r e Derde Blad. Zateraac 15 Dec. 1923 101 KMENDER DER WEEK ____l1__ N.B. Als niet anders wordt aangegeven m i s t in deze week iedere Et. Mis Gloria en Credo en heeft de gewone f Prefatie. Kleur: Paars. ZONDAG 16 December. 3e Zondag v. d. Advent. Mis: G a u d e t e, 2e 'gebed v d H. E u s e b i u s. 3e teir cere van Maria. Credo, Prefatie v. d. All erh. Drieëenheid. Weldra zal de Christus verschijnen. Dij is reeds nabij, daarom verblijdt U. (Introïtus. Epistel). Wij stellen ons de groote gebeurtenis van Christus' komst levendig voor den geest en ons verlangen doet ons b'dden: „Gij Heer, die zetelt boven de Cherubijnen, kom om ons te verlossen". (Graduale; Alileluja-vers). En Ïsaïas, de Ad'ventsprofeet, bemoedigt ons: „Weest sterk in vertrouwen; vreest niet, God zal komen als Verlosser" (Commu nie) Op ons gebed zal Hij door de ge nade van Zijn bezoek wegnomen de duis ternis van onzen geest, de ongerechtig heid van zijn volk, en ons Zijn heiligen Vrede schenken (Gebed, EjvtsteT, Offer torium). Moge het heilig Offer, dat wi5 godvruchtig met don priester opdragen, dat voor ons bewerken en ons voorbe reiden op bet komende geboortefeest van iden Verlosser (Sti1 gebed. Postcotmmunio) MAANDAG 17 Dec. Mis v. d. dag. Gaudefe (als gisteren) 2e gebed ter eere v. Maria. 3e voor de overledenen. (Zie in bet Misboek in de le Mis voor de Overle denen) 4e voor Kerk of Paus. Na het Grjr,uo'(i valt het Al" ehi ja-vers weg. piMon^Q jg ppc Als gisteren, maar be" rrr.i-f.ft voor de Overledenen valt uit. i9 j)ec Quatertem perdag. Geboden Vasten- en Onlhou- •d'Mijgsdag. Mis R or ate coeli. 2e ge bed ter eere v. Maria. 3e voor Kerl Paus Vandaag mag ook in den vroegen morgen worden gezongen de z.g. „Guide p-M i s" 'Borate coeli. CZ;e in bet Misboek de Vo- ■tiefmis van Maria in den ■Adventstijd). Gloria. 2e gebed v d dag (het eerste ■uit de Mis v. d. Quatertemnerdag) Cre do. Prefatie v. d. Alterh. Maagd, (invul len: ..En TT in de veroer:ng"). Kleur: Wit. In de Guldenmis of voortreffe'ijke 'klis wordt vooral Maria's goddelijk Moe de rschap getierd. nnMncRHAG 20 Dec. Vigilie v. d. H. Thomas, Apostel. Mis: Ego a u t e m. (Zie in het Gemeenschappeh'üke der He'ligen: op den Vigiliedag van een •Apostel). 2e gebed v. d. dag (als op den 3p Zondag v. d. Advent). 3e ter eere v. Mar'a VRIJDAG 21 Dec. Quatertemper. Gebo den Vasten en onthoudingsdag. Feest- d a g v. d. H. Thoma s; Apostel. M i s: M i h i a u t e m. G1 o r i a. 2e gebed v. d. Quatertemperdag. Credo. Pref. v. d. Apostelen. Laatste Evangelic v. d. Quatertemnerdag. Kleur: Rood De F. Thomas is de Apostel, die on het woord zijner mede-apostelen niet wiTde gelooven aan de verschijning van den verrezen Christus. Acht dagen .later ibe- Ueed hij voor den opnieuw versohenen Zaligmaker zijn geloof met do woorden: „Mijn Heer en ro/ijn God." Na een leven van prediking van Christus' H. Evange lie is de Apostel met pijlen doodgescho ten. ZATERDAG 22 Dec. Quatertem per. Geboden Vasten en Onthoudingsdag. M i s v. d. H. H u n g e r, Bisschop en Be lijder. Statuit. Gloria, lo gebed eigen. (Zio in het eigen der Heiligen v. h. Bis dom Haarlem) 2e v. d. Quatertemperdag. 3e ter eere v. Maria. 