do paarden, alsof ilc mij met lien had oü'cléï-
ihoudcn. Mijnheer T. en zijn bcdiendo tra
den naar huiten.
Ik zag jo niet 111 do koffiekamer, zoo
als wc waren afgesproken, zei de bediende.
O, ik liad. lieeleihaal geen dorst-, was
mijn antwoord.
Waar zat jo dan in dien tussohenlijd?
Ik hen maar een eindje den weg opge-
ïoopeö,
Goed. jc zult hij wijze van vergoeding
een flinke fooi hebben. Nu maar spoedig op
den l>ok en terug naar de stad.
Ik Hom op den bok en in vollen draf keer
den wë naar do stad terug. Maar aan heb
tolkantoor moesten wc stilhouden om gevi
siteerd fc© warden, zooals -destijds dc ge
woon to was.
Eeii van dc beide visiteurs naderde het
Tijtuig met een lantaarn en begon, nadat- hij
het portier geopend had, banken, wanden
en bodem vrn de vigelante to onderzoeken.
-Voerzichtig tocli alsjeblieft, mijne heo-
reri. hoorde ik mijnheer T. uitroepen, maak
miiu vrouw niet wakker; onderweg is zo on
vol geworden en nu slaapt ze gelukkig.
Ja-, zijn vrouw, mompelde ik en cr rijpte
rensklaws een plan bij me.
De visiteur depd het portier weer dicht
Ou wilde rich verwijderen.
Maak mevrouw maar eeYis wakker,
fluisterde'ik hem in, waarschijnlijk loont het
de moeite.-
Wacht nog even, riep deze mij daarop
toe en deed het portier weer opc-n.
Wat is er nog? vroeg T. en naar ik
meende op te merken, niet weinig gejaagd.
Kart ik u misschien nog van dienst
zijn? Wil mevrouw soms een glas water
hebben
Eu terwid hii dit zeide. begon hij den
bodem van bet rijtuig te betasten.
Water?riep T. En zij slaapt im
mers.
Jonceu. lachte, nu dc visiteur, mevrouw
sohiint den eeuwigen slaap te slapen. Zo
wordt z-elfs niet wakker, nu ik haar in den
voet kniip.
Er vrijde ereen antwoord.
Willen de beeren maar zoo beleefd 2 Iin
uit tö staonen? vroeg de beambte; we zul
len móvrouw iets geven dat haar spoedig
weer tot bet bewustzijn, doet tèrugkeeren.
Omziende bemerkte ik hoe de beide be
drogenen zwiiteud en in bedrukte houding
de vieelante verlieten, terwijl de beambte
de slapende drme opnam cn haar naar bin
nen droeg hoewel hii hierbij juist niet- veel
eerbied teven over dit lid van het schoon©
geslacht aan den da-g legde.
Allen traden binnen; ook ik. Er werd om
den iasr-e^-mr van den tol gezonden. Deze
kwam. weldra.
Het was een oude. gepensionneorde ma
joor J hii ecn bitten knevel en had een
pretb'v ui^'^bt.
Zoo minheer T.. hoe gaat het u? begon
hij. Ik hoor. dat u eiudcliik een vrouw naar
uw zin helst, gevonden, maar -dat de onge
lukkige nu al co de ba-ar ligt. En mii is ver
vocht baar te onereeren voor rekening van
-den koninklijken to-1.
Hij trad 00 do tafel too, waaroo men do
"vrouw van den ma-mifa-cburier uitgestrekt
kad; e^n groote omva-nariikc figuur, maar
Pog eTf;;d even sprakeloos en levenloos.
Men kan haar nu niet bepaald een
Seautf noemen, merkte de majoor 00. want
rij LeL.t geen neus en dat staat leelijk. En
*0 bliikt' ook geen mond dl geen oogen te
■nebben dat is 'n buitenkansje voor een
gehuwd man. Joneenmevrouw schijnt
~r ecn f-meuze hersenpan op na- te houden...
la-ar zit eeu konje op. Hallo, wat- hebben we
Jaar?Kanten, echte Brusselsehe kanten.
