1 Letale Coiii"
[kalender der week j
Zaterdag 26 Januari 1924
N.B. Ais niet anders wordt aangegeven
heeft in deze -week iedere H. Mis Gloria,
mist Credo en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG 27 Jan. 3e Zondag na Drieko
ningen. Mis: A dor a te. 2o geJjed v. d.
H. Joannes Chrysostomus. Credo. Prefa
tie y. d. Allerh. Driteëen'hcid. Kleur:
Groen.
De wonderen in het Evangelie verhaald
bewijzen zon nekhaar Christus* Godheid.
Öp verren afstand geneest H;i den zoon
van den Honderdman. De H. Kerk spoort
ons dan ook aan: „Aanbidt Hem" (Introï
tus) en zij laat ons met hare woorden
Christus hu'digen in Graduale en Allelu
ja-vers. Het eerste wonder, in het Evange
lie van dezen dag vermeld, verzinnebeeldt
het deel van Christus' komst: onze reinï-
:gTig van zonden. In Z'jn Goddelijk Zoen
bloed, dat iederen dag op geheimzinnige
wijze van het altaar vüoeit om onze zielen
ie heiligen (Sllgebed), heeft Christus ons
gereinigd. Ons reinigen van zonden en
'do heiliging onzer zielen is Christus' inet
het Kruisoffer bekroond levenswerk ge
weest: dankbaar herdenken wij in het H.
Misoffer dit werk van 's Hoeren goedheid
en macht (Offert.) Laten wij ons niet al
leen verwonderen over do schoonheid van
■'Christus'" Hv (Communie) maar ons in
'daden (liefde, lijdzaamheid, goede werken:
'Epistel) Z:ine volgelingen looneii. TT' ertoe
kom© God onze zwakheid te hulp (Gebed;
Pos teonun nn'o).
MAANDAG 28 Jan. Tweede feest
dag v. d. F. Acnes, Maagd en Marte
lares. Mis: VnltüTH t u u m. 2e gelwl v.
Mara. 3e voor Kerk of Paus. Kleur:
Ro o d.
A'3 e volken stemmen samen in den lof
der H. Agnes, die zoowel over de zwak
heid haver jaren als over de woede der
iyrannen de overwniaing heeft behaald
(H. Amhmsius).
DINSDAG 29 Jan. Mis v. d. HJran-
ciscus v. Sales, Bisschop, Belijder en
Kerk1 eeraar. In medio. Credo. Kleur:
V/ i t.
Fraiisi scus, de zoon v. d. grafelijke
familie .v Sa>s, trad na volbrachte stu
diën in. den geesteh'iken stand. Als pries
ter beijverde hij z:oh vooral de dwalende
Calvinisten (protestanten) tot het ware
geToof te bekeer.n, waarvoor hij ve'e ver-
Tjflginven moest verduren. 72 000 dwa'en-
<bn, zoo verhaalt men, wist hij dnor zijn
heilig woord',' stichtende voorbee'den en
vuriigo geb^en tot de Kath. kerk terug te
brengen. TT:j is ook de Stichter van de
Orde de1* V's'tandinnen (Zusters van O
L. Vr Ttp^^y-'n"). dm arbp:.den ran dp
opvoeding der jeugd. Francisóus stierf
als Bisschop van Genève (Zwitserland) in
1622, 55 jaren oud.
WOENSDAG 30 Jan. Mis v. d. H.
Martina, Maagd cü Martelares. Lo-
raiebar. 2o cn"3© gebed als op Maandag*
Kleur: Rood.
Do H. Mart'na ia om hare standvastig
heid in hel geloof gegeeseld, aan een soort
galg opgehangen. Over haar met ijzeren
haken verscheurd lichaam werd kokende
olio en pek uitgegoten. Zij is voor de w'.l-
de dieren geworpen, welke echter hunne
wreedheid in 't bijzijn van Martina ver
gaten. Ten slotte is zij onthoofd. Op 't zelf
de oogenb'ik deed oen hevige aardbeving
de stad schudden en werden afgodstem
pel omvergeworpen. De bekeuring van
vJe Heidenen was daarvan liet gevolg.
