1 Letale Coiii" [kalender der week j Zaterdag 26 Januari 1924 N.B. Ais niet anders wordt aangegeven heeft in deze -week iedere H. Mis Gloria, mist Credo en heeft de gewone Prefatie. ZONDAG 27 Jan. 3e Zondag na Drieko ningen. Mis: A dor a te. 2o geJjed v. d. H. Joannes Chrysostomus. Credo. Prefa tie y. d. Allerh. Driteëen'hcid. Kleur: Groen. De wonderen in het Evangelie verhaald bewijzen zon nekhaar Christus* Godheid. Öp verren afstand geneest H;i den zoon van den Honderdman. De H. Kerk spoort ons dan ook aan: „Aanbidt Hem" (Introï tus) en zij laat ons met hare woorden Christus hu'digen in Graduale en Allelu ja-vers. Het eerste wonder, in het Evange lie van dezen dag vermeld, verzinnebeeldt het deel van Christus' komst: onze reinï- :gTig van zonden. In Z'jn Goddelijk Zoen bloed, dat iederen dag op geheimzinnige wijze van het altaar vüoeit om onze zielen ie heiligen (Sllgebed), heeft Christus ons gereinigd. Ons reinigen van zonden en 'do heiliging onzer zielen is Christus' inet het Kruisoffer bekroond levenswerk ge weest: dankbaar herdenken wij in het H. Misoffer dit werk van 's Hoeren goedheid en macht (Offert.) Laten wij ons niet al leen verwonderen over do schoonheid van ■'Christus'" Hv (Communie) maar ons in 'daden (liefde, lijdzaamheid, goede werken: 'Epistel) Z:ine volgelingen looneii. TT' ertoe kom© God onze zwakheid te hulp (Gebed; Pos teonun nn'o). MAANDAG 28 Jan. Tweede feest dag v. d. F. Acnes, Maagd en Marte lares. Mis: VnltüTH t u u m. 2e gelwl v. Mara. 3e voor Kerk of Paus. Kleur: Ro o d. A'3 e volken stemmen samen in den lof der H. Agnes, die zoowel over de zwak heid haver jaren als over de woede der iyrannen de overwniaing heeft behaald (H. Amhmsius). DINSDAG 29 Jan. Mis v. d. HJran- ciscus v. Sales, Bisschop, Belijder en Kerk1 eeraar. In medio. Credo. Kleur: V/ i t. Fraiisi scus, de zoon v. d. grafelijke familie .v Sa>s, trad na volbrachte stu diën in. den geesteh'iken stand. Als pries ter beijverde hij z:oh vooral de dwalende Calvinisten (protestanten) tot het ware geToof te bekeer.n, waarvoor hij ve'e ver- Tjflginven moest verduren. 72 000 dwa'en- <bn, zoo verhaalt men, wist hij dnor zijn heilig woord',' stichtende voorbee'den en vuriigo geb^en tot de Kath. kerk terug te brengen. TT:j is ook de Stichter van de Orde de1* V's'tandinnen (Zusters van O L. Vr Ttp^^y-'n"). dm arbp:.den ran dp opvoeding der jeugd. Francisóus stierf als Bisschop van Genève (Zwitserland) in 1622, 55 jaren oud. WOENSDAG 30 Jan. Mis v. d. H. Martina, Maagd cü Martelares. Lo- raiebar. 2o cn"3© gebed als op Maandag* Kleur: Rood. Do H. Mart'na ia om hare standvastig heid in hel geloof gegeeseld, aan een soort galg opgehangen. Over haar met ijzeren haken verscheurd lichaam werd kokende olio en pek uitgegoten. Zij is voor de w'.l- de dieren geworpen, welke echter hunne wreedheid in 't bijzijn van Martina ver gaten. Ten slotte is zij onthoofd. Op 't zelf de oogenb'ik deed oen hevige aardbeving de stad schudden en werden afgodstem pel omvergeworpen. De bekeuring van vJe Heidenen was daarvan liet gevolg. Martina was een kind van 13 jaren. DONDERDAG, 31 Januari. Mis v. d. H. Petrus Nolascus, Belijder. Jus* tus ut pafma. Sfilgebed en