4e voor den Paus. Laatste Ev. v. d. Quatertemperdag. Kleur: Wit. Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. Qua tertemperdag Veni. 2e gebed v. d. H. Hunger. 3e en 4e als in de Mis v. d. H. Hunger. De H. Hunger verdedigde met kracht do onverbreekbaarheid v. h. Huwelijk te genover zijn weldoener Koning Lodewijk den Duitsc'her, die zijn vrouw in een klooster had opgesloten en een zooge naamd Huwelijk süoot met een ander. Rijpwetering. A. M. KOK, Pr. AAN talJivL Km i früLIEKE LAttÜ- GEK00TEN.*) Zooals wo reeds in 't kort hebben ge meld heeft Z.Em. kardinaal W. M. van Rossum een brochure geschreven, waarin Z.E. Nederlands' Katholieken opwekt tot steun aan de Noorscbe missie. Dezo brochure is een reisbeschrijving door den kardinaal zelf geschreven, over Zijn reizen naar de Noorscbe landen. Een overzicht tevens van het Katholieke leven in die landen en een. vastomlijnd beeld, wat er nog ontbreekt en hoeveel er nog gewerkt moet en kan worden tot uit breiding van ons H. Geloof in het hooge Noorden. Het is ons helaas niet mogelijk de ge- heele zoo mooio brochure af te drukken, wel willen we de lozing en overweging er van ten sterkste aanbevelen. We volstaan hier met enkele citaten: „Na de apostolische reis zoo vangt Z.Em. aan naar de missies van Dene marken, IJsland, Noorwegen, Zweden en Finland onder Gods geheel bijzonderen en telkens tastbaren zegen volbracht to heb ben, gevoel ik mij gedrongen, uitvoerig te geven aan een plan dat gedurende dien tocht herhaaldelijk bij mij opkwam, om n.l. U, mijne dierbare landgenooten, deel achtig- to maken aan de vertroostingen, waarmede de Heer van allen troost op die gezegende missiereis mijn hart heeft ver blijd, en daarna met alle vrijmoedigheid en liefde oen apostolisch woord tot TJ te richten. Op de eerste plaats is het mij eeno be hoefte des harten, warmen dank uit te spreken aan hen, die mij in staat stelden deze zoo gewichtige reis te ondernemen, alsook aan de velen, die ze met hunne vurige vgebeden hebben vergezeld en ze zoo vruchtbaar hebben gemaakt in hare gevolgen. Inderdaad door Gods oneindige goedheid en zegen beeft deze apostolische onderneming onder de bescherming der Allerzaligste Maagd en Moeder Gods Maria aan het missiewerk in die landen machtig veel goeds gedaan. Den missionarissen gaf ze nieuwe be zieling, opvlammenden ijver, offerwilliger toewijding, eenheid van arbeid en stroven. Den Katholieken bracht ze troost, op beuring en moed, om hun H. Geloof man nelijk to belijden en hun katholieke plich ten getrouw to vervullen. Allen gevoelden zich verblijd en gesterkt door het levendig bewustzijn, van één te zijn met de geheele heilige wereldkerk van O. H. Jezus Chris tus en zijn Stedehouder op aarde, den Paus van Roane. Aan vele dolenden werden de oogen ge opend, aan vele zoekenden de weg ge wezen, geest en hart van ontelbaren tot de heilige Kerk getrokken; verscheidenen worden tot do waarheid teruggevoerd. In één woord, aan al diie missies werd een machtige stoot gegeven, en God weet hoe- velen er aan dat bezoek hunne eeuwige zaligheid zullen te danken hebben." Dan volgen interessante overzichten en beschrijvingen van de missies in Dene marken, IJsland, Noorwegen en