I mm Zaterdag 8 Dec. 1923 ___„sfëMsm [»J 'tzsmsa KALENDER DER WEEK l ~j N.B. In deze week heeft iedere H. Mis Gloria, Credo en de Prefalh v. d. Allcrh. Jfaagd (invullen: En U in de onbevlekte intvangenis) behalve Zondag. Als er .iprake is van het gebed van den dag moet jforden gebeden het gebed v. d. 2den Zon dag van dn Advent. ZONDAG 9 Dec.: 2do Zondag v. d. dven t. Mis: Pop u lus Sion. Geen Gloria, 2do gebed v. h. Octaaf v. Maria Onbevl, Ontvangen. Prefatie v. d. A1- le r h. D r i e e n h e i d. Kleur: Paars. Laten wij ons verblijden over hetgeen vandaag lot ons gezegd wordt. (Alleluja- vers): „Toon ons Heer Uw Heil", Tras ons zuchtend gebed op den vorigen Zon dag en als anlwooord ontvangen wij de zekering „Volk van Sion (Gods uit- koren volk) zie de Heer zal komen." (Introïtus, Graduale, Communie). En ge lijk geschreven staat, zal Hij komen be sturen de volkeren, die op Hem zullen hopen, en hen vervullen met vreugde en vrede en met de kracht van Zijn H. Geest (Epistel). Komt laten wij, do heiligen, Zijn volk, dat met Hem oen verbond mocht sluiten, door het H. kruisoffer bezegeld, ons voor Hem verzamelen (Graduale). Neen, wij verwachten geon andoren dan Christus, want in Hem zien wij de voor spellingen van de propheten over den toe komst igen Verlosser vervuld (Evangelie). Met nog grooter vurigheid cn verlangen bidden wij daarom ook weer vandaag: jToon ons Heer Uw Heil" (Offertorium). ..Kom ons te hulp, leer ons 't aardsche verachten en t hemelsche beminnen." „Wek onze harten op om zicli voor to bereiden op Christus' komst." (Gebed, ililgebed, Postccmmunio). Waar de plechtige viering van den H. Frausiscus Xaverius plaats heeft: Mis; Loquebar (als op 3 Dec) Gloria en Credo. gebed en laatste Ev. v. d. Zondag. Pref. v. d. Allerh. Drieëenheid. MAANDAG 10 Dec.: 3de dag onder het Octaaf v. Maria Onbevl. Ontvangen. Mis: Gaudens gaudebo (als op 8 Dec.) 2de ge bod v. d. dag, 3de v. d. H. Melciades, Paus Martelaar. Kleur: W i t. Gezegend zijt Gij. Maagd Maria, door don Heer, den Allerlioogstcn God, boven allo vrouwen op aarde. (Kerk. Getijden). DINSDAG 11 Dec.: Mis v. d. H. Da as u s I, Paus. Sacerdotes, 2de gebed h. Octaaf, 3de v. d. dag. Kleur: W i t. Paus Damasus is een groot bestrijder geweest der ketterijen, dio do Godheid loochenden van Christus en den H. Geest Hij bepaalde ook, dat de priesters in hun Breviergebed ter eore der Allerh. Drie- eenheid aan de psalmn zouden toevoegen liet: „Eere zij den Vader, den Zoon en den Geest." WOENDSDAG 12 Deo.: 5do dag on der het Octaaf. Mis als op Maandag, doch 3do gebed v. d. H. Geest. Kleur: Wit. ,Uwe Onbevle.kte Ontvangenis, Maagd Moeder van God, heeft vreugde ver kondigd aan geheel de wereld (Kerk. Get.). DONDERDAG 13 Dec.: Mis v. cl. H. Lucia, Maagd en Martelares. Dilexisti. Me gebed v. h. Octaaf, 3de v. cL dag. Kleur: Rood. Gevangen genomen door Pasckesius, prefect van Syracuse, werd zij door dezen ondervraagd of de H. Geest in baar was. Waarop Lucia antwoordde: Zij, die zuiver en rein leven, zijn tempels v. d. H. Geest.' Pasehesïus wildo haar daarom laten onteeren, doch God beschermde Lu cia op wonderbare wijze, n.l. zelfs niet met geweld kon zij van baar plaats ver wijderd worden. Ook op den brandstapel beschermde God haar, zoodat liet vuur haar niot deerde. Ten slotte is haar keel met het zwaard door stoken. 304. VRIJDAG 14 Dec.: 7do dag v. h. Octaaf. Mis als op Woensdag. In Maria is geen enkele smet. Zij is do glans van het eeuwige licht en een spiegel zonder vlek. Zij is heerlijker dan de zon en als men haar vergelijkt met hot licht, is zij zuiverder. (Vrij naar de Kerk. Getijden). ZATERDAG 15 Dec.: Octaafdag v. Maria Onbevlekt Ontvangen. 