Zaterdag 9 Februari 1924
KALENDER DER WEEK
ZONDAG 10 Febr. «5 e Zondag na. Drie
koningen. Mis: Adorate. 2e gebed v.
d. H. Soholasttea. Credo. Prefatie v. d.
'Aller h. Drieëenheid. Kleur: Groen.
Wij, leden der H. Kerk Gods, door de
liefde verbonden lot ééne groote familie,
brengen aan God de hoogste aanbidding
'(Introitus.) door de onbloedige hernieu-
-wins van hot kruisoffer van. Gods céngë-
fcoreu Zoon.
Docb niet alleen is do H. Mis ons offer
van aanbidding, maar ook ons Zoenoffer,
waardoor wij kwijtschelding verhopen,
(wegens de toegepaste verdiensten van Je-
ius kruisdood) van. zonden en verzoening
met onzen Vader in. den Hemel (Sti'tge-
lied); oua dankoffer, waarin wig, door
Christus Oaizen Heer dank brengen aan
God voor do reeds bewezen gunsten en ge
raden (Eptefael); ons Smeekoffer: Goeden
ca skxiiten lec-en in iedere vereeniging van
menschen. ook in do vereeniging van ge-
loovigea, die Christus' Kerk vormen. Ook
(laar tracht het onkruid de- tarwe te ver
slikken (Evangelie). Daarom smeek en w:'j
voortdurend te mogen worden beschermd
'door Gods Vaderlijke zorg en goedheid to
gen (ten invloed van het slechte voorbeeld
'(Gebed) en '<n woord en werk arles steeds
.ie mogen doen volgens Gods Tieilrr wel be
llaren (Emste1). De geofferde Christus,
onze voorspreker bij God, is ons een waar
borg voor do verhooring van ons gebed
(Posteomm u nio)
fêAANOAG 11 Febr. Feestdag van
Maria's verschijning te Lour-
ides. Ms: Vidi civ'tatem. Credo
Pref. v. d ATlerh. Maagd (invulden: Ear U
ia de Onbevlekte Ontvangenis). Kteur:
iWi t.
Den lien Febr. 1858, na 't middagmaal,
fcadn Moeder Soub'rous, dat er geen hout
mee? in huis was. waarover zij zeer be-
'drorid was, wijl vader ziek te bod log.
Beiradctfe, vol medelijden, begeeft zich
aanstonds met hare zuster Mara en ecme
yneadin Joanna, oo weg naar het geberg
te cm hout te sprokkelen. Zii begeven zich
raa? cte prof Massabtelle. Daar aanceko-
m&p- waadde11 Maria cn Joanna d'e rivier
(le Gave doo Bemiadette bleef no,g alleen
aan den overkant, bezig here kousen U't
ia doen Pn zteteensklaps hoorde zij
een gehrd aks van een hevigen wind Zij
kijkt oo en vaït op hare knieën, want
voo? baar in de grot ziet zij eon schoone,
joüjso vrouw, ;n *t wit gekleed, 'n blauwe
yo-Jbl om haar tenger lichaam, aan hare
9nn pp® rozenkrans en gouden rozen on-
ior hare voetenMaria. Gij hebt onze
3arile hero.-ht en haar ten zeerste verrijkt
(Cc-mippniio).
pivoaa 12 Febr. Mis v. d. Zeven
?.H. Stichters van de Or^lo der
iionaren van Maria. Justi. 2e ge-
*öd voor don Pnus ''weeens den verjaar
dag der Kroning). Kleur: W i t..
Zeven edellieden uit Florence stichtten
«a 1333 eene Kloosterorde ter veneering
de zeven .smarten van Maria "(De orde
jer Servteten).
WORWSDAG, 13 Febr. Mis v. d. H.
jLmandus, Bsschop en Be'ijder. Sacer-
doles. (Zie in het E1-gen der Feesten v. h.
Bisdom Haarlem) 2e gebed ter eere v. d.
