REBUS. uitgezaaid. Of uitgoplant. In denzelfden bak, daarin do eerste peen. en sla werd uitgezaaid, kan daarna do princcsseboon worden gelegd of uitgepoot, of ook wel postelein gezaaid. De verder© ruimte is nu beschikbaar voor staakboonen en latö koolsoorten. Als tusschenteelt bij de staak bóonen kan men gebruiken zomer-anclij- vie, lato bloemkool. De vrij gekomen plaat sen, waar de spinazie is uitgezaaid, kan aangewend worden voor de teelt van stamprincesseboonen. De plaats, eertijds bezet door de tuin' boonen. kan wederom ingenomen worden, door dezo te beplanten met. spruitkool, of winter-andijvie. Dat gedeelte, hetwelk be zet was door bloemkool en sla. kan aan gewend worden voor roode of savoyekcol of ook wel spruitkool. yOnzo Tuinen" geeft o,a, oen raooi-go- ilustrcerd artikel over den Magnolia- of tul penbóom. die in de meesto tuinen van de Vondélslraat, die in het park uitkomen, ieder voorjaar zoo mooi to bloeien staan en dan telkens zoovele bewonderaars trek ken. De zoo groote tulpenboomcn behoeven voor eigenaars van kleine tuinen geen be zwaar te zijn, zegt bet blad, want men moet niet vergeten, dat er heel wat jaren zijn heengegaan, voordat zij zoo groot zijn en dat al de jaren .van hun jeugd in iedere lente hun bloemenoracht warmte schonk aan do nog huiverig-naakt© omge ving. De Marniob'a toulangema. do meest- bekende, is do tulpeuboom. die reusachtieo vormen aann^mt, nmar de Magnolia stel- Iata naart welkome bWiu^ikheid aan be scheiden omvang, is liefliiker en daarom voor den tuin bef°r geschikt. Feeds als klein struikje wordt het overladen met bloemen en 7'Pt bef er allerbekoorlijkst uit De Magnolia Yulan is groofer van bloem en haar bloemen, verspreiden een doordringenden ananasgeur. KmW WILLEM II! EN LOUIS BOUWMEESTER. In liet te Antwerpen verschijnend tijd schrift ,.Het Tooneel" haalt Jan Fabricius een aardige bijzonderheid, op uit do too- neélloopbaan van den „onsterfelijken kunstenaar: ..Het gebeurde een dikke dertig jaar geleden. Het jaarlijksch subsidie van Ko ning Willem in aan de Koninklijke Ver- oeniging het Nederlandsch Tooneel was al ingegaan. Die laatste opmerking moet voorafgaan, omdat ze in niet ver verwij derd verband tot de volgcndo geschiedenis staaf. A. C. zooals wijlen de oudo heer A. G. Wertbeim genoemd werd was lid van den Raad van Beheer Tn die hoeda nigheid kwam hij op goeden dag bij Louis Bouwmeester en deed een beroep op zijn edelmoedigheid. Hij kwam dus niet tevergeefs. Louis, ik heb je een verzoek tó doen. Dan is hét bij voorbaat toegestaan, meneer Wertbeim. Pas op, beloof niet to spoedig. Je moet de hoofdrol in een groot stuk spe len. Is dat wat bijzonders? - Neen, maar je moet die rol leeren: binnen acht dagen. Ik zal leeren. Het is een beest van een rol. Ik neem 't beest voor mijn rekening. All right. Ik heb er geen oogenblik aan getwijfeld, dat je ons wel zoudt wil len belpen. Natuurlijk, meneer Wertbeim; wat u vraagt, wei eert men. niet (A. G. Wert beim was om ziin ooedheid zeer populair). Hoe beet het stuk? i Le Lion Amoureus". - Wat zegt u? Wil u dat asjeblieft nog eens zeggen?! ,Lo Lion Amoureux"; op z'n Hol- iandsch gezeid: „De verliefde leeuw". Bouwmeesters oogen werden grooter en grooter. Speelt de Koninklijke Ver- cenigkrg dat stuk?! Lieve God, dan ontbreekt er nog maar aan,- dat de Koning het komt kijken! Neen, dat ontbreekt er niet aan, want Zijne Majesteit komt, meneer Bouw meester. En