I mm
Zaterdag 8 Dec. 1923
___„sfëMsm [»J 'tzsmsa
KALENDER DER WEEK
l ~j
N.B. In deze week heeft iedere H. Mis
Gloria, Credo en de Prefalh v. d. Allcrh.
Jfaagd (invullen: En U in de onbevlekte
intvangenis) behalve Zondag. Als er
.iprake is van het gebed van den dag moet
jforden gebeden het gebed v. d. 2den Zon
dag van dn Advent.
ZONDAG 9 Dec.: 2do Zondag v. d.
dven t. Mis: Pop u lus Sion. Geen
Gloria, 2do gebed v. h. Octaaf v. Maria
Onbevl, Ontvangen. Prefatie v. d. A1-
le r h. D r i e e n h e i d. Kleur: Paars.
Laten wij ons verblijden over hetgeen
vandaag lot ons gezegd wordt. (Alleluja-
vers): „Toon ons Heer Uw Heil", Tras ons
zuchtend gebed op den vorigen Zon
dag en als anlwooord ontvangen wij de
zekering „Volk van Sion (Gods uit-
koren volk) zie de Heer zal komen."
(Introïtus, Graduale, Communie). En ge
lijk geschreven staat, zal Hij komen be
sturen de volkeren, die op Hem zullen
hopen, en hen vervullen met vreugde en
vrede en met de kracht van Zijn H. Geest
(Epistel). Komt laten wij, do heiligen,
Zijn volk, dat met Hem oen verbond mocht
sluiten, door het H. kruisoffer bezegeld,
ons voor Hem verzamelen (Graduale).
Neen, wij verwachten geon andoren dan
Christus, want in Hem zien wij de voor
spellingen van de propheten over den toe
komst igen Verlosser vervuld (Evangelie).
Met nog grooter vurigheid cn verlangen
bidden wij daarom ook weer vandaag:
jToon ons Heer Uw Heil" (Offertorium).
..Kom ons te hulp, leer ons 't aardsche
verachten en t hemelsche beminnen."
„Wek onze harten op om zicli voor to
bereiden op Christus' komst." (Gebed,
ililgebed, Postccmmunio).
Waar de plechtige viering van den H.
Frausiscus Xaverius plaats heeft: Mis;
Loquebar (als op 3 Dec) Gloria en Credo.
gebed en laatste Ev. v. d. Zondag.
Pref. v. d. Allerh. Drieëenheid.
MAANDAG 10 Dec.: 3de dag onder het
Octaaf v. Maria Onbevl. Ontvangen. Mis:
Gaudens gaudebo (als op 8 Dec.) 2de ge
bod v. d. dag, 3de v. d. H. Melciades, Paus
Martelaar. Kleur: W i t.
Gezegend zijt Gij. Maagd Maria, door
don Heer, den Allerlioogstcn God, boven
allo vrouwen op aarde. (Kerk. Getijden).
DINSDAG 11 Dec.: Mis v. d. H. Da
as u s I, Paus. Sacerdotes, 2de gebed
h. Octaaf, 3de v. d. dag. Kleur: W i t.
Paus Damasus is een groot bestrijder
geweest der ketterijen, dio do Godheid
loochenden van Christus en den H. Geest
Hij bepaalde ook, dat de priesters in hun
Breviergebed ter eore der Allerh. Drie-
eenheid aan de psalmn zouden toevoegen
liet: „Eere zij den Vader, den Zoon en den
Geest."
WOENDSDAG 12 Deo.: 5do dag on
der het Octaaf. Mis als op
Maandag, doch 3do gebed v. d. H.
Geest. Kleur: Wit.
,Uwe Onbevle.kte Ontvangenis, Maagd
Moeder van God, heeft vreugde ver
kondigd aan geheel de wereld (Kerk.
Get.).
DONDERDAG 13 Dec.: Mis v. cl. H.
Lucia, Maagd en Martelares. Dilexisti.
Me gebed v. h. Octaaf, 3de v. cL dag.
Kleur: Rood.