Martina was een kind van 13 jaren.
DONDERDAG, 31 Januari. Mis v. d.
H. Petrus Nolascus, Belijder. Jus*
tus ut pafma. Sfilgebed en Postcommunio
uit do M\s Os Jus li. Kleur: Wit. Vgl.
23 Januari.
VRIJDAG 1 Februari. Mis v. d. H.
Ignatius, Bisschop en Martelaar.
Mïhï aufem Kleur: Rood.
N.B. Vandaag is géoorloofd een Yofief-
mis v. h. Goddelijk Hart v. Jezus. Mis:
Miserebilnr fZio \il het Misboek achter de
Maand Mei) Credo, S'echts één gebed.
Pref. v. b. H 3£ruis. -Kleur: Wit.
Onder keizer Trajanus (98117) werd
de H. Ignatius naar Rome gevoerd om.
voor. de wilde dieren te worden gewor
pen. Een gloeiend verbuigen naar het
martelaarschap bezielde hem, zona's blijkt
uit zijne brieven, op weg naar Rome aan
verschi'lende parochies geschreven. Toen
hij de leeuwen hoorde brullen sprak Ig
natius de heerlijke woorden: Tarwe ben
\k voor Christus. Door de lauden der
deren zal ik werden gemalen, opd-at ik
een zuiver -brood worde. (Oommumo). Hij
stierf in 107.
ZATERDAG 2 Februari. Feestdag
v a n Maria's Zuivering. (Maria
J.ichtmis) Mis: S u s c e r> i m u s. Credo.
Pref. v. Kerstmis. Kleur v. d. M;s:
Wit. Vandaag worden kaarsen gewijd en
ontstoken in de processie gedragen als
eprbetoon en lefdebew'js aan Christus,
D:en Simeon voorspelde als het „Licht
lm* verrcht'ng van bet Heidendom". „De
Wortel v. Jesse heeft gebkrid; de ster ,-s
uit Jacob opgegaan; oen Maagd bracht
den Zaligmaker ter were'd. (Voor dit alles)
loven wij U, Heer «onze God". (Kerk. Get.)
Rijpwetering.
A. M. KOK, pr.
DE STICHTING DER VRO'JWEN VAN
CAZARETH EN DE JAVAKISSIE.
Het idee van het leeke-apostolaat, gelijk
het door pater Van Ginneken in zijn G'.
G. G.-boekje, getiteld: „Kruisvaarders van
onzen Tijd, voor oen paar jaren is opge
worpen, heeft bijval maar ook veel tegen
spraak gevonden. Zoo gaat het mot alle
goede ideëen, die tegen de traditie ingaan.
Maar zoo verdienen ook alle jonge ideeën,
die nog groeien moeten. Zoo gaat het im
mers ook onder de menschen zelf met het
jonger geslacht. De ideeën en gedragingen
der besten onder do jongeren beginnen al
tijd met te worden tegengesproken,, en
waarlijk niet zonder reden, maar- eindi
gen met het lo winnen, vermits het goede
ideeën zijn dié van God komen. Zoo is
de vooruitgang onder de menschen.
Daarom vond ik het zoo verblijdend,
uit do laatsto G. G. G.-boekjes: „Het Vak-
Catecuumenaat der Vrouwen van Naza-
rcth" en „Do Kruisvaarders van Sint Jan"
geschreven door pater Jan van Rijckevor-
sel, maar met een nawoord van pater Van
Ginnaken, te mogen zien, dat ook pater Van
Ginneken zelf het zoo opvat, en dat hij
van harte graag toegeeft, -dat zijn eerste
denkbeeld nog nieuw cn Tastheid missen-
do moet uitgroeien tot bepaalde vormen,
welke nuttig en noodig zijn, en aange
past aan de omstandigheden volgens de
ervaring opgedaan op het terrein der
missie zelf.
Het Vak-Gatechiunenaat der Vrouwen
van Nazareth toont reeds vastere vormen
dan het denkbeeld der Kruisvaarders van
Onzen Tijd; het Vak-Gatechumenaat is ge
groeid en krachtiger geworden en pater
Van Ginneken verheugt zich over dien
groei en ontwikkeling en verlangt slechts,
daj het uitgroeie tot vollen wasdom, dat
het bloeien moge cn tot volle rijpheid ko
men.