Postcommunio uit do M\s Os Jus li. Kleur: Wit. Vgl. 23 Januari. VRIJDAG 1 Februari. Mis v. d. H. Ignatius, Bisschop en Martelaar. Mïhï aufem Kleur: Rood. N.B. Vandaag is géoorloofd een Yofief- mis v. h. Goddelijk Hart v. Jezus. Mis: Miserebilnr fZio \il het Misboek achter de Maand Mei) Credo, S'echts één gebed. Pref. v. b. H 3£ruis. -Kleur: Wit. Onder keizer Trajanus (98117) werd de H. Ignatius naar Rome gevoerd om. voor. de wilde dieren te worden gewor pen. Een gloeiend verbuigen naar het martelaarschap bezielde hem, zona's blijkt uit zijne brieven, op weg naar Rome aan verschi'lende parochies geschreven. Toen hij de leeuwen hoorde brullen sprak Ig natius de heerlijke woorden: Tarwe ben \k voor Christus. Door de lauden der deren zal ik werden gemalen, opd-at ik een zuiver -brood worde. (Oommumo). Hij stierf in 107. ZATERDAG 2 Februari. Feestdag v a n Maria's Zuivering. (Maria J.ichtmis) Mis: S u s c e r> i m u s. Credo. Pref. v. Kerstmis. Kleur v. d. M;s: Wit. Vandaag worden kaarsen gewijd en ontstoken in de processie gedragen als eprbetoon en lefdebew'js aan Christus, D:en Simeon voorspelde als het „Licht lm* verrcht'ng van bet Heidendom". „De Wortel v. Jesse heeft gebkrid; de ster ,-s uit Jacob opgegaan; oen Maagd bracht den Zaligmaker ter were'd. (Voor dit alles) loven wij U, Heer «onze God". (Kerk. Get.) Rijpwetering. A. M. KOK, pr. DE STICHTING DER VRO'JWEN VAN CAZARETH EN DE JAVAKISSIE. Het idee van het leeke-apostolaat, gelijk het door pater Van Ginneken in zijn G'. G. G.-boekje, getiteld: „Kruisvaarders van onzen Tijd, voor oen paar jaren is opge worpen, heeft bijval maar ook veel tegen spraak gevonden. Zoo gaat het mot alle goede ideëen, die tegen de traditie ingaan. Maar zoo verdienen ook alle jonge ideeën, die nog groeien moeten. Zoo gaat het im mers ook onder de menschen zelf met het jonger geslacht. De ideeën en gedragingen der besten onder do jongeren beginnen al tijd met te worden tegengesproken,, en waarlijk niet zonder reden, maar- eindi gen met het lo winnen, vermits het goede ideeën zijn dié van God komen. Zoo is de vooruitgang onder de menschen. Daarom vond ik het zoo verblijdend, uit do laatsto G. G. G.-boekjes: „Het Vak- Catecuumenaat der Vrouwen van Naza- rcth" en „Do Kruisvaarders van Sint Jan" geschreven door pater Jan van Rijckevor- sel, maar met een nawoord van pater Van Ginnaken, te mogen zien, dat ook pater Van Ginneken zelf het zoo opvat, en dat hij van harte graag toegeeft, -dat zijn eerste denkbeeld nog nieuw cn Tastheid missen- do moet uitgroeien tot bepaalde vormen, welke nuttig en noodig zijn, en aange past aan de omstandigheden volgens de ervaring opgedaan op het terrein der missie zelf. Het Vak-Gatechiunenaat der Vrouwen van Nazareth toont reeds vastere vormen dan het denkbeeld der Kruisvaarders van Onzen Tijd; het Vak-Gatechumenaat is ge groeid en krachtiger geworden en pater Van Ginneken verheugt zich over dien groei en ontwikkeling en verlangt slechts, daj het uitgroeie tot vollen wasdom, dat het bloeien moge cn tot volle rijpheid ko men. Maar ik kan nog meer en boter zeggen. Ik heb de huizen van dit werk hier in Nederland bezocht, ik heb gesproken met de vrouwen van Bethanië en ze bezig ge zien in hun kinder-catechumenaat; ik heb gesproken met de vrouwen van Naza reth, ze gezien te 0vervoorde vol ijver aan het binnenlandsch missiewerk en vurig verlangende naar de overzeesche missiën, naar onze koloniën; en het hart van een missionaris, die ruim 25 jaar op Java heeft mogen werken, ging open en ik heb gezegd: „Zulke leeke-apostelen moeten we hebben op Java". Alleen moet.