m a®®
OM TE LACHEN.
REBUS*
lichaam verlamd, het bed niet veriaten Kan
ïn gindsche tafellade liggen echter de
sleutels; met den kleinsten gaat do kast
open welke zich hiernaast in do zijkamer
bevindt. Vooraan in de kast zult ge een
kistje met geld vinden; brengt het mij
hier, dan zal ik u de 15 daalders daaruit
geven.
De roover greep schielijk naar den
sleutelbos en spoedde zich in de kamer.
Met de snelheid van den bliksem sprong
do koutv^'i^rsvrouw nu van het bed op,
trok de kamerdeur dicht, die zo sloot en
grendelde; toen verliet zij, nog meer
schriktooneelen vreezende, haar kamei,
deed do wel van sluiting voorziene huis
deur toe, schoof de twee zich daaraan be
vindende grendels er voor, waarop zij
rustig in haar kamer terugkeerde. De
schurk in de kamer zag zich nu door
vrouwenlist in de val gebracht.
De woning van de houtvester was nieuw
gebouwd en dus de stevige kamerdeur
zonder breekijzers moeilijk te openen; het
kleine yenster der kamer bevond zich zes
voet hoog van den grond en was niet tot
ontvluchten geschikt. Nadat de roover te
vergeefs beproefd had, het slot van do
deur te doen springen, naclat hij de moe
dige vrouw met moord en brand bedreigd
en de vaste overtuiging bekomen had, dat
vóór de terugkomst van den houtvester
aan geen bevrijding to denken was, hield
'bi i zich eindelijk stil.
Zoo was ten naasten bij een uur voor
bijgegaan, toen eerst zachtjes, vervolgen^
heviger aan de huisdeur geklopt werd.
Boven de woonkamer was een provisie
kamer; daar begaf de houtvestersvrouw
zich heen cn opende een venster. Voor de
deur stond een groot, plomp wijf, van een
woest uitzicht, dat thans naar boven zag
on met onstuimige woorden verlangde
binnen gelaten te worden. 1
Toen de houtvestersvrouw dat weigerde,
werd het wijf woedend en zeide, terwijl ze
een bijl van onder haar voorschoot haalde
cn dreigende daarmede zwaaide;
Ik weet met zekerheid, dat mijn man
zich hier in huis bevindt en door jou,
slang, is opgesloten. Doet gij niet goedwil
lig open, dan sla ik de deur aan stukken
en dan zal het zonder moord niet afloopen
Do woning lag in het hosch, verre van
den straatweg af en geroep om hulp kou
dus weinig baten. Doch de moedige vrouw
iiad besloten, haar have tot den dood too
te verdedigen cn volhardde in dit besluit.
Reeds klonk de blinkende bijl der feeks
met vermorzelende slagen op de deur en
tevergeefs wierp de vrouw alle voorwer
pen van eenige zwaarte, die zij op het
oogenblik onder haar bereik had, haar op
het hoofd; behendig wist de roovers-
vromv eiken worp te ontwijken.
Eindelijk nu gelukte het de heldhaftige
verdedigster, door het werken van een
oud hakmes, haar aauvalster de rechter
wang en den schouder zoodanig te bezee-
ren, dat het bloed stroomde. Doch daar
door werd het wijf nog woedender en
zwoer met een vreeselijken eed, de jonge
vrouw met eigen hand te zullen verwor
gen. Df aatste had reeds gebrek aan
voorwerpen van eonig gewicht 'en verliet
nu haar verdedigingsplaats.
Toen zij weder in de gang kwam, vond
zij de deur reeds doorgehakt en nog
slechts door het ijzerbeslag der beneden
ste dwarsplank to zamen gehouden. Nog
eenige slagen en do deur moest instorten.
De kamer, welke de houtvestersvrouw
toen binnen trad, bood haar een even
dreigend gevaar; het was aan den roover,
door de stem van zijn vrouw, welke hij
voortdurend hoorde roepen, met moed
vervuld, reeds gelukt, het hovende deel der
deur los te maken; alleen door den gren
del nog werd de deur tegengehouden. Elk
oogenblik dreigde hier do vrouw een ver
schrikkelijke dood. Thans, tot alle moge
lijke tegenweer genoodzaakt, rukte do
houtvestersvrouw een geweer met dubbe
len loop van den muur en sneldo naar de
huisdeur. Juist stortte deze in.