Maar ik kan nog meer en boter zeggen.
Ik heb de huizen van dit werk hier in
Nederland bezocht, ik heb gesproken met
de vrouwen van Bethanië en ze bezig ge
zien in hun kinder-catechumenaat; ik heb
gesproken met de vrouwen van Naza
reth, ze gezien te 0vervoorde vol ijver aan
het binnenlandsch missiewerk en vurig
verlangende naar de overzeesche missiën,
naar onze koloniën; en het hart van een
missionaris, die ruim 25 jaar op Java
heeft mogen werken, ging open en ik heb
gezegd: „Zulke leeke-apostelen moeten we
hebben op Java".
Alleen moet.-er gezorgd worden, om do
eerste bestaanszekerheid te verkrijgen, dat
ze eenige gediplomeerde onderwijskrachten
kunnen meezenden, dan kan, van zoo'n
eerste school uit, heel hare missic-actio
zich verspreiden. Pator Van Ginneken en
zijn opvolger, als leider van Do Vrouwen
van Nazareth, stemden ten volle in met
mijne meening en ze vroegen mij, of ik
dit zelf vóór mijn teruggaan naar de
missie per ss. „Tambora" in Februari a.s.,
bij wijze van afscheid aan het vaderland,
wilde publiceeren: een vereerend verzoek
waaraan ik gaarne voldoe.
Het wil mo dan voorkomen, dat het,
bij den tegenwoordigen wedloop van gods-
dienstigo gezindten en politieke partijen,
om beschaving to brengen op Java, duro
plicht is van katholiek Nederland, om het
providentieele apostolaat, waartoe do
Vrouwen van Nazareth geroepen zijn,
mogelijk te maken; ja, die bestaansmoge
lijkheid en dat kunnen we te verhef
fen tot bestaanszekerheid. Daartoo is noo
dig, dat denigo gediplomeerde onderwij
zeressen zich aansluiten, zich opgeven
voor Java en intreden te huize Overvoor-
de. Er zijn, naar ik gis in Nederland,
waar do missieactio en offervaardigheid
voor do bekeering der heidenen een hoog-
tepeil heeft bereikt, dat bewondering
wekt in andere beschaafde landen en den
hoogsten lof hoeft verworven van den kar
dinaal, voorzitter der Propaganda te
Rome, genoeg edelmoedige, betrekkelijk
jonge, ongehuwde onderwijzeressen, die,
als haar do mogelijkheid bekend wordt,
dat ze apostelen kunnen zijn op Java en
dat ze landgenoocen tot apostelen kunnen
maken: den goeden God zullen danken
voor de haar geopenbaarde verheven roe
ping. Er worden geen religieuze zusters
van hen gemaakt. Die zijn er al en ze
doen cr schoon en goed werk en verrich
ten haar werk uitstekend.
Maar wij hebben daarnaast op Java:
Eocmsch-Katholieko leeke-apostelen noo
dig, gelijk do Kartinï-Vereenigingen en
het Leger des Heils en de Protestanlsche
Zendeling- en Bijbel-genootschappen, die
al lang hebben; vrouwen, die kunnen ko
men en gaan, waar de religieuze-zuster
niet kan bomen en gaan; die gewoon ge
kleed zijn en bij haar komen niet al aan
stonds worden, aangezien als de erkende
representanten cener religieuss congrega
tie door velen geëerd, door vele anderen
geweerd; cn dio toch door do volkomen
beoefening der geestelijke en lichamelijke
werken van barmhartigheid, zoo echt
Evangelie-apostèlinnen van Jezus Chris
tus kunnen zijn.
De condities die worden gesteld en de
vereïschte Iiooge roeping kunnen ze zelve
nagaan in het G. G, G.-boekje van pater
Van Rijckovorsel; of willen zo gemakke
lijk alles ineens weten: laten ze dan schrij
ven en nog beter een bezoek brengen aan
de Overste, moeder Maria Meertens, op
Huize Overvoorde, te Rijswijk, Z.-H.