-er gezorgd worden, om do eerste bestaanszekerheid te verkrijgen, dat ze eenige gediplomeerde onderwijskrachten kunnen meezenden, dan kan, van zoo'n eerste school uit, heel hare missic-actio zich verspreiden. Pator Van Ginneken en zijn opvolger, als leider van Do Vrouwen van Nazareth, stemden ten volle in met mijne meening en ze vroegen mij, of ik dit zelf vóór mijn teruggaan naar de missie per ss. „Tambora" in Februari a.s., bij wijze van afscheid aan het vaderland, wilde publiceeren: een vereerend verzoek waaraan ik gaarne voldoe. Het wil mo dan voorkomen, dat het, bij den tegenwoordigen wedloop van gods- dienstigo gezindten en politieke partijen, om beschaving to brengen op Java, duro plicht is van katholiek Nederland, om het providentieele apostolaat, waartoe do Vrouwen van Nazareth geroepen zijn, mogelijk te maken; ja, die bestaansmoge lijkheid en dat kunnen we te verhef fen tot bestaanszekerheid. Daartoo is noo dig, dat denigo gediplomeerde onderwij zeressen zich aansluiten, zich opgeven voor Java en intreden te huize Overvoor- de. Er zijn, naar ik gis in Nederland, waar do missieactio en offervaardigheid voor do bekeering der heidenen een hoog- tepeil heeft bereikt, dat bewondering wekt in andere beschaafde landen en den hoogsten lof hoeft verworven van den kar dinaal, voorzitter der Propaganda te Rome, genoeg edelmoedige, betrekkelijk jonge, ongehuwde onderwijzeressen, die, als haar do mogelijkheid bekend wordt, dat ze apostelen kunnen zijn op Java en dat ze landgenoocen tot apostelen kunnen maken: den goeden God zullen danken voor de haar geopenbaarde verheven roe ping. Er worden geen religieuze zusters van hen gemaakt. Die zijn er al en ze doen cr schoon en goed werk en verrich ten haar werk uitstekend. Maar wij hebben daarnaast op Java: Eocmsch-Katholieko leeke-apostelen noo dig, gelijk do Kartinï-Vereenigingen en het Leger des Heils en de Protestanlsche Zendeling- en Bijbel-genootschappen, die al lang hebben; vrouwen, die kunnen ko men en gaan, waar de religieuze-zuster niet kan bomen en gaan; die gewoon ge kleed zijn en bij haar komen niet al aan stonds worden, aangezien als de erkende representanten cener religieuss congrega tie door velen geëerd, door vele anderen geweerd; cn dio toch door do volkomen beoefening der geestelijke en lichamelijke werken van barmhartigheid, zoo echt Evangelie-apostèlinnen van Jezus Chris tus kunnen zijn. De condities die worden gesteld en de vereïschte Iiooge roeping kunnen ze zelve nagaan in het G. G, G.-boekje van pater Van Rijckovorsel; of willen zo gemakke lijk alles ineens weten: laten ze dan schrij ven en nog beter een bezoek brengen aan de Overste, moeder Maria Meertens, op Huize Overvoorde, te Rijswijk, Z.