Zweden. Schrijvende over Noorwegen verzucht Zijne Eminentie: „Maar wat kan een bisschop aanvangen met zoo luttel priesters voor een zóó uit gestrekt land! Teekenend was dit woord, door den koning op do lange en zeer wel- willendo audiëntie, dio hij ons verleende, tot ons gesproken, om ons een denkbeeld te geven van do uitgestrektheid van zijn rijk: „Als men Noorwegen op zijn zuide lijk punt zou kunnen omdraaien, dan zou het noordelijk stuk ver voorbij Rome, on geveer hij Napels komen te liggen", Welnu, in dat onmetelijk gebied zijn nu nog slechts 17 staties en staan den bisschop slechts 23 priesters ten dienste. Van dat zoo kleine getal is er in de maand Augus tus nog een gestorven, zijn er zes anderen, die de 60 jaren reeds te boven zijn, en ver scheidenen, die reeds 50 winters tellen. Telkens als er een komt te vallen, herhaalt zich het nijpend probleem: hoe te voor zien, zonder eene statiej5p te heffen. Ook hier is het weder volleeWaarheid: De oogst is rijp en wit; vraagt dan den Heer des oogstes, dat Hij werklieden zende op Zij- no velden om hem in te halen". Iets verder lezen we: „Zoo ziet men duidelijk, dat ook in Fin land gelijk in de Scandinavische landen, de oogst aan het rijpen is. Een nieuwe geest, een geest van welwillende toenade ring tot het geloof der voorvaderen, tot de heilige groote Roomsche Kerk is er ont waakt. Men verlangt ook daar haar heter en vollediger te kennen, en die kennis kan niet anders dan met Gods genade leiden tot hare liefde en de onderwerping aan hare leer en hare leiding". Daarom richt ZijneEm. zich tot zijne Katholieke landgenooten met de bede: ,,'t Is daarom dan ook, mijn dierbare landgenooten, dat Wij op de eerste plaats uwe gebeden en Uwe vurige en aanhou dende gebeden komen vragen voor de be keering der Noorsche landen. Nisi Domi- nus aedificavetiL.<u>m«m, in vanum la- boraverunt qui aedificant earn. (Ps. 126, 1). „Tenzij de Heer het huis bouwt, trekken het te vergeefs' op, die er aan ar beiden". Bidden is het meest noodzake lijke, opdat do goede God door do voor spraak der allerzaligste Maagd, do Ko ningin der Noordsche rijken, en van de grooto landsheiligen dier streken, aan dio deerniswaardige afgedwaalden met het licht en de kennis der waarheid ook de genade schenke van kracht en moedigen wil, om het heilig geloof te omhelzen en te belijden. Het vurig en ver trouw vol gebed vermag alles bij God. Onze Heer Jcsus Christus heeft het ons geleerd: „Vraagt en gij zult verkrijgen. Alles wat gij den Vader zult vragen in Mijnen naam, Hij zal het u geven". Gaarne en met allen aan drang bevelen wij u daarom aan: „Het Gebedenverbond tot bekeering van Scan dinavië en Finland", door den ijver van Z. D. H. Mgr. A. Diepen in het leven ge roepen. Maar na hel gebed vragen we ook nog andere hulp voor de Noordsche missies. Zeker, Nederland doet reeds zoo machtig veel voor de verbreiding van ons heilig geloof. Dankbaar willen Wij dit hier gaarne als Prefect der Propaganda erken nen. Meer dan twee duizend Nederland- sche missionarissen, priesters, broeders en zusters en een twintigtal Nederlandsche missiebisschoppen werken in vreemde lan den. Door hun apostolischen ijver, hun gebed, hun