P. HOEVENAARS, S. J.
Miss, apost.
Rotterdam, 12 Januari 1924.
NOBLESSE OBLIGE.
Wij ontleenen volgend stukje van Bep
van t Hoff aan do A. .R. K. A.:
Op oen der mooiste dagen van dezen
ouderwetschen winter, vol ijs en sneeuw,
brachten een twaalftal overheidsdienaren
op schaatsen een bezoek aan een der'vïs-
schersdorpjes, gelegen aan do Zuiderzee.
"Vreugdevol blikkerde de zon aan den
hemel cn wierp haar reine stralen over
de breede, blanko ijsvlakte.
Dartel cn levensblij, verrukt over den
vrijen dag zoo maar midden in do week,
genoten do ambtenaren en ambtenaressen
en do luidjes van het onderwijs, allen
staatsruifgasten derhalve, op dezen zalig-
zonnigen winterdag van de lichaam en
geest opwekkende schaatsensport.
De vlotto regelmatige streken der jonge
vlugge rijders bracht hem reeds binnen de
berekende tijdsruimte aan het eindpunt;
het schilderachtige visschersdorpje, waar
nog in geen enkel opzicht een modegril
haar intrede heeft kunnen doen, en do
liefde voor de nationale kleedc-rcLracht nog
heerscht in volle onbeperktheid. Ook do
zeden cn gewoonten op het dorp wijken
geen handbreed af van die der vorige
geslachten en trouw zijn allen er aan als
aan het eenig ware geloof, dat er uit
sluitend beleden wordt.
Het is een landstreke, zooals Ds. Ste-
genga schetste in een rede over de Nederl.
Volksziel, „waar het altijd kermis is" en
ONS HOEK«IE
OVER
OPVOEDING.
BETROUWBARE PAPIEREN.
I
Wie watertandt cr niet naar: had ik zal
maarl Wist ik ze maar te krijgen t
Betrouwbare papieren? Wie heeft ze tegen
woordig nog? Waar zijn ze veilig, mijn
lievelingen.: die mooie papieren, waarin ik
tweemaal per jaar de schaar mocht in
zetten: Knippen/'! Couponnetjes knippenl
Rente halen van papieren, die .„vast"
staan!Allemaal mooie illusies! Er
was 'n tijd, dat men honderd gulden, met
zorg bespaard, welgemoed en veilig ging
opbergen; ging „vastzetten". Vele men
schen hebben tegenwoordig van honderd
„vastgezette" gulden wel tweehonderd gul
den verdriet en kopzorg
Waar zit 'm dat in? Zijn er dan goeof
solide geldbeleggingen meer? Kan men dan
nooit meer gerust naar bed gaan. als men
nu eens 'n kleinigheid ergens anders ge
borgen heeft dan in de traditionecle ,.ou<de
brons?" Gewoonlijk ik spreek niet van'
bijzondere gevallen gewoonlijk is heb
eigen schuld, als men ér niet gerust op kan
zijn!Men wil te veel van z'n gelcL
„trekken"Men probeert steeds méér
rente te winnen, men gelooft allerlei dwaze
voorspiegelingen van ongehoord en on
mogelijk percentage of dividend, men ziet
zeépbaDen voor volvette kazen aan en....
op "n goeden dag zijn de moppen allen of
gedeeltelijk op stap!,Dat had ik moe
ten welen!" En dan scheldt men op ge
wetenloosheid van. geldman-deze cn on-
verantwoordclijk-gedoo van zakerv-man-dio
cn speculatic-zucht van schurk-zus cn ge-
brek-aan-zakenkennis. van gauwdief-zoo....
terwijl men. vergeet to schelden op eigen!
domheid en niJoit-genoeg-hebbende, zucht-
naar-meer en zucht-naar 't meeste....