Gevangen genomen door Pasckesius,
prefect van Syracuse, werd zij door
dezen ondervraagd of de H. Geest in baar
was. Waarop Lucia antwoordde: Zij, die
zuiver en rein leven, zijn tempels v. d.
H. Geest.' Pasehesïus wildo haar daarom
laten onteeren, doch God beschermde Lu
cia op wonderbare wijze, n.l. zelfs niet
met geweld kon zij van baar plaats ver
wijderd worden. Ook op den brandstapel
beschermde God haar, zoodat liet vuur
haar niot deerde. Ten slotte is haar keel
met het zwaard door stoken. 304.
VRIJDAG 14 Dec.: 7do dag v. h.
Octaaf. Mis als op Woensdag.
In Maria is geen enkele smet. Zij is
do glans van het eeuwige licht en een
spiegel zonder vlek. Zij is heerlijker dan
de zon en als men haar vergelijkt met
hot licht, is zij zuiverder. (Vrij naar de
Kerk. Getijden).
ZATERDAG 15 Dec.: Octaafdag v.
Maria Onbevlekt Ontvangen.
'Mis: Gaudens Gaudebo. 2de gebed
v. d. dag, 3 voor den Paus. Kleur: W i t.
Met blijdschap verblijd ik mij in den
Heer en mijne ziel jubelt in mijnen God.
Want Hij heeft mij bekleed mot de
kleederen des heils en met den mantel der
gerechtigheid hooft Hij mij omhangen, als
oen bruid getooid met hare sieraden. (Al
dus vertolkt de H. Kerk in den Introïtus
Maria's vreugde over hare volheid van
genade).
Rijpwetoring.
A. M. KOK, Pr.
OP THEEVISITE SN DE DESSA!
Pater Huh. de Kuyper S.J. schrijft in
„St. Claverbond" volgende schets:
Wij gaan op bezoek bij Pak Kramadir-
ja in de dessa Djoedab.
Maar daar ben je zoo heel gauw nog
niet.
Zooals ik vroeger reeds verte'de (Jaar
gang 1922 blz. 267), is dessa Djoedab een
uur gaans van Moentilan verwijderd.
Met raijn begeleider ga ik dan zuid-
waats, berga.f langs de groenende sawah's
en de in stille rust verborgen dessa's, aan
onzen weg gelegen.
Hier en daar staat een warong, waar
voor eenige vrouwen en glurende kinder
tjes. Bij 't voorbijgaan worden aller
oocen op de zwarte toewans gericht, ja
zelfs want we z!jn voor de warong
houdsters geen onbekenden noodigt
een der inzittenden ons uit, cm even te
•gaan zitten: „Mangga pinarak, 'ndara
toewan" klinkt 't ons tegen. „Toe, ga
even zitten."
Dit alles beteekent in waarheid niets
anders, als 'n vriendelijke groet.
Daarom nemen we 't ook niet te let
terlijk op en beantwoorden die uitnoodi-
ging met een u'tslel tot later, en 'n vrien
delijke glimlach, waarvoor de Javaan,
o, zoo gevoelig is.
Stil en eenzaam is 't vorder op den
weg, want vandaag js het geen passaran
(passerdag of markt).
Nu en dan ontmoeten we nog een voor
bijganger, d'"e ongeveer met dezelfde
plichtplegingen ons een goeden dag toe-
wenscht.
Op de sawahs wordt gewerkt door stoe
re mannen, die 't veld omspitten met hun
pat joel (Javaansche spade), telkens 't
scherpe staal slaande in de vette aarde,
om er even daarna een hap mee uit te
lichten en om te gooien.
Even houdt er een op en bekijkt ons
met 'n vriendelijk voorkome.i.
Een groet van onzen kanten hij
begint te vragen, waar we naar toe gaan
cn wat we er gaan uitvoeren.