-H. P. HOEVENAARS, S. J. Miss, apost. Rotterdam, 12 Januari 1924. NOBLESSE OBLIGE. Wij ontleenen volgend stukje van Bep van t Hoff aan do A. .R. K. A.: Op oen der mooiste dagen van dezen ouderwetschen winter, vol ijs en sneeuw, brachten een twaalftal overheidsdienaren op schaatsen een bezoek aan een der'vïs- schersdorpjes, gelegen aan do Zuiderzee. "Vreugdevol blikkerde de zon aan den hemel cn wierp haar reine stralen over de breede, blanko ijsvlakte. Dartel cn levensblij, verrukt over den vrijen dag zoo maar midden in do week, genoten do ambtenaren en ambtenaressen en do luidjes van het onderwijs, allen staatsruifgasten derhalve, op dezen zalig- zonnigen winterdag van de lichaam en geest opwekkende schaatsensport. De vlotto regelmatige streken der jonge vlugge rijders bracht hem reeds binnen de berekende tijdsruimte aan het eindpunt; het schilderachtige visschersdorpje, waar nog in geen enkel opzicht een modegril haar intrede heeft kunnen doen, en do liefde voor de nationale kleedc-rcLracht nog heerscht in volle onbeperktheid. Ook do zeden cn gewoonten op het dorp wijken geen handbreed af van die der vorige geslachten en trouw zijn allen er aan als aan het eenig ware geloof, dat er uit sluitend beleden wordt. Het is een landstreke, zooals Ds. Ste- genga schetste in een rede over de Nederl. Volksziel, „waar het altijd kermis is" en ONS HOEK«IE OVER OPVOEDING. BETROUWBARE PAPIEREN. I Wie watertandt cr niet naar: had ik zal maarl Wist ik ze maar te krijgen t Betrouwbare papieren? Wie heeft ze tegen woordig nog? Waar zijn ze veilig, mijn lievelingen.: die mooie papieren, waarin ik tweemaal per jaar de schaar mocht in zetten: Knippen/'! Couponnetjes knippenl Rente halen van papieren, die .„vast" staan!Allemaal mooie illusies! Er was 'n tijd, dat men honderd gulden, met zorg bespaard, welgemoed en veilig ging opbergen; ging „vastzetten". Vele men schen hebben tegenwoordig van honderd „vastgezette" gulden wel tweehonderd gul den verdriet en kopzorg Waar zit 'm dat in? Zijn er dan goeof solide geldbeleggingen meer? Kan men dan nooit meer gerust naar bed gaan. als men nu eens 'n kleinigheid ergens anders ge borgen heeft dan in de traditionecle ,.ou<de brons?" Gewoonlijk ik spreek niet van' bijzondere gevallen gewoonlijk is heb eigen schuld, als men ér niet gerust op kan zijn!Men wil te veel van z'n gelcL „trekken"Men probeert steeds méér rente te winnen, men gelooft allerlei dwaze voorspiegelingen van ongehoord en on mogelijk percentage of dividend, men ziet zeépbaDen voor volvette kazen aan en.... op "n goeden dag zijn de moppen allen of gedeeltelijk op stap!,Dat had ik moe ten welen!" En dan scheldt men op ge wetenloosheid van. geldman-deze cn on- verantwoordclijk-gedoo van zakerv-man-dio cn speculatic-zucht van schurk-zus cn ge- brek-aan-zakenkennis. van gauwdief-zoo.... terwijl men. vergeet to schelden op eigen! domheid en niJoit-genoeg-hebbende, zucht- naar-meer en zucht-naar 't meeste.... Verstaat mij good, zoo gaat het dik wijls! Onze kinderen kunnen wij moeilijk in do kunst opleiden om eventueel hun geld goed vast te zetten, althans zoolang zij nog jong zijn maar één bank kunnen wij hen toch als uiterst solide leeren ken nen; met één soort rentegevers, nog wel volgens 't hoogste percentage bij hoogste koersrekening. kunnen, wij hen van jongsaf vertrouwd makenik bedoel: do Bank van O. L. Heer, bediend, door do meest- solidc-cn-h c e te-ui tke^rin-" verzekerend o Armen!