offers, hun lijden en htm taai volhardende werkzaamheid brengen zij veel tot stand voor de uitbreiding van Gods rijk op aarde. Nederland verleent niet minder krachtigen stoffelijken steun aan de missies. Door zijn bloeiende mis sie-actie en zijn edelmoedige bjidragen neemt het op dit gebied een der eerste plaatsen in. Zonder de Nederlandsche hulp zouden vele missies tot stilstand en werkloosheid, misschien zelfs tot achter uitgang en verval gebracht zijn. Ook kunnen Wij niet anders dan onzen lof daarover uitspreken, dat men in Ne derland over het algemeen op de eerste plaats zorgt en bijdraagt voor het eerste en voornaams to aller missie-werken, liet groote Work tot Voortplanting des Ge- loofs, en daarna voor het Werk der H. Kindsheid en van den H. Petrus voor de vorming der inlandsche priesters. Dit toch zijn de werken, die de H. Stoel als zijne werken beschouwt en die dus immer den voorrang- moeten hebben. Billijk is het, dat men daarna in Nederland bijzonder gedenkt de missies van de eigen kolo niën en ze rijkelijk steunt. Maar wijl de liefde onuitputtelijk is en geen grenzen kent, en er daarom in Nederland nooit le vergeefs gevraagd wordt voor de mis sies, doen we met vertrouwen oen nieuw beroep op uwe vrijgevigheid. Na met eigen oogen den toestand der missies in de Scandinavische landen te hebben aan schouwd, do nooden dier kerken te heb ben gepeild, en tevens de blijde hoop te hebben gezien, dio daar overal tegenlacht, zoo er maar arbeidskrachten en middelen komen, roepen we u met vertrouwen toe: Hebt medelijden met de scharen van hen, die verstoken zijn van het volle licht dor waarheid en er zoo naar hunkeren! Helpt daarom de Noordelijke missies door missionarissen en door financieelen steun. De goede God heeft u de goederen der aarde geschonken, niet om ze gees telijk renteloos te laten liggen, maar om er goed mee te doen. Unie ui que mandavit de proximo suo (Eccli. 17, 12). „Aan allen hoeft Hij last gegeven voor zijn cven- monsch le zorgen". En als reeds oen stof felijke weldaad, aan den naasto bewezen, door den Eeuwigen Vergelder wordt be loond als aan Hem zei ven geschied, hoe veel grootër zal dan niet het loon zijn voor de geestelijkea hulp aan den naaste verleend! En tot u, keur van Christus' kudde, mijno allerdierbaarste broeders en mede- dienaren van Christus, tot u, priesters en levieten des Heeren, richten Wij nog een afzonderlijk woord: 't Is het woord van i ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. MTOVTKIfflTCREtf GFSCHO^Q Wat hebben do volksopvco niet beproefd om de opvoeders der jeugd uit 't gezin en uit de school bijeen te bren gen! Samenwerking heette de groote leuze. Zonder samenwerking komen wij niet klaar, riepen vele ouders en zij minachtten de onderwijzers! Zonder sa menwerking komen wij niet klaar, riepen vele onderwijzers en zij kenden do ouders hunner kinderen niet eens! Nu is samenwerking allernoodzakelijkst. Als do opvoeders der jeugd elkander niet ver staan dan wordt het opvoeden 'n janboel, waarvan de jeugd op slot van rekening de dupe blijft. Nu is er natuurlijk zooals al tijd: aan weerszijden schuld. Vele ouders doen niet alt'jd wat zij moeten doen en menig