Verstaat mij good, zoo gaat het dik
wijls! Onze kinderen kunnen wij moeilijk
in do kunst opleiden om eventueel hun
geld goed vast te zetten, althans zoolang
zij nog jong zijn maar één bank kunnen
wij hen toch als uiterst solide leeren ken
nen; met één soort rentegevers, nog wel
volgens 't hoogste percentage bij hoogste
koersrekening. kunnen, wij hen van jongsaf
vertrouwd makenik bedoel: do Bank
van O. L. Heer, bediend, door do meest-
solidc-cn-h c e te-ui tke^rin-" verzekerend o
Armen!-*
Daar kunnen uwe kinderen niet alles
brengen wat zij bezitten; dat zou ia vrlo
gevallen onvoorzichtig, onverstandig zi'nf
maa-r een gedeelte moot en zij cr heen
leeren brengen
Dit is vooral zoo gekomen sindsJezus
Christus^ Wiens leerling wij ons een eer
rekenen to zijn...., op aarde verscheen.
Deze had zoo geheel andere, volgens co
wereld: eigenaardige, opvattingen over ar
moede en armemenseben als Zijn tijdge-
nooten.... cn onze 20ste eeuwschp „tijdgc-
nooten.Arme menschen waren Zijn
lievelingenArme lui waren Zijn meesb
geliefde Apostelen! Arme menschen waren
zijn Moeder er. Voedstervader! Arme men
schen waren Zijn bloedverwanten! Armo
-EUILLETON.
De Bruid van het Kruis.
Vrij vertaald naar het Duïfsch van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
27)
De persoon uit do kamer daarnaast
loopt vlug weg. Mevrouw Kürschuer gaat
naar haar man, om te vertellen, dat het
gebeurd is, dat Rita „ja" gezegd heeft.
Armiu neemt de gouden ring uit het
roode zijden etui en zegt:
„Rita, je lieve handje". en nu legt de
Koninklijke martelares de blanke hand in
die van haar beul en deze drukt zo .aan
zijn door hartstochten ontwijde lippen en:
zegt den trcuweed uit lang vervlogen da
gen:
„Ik ben vau U, Gij zijt de mijne. Daar
zult ge van verzekerd zijn. Gij zijt in
irijn hart opgesloten. Verloren is het
sleuteltje.'Gij moet
„0, Jezus!" springt Rita verschrikt op.
„Wat is dat?" Het huis schudt plotseling,
Eooa^ het wel meer gebeurt bij een hef-
tigen donderslag.
„Ach kindje, je hent wat zenuwachtig!"
lacht Arm in. De bliksem is ingeslagen
maar dit mooie l:-eve handje moet ik kus
sen! a! zou bet mij ook in boeien slaken
mijn kind, boei mij toch, waar is toch
jouw ring?"
Zo opent met bevende hand liet parel
moer doosje, dat ze op de tafel had staan
en zegt: „Neem hem!" Anrin steekt den
hrillantcn-ring aan den vinger. Hij be
kijkt zo met welgevallen. Zijn oogen krij
gen een groenachtigen* valschen glans. Hij
zit nu nog zelfbewuster naast haar, het
mooio meisje, dat nu onherroepelijk van
hem is c-n zijn mooie klankvolle stem,
spreekt lieve woorden, en voor hem hangt
een voorstelling, van den duivel, die in de
gedaante van een slang uit een hoorn
kruipt c-n in menschentaal Eva verleidt
...Rita, men heeft jo daar veel in het
klooster geleerd en zijn oogen zoeken
door de kamer, waar verschillende mooie
handwerken liggen en een begonnen
schels, die op de kast ligt. Dan richt h;j
ze weer op het lieve onschuldige, bedroefd
gezichtje naast hem, „maar de hoofdzaak,
de kunst om verliefd te zijn, is een boek
met zeven sloten voor je. Kent ge het
bed niet van het meisje, dat honderd kun-
'®ten kan, maar kussen alleen niet
kan?"
„Och, zeg toch, ak het je belieft, niet
zulke dingen."
„Ha hahalacht hij zachtjes.
"Zooiete zegt men niet in Maxi ënfried,
Jw? Kindje neem mij niet kwalijk maar
ge zijt bedrogen. Spijt het jo niet, als
je d^nkt aan do uren, die jo op de knieën
doorbracht, terwijl jo zial en lichaam
toch rijp genoeg waren om lief te hebben?
