brandt aan de heup der aarde: een reine gloed. O, het wit-bruisena schuim dat, als do vloed langs de starre duinen brast, de sterke borst der aarde, vol liefde, golf na golf beplast, en, als de eb ten laatste deint, nog steeds zijn reine luister brandt aan hare flanken. Zoo rond Gods hart de onverpoosde drang der ziel, de vloed van haar ontsteld verlangen, O, goddelijk Hart, omgeeseld van ons vreugde en pijn, omsingeld van ons rustloos wee, ach, van ons 'zonde omhangen, wij blijven de onverzade zee van uw getij bevangen. En nu geef ik teil slotte nog een gedicht van Van den Oever in gewone berijmde verzen. Dit gedicht: „Do Tegenwoordigheid" be hoeft geen toelichting maar spreekt voor zichzelf. Wanneer ik voor het autaar kniel en God in 't hart belijd dan hef ik mijn ontroerde ziel uit sterflijkheid en lijd; de wereld schemert in mij weg, de aarde gaat voorbij; ik zwijg: .geen woord, geen overleg: ik heb mijn God in mij. - Ik houd mijn ademloos gedacht gestrekt, gestrekt naar Hem; ik heb zoo lang mijn God verwacht, zijn Hart, zijn Woord, zijn Stem. N. J. H. S. Do~ Haarlemsche kerken. Was omstreeks 1800 de strijd tusschen dc Hervormden en de Katholieken om het bezit der voorheen aan de Roomschen toebehoorende kerkgebouwen alom vrij heftig, eenige plaatsen, waarónder we ge noemd vinden Haarlem, Leeuwarden, Pur- merend en Medemblik, maakten hierop een uitzondering, 't Ging daar juist vrij kalm, terwijl speciaal van Haarlem ver meld staat, dat do Gereformeerden stellig nergens zoo weinig moeite hebben gehad om in !t bezit der kerken te blijven als daar. Wo laten de strijdende gemeenten nu verder rusten, want overal kwam het op t zc-lfdc neer, maar de Haarlemsche uitzon dering mag niet onvermeld blijven. Zoodra do Staatsregeling van 1798 den plaa'selijken overheden voorschreef de (piaestie van hefc bezit der kerkgebouwen te regelen, richtte ook de Haarlemsche Municipaliteit „aan alle de kerkeraaden en opzieners der respectieve godsdienstige gemeentens binnen de stad" het verzoekr het aantal leden van hun kerkgenootschap op te geven. Uit de ingekomen antwoorden bleek, dat do Nederduitsch Hervormde gemeente 11820 leden telde, de Waalsch Hervormde 148, de Luthersche 760, de Remonstrantsche 81, de Vereenigde Doops gezinde 892, de Evangelische Broeder gemeente 17, de Hoogduitscho Joodsche 198 en de Jansenisten 54. Do Katholieken ^varen 6S54 in getal, H] MODEPRAATJE 0 0 B De mode voor onze kinderen. ^I^erwijl vroeger de kindermode haar eigen voorschriften had, die men nooit zou willen tJu overtreden, zijn de grenzen in de latere tijden sinds de invoering van de lange taille voor de meer volwassen meisjes, een mode, die toch eigenlijk alleen voor de kinderen is, eenigszins uitgewischt. De tegenwoordig heerschende mode, die er op uit is zooveel mogelijk eenvoud en slankheid te betrachten, doet ook onnoodige garnituren en garneering voor onze kinderen totaal verdwijnen. Plissees en zoomen zijn voor onze kinderen de aangewezen garneering, omdat zij aan de nauwe klecding toch nog de wijdte geven, die noodig is voor de bewegings vrijheid van het kind. Rechte plooien aan de rok, die van boven en van onder even breed zijn, o! van boven maar heel weinig diep zijn, dit laatste is voor de grootere meisjes noodig geven de rok den nauwen rechten vorm, zonder evenwel door het te nauwe model onze schoonheidszin te kwetsen. Voor de meer volwassen meisjes kan de nauwe rok, die dan bovendien nog kort is, heel leelijk en smakeloos zijn. Jong zijn is bewegelijk zijn en dit mogen wij nooit