Heiligen (A Cunctis). 3e naar keuze v. d.
priester. Kleur: W i t.
Na eerst vele jaren als Bisschop-Missio
naris het Evangelie te hebben gepredikt
In het Westen, v. h. tegenwooixb're België,
?erd A mand us in'647 op den Bisschops
zetel v Maastricht geplaatst. Ook heeft hij
gepredikt onder de Friezen. De woeste en
wellustige ede'iman Atewijn (de latere Hei
ige Ppvp) is dnpr Aninodus tof betere ee-
vöelenS gebracht en door hem beteerd.
DONDERDAG 14 Febr. Mis v. d. H.
Valünliaus, Priester-Martelaar. In
virtute, 2e gebed A Cunctis. 3e naar keuze
Kleur: Bood.
Op allerlei wijaen maakte de H. Valen-
ti'aus zich tezamen met vele andere- Chris
tenen verdienstelijk Yoor do Martelaren.
Gevangen genomen stierf hij door het
zwaard.
VRIJDAG 15 Febr. Mis v. d. H.
Faustinus en Jovita. Sahis autem.
2o ea 3e gebed en kleur als gisteren.
ZATERDAG 16 Febr. M i s v. d. 6e Z o n-
dag na Driekoningen. Adorate. 2e
gebed A Cunctis. 3o naar keuzo. 4e voor
den Paus. Credo. Prefatie v. d. AHerh.
Drioeeniheid. Kleur: Groen.
Rijpwetering A. M. KOK, Pr.
OVER HET GEBEO,
n
Een tweede opmerking is:
Maar bidden is zoo iets geesteloos en
langdradigs, meenon wederom anderen.
Men zegt daarbij altijd weer hetzelfde, zon
der iets te denken.
Ja zeker, het gebeurt ons wel, dat wij
bidden zonder nagedachte. Maar legen die
gedachteloosheid moeten wij ons verzetten.
Jezus zegt ons: „God is een geest, en die
Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in
geest en waarheid. (Joes 4 24). De H.
Schrift leert ons ook liet middel om in
geest en waarheid te bidden. Reeds in do
hoeken van het Oud Verbond lieet liet n,L:
Alvorens le bidden, moet gij li daartoe
voorbereiden, eu moet go niet zijn als oen
mensch die God op do proef stelt". (Sir.
18 23). Hoe zullen wij ons op het gebed
voorbereiden? Wij moeten dan onzen geest
verzamelen en denken, dat wij nu willen
gaan spreken met den grooten God, dat wij
niet waardig zijn voor Hem te verschijnen,
dat Hij echter zoo goed is en ons liefdevol
wil aanhoorc-n.
Nog een ander middel is er om in geest
en waarheid te bidden. Wij kunnen n.l.
de gewone gebeden bijv. het Ónze Vader en
de 12 art. des geloofs dikwijls heel lang
zaam bidden on na ideren zin, ja zelfs
na ieder woord nadenken, wat de woorden
beteekenen. Men kan dan in die gebeden
een heele wereld van gedachten vinden.
Hoeveel gedachten liggen er al niet in
het woord: Vader? Dan kunnen wij den
ken, hoe menigmaal God zich als onze va
der getoond heeft, hoe groot zijn liefde is,
welk ©en geluk het is een kind van God te
zijn; wij kunnen het besluit maken dank
bare kinderen van God to zijn, onzen he-
melschen vader.
Als men aldus het Onze Vader bidt, kan
men daar wel een kwartier of een half uur
moe bezig zijn. Maar zulk een Onze Vader
is dan ook meer waard dan tien of twin
tig, die zoo maar zonder gedachten worden
geboden. Zulk oen gebed waarhij wij met
den mond weinig of niets zeggen, maar des
te me?r met het hart denkon, noemen wij
het innerlijke of overwegend gebed.
Een overwegend gebod is ook dit, als meu
een enkele waarheid van het geloof neemt,
en daarover eenigen langeren tijd blijft na
denken.