"3U. zulke hersenen zijn wat waard, dat moet
5: zeggen. Nu de, borstkolossaal kijk
A&iïs aandc geheele borst is gevuld met
Ie prachtigste gouden horloges.... jongen,
dieneer, uw .vrouw is van een zeer edele in
borst'n slaand cn repeteerend hart
f.omaan nu de maagde ingewanden zijn
>an de lecstbaarste zijdeEn eindelijk de
Seenenwel verbazendtwee stukken
prachtig zwart fluweel.... Hoe zonderling
ywarfce beenen.... zii schijnt een halve ne
gerin te wezen.... Maar dat doet er niet
ioe, 'b ware te wensehen, dat alle vrouwen
ioovee! innerlijke waarde bezaten als de
ïwe.
Het licheam op de tafel was onder deze
operatie bedroevend misvormd cn veranderd
m een m^3sa grootere en kleinere paketten.
?Ile onaanvevcven en dientengevolge ver
beurd te verklaren goederen.
Een half uur later ongeveer, nadat alle
joriualltei'en achter den rug waren konden
rnijnbe-r T. en zijn bediende heengaan.
Waar moeten we heen, meneer? vroeg
Naar den duivel, voor mijn part, snauw
de mijnheer T., terwijl hij in het rijtuig
sprong.
Dat beteekent zeker, dat ik dc heeren
ihuis moet brengen? vroeg ik ©n legde de
xweep over de paarden.
Ik bracht mime passagiers behoorlijk
-rhuis, maar zonder een groet of een fooi te
trrijgen. Doch jk sliep dien nacht overheer
lijk, in bet besef, dat ik een goede daad
had verricht en dat mijnheer T. zijn ver
diende loon had gekregen.
Toch was hij niet ontbloot \?n alle gevoel,
^ooals ik eerst had gedacht, want hij ging
Zichtbaar gebukt onder het verlies van zijn
tweede vrouw. Geld.
HELDENMOED EENS PRIESTERS.
Na den slag bij Ayacuche in Peru,
-waar 0 December 1824 de Spaansche onder
koning La Serua overwonnen en zijn leger
vernietigd was geworden, wilde Pater Ma
rielux. uit de orde van den H. C-amillis de
Leilisr do vesting niet verlaten, waar de
opstandelingen den gouverneur Eaman
Rodil kwamen, belegeren.
De Spaansche heerschappij in Peru zou
met een heldendaad en een misdaad wor
den afgesloten, een heldendaad van Pater
Marielux, een misdaad van Raman Rodil.
Negen. lange, bange maanden, hadden de
moedige Spanjaarden al do onrust en de
ontbering en ellende van ecn hardnekkige
halegoring verduurd, toen eindelijk (Sep
tember 1825), gebrek aan levensmiddelen
cn allerlei ziekten, liun den moed bena
men, ja, oen geest van oproer onder lien
verspreidden.
Daar lioort Rcdil dat den 25sten Septem
ber, 's avonds 9 uur onder do manschappen
een omwenteling zal losbarsten, waarna
Montero, een dor meest geziene officieren,
dc leiding in handen zou nemen. Rodil
besloot snel in to grijpen en geen minuut
tijds to verliezen. In ecu oogwenk waren
3S verdachten gegrepen. Ofschoon Rodil
zich eerst alle moeite gaf cm do raddraa
iers door beloften en bedreigingen to-b lrct
afleggen ©ener volledige openbaring van
heb vreeselijko plan over te halen, mocht
hij niet slagen. Allo gevangen genomen
manschappen der bezetting loochenden
liet bestaan van zulk een onvaderlandse 11
zulk oen laag verraderlijk plan.
Nu nam Rodil een. besluit, dat door ecn
prikkelbare gejaagdheid, gevolg der door
gestane ellende, misschien eenigszins zou
kunnen verklaard worden, maar dat hem
toch niet geheel van dwazo tyrannic zou
kunnen vrijpleiten.
Om 9 uur zou dc opstand uitbreken, zc-u
hij zelf gevangen genomen, misschien ge
fusilleerd worden"; do schuldigen kon hij
niet van dé oiischuldigeri onderkennen,
daar hij niemand oenige bekentenis kon
ent-lokken, welnu dan moesten de onge
grond verdachten maar boeten met do ver
raders, het oproer moest onder-drukt, het
verraad moest voorkomen, allo gevangen-en-
zouden worden -doodgeschoten.