onderwijzer moest ook wel eens heel anders handelen. Bij vele oudeTS heeft de onderwijzer het altijd ..gedaan". Daar ik nu tot en over de ouders spreek, zal ik alleen dit punt wat breedvoeriger behandelen. De kleine komt thuis: de meester heeft „de pik" op mij! Hij moet mij altijd „hebben". „Ik heb altijd alles gedaan!" en dergelijke liefelijkheden meer. Wat doet nu vader of moeder? Neen, wat zij vaak doen zal ik niet navertellen; Oaat dat maar liet bescha mend geheim bl'jven van de koele muren der school-spreokkamer of zelfs van do eerbiedwaardige kruinen-schuddende beu ken waaronder op zijn vrijcn-middaJg wandeling de bewuste meester van dién bewusten ,.p:k "-jongen diens hewusten vader ontmoette! Laten wij de vriendelijkheden, die vader (en soms moeder niet minder!) aan 't adres van den jeugd-opvoeder, eerst thuis, daarna in de school-kamer of zelfs op straat kwijtraakt, maar niet weer-len- leven-roepen! De kinderen van zulken verstand'gen vader of doodekjk belee- digde moeder mochten weer eens gaan gnuiven om hun opvoeder, die pu eens „lekker" de jas wordt uitgeveegd! De kin dieren van zoo'n scheldenden o* „woeste" moeder mochten »v>-Tv.o-.tr4w^ nóg meer gestijfd worden in Vm nrw*.f.' dat de school en het schoolpers^ne'"' alleen maar zijn om hun het jeugd-loven zoo zuur mogelijk te maken! De kinderen van zulke onbekookte ouders mochten anders misschien eens in werkelijkheid van zichzelf gaan go'ooven wat zij hun ;<nn;g liefhebbende ouders op zoo brufcye wijze hoorden beweren: nr'jn kinderen zijn veel te goed om zoo iets te doen! Mijn kinderen? daar valt n:et zóóveel op aan te merken! (bij zóóveel: rnet nagels van wijsvinger en duim ge- sticuleeren!) Mijn kinderen? Ik heb er nooit last van! Je moet ze 't ook prettig en aangenaam welen te maken en altijd mnaT den Ven: och, 't z;jn nog maar Va deren, mijn kindoren? neen. daar z't nu geen greintje kwaad in! Zulke moet je te genwoordig met een lantaarntje "zoeken! Zulke woorden van oudertrofs en andere •onzin van ouderlijk zelfbedrog en onverstand, ga ik maar s,;lzwiigend voorbij ik zou even willen vertellen wat 'n verstandige, opvoedk undige vader of moeder doet bij de thuiskomst van zoon(tje) of dochter(tje), die ontevreden is over de(n) onderwljzer(os) of over 't lieele scli ooi personeel of over het FEUILLETON. De Bruid van het Kruis Vrij vertaald naar bet Duitscb van E. VON HANDEL MAZZ-ETTI. (Nadruk verboden). 21) In de Tooksalon loopem voortdurend de menischen in en uit en spreken luid. Do heer des huizes trekt gezichten tegen de bezoekers en de vrouw des buizes ver koopt allerlei z.g. verstandige praatjes. Ze willen het nu eens rustig hebben. Als men zooveel millioenen geëffd heeft, heeft men rust noodig om te kunnen rekenen. Togen vijf uur nomen ook de laatste con- doleerende bezoekers afscheid n.l. Mijn heer Rudo'f Scliwarz, een broer van ecin metaal fabrikant, die den Sjah van Per- sië een tot nog toe onbetaald gebleven Ideaalmessing-bronzen bed geleverd heeft, en de weduwe van een hofraad, met haar lief hlcmd dochtertje, aan wier meerderjarigheid wel niemand zal twij felen. Mijnheer en Mevrouw Kürsolmor au alleen. Mijnheer Kürschner verdiept zich al in de