Als men bijv. een kleine overweging over
den hemel wil houden, kan men aldus doen:
Men bidt eerst tot den H. Geest, dat Hij ona
helpe, een vrome overweging over den he
mel te houden. Dan stelt men zich de vreug
den des hemels zoo levendig voor als men
maar kan. Men denkt verder na: wat moet
ik doen om zeker in den hemel te komen?
Wat kan mij den hemel doen verliezen?
Heb ik mij tot heden wel goed om den he
mel bekommerd? Hoe zal ik in do toekomst
doen opdat ik in den hemel kome? Dan
maakt men een besluit, zooals men het van
nu af doen wil, om zeker in den hemel te
komen, en hoe men daar nu heden mco
beginnen zal. Eindelijk bidt men God om
do genade, om dit besluit nu ook ten uit
voer te brengen.
Zoo kan men op dezelfde manier over
iedere waarheid een overweging houden.
Vooral aanlrekkeliik en opwekkend is
het leven en lijden des Hoeren to over
wegen. Dan moet men altijd beginnen met
zich de omstandigheden gord. voor oogen
te stellen, zoo levendig mogelijk zich in
het loven of lijden van Jezus in tc denken,
om zich daarna af te vragen: Wat kan ik
daaruit loeren? Hoe heb ik het tot dusver
gemaakt? Hoe zal ik het maken in do loe-
komst en reeds vandaag? Eindelijk bidt
men om de genade daarvoor.
Probeert het eens zulk oen overweging te
houden bijv. onder de H. Mis of als ge te
vroeg in da kerk komt, en wachten moet;
of thuis in een eenzaam half uurtje. Het
gaat iu den beginne wel wat moeilijk, als
men het nog nooit deed, maar langzamer
hand gaat het al beter en beter; hot is maar
een kwestie van een beetje oefening ons
eens een cogenblik losrakken uit de gewone
sleur. Als wij die waarheden overdenken
dan gaat c-r als het ware een nieuwe wereld
voor ons open; dan zal men ook de gewone
mondgebeden ract veel meer geest en innig
heid hidden. Het bidden wordt n dan lot
oen ware vreugde. Men ondervindt moor en
meer welk een geluk het is, zich met God
te onderhouden, en met Hem vertrouwelijk
te kunnen omgaan; welk een geluk het is,
in zijn zwakheid en hulpeloosheid op God
te kunnen steunen als 'n kind op zijn moe
der. Het komt ons dan soms voor als was
men reeds in den hemel en wandelde met
God en de engelen en heiligen. Als men
dus moeite doet op die manier fe bidden
dan kan c-r van geesteloosheid geen sprake
zijn, en de langdradigheid verdwijnt hoe
langer hoo meer; het bidden wordt ons hoe
langer hoc liever.
Kapelaan GROOT.
SGHoonheiosisiiBaa
iiVAniKÉ
ALLERB0DE8NSTE D CHTEEES.
In een der afleveringen van bet maand
schrift „Boekenschouw" lis ik voor eori-
go maanden een pittig artikeltje van Pa
ter Gielcn, waarin hij een loopjo nam met
een aantal jongelui, die op elk gebied der
schoono kunsten nieuwo wonderen willen
wrochten en him onrijpe-harlekijnages
met veel gerucht de wereld willen opdrin
gen als de kunst der toekomst.
Pater Gielen schrijft daar zoo ongeveer
ik heb de aflevering tot mijn spijt niet
bij do hand, zoodat ik niet letterlijk kan
citceren „Zoo out de jaar of tien komt
een troepje jongelui met overspannen ze
nuwen, die alles wat voorafging voor min
derwaardig verklaren èn de wereld willen
verrijken met hun overspannen phanta-
sieën. Zij maken schilderijen, schrijven
verzen, en vóór alles geven ze een kunst
zinnig programma waarin zij breken met
allo oude kunstidealen, en zeggen hoe 't
voortaan zal moeten zijn. Het geluk der
wereld hangt er van af, of men hun be
ginselen wil huldigen, ja dan neen.
