OM TE LACHEN. 0§|ti REBUS. jil of niet orao 011 regel heerschen, netheid cn zorgvuldigheid voorzitten. Waar dit niet het geval is, gaat licht veel over stuur. ïn- tusschen, al wintert heb, ook voor het komende werk maakt men zich gereed. Men ziet zijn zaden voorraad na en bestelt, wat men noodig heeft. Hiermee wachte men niet, vooral thans niet, omdat 1923 voor do zaadteelt ongunstig is geweest; wie 't eerst bestelt, heeft de meeste kans het beste te krijgen. Als weer en grond het toelaten kan men. reeds spinazie zaaien: vóór een schutting, op het zuidenleg takjes, in een goed.o laag. over het bed! Men kan in den bak wortelen zaaien, waarbij de (vergane) paardemnest niet vergeten mag worden; ook kan men bakken voor bloemkool aan leggen, ook eerst-, hoewel niet zoo erg als de wortelen^ door broeimesb te verwarmen. Heem van bloemkool geen hooge soort, welke beter thuis hoort op den kouden grond. De Amstordamscho bakbloemkool en "do Amsterdamscho bakwortel zijn aan te-bevelen. Wie in Maart of April moois kropsla wil hebben, dient oveneens van bakken of ramen- gebruik to maken. Of schoon sla niet zooveel warmte behoeft, moet do bak toch met blad en ruigen paar- derimest wore en verwarmd. Zij, die graag werk zoeken in den tuin, kunnen, zelfs als het vriest, him aal- en kruisbessen snoeien; heb jonge lot wordt op een paar oogen na ingesneden, de uiteinden der takken late men ic-ts langer, deze mogen 4 of 5 oogen behouden. EEN TWEEGEVECHT BOVEN DEN AFGROND. Erna was c-en meisje van Zweisimmen, het bevallige Zwitsersche dorp in Obemer- land, waar dö eiectrische spoorweg naar Monireus een aanvang neemt. Op twee- •en-twinlig jarigen ouderdom was zij ge trouwd met. Ernst, den stoutmoedigs ten, velen zeiden den vermetelsten Alp en gids van het kanton. In 't begin van October, toen reeds de sneeuw de bergtoppen be dekte, was een Engelsche alpinist, milord, Aberdeen, bij hem gekomen en had hem gevraagd samen den Wildstrubel te bestij gen. Zoo laat in 't jaar, Milord? had Ernst geantwoord. Ik zou het u niet aan raden. De jonge man, voor de eerste maal van zijn leven, had het voorstel afgeslagen. Hij was pas één jaar gehuwd, verwachtte eeu kindje en wou zoo roekeloos zijn leven niet meer wagen. Hij voelde, dat hij het recht niet meer bezat. Maar de Engelsckman had ih zijn cluh een weddenschap aange gaan en achtte zijn naam en zijn eer ver loren, moest hij onverrichterzake naar londen zijn teruggekeerd. Een beurs met gouden Engelsche pon den had den jongen gids niet kunnen ver leiden, maar toen had Lord Aberdeen ge zegd: Het ras der moedige gidsen is uit gestorven, dit merk ik wel. Jammer, dat Jan-Baptist in het voorjaar aan een dood gewone pleuris is bezweken, die zou geen vbrees hebben gekend cn geen bezwaren hebben gemaakt. Dit woord had Ernst als, een wesp ge stoken en onbesuisd had hij geantwoord: 't.ïs goed, milord; ik ga met u. Dan vertrekken we nog dezen mid dag om in de hut te overnachten en mor gen al vroeg de beklimming te onder nemen. Erna bad de beurs met goud ontvan gen, doch haar man was niet weerge keerd. Eerst in het voorjaar werden de twee lijken ontdekt: dit van den alpen- gids en dit van Lord Aberdeen. Om een ijdel en onvoorzichtig woord werden reeds' veel dwaasheden uitgehaald en met het leven betaald. Erna was moeder en haar eenige troost was haar zuigeling, het pand van haar kort huwelijksgeluk. Het is een mooie Aprildag. De lucht is koud maar helder. Geen wolkje bevlekt haar doorschijnend azuur. Met do andere vrouwen van het dorp is Eï'üa mee naar den veldarbeid op de helling van den berg getogen. Moedig heeft de jongo weduwe den strijd om het levensbestaan aanvaard, doch voor haar kindje wil zij zelve zorgen en zelfs als ze naar "t veld gaat, heeft ze haar wichtje bij zich. "Warmpjes ingeduffeld heeft zij het op 5ou droge plaats te rusten gelegd. Haar engeltje slaapt en moedertje! 