'Mis: Gaudens Gaudebo. 2de gebed v. d. dag, 3 voor den Paus. Kleur: W i t. Met blijdschap verblijd ik mij in den Heer en mijne ziel jubelt in mijnen God. Want Hij heeft mij bekleed mot de kleederen des heils en met den mantel der gerechtigheid hooft Hij mij omhangen, als oen bruid getooid met hare sieraden. (Al dus vertolkt de H. Kerk in den Introïtus Maria's vreugde over hare volheid van genade). Rijpwetoring. A. M. KOK, Pr. OP THEEVISITE SN DE DESSA! Pater Huh. de Kuyper S.J. schrijft in „St. Claverbond" volgende schets: Wij gaan op bezoek bij Pak Kramadir- ja in de dessa Djoedab. Maar daar ben je zoo heel gauw nog niet. Zooals ik vroeger reeds verte'de (Jaar gang 1922 blz. 267), is dessa Djoedab een uur gaans van Moentilan verwijderd. Met raijn begeleider ga ik dan zuid- waats, berga.f langs de groenende sawah's en de in stille rust verborgen dessa's, aan onzen weg gelegen. Hier en daar staat een warong, waar voor eenige vrouwen en glurende kinder tjes. Bij 't voorbijgaan worden aller oocen op de zwarte toewans gericht, ja zelfs want we z!jn voor de warong houdsters geen onbekenden noodigt een der inzittenden ons uit, cm even te •gaan zitten: „Mangga pinarak, 'ndara toewan" klinkt 't ons tegen. „Toe, ga even zitten." Dit alles beteekent in waarheid niets anders, als 'n vriendelijke groet. Daarom nemen we 't ook niet te let terlijk op en beantwoorden die uitnoodi- ging met een u'tslel tot later, en 'n vrien delijke glimlach, waarvoor de Javaan, o, zoo gevoelig is. Stil en eenzaam is 't vorder op den weg, want vandaag js het geen passaran (passerdag of markt). Nu en dan ontmoeten we nog een voor bijganger, d'"e ongeveer met dezelfde plichtplegingen ons een goeden dag toe- wenscht. Op de sawahs wordt gewerkt door stoe re mannen, die 't veld omspitten met hun pat joel (Javaansche spade), telkens 't scherpe staal slaande in de vette aarde, om er even daarna een hap mee uit te lichten en om te gooien. Even houdt er een op en bekijkt ons met 'n vriendelijk voorkome.i. Een groet van onzen kanten hij begint te vragen, waar we naar toe gaan cn wat we er gaan uitvoeren. 't -Is niets dan 'n he'eefdheidsformule, een groet, een goedendag zeggen, waaraan do Javaan zeer hecht Ge kunt er dan ook op antwoorden, wat ge wilt. Zegt ge: Ik ga naar het zuiden, of naar 't noorden of ik wil Pak Krama bezoeken, dan is hij al tevreden. Zeg je hem: Ik ben uit voor mijn plezier, „plesir plesir kérrawon" of ik ga wat kuieren, ook al good. Wilt ge verborgen houden, waar ge Baar toe gaat, dan zegt ge weer wat anders, en ge hebt de beleefdheid en de goede manieren niet lo kort gedaan. In do buurt van Djoebah gekomen, stor men mijn kornuiten, die vader op de sa- wali helpen, reeds op mij af. Zo vliegen om ons heen en vragen hon derd uit. Als kleine hondjes volgen ze, nu eens vóór, dan weer achter, dan weer steken zo hun handjes naar ons uit en loopen naast ons. Allemaal vragen ze er om, dat we gaan naar hun huis, maar we zeggen kortweg, dat wc dezen keer Pak Kramadirja gaan opzoeken, 't Kleine volkje wijst den weg en eindelijk komen we op zijn erf. Do oudsto zoon van Pak Krama ziet ons en holt naar binnen om vader en moeder te waarschuwen, dat do pastoor komt. Even daarna komt de haas zelf van achter 't huis te voorschijn onderweg zijn blauwe baadje nog aantrekkend. Met beide handen omklemt hij de mij ne, terwijl 'n d'epe buiging zijn eerbied voor den geestelijke tooiien moet. Óndertu 3-schen heeft ook zijn vrouw haar