nu wil ik meteen u wel in vertrouwen vertellen, dat de Raad van Be- beer gemeend heeft, juist daarom een his torisch" stuk te moeten aankondigen. Zoo, nu dan zal ik u eens wat ver tellen, méneer "Wertbeim. en cle anderu leden van den Raad van Beheer hebben dat stuk óf niet gelezen óf niet begrepen, anders zou u den Koning niet tracleeren op den Lion Amoureus. Het stuk is één grooto aanklacht tegen het koningschap Ik begrijp, dat u bet stuk speelt, omdat het in Frankrijk succes heeft geluid, maar ik doe u in alle bescheidenheid opmer ken, dat Frankrijk.... eh.... een repu bliek is! En dat een koning zoo'n ver dienstelijk stuk minder glad zal slikken. Genoeg mijnheer! De Raad van Be heer beeft u niet gevraagd om advies, maar om oen rol te leeren. De rol van can smid, die tot generaal gebombardeerd is! En die het heele stuk door niets and'-- doet dan brullen en brullen tegen alles wat vorst en edelman is! Maar hebben de heeren dan geen oogenblik gedacht, dat die vertooning hun liet koninklijk subsidie kosteD kan?! A. G. hield voet bij stuk, nam zijn booge- zijde en vertrok. Bouwmeester bleef alleen in zijn kamer en beloofde zichzelf "hardop: voor-den-donder dien smid-generaal te spelen, dat de muren er van dreunden?" De groote avond kwam. Een tot aan do nok gevulde schouwburg. De koning in zijn loge. Bouwmeester speelde zooals bij bet zich eenmaal in zijn hoofd gezet heeft. Hij, smid-generaal, liet zijn sporen rinkelen en bulderde al wat blauw bloed had de huid voL Als Lodewijk XVI voorbijtrok met zijn edellieden, lachte de smid-generaal met sa- tfanischen lach. Hij hoonde met zijn ple- bejersmond het „adellijk gebroed" en sloeg met de vlakke hand op zijn dijen uit lou ter proletariërs leut. „Daar gain de lui lakken!" schreeuwde hij, „die betere men- sc-hen, dan zo zelf zijn voor zich laten werken! Daar gaan de bloedzuigers, dio zwijmelden bij het drinken van bet harte- bloed des volks." En hij bonsdo met oen vuistslag den grooten kolbak dieper over het hoofd cn zwoer den gedenkwaardigen eed: „Ik zal niet rusten voor de hersenen van den laatsten edelman van Frankrijk .aan do hoeven van mijn paarden kloven!" Men kan zich voorstellen, hoo Bouwmees ter, toen hij dio wooïden sprak, in die dagen gestaan moet hebben als een ver schijning der verschrikking, angstwekkend als een dreigend noodweer. Do Raad van Bekeerlingen schoof onrustig heen cn weer in zijn bonbonnière. Als er een donderend applaus kwam daar heel van boven uit do hoogero rangen, telkens als er weer een krachtcinus tegc-n het koningschap do zaal in daverde, werden zij een tikje bleek om den neus. De positie van koning Willem III moet op dat oogenblik al even weinig benijdens waardig zijn geweest als die van den open lijk beschimpten Lodewijk XVI, en do laatste had althans nog het voordeel, dat hij den plebejisch en smid-generaal verach telijk den rug kon toedraaien, terwijl Wil lem III voor zijn fatsoen nu en dan wel eens moest npplaudisseeren Nog dcnzelfden avond dwarrelde, als een veertje in den wind, het gerucht door de stad, dat Bouwmeester bij zijn spel drei gend de vuist zou hebben opgestoken naar de koningsloge! Allo fatsoenlijke menschen in Amsterdam waren er vol van. Binnen een uur nadat de eerste fantast liet ver teld had, was iedereen het behalve Bouwmeester zelf, dio vroeg was gaan slapen, omdat hij den volgenden morgen naar Volzen zou gaan, naar het kasteel van baron Tuyl