Als zo cenige jaren in de lange broek
hebben geloopen, hebben ze. natuurlijk het
geluk een lief m'cls'jb te ontmoeten, dié ze
met eenigen tact wel tot de werkelijkheid
terugroept onder den invloed van: „das
Alte das ewig Neu bleibt". Nog weer ceni
ge jaren later zijn ze bedachtzaam buis-
vader geworden cn als zo hij toeval nog
eens een phantasietje uit do jongelings
jaren onder de oogen krijgen, lachen ze
eens wijsgeerig, moffelen het corpus de-
lictie stilletjes weg en steken een nieuwe
sigaar op, om rustig het avondblad te le
zen".
In dien geest schrijft Pater Gielen, als
ik mij niet vergis.
Inderdaad leven wo op 't oogonhlik
weer in een periode, dat eenige jonge
menschen weer de nieuwe kunst der toe
komst willen grondvesten en zich geweldig
afslooven om nieuwe vormen voor nieu
we gedachten to vinden. Ook bij een aan
tal Katholieke allerjongsten is dat het ge
val.
En daar zit iets heel moois in het opti
misme der jeugd; het idealisme dat zijn
vleugels nog niet gewond heeft aan de
ruwe kanten der werkelijkheid. Gevaarlijk
is dat niet, als do jongelieden bij tijd en
wijle, wanener ze al te mal en overspannen
doen, eens flink over de knie worden ge
legd. Dat doet vanzelf wel de voorzich
tigheid groeien en als dan -do verstandskies
er is, komt ook wel klaarder bezinning.
Heel ernstige en heel wijze critici zou
den al die rumoerige 'hengels, dio verschrik
kelijk opgewonden beweren, dat de „nieu
wo, groofo Katholieke kunst komende is"
en die ten bewijze daarvan al hun onrijpe
verzinsels op de boekenmarkt werpen, gaar
ne geheel den mond snoerOn. Ook niet
goed! Een geestelijke verstopping is
voor die opgewonden warhoofden ook ge
vaarlijk.
Dalen ze zich maar uiten; maar laat
men er dan hij zijn, om de onevenwich
tigheden en malle fratsen even naar bekoo
ren te kwalificeereu.
Ik heb hiervoor me liggen een bundel ge
dichten van Karei van den Oever, een
bundel die den geheimzinigen titel „Scha
duw der Vleugelen" draagt. Deze bundel
bestaat voor hel grootste deel uit rijm-
loozo verzen; zoogenaamde vrije verzen.
Do dichter stoort zich niet aan rijm en
rliythme, maar hij schrijft do poëtische
invallen zijner ziel, of wat hij daarvoor
aanziet, op,- zooals ze hem in 't gedacht
komen. Deze vrije versvorm is tegenwoor
dig bij de jongens in de mode en wordt
door sommigen beschouwd als den hoog-
slen litterairen-versvorm. In tijdschrif
ten, die nogal moderne allures hebben,
wordt men overstelpt met deze vrije ver
zen. Een mij bekend hoogleeraar die ja
ren lang een groot tijdschrift heeft ge
leid, noemde ze kortweg „modern gesta
mel".
Ik moet eerlijk bekennen, wel eens heel
móóie vrije verzen to hebben gelezen;
maar Vondel, Potgieter, Verwey of Hutten
hebben ze tot dusverro 'nog niet overtrof
fen. En typisch is do verklaring van Dirk
Cosler in hef nlc.t-Roomsclio tijdschrift-
„Do" Stem", dat evenwel zeer sympathiek
slaat tegenover do regeneratie der Room-
scbe cultuur. Hij verklaarde bet schrij
ven van vrije verzen begrijpelijk to vin
den als roactio tegen zooveel berijmde
ulevellenpoëzie, waarin do dichter do
grootst mogelijke moeito Iieeft aangewend
om zijn magere gedac-htetjes en bleekzuch
tige gevoelens te kleeden in deftigen son
netvorm of andere kunsiigo strophen.