'werkt cn waakt. Maar plots schrikt zij op. Een geweldig gerucht, dof en zwaar, klappert door de lucht. Een donkere schaduw glijdt over haar heen. Hulp!Hulp! schreeuwt zij in het volgend oogonblik. Het geroep slaat tegen do bergen, en klinkt door het dal. Herders en veldarlieiders snellen toe. Zij hebben den angstkreet gehoord en ook zij hebben gezien wat er geschiedt. Enkelen van hen hebben een zwarte stip in do lucht bemerkt, zij hebben haar zien nederdalen, snel. dreigend, steeds grooter wordend. Eindelijk zagen zij de breedo vleugelvlucht van den koninklijken arend uitgespreid nederzweven. De reus achtige vogel stortte zich op de. weide en op zijn prooi! Dog!) wat was die prooi? Een konijn of een haas of was het een lam van de kudde misschien? De arend zweeft nu op zijn geweldige schachten door het ruim. Wat houdt hij in zijn vreesolijke klau wen? De bergmenschen raden het meer dan zij het onderscheiden, want Erna, de armen uitgestrekt naar den hemel, bleek als een lijk en de oogen waanzinnig van ont zetting en smart, staat daar als het beeld van1 de wanhoop. Haar keel is toegeschroefd en zij kan nog slechts een rauw en onverstaanbaar geluid geven. Een andere vrouw komt aangesneld en roept: De arend heeft het kind van Erna gegrepen. Wat te doen in dit hachelijke oogen- £lik? De bergbewoners zijn moedig en be hendig. Maar wat baten hier dapperheid cn be hendigheid? Een hunner heeft zijn geweer in de hand Met één kogel kan die zoon van ..Willem Teil, wiens schot nooit faalt, het dier neervellen. Maar het kind zal met den vogel neder- storten en te brijzei vallen op de rotsen, 't Is de onvermijdelijke dood. Het kind is verloren! denkt een ieder. Arme moeder! Arme Eknat Zij.wordt er zeker zinneloos van. Herders en jagers staan onmachtig, on beweeglijk ter plaatse genageld. Erna alléén, do moeder, geeft den moed niet op en wil liet monster zijn prooi ont rukken. Zonder nadenken is zij vooruit ge stormd; zij vliegt over do rotsen, den bergwand op Waarheen? Dat weet ze nietblaar ginds wil ze, waar de arend met haar kindje in de bergen ver dwijnt! Zij ijlt naast een afgrond en moet on vermijdelijk in de diepte storten als zij nog eenige schreden verder doet; zij ziet niet eens waar ze loopt, den waanzinnigen blik op den monsterachtigen vogel geves tigd. Erna! Erna ga niet verder! zegt plots een stem achter haar en zij voelt zich stevig bij den arm gevat. Het is Stephan, de zoon van denzelfden Jan-Baptist, den berggids, die aan pleu ris bezweek en van wien milord gewaagde om Ernst over te balen tot de waaghal zerij, die beider leven zou kosten. Hij is een jongen van vijf-en-twintig jaar. Voor een paar jaren werd verteld, dat Erna met Stephan zon trouwen, doch het meisje had de voorkeur aan Ernst gegeven. Sinds was er een stille wrok ontstaan en hadden zij mekaar niet meer gespro ken, doch nu in 't ongeluk voelde de jon geling zich tot de onmogelijkste daden be kwaam. Beloof mij hier te blijven, Erna, en ik breng je kind torug Belooft ge het