Terug, riep de jonge vrouw, of ik
schiet je neer!
Gekheid! zei het wijf grijnzende, ik
zal je de» lust tot schieten wel benemen!
Hierbij Zwaaide de furie do bijl vooruit
en wilde juist binnen komen, toen tijdig
genoeg een schot uit het geweer haar ont
zield ter aarde deed neerstorten.
Op hetzelfde oogenblik had de roover
den grendel uit de kamerdeur geslagen en
trad reeds binnen. Do houtvesters vrouw
vernieuwde spoedig baar moecl en hield
hem het geweer tegen.
Waag je nog een slap verder te doen,
dan stuur ik je je vrouw achterna. De
roover verbleekte en bleef onbeweeglijk
staan. De houtvestersvrouw bleef zonder to
êpreken, gereed om los te branden, met
een vasten blik haar doel in het oog hou
dende.
"Weinige oogenblikken daarna kwam de
houtvester thuis. De roover werd gevan
gen genomen en onderging zijn al te wel
verdiende straf.
HIJ SCHAAMDE ZICH.
„En nu, vooruit, gauw aan den gang!
Jullie hebt je werk en je weet 't, „af"
hoor. Half werk neem ik nooit aan!"....
Zoo sprak de nieuwe juffrouw. Verle
den week pas was ze gekomen en ze voel
den 't de jongens, 't was een kat, een
echte kat, als je niet gauw deed, wet ze
zei, was 't mis hoor, dan keek ze je aan
of ze je op wou eten! Gister nog met
Theo, die telkens en telkens weer zat te
spelen! Ze was op hem afgekomen en
nam toen kalm en bedaard het vlieger
touw af en ze zei: „Theo, dat bewaar ik
au eens een tijdje. Je bent nog te klein
om 't bij je te hebbenl" Theo was kwaad.
Eén elleboog, nog één, toen, toen kwam
„zij" en zonder iets te zeggen, deed ze de
-sliebogen van de bank, en keek hem aan.
„Pas op! Verstaan 1".en door ging do
ïes, maar Theo's armen bleven over el
kaar!
Ze had er tegen op gezien. Woelige las
tige kinderen had men haar gezegd, en
xoppig nu en dan. Vooral de jongens, er-
£01- dan de meisjes konden zoo onhebbe
lijk zijn. Aldoor roepen, hardop praten
«.n kletsen was het de eerste dag geweest,
maar dadelijk had zc er oen eind aan ge
maakt.
't Eenige middel was wachlen, eiken
keer opnieuw tot 't stil was. Elke verlo
ren minuut meest na school ingehaald
worden cn toen zo 's morgens pas om 12
uur mochten gaan, in plaats van half
twaalf, waren zo 't voor driekwart al af
geleerd. En ze had volgehouden. Bijna
had ze 't overwonnen en de meesten von
den 't al „een ernstig misdrijf" wanneer
de een of ander zich eens vergistte. Toch
vanmorgen broeide er iets. 't Was aan do
jongenskant, maar toch zou ze niet kun
nen zeggen „wie" de schuldige was, daar
voor kende zij ze nog niet genoeg. Ze had
nu werk opgegeven en waarschijnlijk
had ze ook-de stille kans de schuldige te
snappen, 'n Aardig troepje was 't toch,
haar 35 kleine kleuters. Zo had er altijd
48 gehad, dus vond ze 't een kleine klas.
Zo had na school ook lang zoo veel werk
niet meer dan vroeeer want 3 stapels van
48, of 3 stapels van 35 schriften verschilt
nog al wat.
„Doorwerken daar!"
Do schuldige jongenskant begon zich
te roeren. Lachendo gezichten en tinte
lende oogen vertelden genoeg.
„Juffrouw!Hem
„St, niet roepen, en niet klikken, da's
goed voor de eerste klas!"
Zo werkten weer door. De schuldige
Henk had wel even angstig opgekeken,
toen zoo half z;" naam werd genoemd,
maar toch scheen de Juffrouw 't niet ver
staan to hebben.
PrrrrPrrrr'n Onderdrukt
proesten klo_k duidelijk door de klas. Da-
deiijk waren ze allen in actie.
„Wie was dat daar?" vroeg de Juf
frouw. Ze had heel goed gehoord dat Kees
't deed en heel best gezien, dat Henk zo
allen amuseerde met een sprinkhaan,
maav van geklik hield zo niet. Zelf moes
ten ze er mee voor den dag komen.