't -Is niets dan 'n he'eefdheidsformule,
een groet, een goedendag zeggen, waaraan
do Javaan zeer hecht Ge kunt er dan ook
op antwoorden, wat ge wilt. Zegt ge: Ik
ga naar het zuiden, of naar 't noorden of
ik wil Pak Krama bezoeken, dan is hij
al tevreden. Zeg je hem: Ik ben uit voor
mijn plezier, „plesir plesir kérrawon" of
ik ga wat kuieren, ook al good. Wilt ge
verborgen houden, waar ge Baar toe
gaat, dan zegt ge weer wat anders, en ge
hebt de beleefdheid en de goede manieren
niet lo kort gedaan.
In do buurt van Djoebah gekomen, stor
men mijn kornuiten, die vader op de sa-
wali helpen, reeds op mij af.
Zo vliegen om ons heen en vragen hon
derd uit.
Als kleine hondjes volgen ze, nu eens
vóór, dan weer achter, dan weer steken zo
hun handjes naar ons uit en loopen naast
ons.
Allemaal vragen ze er om, dat we gaan
naar hun huis, maar we zeggen kortweg,
dat wc dezen keer Pak Kramadirja gaan
opzoeken, 't Kleine volkje wijst den weg
en eindelijk komen we op zijn erf.
Do oudsto zoon van Pak Krama ziet
ons en holt naar binnen om vader en
moeder te waarschuwen, dat do pastoor
komt.
Even daarna komt de haas zelf van
achter 't huis te voorschijn onderweg zijn
blauwe baadje nog aantrekkend.
Met beide handen omklemt hij de mij
ne, terwijl 'n d'epe buiging zijn eerbied
voor den geestelijke tooiien moet.
Óndertu 3-schen heeft ook zijn vrouw
haar toilot eenigszins gemaakt en ver
schijnt in de pendopo. Daar wacht zij,
tot haar man ons daarlioen heeft geleid
en dan voM weer do eerbiedige buiging
er, de handdruk.
Terstond daarna wordt de bamboedcur
die de toegang geeft tot het huis, voor one
weggeschoven en bukkend, om 't hoofd
niet te stooten legen de zeer lage dcur-
open;ng, komen we uit den feilen Indi-
scheri zonneschijn p'otseling in een be
trekkelijk donker vertrek.
Daar bl'jven we eenige oogenblikken
stilstaan, want nauwelijks zien wij, waar
wij zuUen gaan zitten; zoo sterk is het
plotselinge verschil tus3chen licht en
duister.
Maar jawel, de gastvrouw laat ons niet
lang wachten
Daar komt zij al aandragen met 'n
soort steel van bamboe gemaakt, en
schuift dten achter me.
Ongelukkig- heeft ze er maar één, zoo
dat een van ons be:den wel op de ambèn
zal moeten zitten.
V/acht maar oven, ze zal er een gaan
Ieenen bij haar buren en even daarna, ja,
daar zitten we allebei op een zetel.
Vader en zoon gaan nu op de ambèn
z:tten, een rustbank van bamboe, waarop
weer een gevlochten bambocmat ligt en
dat zich ter breedte van 2 M. aan 2 zij
den strekt.
Onder de ambèn buizen kippen cn een
den, terwijl haar bovenvlak dient tot
slaap-, zit- en eetplaats der huisgenoo-
ler.
Waar geen ambèn is. is de grond zicht
baar; dit is de vloer, be'Jaande een paar
vierkanlo meters, daarop staande de
kleine tafel en onze twee stoelen.
Beha've de bu'tendeur is er ook nog
een binnendeur, die uitloopt op 'n apart
kle;n vertrekje, dat dienst doet voor keu
ken.
Moeder de vrouw verdwijnt al! heel
spoedig door die binnendeur in de keu
ken eu gaat (nee zetten voor de kooge
gasten, do leeraars van liun geleerden
zoon hun zoon immers is geleerder
dan vader, ja overtreft zelfs de loerali, 't
hoofd van de dessa, in knapheid.