geldkoersen en Mevrouw Kürschner bevindt z:ch i-n haar, aan de rooksalon grenzende, boudoir. Zo heeft de deur van haar kleerkast wagenwijd open gemaakt en monstert haar avondjaponnen, dio zich in al hun schreeuwende pracht ver- toonen. Mevrouw Hirschmann heeft ge zegd, dat zo zich een japon met skunks voor achthonderd kronen heeft laten ma ken. Het is nu mode skunks te dragen onder aan de randjes van de schootjes. „Ik moet mij een Liherly-atlas japon met skunks en goudborduursel laten maken. Het komt er nu niet op een duizend kro nen aan. Wat aan Rita hoort, dat 'hoort ook ons. Hij was toch ook mijn Vader 1" Zoo spreekt Mevrouw Kürschner.tot zich zelf. Plotseling ziet ze haar plompe zwa re, zwarte figuur in de sp:egelkast en ze wordt boos: „Die akelige rouw. Of liet er soms wat aan helpt, of men er als oen bedelaarster uit ziet. Hot hart treurt. Wat heeft mijn Vader er nu aan, of ik die rouw draag, wat mij héél leelijk staat. Zwart heeft mij trouwens nooit gestaan." Ze loopt cp haar man toe. Hij houdt nog steeds de koers ver slagen in de hand en ;-:oekt: „Lloyd Lloyd, Transport- obligaties? Lloyd 1381. vijfhonderd gul den, honderd achttien, twintig; 1884 be ter „Zeg man," vraagt Mevrouw Kürsch ner zenuwachtig, „hoe lang is liet echt noodzakelijk voor overleden ouders die ver weg woonden, rouw te dragen?" „Mei, November, zeven en tachtig, dertig zegt de zakenman. „Ach, die ezel!" ergert zich de vtouw. „Man!" zegt ze en ze zit met haar dikke, poezelige handen tussohen de papieren te graaien. „Hoe lang moeten we rouwen voor Papa? Zio je, ik wild© toch graag, dat Grete op do zomerfeestjes kan komen, 'als we weer naar VeTdes gaan dezen zo mer." „Ga op zooveel zomerfeestjes als jo wilt!" zegt Mijnheer Kürschner en schuift haar hand weg. „Je zult er heursch lief uitzien. Machines en wagons Manoscheck tweehónderd twintig kronen. Stadowerk achthonderd, twintig!" „We zullen tot Juni rouwen!" zegt Mama Kürschner geërgerd. „We behoe ven ons ook niet als Joodsclie klaagvrou wen aan te stellen." „Je bent, eb, al mooi genoeg!" zegt haar galante echtgenoot weer. Zo waggelt de kamer uit en zegt hoonend: „Ja, jij ook!" Daar gaat de eleclrisclie soliol over. Het kamermeisje komt binnen: „Daar is de Doctor uit de Stiftgasse!" „Ah" en Wilhelm Kürschner Touwt het koensblad dicht. „Laar Mijnheer maar binnen!" „MijnheerDoctor Rosen is daar!" roept hij vriendelijk glimlachend door de boud oir deur heen. „Dat doet mij genoegen Doctor Rosen! En wat verschaft mij do eer?" Daar gaat de boudoirdeur weer open en komt -de omvangrijke vrouw des huizes in al haar rouwpracht binnen. Ze lacht weemoedig: „Goeden avond, Doctor! Ik heb U op het kerkhof gezien. Ach, die goede", beste, lieve Vader. Nu is hij al begraven!" liet spijt mij. maar het is geen vreugdevolle tijding die ik U kom bren gen. Ik heb een bericht uit Brünn gekre gen." De jood haalt uit zijn binnenzak een brief te voorschijn. „Van Doctor Ha hu. Mijnheer Max von Groszbach uit Brünn hecht aan het nieuwe testament geen waarde en wil oen proces voeren!" „Wat?" Wilhelm Kürschner doet een slap achterwaarts, alsóf hij aan een ge vaarlijk voorwerp wil ontkomen. Toch staat er maar een