Maar hij ver klaar do ook, dat men bij den
vrijen versvorm niet kon blijven staan en
dat waarchtige dichters uit innerlijken
noodzaak vanzelf weer tot gebondenheid
van vorm zouden komen. In zekeren zin
achtte hij den vrijen versvorm een ge
vaar, want plotseling achtte menig opge-
wonden jonkman, die uit onmacht om
rijm en rhythme to vinden, zich niet aan
verzen waagde, zich geroepen zijn oneven
wichtige impulsen neer te schrijven in
vxijo vormen. Ten bewijze voerde hij aan
hij kan het weten! dat redacteuren
van moderne tijdschriften stapels vrije
poëzie ontvangen, waarvan 90 niet voor
plaatsing in aanmerking kan komen.
En nu ga ik uit „Schaduw der Vleuge
len" een paar gedichten in vrijo verzen
ci tec-ren.
Ik zeg u vooruit, dat do dichter het heel
ernstig bedoelt, maar zijn zeer ernstige
bedoelingen weerhouden me toch niet om
ze vóór do grooto vasten te publiceeren.
Misschien kunt go. zo voordragen tot
stichting van een vastenavond-gezelschap.
Het eerste poëem heet „De Maan". Hier
is het:
Do gele maan achter het dak,
maar als acejyleen-schijn boven dit
norscha 4ak;
en do sterren: gebroken zilverglas
der stolp.
O, verheffing van gloed I
0, allerzuiverste gloed
als wit bloed.
Do aarde is een witte meelbor,
do maan is van wit meel vol;
wit bloed.
Treinen rijden helder; bosschen zijn klaar;
de torens kaarswit;
wit oog in elke ruit zit;
poeder-wit de gevel van ren huis.
En meelwit do pruiken der boomeu.
Deze stond is bedacht.
God heeft een zeer kuisch gelaat
■dat nooit lacht
en waarop de blankheid staat
dor reine droomen.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
GPTU1GEH.
Wanneer men een edel roe voor den wa
gen wil spannen Juigt men 't eerst op.
Alles moet stevig zijn en alles hoeft z'n
heteekenis. Men kan niets missen zonder
gevaar te loopea een ongehik te krijgen
en ook den edelen klepper misschien, voor
goed te „bederven". Daarom wordt op al-i
les gelet, alles wordt met do grootste zorg
nagezien en beproefd. „Er hangt zoovel
van af"
De vergelijking is misschien Qneerbi<y
dig, doch onwillekeurig kwam het bij mij
op, toen ik in een oudi boek snuffelde o.ven
oude gebruiken uit de oude tijden van
ons oude vaderland en daar vo.nd de
oud-Friesoke gewoonte bij het, wat wij
tegenwoordig noemen: officieel bekend
maken van het engagement, het optreden
als „verloofden". Het kan onzen oudera
van dienst zijn to hooren wat die oer-de-;
gelijko vaders en moeders uit 't Friesland
van de*16e en 17e eeuw deden, waarneer
'hun huwbare dochter (let wel: huwbaar!
dus niet 16 of 17-jari'gl) zich verloofde.
Dan kreeg zij van haar aanstaanden
schoonvader als 'n officieel© erkenning
van haar' door haar ouders goedgekeur
de verloving een zilveren bros
of tuigje... Dit tuigje bestond uit een.
gordeltje, gewoonlijk van leder, soms ook
van zilverdraad. Aan dien riem bevond
zich een zilveren haak, waaraan wederom
tal van kettinkjes gehangen werden, d;e
ieder hun bestemming hadden. Een da
mesketting voor juweélen, sleutels enz.,
chate laine genaamd, komt er veel in ge
lijkenis mee overeen.
Wat waren do oudé vaders en moeders
in dit punt toch practischt Want zoo'n
tuigje was een zilveren predikatie; herin
nerde bet meisje voortdurènd aan haar
hooge en hoogst-verantwoordelijke taak.
Het tuigje was een soort katechtemus-van-
t-h uweld j k-in-beel'd.