Nu krijg je 'n gezellig gesprek lus
schen grootvader, vader en de gasten
over hun zoon, den toestand in de dessa,
de opbrengst van hun sawah enz. Van
hun kant worden de nooden van 't gezin
naar voren gebracht, vooral ook dat ze
hun zoon zoo moeilijk kunnen bekostigen,
en ze vragen of 't schoolgeld niet vermin
derd kan worden tot f 2.— per maand,
want die f 3.schoolgeld moeten toch
zoo zuur verdiend worden.
Toch hebben ze alles over voor hun
k>'nderen en zullen ter wille van hun zoon
zelf gebrek leiden; deze immers daar
rekenen ze vast op zal de steun zijn
van kun ouderdom.
Zoo wordt 't gesprek begonnen, lang
zamerhand winnen we meer 't vertrou
wen en eindelijk kunnen wij ook spreken
over godsdienstzaken.
(Gedachtig den raad van den H. Igna-
FEUILLETON.
De Bruid van het Kruis
Vrij vertaald naar heï Duïtscb van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
20)
Mevrouw Kürschner antwoordde:
„Zoo! Nu, ik zal mijn mond houden,
e zult nog eens wat van jo kind beleven!
3it is heL begin pas van Godsdienstwaan-
io. Je komt nog eens in het gekkenhuis
terecht!"
Zo zegt nu wol niets meer, maar als
het meisjo ontmoet, kijkt ze het kind
kó woedend en zóó vol haat aan, dat
(jrete van angst in haar kamer blijft en
{*1 niet meer waagt in haar moeders na-
-iilieid te komen. Ze is er nu al uren,
'n ze voelt zich koud, ziek en koortsig.
rilt bij eiken voetstap dien ze in de
tobijkoid hoort en loopt zenuwachtig heen
woer, als Moeders stem door het huis
Al de onvriendelijk© woorden,
'aarmede de moeder het ongelukkige
•ad diep verdriet heeft aangedaan, ko-
weer in al haar ruwheid en boos-
'id voor Rita's geest. Veel leelijks en
■flroins, wat ze niet wist en niet welen
'■blo. vond ze in de woorden van haar
"«odor en ze rilde en schrok er voor
'NgEn ze pijnigt zichzelf en
t na, of ze ook vermoeden kan, wat
toch misdaan, wat ze uitgevoerd heeft,
"Erdoor ze zoo den toorn ze siddert
«rilt ja, den haat van haar moeder
"011 hals heeft gehaald. Wat is er
gebeurd wat heeft ze dan toch
™aan? Grootpapa die arme Groot-
\J,a is gf&torven en heeft aan haar,
Jtote, al zijn geld vermaakt en sinds-
l»11 sindsdien is haar moeder zoo te
_',r gegaan, dat Rita maar niet kan be-
i^|)ei1» dat dit nu haar moeder is
jte' ,arm kind. Ze kent niet, zo beseft
njet' de geldzucht, maar ze bemerkt
1 en> dat haar toch al zoo ongezellig
thuis in een akelig hol veranderd is en
dit kwaad haar slechte ouders tot schur
ken maakt. In de kamers, dio nu ont
smet worden, heeft de duivel z:jn intrek
genomen de duivel die de leliën van
Gods altaar wegrukt en ze do Slechte men-
schen voor de voeten werpt; de trouwe
liefde vertrapt en verplettert.
God is nooit geëerd in dit huis, nu
echter heeft er een god z;jn intrek ge
nomen, voor wiens macht alles buigt n.l.
Mammon in zijn machtigste gestalte, god
millioen. Hij verlangt een offeThet
ongelukkige kind siddert en beeft in een
onbewuste afschuw en ze is er nog niet
van bewust, dat zij bet offer zal we
zen
Beneden hoort ze wel een dozijn stem
men door elkander praten. De angst van
het eenzame kind neemt steeds toe. Ze
gaat naar de kast, waar, voor het Ma
donnabeeld, het roodo lampje brandt tot
intentie der ziclerust voor haar Groot
vader. Dan loopt ze naar haar ledikant
en plukt zenuwachtig aan het dekbed. Ze
gaat naar het venster en staart naar bui
ten. Het zachte gebel der eleolrische tram
in de verte klinkt haar in de ooren als
het zachte zingen en zoemen der verlei
ders Ze gaat naar haar schrijftafel en
neemt één voor één haar devotie voorwer
pen en souvenirs in de hand. Ze bekijkt
terwijl zij op een knie geknield ligt met
treinen in de oogen het grooto mooie
kruisbeeld, dat boven de sofa hangt.