toilot eenigszins gemaakt en ver schijnt in de pendopo. Daar wacht zij, tot haar man ons daarlioen heeft geleid en dan voM weer do eerbiedige buiging er, de handdruk. Terstond daarna wordt de bamboedcur die de toegang geeft tot het huis, voor one weggeschoven en bukkend, om 't hoofd niet te stooten legen de zeer lage dcur- open;ng, komen we uit den feilen Indi- scheri zonneschijn p'otseling in een be trekkelijk donker vertrek. Daar bl'jven we eenige oogenblikken stilstaan, want nauwelijks zien wij, waar wij zuUen gaan zitten; zoo sterk is het plotselinge verschil tus3chen licht en duister. Maar jawel, de gastvrouw laat ons niet lang wachten Daar komt zij al aandragen met 'n soort steel van bamboe gemaakt, en schuift dten achter me. Ongelukkig- heeft ze er maar één, zoo dat een van ons be:den wel op de ambèn zal moeten zitten. V/acht maar oven, ze zal er een gaan Ieenen bij haar buren en even daarna, ja, daar zitten we allebei op een zetel. Vader en zoon gaan nu op de ambèn z:tten, een rustbank van bamboe, waarop weer een gevlochten bambocmat ligt en dat zich ter breedte van 2 M. aan 2 zij den strekt. Onder de ambèn buizen kippen cn een den, terwijl haar bovenvlak dient tot slaap-, zit- en eetplaats der huisgenoo- ler. Waar geen ambèn is. is de grond zicht baar; dit is de vloer, be'Jaande een paar vierkanlo meters, daarop staande de kleine tafel en onze twee stoelen. Beha've de bu'tendeur is er ook nog een binnendeur, die uitloopt op 'n apart kle;n vertrekje, dat dienst doet voor keu ken. Moeder de vrouw verdwijnt al! heel spoedig door die binnendeur in de keu ken eu gaat (nee zetten voor de kooge gasten, do leeraars van liun geleerden zoon hun zoon immers is geleerder dan vader, ja overtreft zelfs de loerali, 't hoofd van de dessa, in knapheid. Nu krijg je 'n gezellig gesprek lus schen grootvader, vader en de gasten over hun zoon, den toestand in de dessa, de opbrengst van hun sawah enz. Van hun kant worden de nooden van 't gezin naar voren gebracht, vooral ook dat ze hun zoon zoo moeilijk kunnen bekostigen, en ze vragen of 't schoolgeld niet vermin derd kan worden tot f 2.— per maand, want die f 3.schoolgeld moeten toch zoo zuur verdiend worden. Toch hebben ze alles over voor hun k>'nderen en zullen ter wille van hun zoon zelf gebrek leiden; deze immers daar rekenen ze vast op zal de steun zijn van kun ouderdom. Zoo wordt 't gesprek begonnen, lang zamerhand winnen we meer 't vertrou wen en eindelijk kunnen wij ook spreken over godsdienstzaken. (Gedachtig den raad van den H. Igna- FEUILLETON. De Bruid van het Kruis Vrij vertaald naar heï Duïtscb van E. VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). 20) Mevrouw Kürschner antwoordde: „Zoo! Nu, ik zal mijn mond houden, e zult nog eens wat van jo kind beleven! 3it is heL begin pas van Godsdienstwaan- io. Je komt nog eens in het gekkenhuis terecht!" Zo zegt nu wol niets meer, maar als het meisjo ontmoet, kijkt ze het kind kó woedend en zóó vol haat aan, dat (jrete van angst in haar kamer blijft en {*1 niet meer waagt in haar moeders na- -iilieid te komen. Ze is er nu al uren, 'n ze voelt zich koud, ziek en koortsig. rilt bij eiken voetstap dien ze in de tobijkoid hoort en loopt zenuwachtig heen woer, als Moeders stem door het huis Al de onvriendelijk© woorden, 'aarmede de moeder het ongelukkige •ad diep verdriet heeft aangedaan, ko- weer in al haar ruwheid en boos- 'id voor Rita's geest. Veel leelijks en ■flroins, wat ze niet wist en niet welen '■blo. vond ze in de woorden van haar "«odor en ze rilde en schrok er voor 'NgEn ze pijnigt