zeer, vreedzame, onge wapende jood voor hem. Doctor Rosen zegt: „Ja, hij twijfelt aan don geestestoe stand van den overleden Heer Groszhacli von Turmsturm. Hier is de brief. Wilt U hem als het U belieft lezen?" Mevrouw Kürschner komt weer uit haar boudoir to voorschijn. Ze is vuur rood en haar oogen puilen uit van woede. „Wat? Max? Die lummel! Die ezel! Hij mag wol zorgen, dat hij zelf niet onder curateele gesteld wordt. Maar van wien heeft hij dien onzin? Wat vertelt hij dan? Dat is misdadig!" Ze kan niet meer, zóó heeft ze zich overschreeuwd. „Weeis toch stil!" sust haar man, spier wit van opwinding. Daar gaan ze, onze zes millioen, denkt hij. „Kijkt U maar, hier staat het." Doctor Rosen hood haar den brief aan. Twee hoofden huigen zich over liet vel papier en tweo stemmen lezen: Het nieuwe testamentmoet on geldig verklaard worden zegt, dat zi'jn Vader sinds pl.m. 1892 toen hij leed aan nachtmerries niet meer in het volle bezit van zijn geestelijke vermogens was en dat hij leed aan gcesteszwak- lieid, wat bij ouden van dagen meer voor komt. En in dezen toestand heeft hij liet testament opgemaakt." „Bedrieger, wat een bedriegerl" huilt Mevrouw Kürschner. „Wat zeg jij daar nu van? Hij wil het testament bevech ten! Doctor Rosen!" roept zo buiten zich zelf van woede en d'kke tranen biggelen over haar wangen. „Weet je wat hij. is? Een onnoozele. Weet je wat hij doet? Hij gaat precies met de balletdanseressen om, als mijn Vader maar nog véél ergeri En mijn arme Vader was nog weduw naar en die slampamper heeft nog een wonderschoon© vrouw, dio hij zoowat dood plaagt. Zóó'n voorlneeld geeft hij aan zijn opgroeiende meisjes en die zijn er dan ook naar!" Mijnheer Kürschner kijkt zijn vrouw scherp aan, omdat zij zich zoo vergeet in het bijzijn van een vreemde. Schande! „Doctor Rosen excuseer!" zegt hij op gedempten toon tegen zijn advocaat. „Mijn vrouw is vandaag niet goed. Ze heeft ze- nuwkrampen." Hij drukt op den elfenbeonen knop van een peer. die boven de rooktafel hangt. „Mario." zegt hij tegen het binnenko mende kam ei-meisje. „Akonit voor Me vrouw." Mevrouw, Kürschner is gaan zitten en wrijft met bevende hand over het hart. Mijnheer Kürschner gaat verder met zijn besprekingen met Doctor Rosen. „Voor wolk Gerechtshof wil hij ons dit proces aandoen?" „Voor het Zaken-Gerechtshof." „Zoo, dus voor de Staats-rechtbank in Weenen. „Neen in Brünn, want dat is de woon plaats van den erflater." „Voor de d siste Kürsoliner. ..Dat heeft hij ons dus al voor „Halm schrijft mij," zegt de advocaat nadenkend, „dat er al tien getuigen zijn, onder anderen ook da huisdokter van den overledene!" „Voor den dherhaalt Kürschner steeds woedender. Het kamermeisje komt met het fleschje binnen, dat ze aan Mevrouw Kürschner aanb:edt. Terwijl Mevrouw Kürschner de Akonit-pilleu tusschen de kiezen stukbijt murmelt ze jammerlijk en vleiend: „Doctor, Doe mm Doctor! Wat zullen we doen? man zegt gij ons toch, wat we moeten beginnen! mm zeg ons toch, hoe wo er voor moeten zor gen nioffli dat mijn overleden Vader mmm Marie zet dat flesóhje eren voor mij weg „Het gaat natuurlijk hierom," zegt Ro sen, „dat wij tegenover de getuigen van Max even sterke getuigen