Het was nog maar kort geleden gebeurd,
dat Grootvader haar honderd kronen ge
geven had om er iets moois voor haar ka
mer voor te koopen. Al sinds lang had ze
dit mooie kruisbeeld gezien en bewon
derd in de etalage bij Heindl en in stilte
had ze gehoopt het nog ééns te bezitten.
Nu ze er voor in de gelegenheid was, liad
ze het ook gekocht. En ze was met een
stralend gezicht thuis gekomen, gevolgd
door een man, die het mooie kunststuk
voor haar droeg. Haar Moeder was boos,
want het kruis beviel haar niet. Rita's
Grootvader echter stond verwonderd, dat.
ze nu niet eens wat gekocht had, wat haar
kamer verfraaid zou hebben, bijvoorbeeld
een tapijt of een mooi Oostcrsch kussen.
Hij bekeek bet beeld met aandacht. Het
was zeer bont gekleurd en groote stralen
bloed stroomden uit handen, voelen en
uit de wonde in de zijde. Hij sprak:
„Ach! wat ziet de arme kerel er uit!"
Het kind was vuurrood van ergernis
geworden over de onbeschaamde woorden
van haar Grootvader en had gevraagd:
„Och. zeg toch als het U belieft geen
„kerel" Grootvader?"
En de oude man legde vergoelijkend en
•beschaamd zijn hand op Rita's hoofd en
zeide:
„Ik bedoel, wat hebben ze den armen
man véél leed gedaan!'
Den armen man! ja, véél hebben ze
Hem aangedaan. Zoo hoort zij nog
do zware basstem van haar Grootvader,
terwijl ze naar het kruisbeeld opziet. Ja,
zoo veel zoo héél veel. Ze staat daar,
de heldere oogen opgeslagen naar den
Man van Smarten en langzaam, heel
langzaam voelt bet zich getroost, dat
arme, gepijnigde, angstige kinderhart.
Die alpoede en trouwe Heiland, die zoo
veel geleden heeft! Geen kruis zóo groot,
of Hij heeft nog grooteT gedragen! Dat
had de Eerwaarde Moeder uit Mariün-
fried haar altijd voorgehouden, als ze
verdriet had en bij haar op de kamer
troost zocht en haar hoofd vleide tegen
den witten kraag van de religieuse. Ze
vergeet geheel, dat ze hier in haar eigen
kamer zit, do eenige in dit huis, waar
O. L. Heer nog erkend wordt en haar ge
dachten dwalen af naar haar verloren
Paradijs. De klokken luiden en de
wierook stijgt óp. De onbevlekte Maagd,
de mine, de Koningin des Hemels door
leliën omgeven, gUmlacht van het altaar.
Het kleine OTgel wordt bespeeld on de ge
lukkige kindoren zingen:
„Och, haal mij toch in Uw hemel)
en laat mij toch ver weg zijn van deze
aarde!
*k Zon toch zoo graag, als hot duifje, dat
tius, zorgden we in het gesprek binnen te
gaan door hün deur en uit te treden door
onze eigen deur).
Ondertusschen heeft moeder een heer
lijk kopje thee met Javaansche bruine
sir'ker ingeschonken.
Volgens de gewoonte der Javanen be
danken de goede menschon ons voor 't
bezoek, vragen vergiffenis voor allo fou
ten en tekortkomingen tijdens 't bezoek
begaan en met een „andérékaken soegeng"
wcTdt ons alle goeds op onzen weg toe-
gewensclit.
Wij wenschen hun oveneens 't zelfde
toe.