-* Daar kunnen uwe kinderen niet alles brengen wat zij bezitten; dat zou ia vrlo gevallen onvoorzichtig, onverstandig zi'nf maa-r een gedeelte moot en zij cr heen leeren brengen Dit is vooral zoo gekomen sindsJezus Christus^ Wiens leerling wij ons een eer rekenen to zijn...., op aarde verscheen. Deze had zoo geheel andere, volgens co wereld: eigenaardige, opvattingen over ar moede en armemenseben als Zijn tijdge- nooten.... cn onze 20ste eeuwschp „tijdgc- nooten.Arme menschen waren Zijn lievelingenArme lui waren Zijn meesb geliefde Apostelen! Arme menschen waren zijn Moeder er. Voedstervader! Arme men schen waren Zijn bloedverwanten! Armo -EUILLETON. De Bruid van het Kruis. Vrij vertaald naar het Duïfsch van E. VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). 27) De persoon uit do kamer daarnaast loopt vlug weg. Mevrouw Kürschuer gaat naar haar man, om te vertellen, dat het gebeurd is, dat Rita „ja" gezegd heeft. Armiu neemt de gouden ring uit het roode zijden etui en zegt: „Rita, je lieve handje". en nu legt de Koninklijke martelares de blanke hand in die van haar beul en deze drukt zo .aan zijn door hartstochten ontwijde lippen en: zegt den trcuweed uit lang vervlogen da gen: „Ik ben vau U, Gij zijt de mijne. Daar zult ge van verzekerd zijn. Gij zijt in irijn hart opgesloten. Verloren is het sleuteltje.'Gij moet „0, Jezus!" springt Rita verschrikt op. „Wat is dat?" Het huis schudt plotseling, Eooa^ het wel meer gebeurt bij een hef- tigen donderslag. „Ach kindje, je hent wat zenuwachtig!" lacht Arm in. De bliksem is ingeslagen maar dit mooie l:-eve handje moet ik kus sen! a! zou bet mij ook in boeien slaken mijn kind, boei mij toch, waar is toch jouw ring?" Zo opent met bevende hand liet parel moer doosje, dat ze op de tafel had staan en zegt: „Neem hem!" Anrin steekt den hrillantcn-ring aan den vinger. Hij be kijkt zo met welgevallen. Zijn oogen krij gen een groenachtigen* valschen glans. Hij zit nu nog zelfbewuster naast haar, het mooio meisje, dat nu onherroepelijk van hem is c-n zijn mooie klankvolle stem, spreekt lieve woorden, en voor hem hangt een voorstelling, van den duivel, die in de gedaante van een slang uit een hoorn kruipt c-n in menschentaal Eva verleidt ...Rita, men heeft jo daar veel in het klooster geleerd en zijn oogen zoeken door de kamer, waar verschillende mooie handwerken liggen en een begonnen schels, die op de kast ligt. Dan richt h;j ze weer op het lieve onschuldige, bedroefd gezichtje naast hem, „maar de hoofdzaak, de kunst om verliefd te zijn, is een boek met zeven sloten voor je. Kent ge het bed niet van het meisje, dat honderd kun- '®ten kan, maar kussen alleen niet kan?" „Och, zeg toch, ak het je belieft, niet zulke dingen." „Ha hahalacht hij zachtjes. "Zooiete zegt men niet in Maxi ënfried, Jw? Kindje neem mij niet kwalijk maar ge zijt bedrogen. Spijt het jo niet, als je d^nkt aan do uren, die jo op de knieën doorbracht, terwijl jo zial en lichaam toch rijp genoeg waren om lief te