Ken je de bruid vau Korinthië? Rita,
waarom dio Irotscho oogen? En steeds ga
jo verder van mij afzitten! Kindje, weet
jo, dat we over drie maanden al man en
vrouw zijn? "We moeten, aan elkander
w°nnen!"
Met bevende stem zegt Rita: „Het kan
wel zijn dat men in le kloosters niet mo
dern voor de menschen van de wereld
opgevoed wordt".
Ze houdt plotseling op een gevoel van'
onmacht overvalt haar. Is dat nu de man,
waar ze mee zal samen leven? Verschrik-
ke'ijk en dat al na drie maanden:
nu bespot hij. al, wat haar het. liefste en
dierbaarste is, hoe zal het dan wel later
z,-jn? O lieve Jezus!
„Nu Ri ta. Wat weet je van de menschen
uit de wereld?" lacht hij ironisch. Het
me'sje gaat met horten en stooten "verder,
„Maar dat weet ik zeker, dat men ons
daar niet, zooaki gij zegt, bedrogen heeft,
wij zonden er anders zeker niet zoo vroo-
lïjk en zielsgelukkig geweest zijn Ze
zit driftig aan haar ring te plukken, als
brandt dio haar aan de vingers ja h-'j
brandt haar een wonde aan het hart. ,.0
we waren gelukkig", klaagt zo, en kijkt
geen enkel oogenbb'k naar Armin, maar
wel naar den gekruïsden HePand, aan
Wien zij haar jonge leven geschonken
heeft, en men rukt het van Hem weg.
Nooit, nooit zal ze dien mooien tijd ver
geten. „O, als ik maar weer in het kloos
ter mocht zijn niM als pons'onna.ire
als bellenmeisje, als dienstbode," en haar
heelo leed kl'aagt ze, neen schreeuwt ze
uit tegen dezen woesteling, „ik zou mij
alle vingers krom willen werken, en op 't
stroo slapen en de goede, lieve Zusters
daarvoor de handen widen kussen." „Om
Gods wil, het arme schepsel!" zegt Armin
schijnbaar geschrokken en wil met z:jn
onwaardige hand haar reine handen aan
raken. ,.Tn wat voor een fantasieleven,
leeft g^'j? Dat is ongelooflijk, Rita! je zoudt
in dat klooster, waar men alleen maar op
je geld speculeert, nooit meer een voet
over den drempel mogen zetten. Je hebt de
slechtheid der Zusters niet doorzien, je
bent er nog te veel kind voor. De Zusters,
waar je nan hangt met geheel je ziel, heb
ben je jonge ziel willen dooden, je voor
liefde geschapen hart versteend. Men wil
de je tot een intreden in het klooster dwin
gen en met jou geld een kerk of zieken
huis bouwen of weet ik wat meer." De
wangen van het meisje beginnen te
gloe'en.
„Kent ge iemand van Mariënfried, dat
ge zoo snrcckt?"
„Nee."
„Zeg dan zoo iets ook niet. Zoudt ge
mij dan ook zonder mijn geld genomen
hebben? Ik geloof het niet."
„Go zijt zoo mooi Rita! laten we dio
nonnen begraven en een kruis maken ovër
hun armzalige kinderlijkheid laat ons
weer over do liefde spreken, want het is
Mei vandaag, Rita!"
Hij legt zijn arm over haar schouders.
Zo gaat terug, als kwam er een gevaariijk
voorwerp naar haar toe.
„Niet naar de Zusters toe, lievo mooie
vrouw, je zult in de-salons stralen en uit
blinken en bewonderd worden door héél
"Weenen, Rita! Kleine lady! Komt de lief-
do voor de were'd nu no? n:et! Rita,
waar kijk jo naar? Kijk mij toch oens
aan, mijn meisje?
Haar oogen staren naar den gekruisig
den God.
„Ik kan niet kan niet.
„Rita k'jk mij aan! Waarom kijk je
daar nog maar'steeds heen? Is dat
(verontschuldig mij) afschuwelijke,
hatelijke kru's, dat iemand (laat ik op
recht zijn) 'kippevel geeft soms ook
een aandenken van de Zusters?"