zichzelf en t na, of ze ook vermoeden kan, wat toch misdaan, wat ze uitgevoerd heeft, "Erdoor ze zoo den toorn ze siddert «rilt ja, den haat van haar moeder "011 hals heeft gehaald. Wat is er gebeurd wat heeft ze dan toch ™aan? Grootpapa die arme Groot- \J,a is gf&torven en heeft aan haar, Jtote, al zijn geld vermaakt en sinds- l»11 sindsdien is haar moeder zoo te _',r gegaan, dat Rita maar niet kan be- i^|)ei1» dat dit nu haar moeder is jte' ,arm kind. Ze kent niet, zo beseft njet' de geldzucht, maar ze bemerkt 1 en> dat haar toch al zoo ongezellig thuis in een akelig hol veranderd is en dit kwaad haar slechte ouders tot schur ken maakt. In de kamers, dio nu ont smet worden, heeft de duivel z:jn intrek genomen de duivel die de leliën van Gods altaar wegrukt en ze do Slechte men- schen voor de voeten werpt; de trouwe liefde vertrapt en verplettert. God is nooit geëerd in dit huis, nu echter heeft er een god z;jn intrek ge nomen, voor wiens macht alles buigt n.l. Mammon in zijn machtigste gestalte, god millioen. Hij verlangt een offeThet ongelukkige kind siddert en beeft in een onbewuste afschuw en ze is er nog niet van bewust, dat zij bet offer zal we zen Beneden hoort ze wel een dozijn stem men door elkander praten. De angst van het eenzame kind neemt steeds toe. Ze gaat naar de kast, waar, voor het Ma donnabeeld, het roodo lampje brandt tot intentie der ziclerust voor haar Groot vader. Dan loopt ze naar haar ledikant en plukt zenuwachtig aan het dekbed. Ze gaat naar het venster en staart naar bui ten. Het zachte gebel der eleolrische tram in de verte klinkt haar in de ooren als het zachte zingen en zoemen der verlei ders Ze gaat naar haar schrijftafel en neemt één voor één haar devotie voorwer pen en souvenirs in de hand. Ze bekijkt terwijl zij op een knie geknield ligt met treinen in de oogen het grooto mooie kruisbeeld, dat boven de sofa hangt. Het was nog maar kort geleden gebeurd, dat Grootvader haar honderd kronen ge geven had om er iets moois voor haar ka mer voor te koopen. Al sinds lang had ze dit mooie kruisbeeld gezien en bewon derd in de etalage bij Heindl en in stilte had ze gehoopt het nog ééns te bezitten. Nu ze er voor in de gelegenheid was, liad ze het ook gekocht. En ze was met een stralend gezicht thuis gekomen, gevolgd door een man, die het mooie kunststuk voor haar droeg. Haar Moeder was boos, want het kruis beviel haar niet. Rita's Grootvader echter stond verwonderd, dat. ze nu niet eens wat gekocht had, wat haar kamer verfraaid zou hebben, bijvoorbeeld een tapijt of een mooi Oostcrsch kussen. Hij bekeek bet beeld met aandacht. Het was zeer bont gekleurd en groote stralen bloed stroomden uit handen, voelen en uit de wonde in de zijde. Hij sprak: „Ach! wat ziet de arme kerel er uit!" Het kind was vuurrood van ergernis geworden over de onbeschaamde woorden van haar Grootvader en had gevraagd: „Och. zeg toch als het U belieft geen „kerel" Grootvader?" En de oude man legde vergoelijkend en •beschaamd zijn hand op Rita's hoofd en zeide: „Ik bedoel, wat hebben ze den armen man véél leed gedaan!' Den armen man! ja, véél hebben ze Hem aangedaan. Zoo hoort zij nog do zware basstem van haar Grootvader, terwijl ze naar het kruisbeeld opziet. Ja, zoo veel zoo héél veel. Ze staat daar, de heldere oogen opgeslagen naar den Man van Smarten en langzaam, heel langzaam voelt bet zich getroost, dat arme, gepijnigde, angstige kinderhart. Die alpoede en trouwe Heiland, die zoo veel geleden heeft! Geen kruis zóo groot, of Hij heeft nog grooteT gedragen! Dat had de Eerwaarde Moeder uit