hebben? Ken je de bruid vau Korinthië? Rita, waarom dio Irotscho oogen? En steeds ga jo verder van mij afzitten! Kindje, weet jo, dat we over drie maanden al man en vrouw zijn? "We moeten, aan elkander w°nnen!" Met bevende stem zegt Rita: „Het kan wel zijn dat men in le kloosters niet mo dern voor de menschen van de wereld opgevoed wordt". Ze houdt plotseling op een gevoel van' onmacht overvalt haar. Is dat nu de man, waar ze mee zal samen leven? Verschrik- ke'ijk en dat al na drie maanden: nu bespot hij. al, wat haar het. liefste en dierbaarste is, hoe zal het dan wel later z,-jn? O lieve Jezus! „Nu Ri ta. Wat weet je van de menschen uit de wereld?" lacht hij ironisch. Het me'sje gaat met horten en stooten "verder, „Maar dat weet ik zeker, dat men ons daar niet, zooaki gij zegt, bedrogen heeft, wij zonden er anders zeker niet zoo vroo- lïjk en zielsgelukkig geweest zijn Ze zit driftig aan haar ring te plukken, als brandt dio haar aan de vingers ja h-'j brandt haar een wonde aan het hart. ,.0 we waren gelukkig", klaagt zo, en kijkt geen enkel oogenbb'k naar Armin, maar wel naar den gekruïsden HePand, aan Wien zij haar jonge leven geschonken heeft, en men rukt het van Hem weg. Nooit, nooit zal ze dien mooien tijd ver geten. „O, als ik maar weer in het kloos ter mocht zijn niM als pons'onna.ire als bellenmeisje, als dienstbode," en haar heelo leed kl'aagt ze, neen schreeuwt ze uit tegen dezen woesteling, „ik zou mij alle vingers krom willen werken, en op 't stroo slapen en de goede, lieve Zusters daarvoor de handen widen kussen." „Om Gods wil, het arme schepsel!" zegt Armin schijnbaar geschrokken en wil met z:jn onwaardige hand haar reine handen aan raken. ,.Tn wat voor een fantasieleven, leeft g^'j? Dat is ongelooflijk, Rita! je zoudt in dat klooster, waar men alleen maar op je geld speculeert, nooit meer een voet over den drempel mogen zetten. Je hebt de slechtheid der Zusters niet doorzien, je bent er nog te veel kind voor. De Zusters, waar je nan hangt met geheel je ziel, heb ben je jonge ziel willen dooden, je voor liefde geschapen hart versteend. Men wil de je tot een intreden in het klooster dwin gen en met jou geld een kerk of zieken huis bouwen of weet ik wat meer." De wangen van het meisje beginnen te gloe'en. „Kent ge iemand van Mariënfried, dat ge zoo snrcckt?" „Nee." „Zeg dan zoo iets ook niet. Zoudt ge mij dan ook zonder mijn geld genomen hebben? Ik geloof het niet." „Go zijt zoo mooi Rita! laten we dio nonnen begraven en een kruis maken ovër hun armzalige kinderlijkheid laat ons weer over do liefde spreken, want het is Mei vandaag, Rita!" Hij legt zijn arm over haar schouders. Zo gaat terug, als kwam er een gevaariijk voorwerp naar haar toe. „Niet naar de Zusters toe, lievo mooie vrouw, je zult in de-salons stralen en uit blinken en bewonderd worden door héél "Weenen, Rita! Kleine lady! Komt de lief- do voor de were'd nu no? n:et! Rita, waar kijk jo naar? Kijk mij toch oens aan, mijn meisje? Haar oogen staren naar den gekruisig den God. „Ik kan niet kan niet. „Rita k'jk mij aan! Waarom kijk je daar nog maar'steeds heen? Is dat (verontschuldig mij) afschuwelijke, hatelijke kru's, dat iemand (laat ik op