van Serooskerken, om daar in den omtrek met den bewoner van het kasteel te gaan jagen. Het eersto wat baron Tuyl hem .dien volgenden dag vroeg, wa-s: „Wat heb jij uitgehaald?" Ik? Nou ja, speel hier nou maar geen komedie. Heb jij gisteravond den koning den vuist toegestoken? Ja of neen! Men kan zich de verbazing van Louis Bouwmeester op dat oogenblik voorstel len. Hij zou Wacht! Daar ging hem een licht op. Hij begreep het realisme van den smid-generaal had als een bijl inge hakt op het koningsgezinde avondstem ming: het publiek had er een schandaaltje uiteeklopt en likkebaarde. Bouwmeester lachte. Maar baron Tuyl van Serooskerken laclito niet mee. Gedurende do jacht hijpto hij Bouwmees ter, dio het geval toch vervelend begon to vinden een besluit. En ?s avonds te Amster dam terugkcerende bracht hij he': met geniale voortvarendheid ten uitvoer. Hij greep pen en inkt en schreef een brief aan den koning? En een kwartier later lag in do brievenbus op de Weteiingschans bet briefje gericht aan Zi.jno Majesteit Willem den Derde, Koning der Nederlanden, bo ven op dat van een kamermeisje aan haar j beminde. Twee dagen later ontving Louis Bouw meester twee brieven. Een ervan stak in een stevigo dienstenveloppe, vijfmaal geze geld met liet koninkliik zegel in do bloed rood© lakken. Hij luidde: Bouwmeester! Stoor jo niet aan geruchten! Ik was den bewust en avond, evenals altijd, vol lie- wondering voor jo spel. WILLEM. Den brief slak do adressant in. zijn borstzak. Toen opende bij den anderen. Dio zat in eon onnoozel wit envelopje en bo- helsdo liet koel gestyleerd© verzoek, of hij maar eens even voor den Raad van Beheer (Bouwmeester spreekt van den Raad van .Beroerte) wou verschijnen. Een fijne glimlach gleed om den mond van den tooneelrot. En hij ging. De heelo Raad zat in hoefijzervorm bij een. Op dat oogenblik, dat de delinquent binnentrad, stond de voorzitter op, wees hem met een handbeweging het midden, van het hoefijzerfront aan, stak drio vin gers van de rechterhand tusschen den zoom van zijn vest en sprak: Meneer Bouwmeester, wij hebben u hier doen ont bieden Ik vraag excuus, meneer de voorzit ter, viel Bouwmeester den sprekeT in de rede. Ik heb van den Raad van Beheer hét verzoek ontvangen om hier te komen. Om u te zeggen, dat Ik vraag nogmaals excuus, maar i3 het do bedoeling om mij hier to laten staan? Een nieuwe handbeweging, ditmaal om den zondaar een stoel aan te wijzen. Om u te zeggen, dat do Raad van Beheer meer dan hm vrijmoedig spel in „Le Lion Amoureux". Ook heef t de Raad van Beheer reden om aan te nemen, dat Zijne M&jesteit de koning-, wel verre van als naar gewoonte möt uw creaties te zijn ingenomen, zich ten zeerste ontstemd zal betoonen over de loopende geruchten als zou Verder kwam de spreker niet. Met een ruk smeet Bouwmeester zijn stoel op zij. Kop omhoog en borst vooruit stond hij daar, het gezelschap-in-gekleede-jassen met half gesloten, doch bliksem schietende oogen to overzien. De lion amoureux was een lion rugissant geworden! Nu is 't ge noeg! bulderde bij zijn rechters toe. Met één greep rukte hij den brief van den.ko ning uit zijn borstzak, slingerde dien vlak langs den dichter Schimmel, die Vooraan zat, over de tafel, legde de linkerband op den rug, wees met de uitgestrekte rechter band naar de vijf reusachtige lakken, gooi de het martiale hoofd in den nek met een fierheid, dio do edellieden van Lodewijk XVI hem