Mariün- fried haar altijd voorgehouden, als ze verdriet had en bij haar op de kamer troost zocht en haar hoofd vleide tegen den witten kraag van de religieuse. Ze vergeet geheel, dat ze hier in haar eigen kamer zit, do eenige in dit huis, waar O. L. Heer nog erkend wordt en haar ge dachten dwalen af naar haar verloren Paradijs. De klokken luiden en de wierook stijgt óp. De onbevlekte Maagd, de mine, de Koningin des Hemels door leliën omgeven, gUmlacht van het altaar. Het kleine OTgel wordt bespeeld on de ge lukkige kindoren zingen: „Och, haal mij toch in Uw hemel) en laat mij toch ver weg zijn van deze aarde! *k Zon toch zoo graag, als hot duifje, dat tius, zorgden we in het gesprek binnen te gaan door hün deur en uit te treden door onze eigen deur). Ondertusschen heeft moeder een heer lijk kopje thee met Javaansche bruine sir'ker ingeschonken. Volgens de gewoonte der Javanen be danken de goede menschon ons voor 't bezoek, vragen vergiffenis voor allo fou ten en tekortkomingen tijdens 't bezoek begaan en met een „andérékaken soegeng" wcTdt ons alle goeds op onzen weg toe- gewensclit. Wij wenschen hun oveneens 't zelfde toe. De gastheer doet ons uitgeleide over 't voorerf tot den weg en met een gratieuze buiging verlaat hij ons, gelukkig over 't bezoek van den toewan die zelf blij huis waarts keert omdat hij won het vertrou wen, het vertrouwen zoo noodzakelijk om de menschen te winnen voor Jezus' leer. SGtiOOMHeraiItS» BiVAMiöftr® BlillifiBfc LICHTSOKNETTEN. Aan de „Onbevlekte Ontvangenis" wijdt Zuster Maria Josopha het volgend ge dicht. We beluisteren hierin, vooral in de perste regelen, een diepen sonoren klank. En of deze verzen nu „verlitteratuurd" of „te glad" zijn, of misschien naar het oordeel van sommigen niet „brandend ge noeg van Gods-honger" ik weet dat allemaal niet maar ik vind ze heel mooi en heel bezonken van gevoel. Wit lichtend rijst de Vrouw aan [donker-blauwe transen. Etherische gestalte in glanzend [zonnekleed; Haar Voet rust op de maan, en twalef [sterren kransen Om 't neergebogen Hoofd, dat Gods [geheimen weet. Er rijzen lusschen Haar en ons de [wolkenschanscn Van Satans rijksgebied, dat niemand [overschreed. Maar 't. Licht van Haar Gelaat doet [regenbogen glansen: Symbolen van 't verbond, dat God [met d'aard hersmeedt. O schoono Dageraad, mag ik U niet [aanbidden? Gij draagt in Uwen Schoot het [opgeschapen Licht; De Vorsten van Gods rijk verbidden [Uw Gezicht En toch, dit mag ik niet. klaar nu Gij [in ons midden Als zonne-lichte Tent der Godheid [komt te staan, Zal dra de Zonne zelf ook onder [menschen gaan. En dan laat ik volgen twee sonnetten onder den titel „Rorate Coeli. We welen, hoe de tekst van liet Ad- ventslied Rorate Coeli, dat eiken Zondag van den Advent na de Hoogmis gezongen wordt, onttleend is aan Isaïas. Het is een treur- en boetelied, dat de Israëlieten zongen aan Eufraats boorden, toen zij ver van hun vaderland in ballingschap rond zwierven. Zij treuren, dat Jerusalem ver laten is, dat de heilige plaatsen verwoest zijn en bidden God om niet langer te toornen over hun ongerechtigheden. En zij smeeken: Dauwt hemelen van boven en wolken regent den Rechtvaardig©. Gedurende de vier weken van den Ad vent gedenken wij de voorbereiding van Christus' komst onder 't Oude Verbond. Eu de klaagzang, welke Isaïas den Joden in den mond legt, heeft geheel het ka rakter van een roep om den beloofden Messias. In de verzen van Zuster Maria Josepha is van deze oude gedachte, die in de Adventslilurgio zoo treffend tot uiting komt. niets te bespeuren. ONS HOEKJE PVER OPVOEDING. EEN SLECMïS SCHIJNBAAR f» VERMAKELIJK GEVAL Een sensatie-wekkend opvoedkundig nieuws! Opvoedkundigneen het is niet' opvoedkundig, in ieder geval geen gevolg van opvoed kunde! Wat is er dan ge beurd! Er is 'n bond gesticht! 