Zo geeft geen antwoord. Haar wangen
worden nog donkerder van klieur, als had
ze zware koorts.
„Mijn lief kruis", zegt ?e, „is het mooi
ste sieraad van mijn kamer, en ik sta niet
toe, dat het bespot wordt."
„W?C spot1?" lacht Arm'n, maar zijn
oogen schieten vuur naar den Man van
Smarten. „Ik veuoorloof mij op te mer
ken, dat dit slechte afgietsel van Gröde-
ner's Christus een gruwel is. Er zijn
mooiere kransen, b.v. dat van Klinger is
heel fijn, ook dat van Mys'beek gaat er
mee door; maar dit is werkelijk verschrik
kelijk. Die gedraaide haariokken d:é
wonden gehrgen. alle, dat Christus een
ïaten we zeggen joodsch staatsburger
was."
Rita ziet den. brutalen grappenmaker
met groot© oogen aan.
Triomphantelijk en duidelijk, als een go-
bed van een belijder komt het van bare
lippen: „Onze Heiland behoorde in Zijn
menschheid tot het joodsche volk. in Zijn
Godheid is Hij Gods Zoonl Gelooft Ge dat.
niet, dat ge zóo van Hem/ spreekt? Gelooft
Gij aan God of gelooft Gij niet?"
„Versta mij niet verkeerd, o lief aange
zicht!" citeert lachend do man van do we
reld, uit Goéthe's Faust. „Het heeft geen
reden om over nietaphysiscke vragon het
hoofd te breken. Waar is de practisohe
waarde? In ieder geval is mij de
Griekscke God die mensck werd, terwille
van de schoonheid liever. Hij kijkt
smalend en lachend naar het kruis, „dan
je joodsche God, idie als mensck niets an
ders dan wonden en pijnen had en ten
laatste een heel treurigen dood st erf
Deze zelfvernietiging is onnatuurlijk, hot
leven is niet om weggegooid to worden,
maar om er van te geweten. Deze Chris
tus, mijn lief meesje, die hier je aardige
slaapkamertje neem het mij niet kwa
lijk ontsiert, mag niet in onze mooie
slaapkamer. Waar de liefde en schoon
heid wonen, ia voor zulk een boleodiging
van de natuur geen plaats." Rita's hart
bonst hoorbaar bij de brutale schimp
woorden van den ongeloovigo cn het grieft
haar. Bij de laatste woorden springt.ze
op en ze roept met een stem zoo helder
als een k'ok: „Mijnheer von Lorenzen, als
ge èr zóo over denkt hier is mijn
ring! Nooit kan ik een man toebehooren,
die aan God zijn huis ontzegt!"
„Wie ontzegt Hem dan zijn huis?" lacht
Annin satanisch. „Ach m:jn kind, dat
gaat niet op deze manier! H'er neem hem
weer!" Hij probeert baar hand te pakken,
en haar den ring, dien ze hem toegewor
pen heeft, weer aan den ringer te steken.
„Ge zijt van mij, en. blijft van mij! En
weet go, mijn goed kind, dat alls je de ver
loving zoudt verbreken, ge uw vaders
naam in het politieblad en uw grootvader's
naam in de „Klkeriki" 1) genoemd zoudt
vinden. Uw geëerde Vader heeft namen!-'jk
een zeer vuil zaakje met een zekere dame
aan do hand gehad, een bekende misda
digster wil ik er U alle bijzonderheden
•van vertellen?"
„Neen!" fluistert ze. „Mama, mama!"
roept zo plotseling gillend uit. Niemand
antwoordt, wemrmd komt. Do man pakt
baar vast en wil haar togen zicli aan
drukken. Ze weert zich heftig. „Wat maak
je toch een drukte, en dat alleen om een
•Christus! Wat heb je in de kamer open
lijk nog racer nood'g, als je mij hebt?"