door onze kleeding onmogelijk maken. Wij hebben hier een bakvischcostuumpje en een mantel en jurk voor kinderen in beeld gebracht. De drie voorbeelden stellen de eischen van Mevrouw Mode In den geraatigdsten vorm voor, want een vrouw met goeden smaak zal ook haar kinderen toch altijd nog volgens de eischen der mode kleeden. Daar de taille-lijn nog altijd laag is, worden de jakken van een uitgesproken sportief karakter nog altijd het liefst gedragen, te meer daar zij aan het jeugdige figuurtje een groote bekoorlijkheid geven. Immers de strenge lange lijn heeft voor het kinder figuur gauw iets te stijfs. De plooi kan men opzetten of inzetten, waardoor de wijdte van het schootje nog wat vergroot wordt. Voor de jeugd, die het nooit heel erg koud heeft, kan men de sjaalkraag den voorkeur geven, ofschoon de kraag, die hoog gesloten gedragen wordt en die nog altijd zich in de gunst onzer dames verheugen mag, het voordeel biedt, dat hij bij koud weer gesloten kan worden. Met de mode van lange rokken Is natuurlijk ook de bakvischrok langer geworden. Zooals men zich wel kan indenken, wordt de rok, die van stevige stof gemaakt is, door plooien, die volgens de nieuwste mode naar achter gelegd worden, gegarneerd, terwijl bij lichtere stoffen een weinig inhalen aan den band al voldoende is. De mantel voor onze kleintjes, die weer zonder ceintuur gemaakt wordt, kan door ver schillende modellen heel aardig gevarieerd worden. Zoo bijv. door het apart houden van voor- en achterpand. Dit heeft het groote voordeel, dat de kleedingstukken van groote zus of moeder gemakkelijk voor het kleine meisje vermaakt kunnen worden. Naast de raglan-mouw heeft het angeknipte mouwtje veel liefhebsters, speciaal onder de dames, die zelf haar kleeding maken. De kleeding voor onze jeugd ja al naar het materiaal en het doel slank, eenvoudig en glad, of met volants en ruches gegarneerd. Voor het gladde japonnetje zijn als garnituur de biesjes en zoomen aangewezen, zoowel in de lengte- als dwars aangebracht. Ook kiest men gaarne eenvoudig borduurwerk, dat de plooien vervangen kan. Het borduurwerk biedt het voordeel, dat men er vroolijke kleuren voor nemen kan, ofschoon voor de straat deze kleuren toch niet te bont mogen zijn. Een altijd nog mooie en elegante garneering voor kinderen vinden wij in passen en kragen van een mooi afstekenden kleur, die langs den hals aangezet worden. De lange mouw mag zich niet in den algemeenen gunst verheugen, doch er Is volstrekt niets tc-gen om haar kort te maken als men maar zoo voorzichtig is daarbij niet te veel tegen de wetten van Mevrouw Mode te zondigen. Ruches en volants worden alleen voor gladde cn ongekleurde stoffen verwerkt. Op bonte stoffen doen zij te onrustig. Afb. 1. Als materiaal voor dit mooie costiuim dient covercoat; 'de rok heeft op zij drie naar achter gelegde plooien. Het jak heeft een pas met ingezette plooi. De sjaalkraag is met de bovenstof bekleed. Afb. 2. Eij dezen mantel, die uit beige-kleurige wollen stof beslaatx zijn het voor- en achterpand "door een mooie lijn gedeeld. De aangeknipte mouwen zijn in een biesje gezet, waarover een opslag eveneens van biezen voorzien. Afb. 3. Van dit costuumpje zijn het voor- en achterpand gedeeld door een biezen-groep, welke ook voorkomt aan de ingezette mouwen. Een smalle ceintuur dekt de verbindingsnaad van rok en taille. Afb. 4. Dit plaatje geeft een voorbeeld van dekortelings weer in de mode gekomën monogrammen. Deze pronkhanddoek is versierd met Richelieu- werk, dat eerst als kantje aan den onderrand