'n Nieuwe bond, 'n splinternieuwe, 'n ongehoorde: 'n bond van schoonmoeders!Haar beginselverklaring gaf tevens het doel eri rechtmatig bestaan van den bond: „om de oude mop omtrent de schoonmoeders de wereld uit te helpen en vriendelijke ge voelens jegens haar aan te kweeken!" Dit krijgen zij natuurlijk met een bond evenmin gedaan als met haar haarspeld of kachel tang. Toch zou het to wenschen zijn, dat dio „oude mop' de wereld eens uit was! Juist alsof dc moeder van den man voor de vrouw en omgekeerd, 'n serpent .wordt op den dag van hun huwelijk: op den dag dus, dat die misschien hoogst zorgzamo en offervaardige vrouw het grootste offer brengt, dat een moeder bijna kan brengen: haar kind afstaan niet alleen aan een an der: maar er nog bij te weten, dat het kind met blijdschap haar verlaat om die(n) ander voor altijd boven iedereen to stellen! „Eert uw vader en v.w moeder, opdat het u wel-ga!'.... Is het niet vaak ja- loerschheid van „do andere partij" dio het de schoonmoeder „zoo zuur" weet lo maken? „Eert uw vader en uw moeder!"..., Is het niet vaak geheel verkeerd begre pen liefde voor de „wederhelftdie een kind, als 't getrouwd is, er toe brengt „mee te kankeren" tegen eigen moeder! „Eert uw vader en uw moeder!"Niet dat altijd alle schuld bij do jonggehuw den zit! Maar nu schenke God jong leven aan hun huiselijken haard: zij trachten hun kinderen natuurlijk met zorg te lee- ren: „Eert uw vader en uw moeder!". En zij zelf tegenover cigein ouders, dan?... nog wel tegen moeder?.... (wat voor 't ge voel meer indruk maakt!) Ja, zij kunnen htm kinderen voor 'n korteren of langereu tijd wijs maken, dat moeder schuld heeft en zus of zoo is. Het kan zelfs waar zijn, dat moeder en schoonmoe der tevens! niet van de gemakkelijkste en beste is!.allemaal toegegeven: de kinderen zullen dat begrijpen, zullen mee doen.... maar toch nooit vergeven, en gewoonlijk aan hun eigen ouders direct of indirect wreken, wat zij hen zagen mis doen tegen moeder!Al heeft moeder schoonmoeder nóg zooveel schuld de ouders kunnen tegenover haar niet voor zichtig genoeg zijn met het oog ook op hun eigen gezag bij hun'eigen kinderen. Zijn er kwesties gerezen: de ouders moe ten nooit er over spreken in 't bijzijn hunner kinderen. Men kan tocli iemand wel eerbiedigen, al is men 't niet met bom eens!! Is het ongenoegen nóg erger: zoe ken zij eerst maar ijverig in eigen kring vóórdat zij moeder de schuld geven!.. Is het moeders-schoonmoeders schuld, ge heel en al bewezen en zekerdan moe ten de gehuwden, zelf als ouders van op- te-voeden kinderen met gezag bekleed, tóch nóg bedenken, dat God zonder voorwaar de heeft gezegd„Eert uw vader en uw moder, opdat het u wel-ga" Ja, schoonvaders kunnen het ook „kwaad" hebben! Ik denk juist aan de vol gende geschiedenis, die ik eens gelezen heb. In een jong gezin was „opa" opge nomen. De vrouw des huizes bejegende den armen oudo slecht. Ruw werd hem, om dat hij bevende van ouderdom „morst0" zijn plaats, die hij als vader steeds had ingenomen aan tafel, ontzegd en hij moest met een houten trogje in een hoek je van den haard middag- en avondeten gebruiken. Op een middag zat hij met z'n houten bakje op de knieën God té b:d- huiswaars keert, naar Jezus heilig Hart vliegen!" In den tuin hoort ze de boomen zoo lieflijk ruischen. Daar staalde H.Theresia tussc.lien de