Do gordel beduidde de ingetogenheid en
het hu;gvast-zijneen der eeTste plich
ten van de gehuwde vrou wl
Do vole kettinkjes hete ekenden de ge
hechtheid, waarmede zij aan echtgenoot en
kinderen geketend moest zijn en blij
ven
De sleutels gaven haar voortdurend in
do gedachte haar plicht van waakzaam
heid over buis en hofen alles wat
daarbinnen gebeurt!
De schaar, naaldenkoker eqi speklenkus-
sen herinnerden haar aan de sierende
deugd van werkzaamheid en ontwaardeer-'
bare hui svrouw-e; ?ensch ap Trunstvaar-
dieheid in 't verstellen
Het met verschiHondo gedrooede krui
den ge vu1 de reukdoosje beteekende dat
z'j in staat moest zijr bij voorkomende
gelegenheid „eerste hulp bij huiseb'jke
ongelukken" te kunnen verleenen
Het spiegeltje was vooral van groote be-
teekenis, uit al dë voorgaande „lu;g"-arti-
belen blijkt l\eo onze degelijke voorouders
zich do hmsmoeder dachten als een plicht
getrouwe echtgenonte. zorgzame moeder,
al tijd-bezige huisvrouw eenvoudige
pracht-model-vrouw
Dit brengt z'n geheel eigenaa-dige geva
ren mee: door het z'ch-onofferen voor
haar dierbaren, door haar sloven en zor
gen is er gevaar dat zij zichzelf gaat ver-
waarloozen. ook haar uiter^'jke vereclrij-
ning en kteeiing en daaraan belnt het
tuig-spiegeMie dankenDe uiterlijke
verzorging van huis en huisgenooten en
van zichzelf werkt mede om man en kin
deren aan „huis" te binden
„Tuigjes" ;n dezen vorm worden nie'
meer aan de huwbare dochter» gegeven!
Mischien is ook 'wel een van de redenen
dat er reeds zoovele dochtere vóórdat z'j
huwbaar zijn d.w.z.: kunnen huwen en
haar huwelijkspb'cbten allen coed vo1-
breniTon! „kennis hebben", ..eeërgagee~d
zijn", „verloofd z;in" (wat b'j veVn n;pt
airlcs is r^n P«T1
FEUILLETON.
De Bruid van het Kruis.
Vrij vertaald naar het Duitsch van
E VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
29)
Be Zuslei» glimlacht en probeert hem te
troosten en legt haar smaho hand in z'jn
grove. Ze gaat nu het ziekenvertrek bin
den. Ze ziet een klein bleek geziohtje bo
ten het dekbed. Om het hoofd is een ver
band gelegd, als bij 't hoofd van het doch-
tortje van Jaïres. Het bloed is door het
terhand heengetrokken! Haar borst be
weegt zich op en neer en daar rust de
ileine zilveren scapuliersmedaille op. Om
den kleinen mond bespeurt zc al de ken
merken van den dood Met rouw in het
aart en heel zachtjes nadert zc hot meis
je! Werkelijk de vader had gelijk, toen hij
sprak over zijn lief klein engeltje. Wat
hingen er een lieve, mooie plaatjes om het
jjed hoen. Sint Jozef, Aloisius, Theresïa,
Biize Lieve Vrouw van Lourdes, achter don
engelbewaarder waren groene palmtakken
gestoken. Mijnheer Kürschner slaat de
Zuster angstig gade en zegt dan:
Gelooft Gij nu ook, dat het zoo slecht
roet haar is? Ik niet, hoor, ze wordt wel
£oei' gezou(l!" Uit medelijden zegt de
uster niets. Ze zal het hem echter toch
rooeten vertellen. Het is haar plicht!
i de kamer daarnaast loopt een donkere
gestalte heen en weer en een gebroken
hokÜ 2e^: '^e z^n verschrikkelijk! Ze
ebbea geen hart. Die persoon daar! Da-
Sk tesint ze mee Miijn Vader
W OTL&eluk over ons gebracht
#aat de man de ziekenkamer uit.