mij Het is of er een plotseling betrouwen over haar komt. Als één mensch in de we reld haar helpen, haar redden kan, dan is het wel Stephan. Ik zal je hier wachten! zegt zo. Non, ga terug in het dal.Daar breng ik het kind. Maar het antwoord heeft hij niet meer afgewacht. Als een reebok springt hij van rots tot rots. Hij weet waar de roofvogels hun nest bouwen; het is op eenzame, ongenaakbare plaatsen hij herinnert zich dat een gTOote arend ginds nestelt in een streek, waar noch hij, noch zijn vader,, noch iemand ooit ia geweest. Daar wellicht In het dal volgen de scherpe oogen der bergbewoners den stoutmoedigen jongen man. Ze zien hem uitglijdenvallen weder opstaan Daar verdwijnt hij Loopt cn klimt hij verder of is bij in een afgrond gestort? Twee, -drie, vier minuten gaan voor bij een eeuwigheid! Zie! de arend stijgt opnieuw in de ruimte. Zijn idauwen zijn ledig. Hij heeft zijn prooi losgelaten. Wat is er dan toch gebeurd? Wat is er met het wicht geschied? En waar is die dappere Stephan? Heeft hij het kind gered of liggen beiden ver brijzeld in den afgrond? Wat is dat Die zwarte stip die zich beweegt op de rotsen Is het een hert? De gestalte wordt zicht baarder. Het is een man. Het is Stephan. Is hij alleen? Neen, neen! hij lilt iets in de hoogte op zijn beide handen Van verre toont hij den veroverden schat aan de arme moeder, die niet weet of zij aan zooveel geluk mag gelooven. Een kreet van vreugde, van heil en van tromf stijgt uit de borsten der bergbe woners en begroeten den redder. Doch het drama is niet ten einde. Op den kreet van geluk volgt een gil van ontzetting. De arend, woedend dat zijn prooi hem werd ontrukt en uit zijn nest werd ge haald, gaat tot den aanval over. Ontsnappen is onmogelijk voor Stephan. Hij moet den strijd aanbinden. En onder welke voorwaarden! Hij bevindt zich op een smal bergpad tegen stelien rotsigen wand. In één hand houdt hij het wicht, in de andere den alpenstok en ook mei die hand moet hij zich aan de steénen vastklampen. Een enkele misstap cn hij stort in den afgrond. De stoute bergbeklimmer aarzelt niet. Hij blijft staan en plaatst zich met zijn rug tegen den bergwand. Stephan ziet den roofvogel naar hem toekomen. Hij weet, dat de strijd kort, ge weldig en afdoende zal wezen. Met één vleugelslag kan het woeste dier hern in de diepte slingeren. Als eenig wapen heeft hij zijn alpenstok. Van uit het dal wordt het 'verschrikke lijk tweegevecht gade geslagen. Erna heeft den moed niet den strijd te volgen, waar van haar kind de inzet is. Zij valt knie lend op den grond en bidt'met de lippen, doch de hevige aandoening heeft haar in een doffe bedwelming doen neerzinken. De arend zweeft boven Stephan, de klauwen uitgestrekt, don snavel gereed om te verscheuren. Vlug heeft de jonge man zijn stok ge zwaaid en het dier met een feilen slag op de klauwen getroffen. Dit was een goede berekening. Nergens kon hij het gevoeliger treffen dan juist daar De vogel voelt de verlamming door den slag teweeggebracht, deinst ach teruit en verdwijnt in de bergen. Nu moest Stephan nog terugkeeren. Tot zijn schrik bemerkt hij, dat de grond naas't zijn voeten is afgebrokkeld, 't Is een wonder, dat hij niet in do diepte neerstortte. Hij kan noch vóór- noch ach terwaarts. Stephan maakt zijn nood door teekens kombaar. De redding wordt vlug inge licht cn een touw van de rots boven zijn hoofd neergelaten. Daarmeo is echter niet alles gedaan. Het koord kan