bloemen en houdt baar boek in de hand: „Amor pro Amore" dat beteekent: „Liefde om l'efde!" Een kind van Maria legt een briefje voor Haar voeten neer: „Trés sainte Mère Thérèse, dois je aller au convent ou est co que j'ose me maricr?" (Heilige Theresia, is het mijn roeping, in het klooster te gaan of mag ik trouwen?") Het wordt donker en in de slaapzaal, waar alle ramen op den tuin uitzien, kruipen de kinderen onder de wol. De H. Jozef, van het schilderij, houdt het kindjo Jezus aan de hand en wandelt met Hem lusschen de leliën. Zuster Marie gaat langs alle slapende kinderen en bespren kelt zo met -wijwater e.n vult liet nacht lichtje met olie. En door do openstaande deur, ziet men de goede, lieve Zuster Cae- lestiiio, die ernstig en vroom met haar ge tijdenboek in de hand zit te bidden Het hart van het arme kind dreigt 1e bersten van verlangen. Mariënfried, o Mariënfried. —Beneden roept Mevrouw Kürschner: „Wanneer komt hij dan?" Rila schrikt er van. Wanneer? Wie? Zou het Lorenzen zijn, met wien haar Moeder haar zoo vervolgt? O, zij ver langt slechts naar Mariënfried! Ze gaat met wankelende schreden naar haar schrijftafel. Het beeldje van de HH. Eli sabeth en Frederika, het schilderijtje van het kindje Jezus lusschen de appelbloe sems het L'guori-boekje, dat zc van de Eerwaarde Moeder gekregen heeft de presse-papier met het plaatje van de On bevlekte Ontvangenis er in alles her innert. haar aan Mariënfried en het is, ■als hoort ze een stem, die zegt: „Rita, kom! Weg, weg uit het Weenen, en van de menschen, die je niet begrijpen, en dio je van den «goeden God willen afhouden. Rita kom, kom toch naar Mariën fried en liet wordt liaar plots licht en warm om het hart het wordt er l'cht ja. slechts ééne gedachte vervult bnro zich Ilse en Mia Loosbuch waren nog met hun twintigste jaar in Mar'ënfried Zo hebben verschillende examens af-mVcd. Mia is er nu nog Rita maakt oen kort en krachtig be sluit, zonder verder overleg. „Ik zal aan mijn Ouders zeggen, neen alleen maar aan Vader, want aan Mama kan ik van daag niets vragen. Jk zal aan Papa zeg gen:" „Neemt U en Mama van mijn geld, zooveel als U zelf wilt. Neemt het m-ar allemaal, maar laat mij weer naar Ma riënfried teruggaan. Ik w:l verder stu- deeren. Ik wil) de Fransche acte hébben, net als Ilse Loosbach, het is toch go-d voor je heelo leven. Lieve Papa, tóe 9ta het mij toe. Mijukeer Loosbach is nog wel protestant en hoeft het Ilse cn M:rt ook toegestaan. Niet waar, U geeft mij toch ook toestemming? Ach toe, zeg het ook tegen MamaEn dan net zoo lang vragen, tot Mama ook ,.ja" zc1! En dan de koffers pakken, jurken inpakten. De boeken en dan in den trein Rita's hart klopt steeds vlugger en «n zacht rood kleurt haar wane-en. Dich ter steils dichter Weidingen Preszbaum Rekawinkel o ze z et het torentje al, het torentje In het boudoir krijscht weer de hatehjke stem van haar Moeder en wéér wordt het ar me kind tot de werkelijkheid teruggeroe pen. „Maar als baar ouders nu eens .neen" zeggen?"... „Dan ga ik toch!" De ren- heid, de onschuld van het kind, the zoo zeer in gevaar worden gebracht, trekkenj zich van God Moloch terug en de zuchtj om het heiligste, wat zc bezit, te redden, geeft aan het zachtaardige en •onzeffzuch-J li go kind een sterken wil. „Ik heb gelil-j genoeg voor de reis. Ik neem maar een j paar dingen mee en Frieder, die goedel man, zorgt wel voor een rijtuig. Mnarl eerst moet ik toch verlof vragen. Aileonj als Vader en Moeder weigeren dan doej ik zóó. Lievo Jezus, och toe, mag ikï j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9