„Wil je wel eens rustig zijn. Als mijn
k:nd doodziek is, schreeuw jij dan zoo?"
„Mijn kind! 11c heb de pijnen voor haar
moeten verduren en jij sleohte man
w l mij nog de les lezen in mijn onge
luk?" Zachtjes loopt de Zuster naar het
bed, en ze bidt tot Onzen Lieven Heer, dat
het jonge lieve meisje toch niet zonder do
Sacramenten zal sterven. Héél voorzich
tig, als een moeder bij haar slapend kind,
buigt ze zich over do lieve, geduldige,
zachtaard;ge lijderes hoen. Aan den ande
ren kant houdt de doodsengel de wacht.
„Hoe is het cr mee? Doet het erge pijn?
De lieve Jezus zal het je helpen dragen."
Is het de ge-zcgende naam of is het het
bijzijn van de bru'd van Jezus? Het is, als
komt er weer een beetje leven in de al Hij-
na levenlooze trekken. De blanke handen
bewegen zich de blceko mond schijnt te
willen lachen de oogen openen zich
nog nooit had Zuster Nataföa in zulke
reine oogen gezien alleen hij de onbe
vlekte Moeder Maagd van Lourdes. Het
meisje k'jkt de gestalte van de Zuster lang
aan. Ze kijkt naar don witten nonnen-
kraag het professickruis op de borst.
Haar oogen stralen van een hemelsehen
glans. Ze brengt de handen naar het
voorhoofd eu wil het verband afschuiven
en vol liefde komt het van haar lippen:
„Eerwaarde Moeder!" De Zuster buigt
ziich nog wat dichter over het kind. Ze
vermoedt dat het kind in haar geest een
lieve gestalte ziet, wat 'haar gelukkig
maakt. Dat het meisje denkt, dat 'er in
plaats van Zuster Natalia, nu een andere
aoersoon voor het bed slaat, die haar erg
dief is. En Zuster Natalia durft geen
woord te spreken: .geluidloos bewegen zich
haar lippen als in een stil gebed. „Eer
waarde Moeder", zegt Rila weer en haar
brekende oogen kijken smeekend de Zus
ter aan.
„Ik heb tegen dien akeligen man
ja gezegdwant ik wist niet meer
wat ik moest doen maar. o, geloof mij,
mijn hart, wil dat van den Heiland, trouw
o, veracht mij toch niet!"
„Je verachten, mijn lief kind van Ma
ria. 0 neen, neen! Ik houd zoo héél héél
veel van je." Arm, arm kind! "YVat is.
daaraan voorafgegaan. Wat heeft ze
toch moeten verduren?
„Ik dank U, ik dank U!" stamelt ge-
lukk-'g do kleine. „Eerwaarde Moeder
mag ik U vragen troost gij mijn ouders
ik moot biet vandaan. 0, Eerwaarde
Moeder!"
Haar gezicht glanst van een hemelsche
vreugde. Uit het blanke voorhoofd met de
groote wonde schijnt licht to stralen.
„Ziet Ge hem. Ziet Ge den Hei
land? Mijn Jezus wees gegroet."
„Jezus, wees gegToett" herhaalt met loe
vende stem de Zuster.