Soep <Ién aalmoezenier, klonk zijn
bevel. Pater, zoo sprak de geweldige com
mandant, als do priester, zich aanmeldde,
Pater, "0 is nu zes uur. Ga do biecht der
samenzweerders licoren. Gij hebt 3 uur
tijd; om 9 uur moet alles zijn afgeloopen.
dan wacht den rebellen hun gerechte straf.
De aalmoezenier volbracht zijn zware
taak. Om 9 uur 's avonds stonden allo IS
veroordeelden voor den rechterstoel Gods.
Hoezeer men het oproer volkomen on
derdrukt kon achten, na een terechtstelling
wel in staat don stoutmoedigste af te
schrikken, toch waande Rodil zich nog
niet veilig.
Wio weet, dacht hij, of ik nog niet
een of ander eedgenoot ongestraft heb ge
laten, misschien méér neg dan ik thans'
heb deen fusileeren; wio weet-, of do dood
hunner kameraden, gevoegd bij de ellenden
van dit lange beleg, hen niet tot ©en wan
hoopsdaad. drijft. Neen, ik kan niet ge
rust zijndo Pater moet cr meer van
weten; hij alleen kan mij do rust herge
venHola, roep den aalmoezenier.
Nog ontdaan en ontsteld ovor do terecht
stelling, waarbij hij zijn kinderen" had
moeten ter zijde staan, kwam do aalmoe
zenier geheel bleek voor den vrees ei ijken,
man, zich angstig afvragend wat hij nu
nog in dit lato uur kon le bevelen hebben.
Zijn angst- vermeerderde, als de comman
dant de deur achter hem dicht sloot.
Pater, zco ving hij zonder veel voor
bereiding aan, ongetwijfeld hebben do te
re ehtgestelden u in -do biecht, de laatste
clie zij u spraken, al hunno zondige plan
nen wel ontdekt. Welnu, ik moet, ik wil ze
kennen. In naam des konings gebied ik u,
mij alles te open-baren, en mij niets, noch
naam, noch omstandigheid te verhelen.
Generaal, antwoorddo Pater Marielux
als gij katholiek zijt, dan weet gij zeer
wél, dat gij het onmogelijke van mij
vraagt. Het eeuwig lieil mijner ziel kan
ik, zelfs al zou de koning persoonlijk het-
vorderen,, niet in de waagschaal stellen,
'door heb geheim mijner biechtelingen le
verraden. God beware mij voor zulk een
gruwelstuk.
Den generaal steeg het bloed naar het
gelaat, dat een onheilspellend aanzien
kreeg. Hij wierp zich op den priester, ruk
te hem aan den arm cn schreeuwde hem
dreigend toe:
%r— Gevloekte monnik, zeg mij, wat gij
weet of ik laat u neerschieten.
Met Evangelische vrijmoedigheid ant
woordde Pater Marielux kort en beslist:
Wil God mijn marteldood, goed, Zijn
wil geschiedde. Een -dienaar des altaars
zal 'aan geen sterveling bekend maken,
wat hem in de biecht is toevertrouwd.
Ellendige monnile, verrader van uw
koning, van uw vaandel, van uw oversten,
gij weigert <lus le spreken? Gij dekt door
uw stilzwijgen het verraad en de verra
ders.
Ik ben, was het kalme wederwoord,
trouw aan mijn koning en aan mij vaan
del, evengoed als wie ook. Maar geen ko
ning zelf kan van mij vorderen, dat ik ver
raad plege aan de zaak van God. Hij ver
biedt mij uwen wil op te volgen-
Rodil opende nu woest de deur en riep:
Sergeant. Itura-lde, doe vier Budingas
met geladen geweer aanrukken.
In heb vertrek waar deze scène zich af
speelde, bevonden zich eenige doodkisten,
want dc ziekte cisclite iederen dag bijna
nieuwe offers onder do bezetting.
Op de knieën, 'monnik, brulde Rodil
een wild dier gelijk.
Do heldhaftige priester knielde neder
naast een dier lijkkisten, welke hij dacht
dat voor zijn begrafenis bestemd was.
Legt aan, commandeerdo de bevel
hebber. Zich in zijn volle lengte oprichtend
plaatste hij zich voor zijn slachtoffer en
sprak op bevelenden toon:
In naam des konings, voor de laatste
maal, noem mij do medeplichtigen der te
recht gestclden, openbaar hunne namen.