zouden hebben benijd, en zei: Ziedaar! Daar hebben jullie mijn ant woord! Het komt van: mijn vriend Wil lem! Met statie schreed Bouwmeester daar op het vertrek uit. De Raad van Beheer bleef alleen met den brief. Karakterloosheid. „Hot krachtigste middel" zei ééns de groote Vlekko z.g. „dat do mensch tot zijn beschikking heeft om spoedig af te da len tot karakterloos wezen, om van iemand neimand te worden, is het alcoholisme. Zoodra do mensch komt ouder den invloed van liet alcoholisme, is liet gedaan met do kracht, die van hem uitgaat; hij kan nog een achtbaar mensch zijn en nuttig voor do gemeenschap, hij kan.bemind cn geëerd blijven; nimmer zal liij^ een machtige per soonlijkheid zijn." Voor do arbeidersbeweging is gebrek aan karakter eeii groot gevaar, 't is immers een treurigo waarheid, dat dio beweging dag aan dag te kampen heeft met men schen zonder hart en geweten, met laste raars en onderkruipers, met oogendienaars on een onafzienbaar leger van halfslacli- tigeu, die geen visch cn geen vlee-sch, geen melk en geen water zijn, dio ook Iran bin- nensto naar de modo kleedèn. Do karaktorloozen zijn het, dio buiten do organisatie blijven cu, schaamteloos dur ven zeggen; indien die yereeniging iets lot stand brengt profiteer ook ik daarvan, zon der dat ik er iets voor heb gedaan, zon der dat ik er één cent voor lieb gecontri bueerd; de karaktorloozen zijn bet, die in oen eerlijken, strijd, bij eon werkstaking of uitsluiting, als verraders van hun broeders durven optreden; do karaktcrloozen, op wie ook in de organisatie niet te rekenen valt, dio vandaag ja en morgen neen zeggen? voor wio een eerewoord gceno verplichting en een verplichting geene eerezaak is. Daarom is het een natuurlijke zaak, dat de werkman zich keert tegen het alcoholisme, dat aan de karakterloosheid van memgeen een voorname schuld draagt. (H. Hermans. Congres 1907). Naïef. Kleino zus was voor hét eerst builen en wandelde met moeder .in de Jacob- Gerritstraaf, waar ze een lieer in 'n win kel zag staan met oen kaal hoofd. „O, moeder, riep kleine zus, daar is een man, die geen haar op zijn hoofd heeft. Is dat niet erg?" Stil, zei moeder, pas op, hij kan je hooren: O, zei zusje fluisterend, weet hij het dan niet? Gp school. Onderwijzer: „Weet je waar de West- faaltscho vrede onderleekend werd." Jaapie: „Ja, meester, onderaan." Zoo zijn er meer!' „Mijnheer het Kamerlid, wat gaat u in deze zitting over kinderarbeid zeggen?" „Niks, kinderen hebben geen stemrecht". Bedenkelijk. „Ik verkeer in een moeilijk geval, mijnheer Jansen. Gisteren vroeg ik uw dochter ten huwelijken .„Ja, en?" „En nu kan ik mij niet herinneren of zij ja of neen zei." Een drama? „Hier is jo ring terug!" riep het jonge meisje, ziedend van woede. Do man boog, wilde-een gebaar maken van vergeving vragen, maar de onver biddelijke stem van liet meisje vervolgde: „Neen, je hebt me bedrogen: hier is de ring en ik wil je nooit meer zien!" .De man probeerde te spreken, maar hij kon niet aan het woord komen. „Ik ben schandelijk voor den gek gehouden! U dacht natuurlijk, omdat ik jong ben, dat u met me doen kon wat u wilt, kê? Maar ik zal het er niet bij laten. Ik wil dien ring niet meer hebben ik moet nét precies zoo'n ring hebben als juffrouw Nclissen, en geen andere op m'n fornuis!" En daarmee ging de jonge dame dc deur van een onzer ijzermagazijnen uit. De pantoffelheld. A: „Zoo, dus jij en je vrouw hebben besloten