recht zijn) 'kippevel geeft soms ook een aandenken van de Zusters?" Zo geeft geen antwoord. Haar wangen worden nog donkerder van klieur, als had ze zware koorts. „Mijn lief kruis", zegt ?e, „is het mooi ste sieraad van mijn kamer, en ik sta niet toe, dat het bespot wordt." „W?C spot1?" lacht Arm'n, maar zijn oogen schieten vuur naar den Man van Smarten. „Ik veuoorloof mij op te mer ken, dat dit slechte afgietsel van Gröde- ner's Christus een gruwel is. Er zijn mooiere kransen, b.v. dat van Klinger is heel fijn, ook dat van Mys'beek gaat er mee door; maar dit is werkelijk verschrik kelijk. Die gedraaide haariokken d:é wonden gehrgen. alle, dat Christus een ïaten we zeggen joodsch staatsburger was." Rita ziet den. brutalen grappenmaker met groot© oogen aan. Triomphantelijk en duidelijk, als een go- bed van een belijder komt het van bare lippen: „Onze Heiland behoorde in Zijn menschheid tot het joodsche volk. in Zijn Godheid is Hij Gods Zoonl Gelooft Ge dat. niet, dat ge zóo van Hem/ spreekt? Gelooft Gij aan God of gelooft Gij niet?" „Versta mij niet verkeerd, o lief aange zicht!" citeert lachend do man van do we reld, uit Goéthe's Faust. „Het heeft geen reden om over nietaphysiscke vragon het hoofd te breken. Waar is de practisohe waarde? In ieder geval is mij de Griekscke God die mensck werd, terwille van de schoonheid liever. Hij kijkt smalend en lachend naar het kruis, „dan je joodsche God, idie als mensck niets an ders dan wonden en pijnen had en ten laatste een heel treurigen dood st erf Deze zelfvernietiging is onnatuurlijk, hot leven is niet om weggegooid to worden, maar om er van te geweten. Deze Chris tus, mijn lief meesje, die hier je aardige slaapkamertje neem het mij niet kwa lijk ontsiert, mag niet in onze mooie slaapkamer. Waar de liefde en schoon heid wonen, ia voor zulk een boleodiging van de natuur geen plaats." Rita's hart bonst hoorbaar bij de brutale schimp woorden van den ongeloovigo cn het grieft haar. Bij de laatste woorden springt.ze op en ze roept met een stem zoo helder als een k'ok: „Mijnheer von Lorenzen, als ge èr zóo over denkt hier is mijn ring! Nooit kan ik een man toebehooren, die aan God zijn huis ontzegt!" „Wie ontzegt Hem dan zijn huis?" lacht Annin satanisch. „Ach m:jn kind, dat gaat niet op deze manier! H'er neem hem weer!" Hij probeert baar hand te pakken, en haar den ring, dien ze hem toegewor pen heeft, weer aan den ringer te steken. „Ge zijt van mij, en. blijft van mij! En weet go, mijn goed kind, dat alls je de ver loving zoudt verbreken, ge uw vaders naam in het politieblad en uw grootvader's naam in de „Klkeriki" 1) genoemd zoudt vinden. Uw geëerde Vader heeft namen!-'jk een zeer vuil zaakje met een zekere dame aan do hand gehad, een bekende misda digster wil ik er U alle bijzonderheden •van vertellen?" „Neen!" fluistert ze. „Mama, mama!" roept zo plotseling gillend uit. Niemand antwoordt, wemrmd komt. Do man pakt baar vast en wil haar togen zicli aan drukken. Ze weert zich heftig. „Wat maak je toch een drukte, en dat alleen om een •Christus! Wat heb je in de kamer open lijk nog racer nood'g, als je mij hebt?" „Ik wil niet! Ik wil niet!" roept Rita vol vortwiifeling u;t. „O