Na 't nog eens gevraagd to hebben,
kwam eindelijk de vinger.
„Zoo, Kees, was er iets leuks. Was 't
zoo mooi dat je alweer vergeten had, dat
jij dat geluid maakte? Kom maar 's hier,
zoo naast mijn lessenaar, clan bekom je
oven!"
En Henk, dat heest weg, verstaan, gauw
't raam uit er mee en jij aan je werk!"
Maar Henk maakte niet veel aanstalte
om to gehoorzamen, en toen eindelijk do
juffrouw, 't wachten moe, naar hem loe
ging, ziet ze juist, hoe de sprinkhaan door
twee vingers uit do inktpot wordt ge
haald, dan plots er tusschen uitschiet en
onder angstgeroep van de meisjes en ge
lach van de jongens op Henks schrift een
legio vlekken sprinkt. Henk's hand pakt
hem dan midden in zijn verwoestings-
aanval en loopt er cordaat mee naar 't
raam.
Zijn lange armen hangen slungelig
langs zijn lijf en in z'n met inkt versier
de hand houdt hij het slachtoffer vastge-
knepen. Daar gaat het arme dier de vrij
heid weer in en heeft het do grooto kans
door een of andere verzamelaar als
„zeldzaam" te worden betiteld, wanneer
Moeder Natuur niet voor een bad zorgt en
do zon haar niet helpt om „handdoek" te
zijn!
Henk sloft terug. Do magere jongen,
aan wie alles, armen en boenen, te lang
is, kijkt met de pretlach nog in zijn oogen
ringen en vermaningen moet hij mêt het
naar de juffrouw, die heel niet vriende
lijk kijkt. Met veel berispingen, beknor-
Tingen en vermaningen moet hij met het
schrift in de hoek staan om af te wach
ten wanneer de Juffrouw dat lpelijke blad
er uit „wil" scheuren!
Als. alle anderen alweer aan den gang
zijn en vlijtig werken, staat Henk, in zijn
hoek, het schrift eens door te bladeren,
lachend nu hij weer op „dat" bladzij
komt.
„Maar Henk, zegt de Juffrouw die 't
ziet, en die zich aldoor de grappige
sprinkhaan herinnert, maar Henk schaam
je je nu nog niet?"
De zondaar kijkt verbaasd op. „Scha
men", ja, hoe moet dat, denkt hij, en hij
peinst en peinst, nog eens en nog eens
maar nee, hoor, 't dringt niet tot hem
door. De Juffrouw ziet hem staan met
gefronst voorhoofd ernstig in diepe ge
dachten!
Zoo gaat een beele tijd voorbij, de lees
les is begonnen en op eens ziet de Juf
frouw een vinger in de hoek. Blij dat hij
meedoet, zegt ze:
„Nu, Henk, waarom doen de dieren
dat?"
Henk's beteuterd gezicht kijkt heel,
heel ernstig:
„Juffrouw, ik schaam mij!"
Even staat de Juffrouw onthutst, en
kijkt ze dat deemoedig gebogen
hoofd en 't zondaarsfiguurtje.
„Mooi, Henk, ga dan maar zitten. Na
school maken we dan het schrift in orde."
De zondaar -f 't hoofd diep gebo
gen met slungelige pas sloffend naar zijn
plaats.
Daar valt hij neer, kijkt even in 't
boek, zit daarna stram en stijf, do armen
over elkaar, keurig in 't gelid.
Do Juffrouw kijkt nog eens even. Na
veel denken had hij 't dan toch gevon
den, voortaan zou hij weten, wat „scha
men" was. G.A.R.
Op informatie uit.
Bief in een vreemde stad, tot
„Ik moet noodig een nieuwe overjas heb
ban;. Welk café zou je me daarvoor aanra
den?"
Naief.
„Pa, als de wereld, vergaat, gaan dan al
de inensehen dood?"
„Ja, Leo".
„Pa, die in een vliegmachine zitten ook?"
Onbillijk,
Boer (die uit zijn coupéraampje kijkt en
ziet dat eenige spoorwegbeambten met
groote moeite een varken in een wagon slee
pen): „Wat is cr toch 'n ongerechtigheid op
deze wereld! Ik ben heelemaal alleen inge
stapt en moet 60 cents betalen en dat var
ken kunnen zo er met hun vieren nauwelijks
in krijgen en dat betaald maar één kwartje.'