Zeg wat zij gebiecht hebben.
En ik, sprak do kloosterling met zachte,
doch vaste stem, ik moet u in den naam
van God alle veropenbaring weigeren van
hetge-en mij in de biecht werd beleden.
Vuur. schreeuwde Rcdil buiten zich
zelve van woede en Pater Marielux, een
nieuwe bloedgetuige voor ziju priester
plicht en het geheim der biecht, zonk door
twee kogels getroffen op den grond neder.
Ook de Nieuwe Wereld liad ha-ar marte
laar voor het biechtgeheim.
„Wenschb meneer geknipt of geschoren te worden?
Wat lcost knippen?
„Vijf-en-vecriig cent, meneer"-
En scheren?
„Een kwartje, meneer".
Scheer mij 11^ baard dan maar. asjeblief.
ALS HET BEGINT TE ZOMEREN.
'Ja, er komt nu weer een sla-ppe tijd aan voor niiin bran
Hoe zoo? Doet u in parapluie's of in brandstoffen?"
r- Neen, ik ben garderobe-jager
VROUWEN ZIJN ALS.
Vrouwen zijn als boorden. Pas als je er een om
je hals hebt, weet je wat voor nummer het ia
Professor: Ga even naar den dokter, Betje, breng
hem mijn -beste groeten, en iaat hem* even mijn
vinger zien. Zeg hem, dat ik zoo verdiept ben in een
nieuw handschrift, dat ik tot- m'n spijt geen tijd bob,
zelf te komen. Maar vergeet vooral den vinger niet,
hoor. En niet te veel in de wond knijpen.
Wie moest er schrikken?
Oude jonge juffrouw, (die alles behalve
mooi is en zich heel zonderling ldeedt):
„Denk een-s aan, vanmorgen ging ik in het
bosch wandelen en plotseling stond er
eeni woeste roover voor mij
Bezoeker: „Zoo, en schrikte hij niet?"
In verlegenheid.
„Mevrouw", zeide de dominé: „wo
hebben een loting georganiseerd om dien
ouden, tachtigjarigen Dorus de Drooge te
helpen. Mag ik U ook een lot verkoopen!"
„Och dominézei mevrouw: „ik wil
wel een lot nemen, maar wat moet ik in
hemelsnaam met 'm doen als ik 't win?"
Laconisme.
Ecn student, die reeds tweemaal aan
zijn vader om geld had geschreven, doch
geen antwoord op zijn verzoek ontving,
vroeg ten slotte langs telegraphischon weg:
„Waar blijft het geld?" Onmiddellijk
ontving hij een draadbericht van den vol
genden' inhoud: „Het geld blijft hier."
Klein misverstand.
„Houd u van „paté de foie gras", mo-
vrou \v Wandelaar
„Nee, mevrouw, ik zou zijn werken niet
in mijn huis willen hebben. Ilc vind dio
Eransche auteurs te schandalig.
Wal u niet In de étalage vindt
vindt u binnen
fal
Do eigenaar van ecn w inkel had ,]t
woohic dc bedienden zeer steen:
troleeren.
Eens liep hij weer langs een toonbak
hoorde juist een bediecid'o tegen een il,
zeggen: „Neen, mevrouw, dat hebbj
al in langen tijd niet gehad."
Onmiddellijk was do patroon op
kookpunt) én met ecn- ijskclderblik 0[>
bediende, zei hij legen de dame:
„Mevrouw, we hebben cr maga^jf jac
vol van."
Do dame keek hem verbluft aan, Ver^
te een lachbui en liep haastig den
uit.
„Wat vroeg die dame?" buklerdo
eigenaar.
„Ze zei, dat wc al in zoo langen
goen regen gehad hadden," was het
woord.
Voorboden van de lente
Onderwijzeres: „Noem eens een p
voorboden van de lente, Kees".
Kees: „Verkoudheid, rhcumatiek, rc
tramwagens en Meikevers"
Gevaarlijke vvensch
Mevrouw (die vleescli gekocht
den. slager): „Ach, mag ik u verzool
lean ik de boenien niet dadelijk kapoi
hakt krijgen?"