De gastheer doet ons uitgeleide over 't
voorerf tot den weg en met een gratieuze
buiging verlaat hij ons, gelukkig over 't
bezoek van den toewan die zelf blij huis
waarts keert omdat hij won het vertrou
wen, het vertrouwen zoo noodzakelijk om
de menschen te winnen voor Jezus' leer.
SGtiOOMHeraiItS»
BiVAMiöftr®
BlillifiBfc
LICHTSOKNETTEN.
Aan de „Onbevlekte Ontvangenis" wijdt
Zuster Maria Josopha het volgend ge
dicht. We beluisteren hierin, vooral in de
perste regelen, een diepen sonoren klank.
En of deze verzen nu „verlitteratuurd"
of „te glad" zijn, of misschien naar het
oordeel van sommigen niet „brandend ge
noeg van Gods-honger" ik weet dat
allemaal niet maar ik vind ze heel
mooi en heel bezonken van gevoel.
Wit lichtend rijst de Vrouw aan
[donker-blauwe transen.
Etherische gestalte in glanzend
[zonnekleed;
Haar Voet rust op de maan, en twalef
[sterren kransen
Om 't neergebogen Hoofd, dat Gods
[geheimen weet.
Er rijzen lusschen Haar en ons de
[wolkenschanscn
Van Satans rijksgebied, dat niemand
[overschreed.
Maar 't. Licht van Haar Gelaat doet
[regenbogen glansen:
Symbolen van 't verbond, dat God
[met d'aard hersmeedt.
O schoono Dageraad, mag ik U niet
[aanbidden?
Gij draagt in Uwen Schoot het
[opgeschapen Licht;
De Vorsten van Gods rijk verbidden
[Uw Gezicht
En toch, dit mag ik niet. klaar nu Gij
[in ons midden
Als zonne-lichte Tent der Godheid
[komt te staan,
Zal dra de Zonne zelf ook onder
[menschen gaan.
En dan laat ik volgen twee sonnetten
onder den titel „Rorate Coeli.
We welen, hoe de tekst van liet Ad-
ventslied Rorate Coeli, dat eiken Zondag
van den Advent na de Hoogmis gezongen
wordt, onttleend is aan Isaïas. Het is een
treur- en boetelied, dat de Israëlieten
zongen aan Eufraats boorden, toen zij ver
van hun vaderland in ballingschap rond
zwierven. Zij treuren, dat Jerusalem ver
laten is, dat de heilige plaatsen verwoest
zijn en bidden God om niet langer te
toornen over hun ongerechtigheden. En
zij smeeken: Dauwt hemelen van boven
en wolken regent den Rechtvaardig©.
Gedurende de vier weken van den Ad
vent gedenken wij de voorbereiding van
Christus' komst onder 't Oude Verbond.
Eu de klaagzang, welke Isaïas den Joden
in den mond legt, heeft geheel het ka
rakter van een roep om den beloofden
Messias.
In de verzen van Zuster Maria Josepha
is van deze oude gedachte, die in de
Adventslilurgio zoo treffend tot uiting
komt. niets te bespeuren.
ONS HOEKJE
PVER
OPVOEDING.
EEN SLECMïS SCHIJNBAAR f»
VERMAKELIJK GEVAL
Een sensatie-wekkend opvoedkundig
nieuws!
Opvoedkundigneen het is niet'
opvoedkundig, in ieder geval geen gevolg
van opvoed kunde! Wat is er dan ge
beurd! Er is 'n bond gesticht! 'n Nieuwe
bond, 'n splinternieuwe, 'n ongehoorde:
'n bond van schoonmoeders!Haar
beginselverklaring gaf tevens het doel eri
rechtmatig bestaan van den bond: „om
de oude mop omtrent de schoonmoeders
de wereld uit te helpen en vriendelijke ge
voelens jegens haar aan te kweeken!"
Dit krijgen zij natuurlijk met een bond
evenmin gedaan als met haar haarspeld
of kachel tang.
Toch zou het to wenschen zijn, dat dio
„oude mop' de wereld eens uit was!