l'eve Heiland, ik wJi niet! Ik wil Jvnn niet! Noo't, noo-tl" Ze rukt zich uit z'jn armen los, valt op de knieën voor het kruis neer en klemt zich aan de gezegende voeten van dén Gekruisigde vast. „Heiland!" roept ze hartverscheurend uit. „Ik heb niemand anders dan U. Ik wil niet aan iemand toe behooren, die U versmaadt! Ik wil wet Jezus, mijn Jezus, ik ben de Uwe. Red mij! Neem mij b;j U! Bij UI Ik wil naar U en bij U z'inl" Eeai g'l van schrik stoort haar gebed. „Terug! Het kruis! Het kruis!" Een oogenblik zooals bij Fran- riscus van Alverno, buigt zich de Chris- his met wijduitgestrekte armen naar het beangstigde meisje over, dat Hem riep cn dat geen enkelen Vriend had, dan Hem den Machtigen, den getrouwen. Zwaar valt liet Ievensgroote lam is naar beneden het gewicht verwondt hef blonde hoofd van de biddende. Een zachte roep: „Mijn Je zus I" Rita ligt, lijkbleek en met bloed bedekt, gelijk eor.s de stervende Cecilia roerloos op het tap'jt en naast haar, met gebroken arm, do Gekruisigde. Bleek vau schrik, zonder de in bet bloed liggende Rita aan. te raken, rent Armin uit -de kamer. De e^ctrische bel rinkelt door het huis. „Help! De Juffrouw heeft z'ch erg verwond." En de Vader die do koopsom voor zijn dochter met groote ge-i tallen bij elkaar rekent, de Moeder, d o in haar boudoir al! zit te bedenken, hoe zo haar Ixruitotsjapon zal laten maken, do gewetenlooze Moeder, die met opzet haar dochter met den joneen man alleen ge'aten. heeft, zo komen met onts'elde gez'chten. aangeloopen. Wat is er foeh gebeurd? Het kind? Hot kind beeft zich bezrerd? Ze zien haar daar in haar bloed liggen, haar b'eck smartvol gelaat a7s in een stommo klacht naar haar pijniger opgeheven, ferwjil haar jonge leven, risehjk met haar b'oed wegstroomtNaast haar ligt do Christus. Het lichaam is on drie plaatsen, kapot en de a^an is er afgebroken. „Het kruis!" fhri&tTen schuw de dienst-' beden. „Het is de schuld van bet kruis!'' De radelooze Moeder ligt naast baar kind op den grond to huilen en streelt en kust haar kind en roept: „Riteri, mijn Rïterl! Miin me'sje. Doe jo oogen toch open! K»jk mij toch eens aan. Dat ding daar!" gilt ze en ze springt woe dend op en stoot met de voeten het krws weg. „Weg daarmee, we.g daarmee! Ver brandt het! Zooiets hangt men nu op cn dan gebeurt er zoo'n ontzettend, ontzettend; ongeluk dioor! Weg, weg er mee!" Ze gaat als een krankzinnige te keer. „Weg met dat afschuwelijke d'nri" Dé Vevrve marie-t lares op het vloerkleed beweegt z:ch. „Mijn Jezus!" zegt ze en probeert het bMnde hoofd een beetje op te heffen: „Niet afschuwenjk! Mooi! zoo lief. Waar Gij zijt daar wil ik rim .1 Waar Gij niet zijt.nooR!nooitl nooitmijn JezusHaar hoord valt weer neer en juist op het met doornen ge kroonde hoofd van den Gekriusigde en haar handen omvatten besehenn-rad het l'chaam, als wilde ze haar HemelscVon Bruidegom voor hoon en smaad bewaren. Haar rein bloed verft Z'jn doornenkroon en de doorstoken zijde, en nooit nog had schooner, reiner en natuurlijker oom scliil der het heilige bloed kunnen weer geven. 1) Is een Weensch weekblad dat dé politieke spotternijen publiceert.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 7