„0, zoo mooi is Hij! O ziet ge Hem! Zijn
hart! Wat straalt het! Hij strekt de ar
men uit. Naar U. Mijn Jezus ik
kom!" Haar handen strekt ze naar de on
zichtbare .gestalte uit,.liaar lippen plooien
zich tot een Heme'schen glimlach dan
vallen de handen weer neer op het roode
■dekbcul -de lach verdwijnt van do lip
pen Een laatste ademtochtdan
■geen zuchtje meer. 1
De Zuster werpt zich op de knieën. De
Vader komt naar haar toe en gilt: „Wat
doet Ge toch? Sta toch op Gij! Zijt Gij
hier om te troosten? Mijn kind wordt stel
lig weer gezond, dat verzeker ik U!" Hij
staart naar het meiisj'e met de uitdrukking
van een krankzinnige. Het lidlit uit de
lieve blauwë oogen is verdwenen. Het
hoofdje met de mooie goudblonde lokken
ligt bewieegloos op het witte kussen. En
ook de medaille ligt stil op haar borst. De
man echter roept buiten zich zelf: „Ze
leeft! Ik zio het!" In de kamer daarnaast
zegt Mevrouw Kürschner: „Wat heb ik
toch gedaan... dat d;t... moet gebeu
ren waar is dan toch do Godde
lijke rechtvaardigheid? Is er dan wel
een God?"
„Weg zijn da ni:'l li oenenen het kim.
sterftOns ge^d! Ons kind! Bestaat cr
dan wel een God?"
„Digalen!" 1) Zuster wrijven, wrijven!"
Do Zuster neemt zwijgend az'in-essenco
en bevochtigt de slapen van het leven
looze meisje en ze bidt in' stilte voor de
vroeg geknakte Celiie. „Neem, o Jezus, deze
ziel lot U, waarvoor G;j uit liefde zijt
mensch geworden en Uw b'oed vergoten
hebt en- verleen, dat ze Uw eeuwige glo
rie mag aanschouwen, loven en prijzen
De vensters rinkelen door een voorbij
gaande auto De kam er juffrouw komt ont
stemd en schuw in den post van de deur
staan en kiikt met verstoten brik naar het
•bed: „Professor baron Eifelsberg is
daar
..Professor! Red gij mi in kind. Red mijn
kind! We hebben dit alleen!"
Het mooie, lieve lichaam van het metejo
is al koud geworden en de Vader, door
wilde droefheid verbli'nid, wil het nog
stepds niet geHooven.
Professor baron von Eifelsberg, de
nieuwe ster onder do Duitsche chirurgen,
komt rustig en ernstig de ziekenkamer
binnen, gevolgd door den vader. Hij
1) Een medicijn tegen liersenaandoening
uit vingerhoed skrnidbl a ad jes bereid.
vraagt, wat er is voorgevallen eu werpt
een blik op het kapotte kruisbeeld! De
slag moet enorm geweest zijnDan
gaat hij naar het bed, waar de Zuster met
doodsbleek gelaat op hem staat te wach
ten. Hij bekijkt met gefronst voorhoofd de
rustige, vredige, wasbleeke gestalte. H j
neemt de slappe, kteiue hand vast en kijkt
op zijn horloge. Geen pols meer.
De Vader heeft sidderend en bevend op
de canapé plaats genomen. Hij durft n et
naar het ledikant te k:jken, waarover z oh
do professor heenbuigt. Hij is bang vooi
het oordeel, dat vandaar over zijn kind zal
worden uitgesproken. Wie heeft haar
verkocht? Wie heeft haar prijsgegeven?
De Moeder komt wankelend en met knik
kende knieën de kamer binnen. „Wat
zegt hij dan. Do twee kijken elkaar vol
angst aan. De professor houdt nog steeds
de wasbleeke hand in de zijne en z jn.
ernstige oogen kijken naar do b'auwe ge
broken oogen van het kind. H:j lept
andere hand op haar hart. Een medaiBo
van de Onbevlekte Ontvangenis! Een kind
van Maria. Do echtgenoot© van den Pro-i
fessor baron von Eifelsberg bij hem thu s,
Agnes, is ook een kind van Maria. De
klok tikt. de lippen van Zuster Nata' a
bewegen zich in een stil vroom gebed. De
baron legt do kleine, koude hand weer
op het roodo dekbed neer. Eerbied en
zachtheid spreekt uit zijn heole manier
van doen. Hij keert zich naar de ouders
on ernstig en diepbewogen spreekt hij het
woord, het Godsoordeel uit ovor de moor-'
denaars van hun eigen kind:
„Het is voorbij!"
EINDE.