•Slager (tot den bediende): „Kees, Lat
de beenen van mevrouw even kapot'
Dubbelzinnig.
Heer: - Ik zou gaarne een vette d
zien. -
Bediende: Een ooj^nblikje, do
frouw komt dadelijk vol
In haar fatsoen getast.
Mevrouw Lommens, nog treuren! t
haar overleden man, die bij zijn levenfc
tonrechter was, ontving bezoek van El
jc, ccn vroegere keukenmeid.
,,'fc Is zonde", zei Kaatje, „zoo'n
man, net zoo'n goedzak als mijn Kobusj'
„Jouw Kobus?"
-„Ik ben ook getrouwd, mevrouw,11
„Wel, wel, en wat doet jo man1"
„Scharenslijper mevrouw."
—4 „Scharenslijper", herhaalde inevre
die» neus optrekkende, „maar Kaatje, 1
jo niets beters kunnen krijgen? Sekt
slijper, dat is ook niet veel bijzonders"
Kaatje (op haar teemen getrapt): Ji
een levende scharenslijper is toch
nog beter dan een dooie kantonrechter!'
„Je hebt- zeker van nacht gedroomd,?
cr iemand je ten huwelijk yroeg, La'n
„Hoe zoo?"
„Ik heb jo wel 'n kwartier achter elfa 1
der al maar „ja" hooren roepen."
Al ts voorbarig.
E-em jeugdig echtgenoot moest
ken uib do stad. Zijn vrouwtje bracht k
naar T station. Op hot. punt van te verin
ken, zei hij teeder„Nu, adieu lieve, dat
je vcor je geleide. Als ilc verhinderd vor
voor het diner thuis te zijn, stuur ik jok
telegram." „O", antwoordde heb -vrcjHft
op den vriendelijks ten toon der werd;
„dat behoeft go niet meer te zenden;
heb het van morgen al in den zak van
overjas gevonden
k. r jachtigheid.
Onlangs liepen een kortzichtig heer
oeno kortzichtige dame elkaar tegen I
lijf. Zij verontschuldigden zich van bi
zijde, maakten nadere kennis met élkr
en huwden eindelijk te zamen. -
kortzichtigheid is dikwijls genoeg de
oorzaak van vele huwelijken.
Ook een antwoord.
Do eigenaar van oen groote zaak is otj
loden.
Hefc personeel brengt hem zijn laak
groot en gaat hem zien, vóór de kist g<',;
(en wordt.
Allen zijn diep onder den indruk.
Bij hot vertrek zegt de woordvoer:
van allen tot den oudsten zoon, die help
soned tot aan de deur brengt.
„Mijnheer ik bedank U, namens alt
voor het gezicht".
Verstrooid.
Zeker professor was uiterst versla
en in zijne gedachten verdiept.
Eens liep hij op straat tegen een
koe aan, die naar een slachterij vervfi
werd. De hooggeleerde, die niemand o;
onbeleefd behandelen zou, nam tersto
zijn hoed af en vroeg beleefd om
fenis.
Eeuige studenten hadden bcni ió a
dwaling gadegeslagen en herinnerden t|
zijn belachelijke vergissing: hij dat
hen, ging verder, doch ergerde zich o*
do begane domheid.
Inlusschen verzonk hij al spoedig
m zijn diepzinnig gepeins, toen bij
legen do lijvige, hem ontmoetende- bur?
meesters vrouw nan liep. Vpl verban
riep hij uit:
Ik had nooit gedacht, dat ik dit
beest alweer zou ontmoeten.
Noach's ark.
Een jonge snuiter, die reeds versd
deno coupe's van een zeer vollen treinjif|
opengegooid, vraagt bij een coupé op sf:
lendo wijze: „Is liicr Noachs ark ool-W
vol?"
„Jawel mijnheer", antwoordde sen.1
jaard heer, „behalve de aap, die man»-:
nog, komt ti maar binnen."
Kazcrnc-humor.
Sergeani Janssen hacl vernomen
oen nieuwe recruut geen vleescb gcai^
omuat liij vegetariër was. Toen hij
daarna -don jongen soldaat wat to y«".
den buik vooruit zag slaan, riep mi
toe: „Kerel, trek toch jc bol anises
1 mol eens wat 331".
tel