Juist alsof dc moeder van den man voor
de vrouw en omgekeerd, 'n serpent .wordt
op den dag van hun huwelijk: op den dag
dus, dat die misschien hoogst zorgzamo
en offervaardige vrouw het grootste offer
brengt, dat een moeder bijna kan brengen:
haar kind afstaan niet alleen aan een an
der: maar er nog bij te weten, dat het
kind met blijdschap haar verlaat om
die(n) ander voor altijd boven iedereen
to stellen!
„Eert uw vader en v.w moeder, opdat het
u wel-ga!'.... Is het niet vaak ja-
loerschheid van „do andere partij" dio
het de schoonmoeder „zoo zuur" weet lo
maken? „Eert uw vader en uw moeder!"...,
Is het niet vaak geheel verkeerd begre
pen liefde voor de „wederhelftdie een
kind, als 't getrouwd is, er toe brengt
„mee te kankeren" tegen eigen moeder!
„Eert uw vader en uw moeder!"Niet
dat altijd alle schuld bij do jonggehuw
den zit! Maar nu schenke God jong leven
aan hun huiselijken haard: zij trachten
hun kinderen natuurlijk met zorg te lee-
ren: „Eert uw vader en uw moeder!".
En zij zelf tegenover cigein ouders, dan?...
nog wel tegen moeder?.... (wat voor 't ge
voel meer indruk maakt!) Ja, zij kunnen
htm kinderen voor 'n korteren of langereu
tijd wijs maken, dat moeder schuld
heeft en zus of zoo is. Het kan zelfs
waar zijn, dat moeder en schoonmoe
der tevens! niet van de gemakkelijkste
en beste is!.allemaal toegegeven: de
kinderen zullen dat begrijpen, zullen mee
doen.... maar toch nooit vergeven, en
gewoonlijk aan hun eigen ouders direct
of indirect wreken, wat zij hen zagen mis
doen tegen moeder!Al heeft moeder
schoonmoeder nóg zooveel schuld de
ouders kunnen tegenover haar niet voor
zichtig genoeg zijn met het oog ook op
hun eigen gezag bij hun'eigen kinderen.
Zijn er kwesties gerezen: de ouders moe
ten nooit er over spreken in 't bijzijn
hunner kinderen. Men kan tocli iemand
wel eerbiedigen, al is men 't niet met bom
eens!! Is het ongenoegen nóg erger: zoe
ken zij eerst maar ijverig in eigen kring
vóórdat zij moeder de schuld geven!..
Is het moeders-schoonmoeders schuld, ge
heel en al bewezen en zekerdan moe
ten de gehuwden, zelf als ouders van op-
te-voeden kinderen met gezag bekleed,
tóch nóg bedenken, dat God zonder
voorwaar de heeft gezegd„Eert uw
vader en uw moder, opdat het u wel-ga"
Ja, schoonvaders kunnen het ook
„kwaad" hebben! Ik denk juist aan de vol
gende geschiedenis, die ik eens gelezen
heb. In een jong gezin was „opa" opge
nomen. De vrouw des huizes bejegende den
armen oudo slecht. Ruw werd hem, om
dat hij bevende van ouderdom „morst0"
zijn plaats, die hij als vader steeds had
ingenomen aan tafel, ontzegd en hij
moest met een houten trogje in een hoek
je van den haard middag- en avondeten
gebruiken. Op een middag zat hij met
z'n houten bakje op de knieën God té b:d-
huiswaars keert, naar Jezus heilig Hart
vliegen!"
In den tuin hoort ze de boomen zoo
lieflijk ruischen. Daar staalde H.Theresia
tussc.lien de bloemen en houdt baar boek
in de hand: „Amor pro Amore" dat
beteekent: „Liefde om l'efde!" Een kind
van Maria legt een briefje voor Haar
voeten neer: „Trés sainte Mère Thérèse,
dois je aller au convent ou est co que
j'ose me maricr?" (Heilige Theresia, is
het mijn roeping, in het klooster te gaan
of mag ik trouwen?")