voorkomt en dan met een kleir tusschcnruimte als gebogen driehoek zich herhaalt. In het midden van dezen driehoek zien wij een groot monogram in medaillon. De handdoek wordt aan Afb. I. Lostuum voor tneisjes van 14 tot 16 jaar. Afb. 3. Jurk m.ct biezen voor meisjes van IC tot 12 jaar. Afb. 2 Mantel met aangeknipte mouwtjes- voor meisjes van S tot 10 jaar. Afb. 4. Pronkhanddoek met geborduurd monogram en Richelieuwerk. Afb. 4. Schortje met smaakvol borduurwerk. Afb. 6. Theeklecdje cn servet geborduurd met vrucht- cn bladmotief. den bovenkant en aan de zijkanten smal gezoomd. Wat het borduurwerk betreft, eerst trekt men volgens het bekende recept dén omtrek met groote steken na, maakt dan de verbindingslijntjes en tenslotte voert men de omtrekken met den bekenden steek uit De stof onder de verbindingslijntjes wordt met een scherp schaartje zorgvuldig weggeknipt. Afb. 5. Dit sierlijke schortje wordt gegarneerd met snoezig borduurwerk. Het schortje, waarvan de lengte af hangt van de grootte der draagster, bestaat uit een recht gedeelte en zooals men zien kan, is dc stof van onder in bogen geknipt. De ingehaalde bovenrand i* bevestigd aan een eveneens in bogen geknipt glad gedeelte, dat dubbel genomen wordt en waaraan de bantjes vastgemaakt worden. Het borduur-werk kan in wit of in een andere zachte tint gehouden worden. Afb. 6. Ons plaatje toont hier een mooie theeklecdje. Zooals bijna altijd bij handwerk het geval is, hangt ook hier de grootte van het kleedje af van het tafeltje waarvoor het bestemd is. Als materiaal dient naturel-kleurig linnen, dat zoowel voor het kleedje als voor het servetje rondom van een open zoom voorzien wordt. Het borduurwerk bestaat uit een hoekmoticf, waaraan kleinere vrucht- en bladmotieven in ongedwongen volgorde toegevoegd worden. Is het linnen groen, dan kan dit borduurwerk het mooiste blauw of rood zijn. Afb. 7 cn 8. Dit snoezige mutsje bestaat uit 'twee deelcn, waarbij de rand, die rondrotn loopt, met gaatjes borduursel gegarneerd is, terwijl de buitenkant gefestonneerd is. Afb. 7 geeft een apart, voorbeeld van het randje en wel het boekfiguur. De randjes kunnen iets verbreed, worden. Het bolletje is ingehaald. Als bandjes gebruikt men smal, zachtkleurig zijden lint, dat het witte batist van het mutsje smaakvol opvroolijkt. Afb. 9. A!s completeering van het mutsje zijn deze schoentjes gedacl-.t, die bijpassend borduurwerk vertooncn. Ilct brc/furwtrk versiert het voorblnadje, terwijl de bovenrand gefestonncód is. vlok hier dient l.nt voor sluiting. Als materiaal kau men naast batist ook stevig linnen grbruiken. De schoentjes worden met satijn in den kleur van het lint gevoerd, Afb. 10. Dit mooie kussen is gegarneerd met borduur werk in groote motieven cn is daardoor geschikt voor een heeren- of eetkamer. Men kiest in verband hiermede het materiaal uit linnen* of geribde stof en neemt cc:i kleur, die zich bij de andere meubelen aanpast. Heel mooi doet een zwarte- grond, waarop men het borduurwerk in geel, rood cn groen natuurlijk in verschillends nuances uitvoert. Het borduurwerk komt dwars over het kussen en wordt in steel- en spansteck gewerkt. Alleen dc randen van het bladmotief zijn door slingers omgeven. I let ongeveer 40 tot 60 c. M. groote kussen heeft rondom een donker koordje om de naden te bedekken. Afb. 7. Voorbeeld van het randje met hoek- figuur behoorende bij afb. 8, Afb. 10. Kussen voor hecren- of eetkamer. Schoentjes als completeering bij het mutsje afb. 8.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8