B: „Néé man. Mijn vrouw heeft nu be sloten De lange neus. IJ wenscht, juffrouw? Ik wilde deze mijne fotografie laten vergrootenDe neus echter kunt gij la ten zooals hij is. Omgekeerd. Ja, peinsde mijnheer Dinges, toen ik nog jong was'en naar den barbier ging, om mijn haar te laten knippen, vleide hij mij met de vraag, of ik geschoren moest wor den, en als ik nu ga, om geschoren te wor den, vleit hij me door te vragen, of mijn haar geknipt moet worden." De duurte der tijden. GepensioneerdeOns soort luidjes kun nen tegenwoordig nieb sterven; de begrafe nis kost te duur. Uit een opstel. In een opstel over den thermometer, schrijft een jongen: Als het koud wordt, begeeft de kwik zich naar een plek waar een 0 bij staat. Wat is een trouwpartij? Rietje: Zeg, Lillie, wat is dat een trouwpartij 1 Lillie: Hei-je wel eens een danspartij gezien? Rietje:" Ja. Lillie: En een begrafenis? Rietje: Ja. Lillie: Nou dan, een trouwpartij dat is iets tusschen die twee in. Dubbelzinnig. Heer:" Ik zou gaarne een vette gans zien. Bediende: Een oogenblikje, de juffrouw komt dadelijk voor. Onder de pauze op een concert. Juffrouw A: „Wat mij betreft, gaat er niets boven Chopin". Juffrouw B: „O ja! Da' begrijp ik be3t'. Hij ziet er ook zoo koddig uit met z'n wandelstok en zijn rond dopje!" Onderwijzer: Wat vinden jelui nu het slechtst in do broeders van Jozef. Kleine Bram: Dat z'm onder den prijs verkocht hebben MODERNE HOEDEN EN HUN OERVORMEN. a. Banderolle-systccm. t/' b. De ïndiaansche. c. A la vagebonde. d. Kaukasie. Goede oplossingen zonden ra- Leiden: Joh. Simonis, A. J. Bokern, P. C. Knaap, A. Bakker, J. Walter, G. Raaphorst, Q. P. Hoogevoen, G. Prins, A. J. Langeveld, J. Gatin, D. Bergsma, Mej. A. Trel, J. G. l^noy. D. M. H. Bokern, H. A. Beuk, H. J. Th. Staats. Alp hen: A. Koudijk. Zaandam: 18? Kudelstaart: Anna v. Leeuwen. Bodegraven: Dora Vinlc. O u d-A do: J. H. Vink, G. M. van Leeuwen. Oegstgeost: Mej. R. Koelman, L. Kor eikaas. Roelof a re n dsvo en: Coha de Jong, Jantjo de Jong, L. v. Klink. Wassenaar: N. Knijnenburg. Zoetoxw o u d e: J. ^Leeuwen, Cor v. d. Akkér. Ilazersw oudo: Anton Koot, C. Bos. De rebus kon op verschillende manioren opgelost worden en was waarlijk niet moei lijk waarom zoo weinig goede mededin gers? Do prijswinnaar (van oen boekwerk) on der de 31 goede oplossers één gaf er zelfs 9 is J. Walter te Leiden. Dengenen lot leering, die de plank mis sloegen, volgen hier cenigo oplossin gen: u A Ui Ar Uit Rat Tuin Krat Snuit Kater Teuuis Krater Snuiter Kaarten Snuiters Karakter Enkele lezers hebben ons ook loegezcm* den do ontcijfering van het op het graf van den ouden Egyplischen vorst Toetankhainen gevonden opschrift. En zij hebben het. naai oen op dat gebied veel ervaring hebbend» geleerde ons verklaarde, goed ontcij ferd. De taal van het oude Egypte schijnt wonderwel overeen te komen met het Nederlandsch; p-lleen zijn vaak do leder- grepen van eon zelfde woord van elkaar gescheiden cn aan een ander woord verhou den en ook worden wel twee woorden aaa olkaar gezet. Het opschrift was: Toetnnkliamen ad livcras Perchies as Surcau gurkic3 Hijp hrat so vasochus totsavus. Do onlcijforiïi,; is: Toclankhnmcn al liver asperebies as sure augurkies. t1 phrat se va sochus tot savus. (Ir. beschaa Nederlandsch: Toetankhameu o'. liever pergos dan zure augurkjes. Hij ai zo Vt 's morgens tot 's avonde.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 10