breken of doorgesneden worden door de scherpe kanten van de rots. Met één hand aan het touw, in de an dere zijn dierbare schat, de beenen om het koord vastgeslingerd, daalt hij lang zaam, langzaam door de afbrokkelende steenen verblind. Hij kan niet meer den ken, niet meer oordeelen over hetgeen hij doën moet; alleen het instinct geleidt hern nog Hij hangt nu boven den afgrond, doch zal spoedig door de bergbewoners op het bergpad worden getrokken. Maar het onvermijdelijke gebeurt Zijn krach ten begeven hem Stephan heeft het toiiw losgelaten en stort met zijn wicht naar beneden Do mannen ijlen het bergpad af. Stephan! Stephan! roepen zij. Alleen de echo geeft antwoord. Zij dalen in de diepte. Zij zoeken Ste phan niet meer, docb zijn lijk. Te midden in een struikgewas, op een vooruitsprin gende rots, zien zij eensklaps een men- schelijko gestalte. Het is Stephan. Is het mogelijk? Hij leeft! Redt het kind! murmelt hij. Geeft het aau Erna! Daarop bezwijmt hij. Met het wicht ijlen, ze nu dadelijk naar do moeder. Gered!. Gered! klinkt het haar vreug devol tegemoet. Maar ook Stephan wordt uit zijn hachc- lijkon toestand gehaald. Hij bleef twee weken bewusteloos in bet gasthuis. Toen hij nit zijn verdooving ontwaakte zag hij de zachte oogen van Erna, die liefdevol op hem rustten. In den herfst had het "wichtje weer een vader, Erna een echtgenoot en was Ste phan de gelukkigste man van Oberherner- laïid. Alleen hot beroep van gids heeft hij plechtig moeten afzweren den dag van zijn huwelijk en moedertje moet niet meer naar den veldarbeid. Zij blijft rustig in het dorp en in haar mooi huisje met haar lieveling. „Hsgz." Aanpakken. Aan do table dTioto zat eens een dorps schoolmeester tusschen twee handelsreizi gers. Zooa-ls 't meer pleegt te gebeuren, wilden deze snaken hem in 't ootje nemen. Doch de schoolmeester merkte 'het spoedig en zei lachend: „Ik zie wel ht-eden, dat ge met mij een loopje wilt nemen; daarom zal ik u zeggen, wie ik ben." „Nou, wie zijt go dan well" „Ik 'ben geen domkop, en ook geen gek". „Ja, maar wie dan?" „Ik veel mo op het oogenblik tusschen beiden in". Hij hield woord. Een buikspreker kwam in een café, zette zijn hond op heb buffet en bestelde een glas 'bier. Toon het hem werd voorgezet, zei de hond: ,„Zou je piip bok niet een glas geven?" De caféhouder stond stom verwonderd en kocht onmiddellijk den hond voor f 100. Toen de bmÊjspreker hot geld in den zak had, Honk plotseling de stem van den hond Een möoie m'arier, cm jc kameraad zoo maar te yerkoopen. Ik mag hangen als ik nou ooit Weer een bek open doe. En de hond sprak nooit weer. De Plaatsvervangster. Mevrouw (gereed staande cm op reis te gaan, tot haar dienstbode): P»s nu goed op mijn man, Anna, dat hij nergens met asch morst, 'geen vuile voeten maakt en 's avonds precies on tijd thuis komt. Dienstbode: O., mevrouw, laat u dat maar gerust aan mij over en hoeveel zakgeld zal ik hem geven? Een bij de handje. Dienstmeisje (tot kruidenier die /Wegens zijn grofheid, bekend staat): „Het zout, dat n mij laatst verkocht hebt, is akelig grof". Kruidenier: „Daar kan ik niets aan doen, ik heb het niet gemaakt". „Dat geloof ik gra-ag want anders was het nog veel, groycr geweest". Slim. Meester: „Jongens, er Ó3 niefc veel tijd meer, ik zal aan ieder één vraag doen; Piet, weet je, wanneer Elorus V vermoord werd?" Piet: „Jawel, Meester".. Meester: „"Wanneer dan?" Piet: „Dat is niet volgens afspraak; U zoudt toch