Het wordt donker en in de slaapzaal,
waar alle ramen op den tuin uitzien,
kruipen de kinderen onder de wol. De H.
Jozef, van het schilderij, houdt het kindjo
Jezus aan de hand en wandelt met Hem
lusschen de leliën. Zuster Marie gaat
langs alle slapende kinderen en bespren
kelt zo met -wijwater e.n vult liet nacht
lichtje met olie. En door do openstaande
deur, ziet men de goede, lieve Zuster Cae-
lestiiio, die ernstig en vroom met haar ge
tijdenboek in de hand zit te bidden
Het hart van het arme kind dreigt 1e
bersten van verlangen. Mariënfried, o
Mariënfried. —Beneden roept Mevrouw
Kürschner: „Wanneer komt hij dan?"
Rila schrikt er van. Wanneer? Wie?
Zou het Lorenzen zijn, met wien haar
Moeder haar zoo vervolgt? O, zij ver
langt slechts naar Mariënfried! Ze gaat
met wankelende schreden naar haar
schrijftafel. Het beeldje van de HH. Eli
sabeth en Frederika, het schilderijtje van
het kindje Jezus lusschen de appelbloe
sems het L'guori-boekje, dat zc van de
Eerwaarde Moeder gekregen heeft de
presse-papier met het plaatje van de On
bevlekte Ontvangenis er in alles her
innert. haar aan Mariënfried en het is,
■als hoort ze een stem, die zegt: „Rita,
kom! Weg, weg uit het Weenen, en van
de menschen, die je niet begrijpen, en dio
je van den «goeden God willen afhouden.
Rita kom, kom toch naar Mariën
fried en liet wordt liaar plots licht en
warm om het hart het wordt er l'cht
ja. slechts ééne gedachte vervult bnro
zich Ilse en Mia Loosbuch waren nog met
hun twintigste jaar in Mar'ënfried Zo
hebben verschillende examens af-mVcd.
Mia is er nu nog
Rita maakt oen kort en krachtig be
sluit, zonder verder overleg. „Ik zal aan
mijn Ouders zeggen, neen alleen maar
aan Vader, want aan Mama kan ik van
daag niets vragen. Jk zal aan Papa zeg
gen:" „Neemt U en Mama van mijn geld,
zooveel als U zelf wilt. Neemt het m-ar
allemaal, maar laat mij weer naar Ma
riënfried teruggaan. Ik w:l verder stu-
deeren. Ik wil) de Fransche acte hébben,
net als Ilse Loosbach, het is toch go-d
voor je heelo leven. Lieve Papa, tóe
9ta het mij toe. Mijukeer Loosbach is nog
wel protestant en hoeft het Ilse cn M:rt
ook toegestaan. Niet waar, U geeft mij
toch ook toestemming? Ach toe, zeg het
ook tegen MamaEn dan net zoo
lang vragen, tot Mama ook ,.ja" zc1! En
dan de koffers pakken, jurken inpakten.
De boeken en dan in den trein
Rita's hart klopt steeds vlugger en «n
zacht rood kleurt haar wane-en. Dich
ter steils dichter Weidingen
Preszbaum Rekawinkel o ze z et
het torentje al, het torentje In het
boudoir krijscht weer de hatehjke stem
van haar Moeder en wéér wordt het ar
me kind tot de werkelijkheid teruggeroe
pen.
„Maar als baar ouders nu eens .neen"
zeggen?"... „Dan ga ik toch!" De ren-
heid, de onschuld van het kind, the zoo
zeer in gevaar worden gebracht, trekkenj
zich van God Moloch terug en de zuchtj
om het heiligste, wat zc bezit, te redden,
geeft aan het zachtaardige en •onzeffzuch-J
li go kind een sterken wil. „Ik heb gelil-j
genoeg voor de reis. Ik neem maar een j
paar dingen mee en Frieder, die goedel
man, zorgt wel voor een rijtuig. Mnarl
eerst moet ik toch verlof vragen. Aileonj
als Vader en Moeder weigeren dan doej
ik zóó. Lievo Jezus, och toe, mag ikï j