moeben plaat sen, dio Mijnheer Groszbach von Turm sturm in den tijd, dat zijn Ed. het testa ment opmaakte, gezien en gesproken hebben, en zich dientengevolge van zijn geestestoestand hebben overtuigd. Be heb daar toe. zoo gauw ik dezen, brief ont vangen heb, al pogingen aangewend. De beide lieeren, dio als getuigen bij het op maken van, het testament gefungeerd heb ben, komen natuurlijk op de eerste plaats. Ik heb echter vandaag gehoord, dat de eene verdwenen is, niemand weet waarheen, en dat de andere dood gevon den is in, het huis van een toorreel'speel- stcr men zegt: gasvergiftiging. Het is een duistere zaak." „Ik vraag II om getuigen." De dikke vrouw viel voor Doctor Rosen op de knieën. „Het heclo huis. Wijl Grete!" „De erfgenamen?" glimlacht Doctor Rosen o-ver zooveel naïviteit, „die komen als getuigen niet in aanmerking!" „Marie!" Mevrouw Kürschner pakt de vum-roode werkhanden van het mesje wanhopig vast. „Jij weet hel! Jij hebt hem verzorgd! Was mijn Vader een gek of niet? Mijn God, verloochent zóó een zoon zijn overleden Vader? Het roept naar den Hemel om wraak!" Het aardige Boheemscho meisje lacht onnoozel. Ze was genoeg geplaagd en lastig gevallen door den ouden heer. Zo heeft niets voor hem over! „Hij was niet slecht," zegt zij vastbe sloten. „Maar vergeetachtig! ja dat was liij. Hij heeft mij eens geroepen en ge vraagd: „Waar zijn mijn schoenen?" Ik bracht ze hem en hij ze' alleen maar: ..Hoor eens, die ruiken naar terpentijn Hij trok ze aan en liep naar de wascli- tafel. Daar liep hij: „Marie!" Ik zei: „Wat blief?" „M'arie waar zijn toch mijn schoenen?" En het meisje harst in lachen uit. „Maar Mijnheer, U heeft Uw schoenen aan de voeten. Ik heb ze U net gebracht-.". „Ach, zegt do oude heer. „Ik ben een ezel! Ik heb het Vergeten." Ze schatert van de pret. Wilhelm Kürschner zegt nu echter knorrig tegen. het meisje: „Nu, ga maar weg. Je weet nergens van. Je begrijpt niet eens dat dat een grap van Mijnheer Groszbach von Turm sturm geweest is. Maak, dat jo weg j komt... Het is een uilskuiken... doe-' torI Do doctor steunt met het hoofd op do 1 hand en kijkt het meisje na: „Och ver-* j strooidheden, jazegt hij langzaam. „Maar het is zaak, dat wij minstens één getuige kunnen, presenteeren, die verkla ren kan dat Mijnheer Groszbach voa Turmsturm het volle gebruik van zijn geestelijke vermogens bezat. Uit Brünn komen verschillende ongunstige en val-C tsoho berichten. Weet U niet iemand, dio fzich bereid verklaart, to getuigen?' Mevrouw Kürsckher roept vol vertwij-c (feling uit: j „Ja, weet U dan heelcmaal niemand,? {Doctor Rosen. Ik bM U. Doctor, het ia-) (zoo klaar als de dag. Het is oen gemeeno) (en lago streek van mijn broeder. Hij (heeft zich als kind al dikwijls te l ui J „Maar laat mij nu eens spreker. 1" ze gr Mijnheer KuTsohner ontstemd tegen zijnf (vrouw. Hij wendt. a:cb tot Roscn: i „Doeter, ik wilde U wat vragen. U waa. koóh tegenwoordig bij het opmaken van: hot testament. Hij heeft hot toch op Uwr) i'cantóor geschreven, zoo kunt U toch ook.« (Uw opmerkingen in do weegschaal leggen,' |en <?lo zijn toch beslist gunstig." i' (Wordt vervolgd).1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9