aan ieder maar één vraag doen, meester!" Middel tegen rheumatiek. In zeker dorp verkocht een kwakzalver op de markt enveloppen een brief bevat tende, waarop een onfeilbaar middel tegen rheumatiek vermeld stond. Een eenvoudig boertje kocht er een tegen betaling van een dubbeltje, opende het en las: „Vang een huisvlieg, kittel dio met oen houtje onder de korte ribben tot ze begint te schreien: vang 'haar tranen op in een theelepeltje, smeer er de pijnlijke plelc goéd mee in en de gene zing volgt onmiddellijk." Een lid van de Engelsche jury gaf als verontschuldiging voor zijn niet-bijwonen, van de rechtszitting aan den President der rechtbank het volgende op: „Ik was iemand 100 gld. schuldig, dio ik van hem geleend had. De persoon verliet vanoch tend de stad, liij gaat. op reis voor eenige jaren, en toen ben ik naar het station geweest om hem het bedrag terug te be talen." De president der rechtbank (op zeer koe len toon): „5t Is goed. Doch iemand die zoo liegen kan, kan ik niet gebruiken in de jury." 'n Mondaine dame (die met belangstel ling geluisterd heeft naar het vertellen van een geleerde over de radio-telefoon): „Hoe leuk! Dan zullen we naar den vol genden wereldoorlog per draadloze kun nen luisteren van uit onze salons!" Er worden nooit zooveel leugens verteld als voör do verkiezingen, tijdens eenl oor log, en na een jachtpartij. @@0 0 0 0 gösy Postbode: Help! De redder: Ik ben te zwak om jou te redden. Maar geef me je tascli aan. Dan red ik tenmin ste rn'n krant en daarmeo 't feuilleton voor m'n HOE CE GIRAFFE ONTSTAAN IS. Do oplossing van den eersten rebus is: „In den donkers ten tijd van het jaar kwam het Eeuwige Licht ter wereld," 43, 44, 45, 46, 47; 14, 15; 6, 7, 8, 9, 10 11: licht en donker. 3, 4, 5, 2, 23, 16, 25, 36: dennetje. 29, 30, 31, 32; 48, 49, 50; 51, ö2, 53, 54, 55 56: kwam ter wereld. Zonder dat de oplossing onjuist is, zijn hier ©enige variaties mogelijk n.l. „werd eeru mensch" en „weid. ons redder" of „kwam ons redder." 39 40, 21, 18, 19, 20, 26, 21: windvaan. 17' 12; 14, 15; 12, 8, 34, 37, 38, 39: ijs en sneeuw. 41, 1, 13, 27. 27, 28 r gitaar. 24, 22, 10, 42: thee. 33, 24, 34, 35: heet. De tweed© rebus beteekendo: „Trekvogel." De volgende abonné's hebben beide re bussen juist opgelost: Leiden: J. A. Vreeburg, D. M. H. Bo- kern, J. H. Miacco, O. Veen, G. B. Eibers, A. Bakker, S. Cornelissen, A. J. Bokem, J. G. Teney, L. A. Righart v. Geldor, S. Cabin, H. J. Th. Staats, J. Gordijn, Corn. L. Kaak, D. J. Dries sen, Annie Dirksen, A. Slewe, W. J. v. Zijp, J. P. v. Hees, Chr. Lub. A1 p h c 11L. Bóere. R'voen: C. v. Klink, G. Wesselman. V oorschoten: P. J. Doeswhk. Boskoop: Mario v. Tulpen, M. JV mi. Oud-A de: G. M. v. Leeuwen, J. Y ink. Hazerswoude: C. Bos, Warmond! Mej. A. Dores. Eén van de twee prijsraadsels hebben opgelost: Leiden: D. Bcrgspia, M. Bayer, H. A. Beid:, J. Iloegeveen, N. Bent-ockcr, A Hcogeveen, Mej. Bernard, G. v. De-ene. Rijp wetering: G. Borst, C. FIvoot Alphon: J. v. d. Meer, D. Hoppe- brouwer. i Rijnsaterw oude: Chr. Verhaar. R'v oen: Pt v. Diemon. Hazerswoude: P. Captain. Bodegraven: IC. .TJ anmaat. Prijzen hebben gewonnen: 1ste l-'-i.U een courantenhanger J. H. Macco, prijs, oen boekwerk Gesina v. Décnc, o<.i den te Leiden. Den eersten prijs hebben wij vcvlo. t on der degenen, die beide oplossingen hadden; den tweedon onder hen, dio ce( goede hadden ingezonden. y

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 12