„Ik wil niet! Ik wil niet!" roept Rita
vol vortwiifeling u;t. „O l'eve Heiland, ik
wJi niet! Ik wil Jvnn niet! Noo't, noo-tl"
Ze rukt zich uit z'jn armen los, valt op
de knieën voor het kruis neer en klemt
zich aan de gezegende voeten van dén
Gekruisigde vast. „Heiland!" roept ze
hartverscheurend uit. „Ik heb niemand
anders dan U. Ik wil niet aan iemand toe
behooren, die U versmaadt! Ik wil wet
Jezus, mijn Jezus, ik ben de Uwe. Red
mij! Neem mij b;j U! Bij UI Ik wil naar
U en bij U z'inl" Eeai g'l van schrik
stoort haar gebed. „Terug! Het kruis! Het
kruis!" Een oogenblik zooals bij Fran-
riscus van Alverno, buigt zich de Chris-
his met wijduitgestrekte armen naar het
beangstigde meisje over, dat Hem riep cn
dat geen enkelen Vriend had, dan Hem
den Machtigen, den getrouwen. Zwaar valt
liet Ievensgroote lam is naar beneden
het gewicht verwondt hef blonde hoofd van
de biddende. Een zachte roep: „Mijn Je
zus I" Rita ligt, lijkbleek en met bloed
bedekt, gelijk eor.s de stervende Cecilia
roerloos op het tap'jt en naast haar,
met gebroken arm, do Gekruisigde.
Bleek vau schrik, zonder de in bet bloed
liggende Rita aan. te raken, rent Armin
uit -de kamer. De e^ctrische bel rinkelt
door het huis. „Help! De Juffrouw heeft
z'ch erg verwond." En de Vader die do
koopsom voor zijn dochter met groote ge-i
tallen bij elkaar rekent, de Moeder, d o
in haar boudoir al! zit te bedenken, hoe
zo haar Ixruitotsjapon zal laten maken, do
gewetenlooze Moeder, die met opzet haar
dochter met den joneen man alleen ge'aten.
heeft, zo komen met onts'elde gez'chten.
aangeloopen. Wat is er foeh gebeurd?
Het kind? Hot kind beeft zich bezrerd? Ze
zien haar daar in haar bloed liggen, haar
b'eck smartvol gelaat a7s in een stommo
klacht naar haar pijniger opgeheven,
ferwjil haar jonge leven, risehjk met haar
b'oed wegstroomtNaast haar ligt do
Christus. Het lichaam is on drie plaatsen,
kapot en de a^an is er afgebroken.
„Het kruis!" fhri&tTen schuw de dienst-'
beden. „Het is de schuld van bet kruis!''
De radelooze Moeder ligt naast baar kind
op den grond to huilen en streelt en kust
haar kind en roept:
„Riteri, mijn Rïterl! Miin me'sje. Doe jo
oogen toch open! K»jk mij toch eens aan.
Dat ding daar!" gilt ze en ze springt woe
dend op en stoot met de voeten het krws
weg. „Weg daarmee, we.g daarmee! Ver
brandt het! Zooiets hangt men nu op cn
dan gebeurt er zoo'n ontzettend, ontzettend;
ongeluk dioor! Weg, weg er mee!" Ze gaat
als een krankzinnige te keer. „Weg met
dat afschuwelijke d'nri" Dé Vevrve marie-t
lares op het vloerkleed beweegt z:ch.
„Mijn Jezus!" zegt ze en probeert het
bMnde hoofd een beetje op te heffen:
„Niet afschuwenjk! Mooi! zoo lief.
Waar Gij zijt daar wil ik rim .1
Waar Gij niet zijt.nooR!nooitl
nooitmijn JezusHaar hoord valt
weer neer en juist op het met doornen ge
kroonde hoofd van den Gekriusigde en
haar handen omvatten besehenn-rad het
l'chaam, als wilde ze haar HemelscVon
Bruidegom voor hoon en smaad bewaren.
Haar rein bloed verft Z'jn doornenkroon
en de doorstoken zijde, en nooit nog had
schooner, reiner en natuurlijker oom
scliil der het heilige bloed kunnen weer
geven.
1) Is een Weensch weekblad dat dé
politieke spotternijen publiceert.