30 0@0
OVERT ROEFD.
„Zeg, wij krijgen oen nieuwen schoorsteen op ons huis."
„Nou jong, wij veel fijner, wij krijgen er een nieuwe
hypotheek op."
IN DE SCHEMERING.
krdon dame, ia U niet anijn vrouw?"
DANKBARE VINDER.
Heb je dien hoed, dio je laatst afwaaide, naderhand nog Ier;
gekregen?
gr-: Ja zeker.... d. w. z. m'n visitekaartje, dat er in zat. niet .m
dank" erop.
't Is maar eèn vraag. t\
Griet, dienstbode bij een der bekendj)
uitgevers, heeft moeite mao't een brief aa«
haar tante en vraagt of .meneer" haar even'
wil helpen. De heer des huizes voldoet aan
dit verzoek en schrijft volgens het. dictaat
van Ciriet een keurigen brief. Nadat mijn.
heer den brief nog eens hoeft doorgelezen'
zegt. zc: o ja, wilt uwes der dan nog onder
zetten: Vcrakslcuzeer 'het slechte schrift en
do taalfouten!
Zijn laatste wensch.
Ee-n berucht individu werd ter dood ver.
oordeeld. Op de plaats der terechtstelling
aangekomen, werd hem gevraagd of hij n0g
'n 'laaisten wensch had. „Och ja", antwoord,
de het individu: „Ik zou nog gaarne leerea
piano-spelen."
Beetgenomen.
In een Hotel te Amsterdam waren eca
dertigtal 'handelsreizigers bijeen en vertel,
den elkander hun wedervaren, tot een onder
hen, een bekend bluffer, wilde wedden om
alles, wat 'hij had, dat 'hij hot meeste geld
bezat. Een collega nam de weddenschap
aan en de winnaar zou 'beide bedragen op.
strijken, mits deze het geheole gezelschap
een rondje gaf. De bluffer telde vervolgens
5000 gulden neer, terwijl zijn tegenstand or
aarzelend 17Vi cent uit zijn vestzak haalde,
zoodat eerstgenoemde 17Yi cent. verdiende
ten koste van een rondje van 30 personen.
Scherp.
Pianostemmer: „Ik kom uw piano stem.
men juffrouw, kunt u me even terecht hol.
pen?"
Juffrouw: „Maar meneer, ik heb u niet
ontboden."
Pianostemmer: „Neen juffrouw, u niet
maar de buren."
Goed humeur.
Vriendin A: „Hier lees ik een ad verten,
tie van een net jongmensch met f 700.000
schuld en een goed humeur. Dat lijkt mo
wel."
Vriendin B: „Dus je zoudt een man wil.
len met zooveel schuld."
Vriendin A.: „Maar daarbij nog een goed
"humeur, dat is toch zeldzaam."
Hoe een humorist spreekwoorden toelicht,
Spreken is zilver zwijgen is goud. (Dan
moeten do stommen veel rijker zijn dan do
kamerleden".)
Iemand, een riem onder 't hart steken.
(„Dan is ie mors-dood".)
Hij is onder een hoedje te vangen. („Na.
tuurlijk een pasgeboren kind.")
Van de dooden niets dan goeds. („Wie
maakte een lofzang op Noro, op Jut en
blauwbaard
Hij staat met den mond vol tanden.
(„Zeker uitgevonden door iemand die geen
tand meer had of een vaisch gebit dus
een jaloersche")
OvertüB^end bev/ijs.
„Foei kinderen hebben jullie weer van do
kersen gesnoept? De pitten die op den
grond lagen hébben jullie verraden."
„Die waren niet van mij, moesje", riep
Marietje, „want ik heb ze allemaal inge
slikt."
Dat hangt er vari af.
Paul. die vroeger in een der minst aan
zienlijke buurten van Amsterdam woonde,
is tegenwoordig in beteren doen en daar
door ook in betere gezelschappen gckcan^n.
Onlangs was hij als gast bij een huwelijks
feest aanwezig en geraakte aan tafel in een
geanimeerd gesprek met zijn tafeldame.
Deze vrceg hem: „Houdt U ook van kat
ten?" Waarop het antwoord luidde: ,Dat
hangt er van af. hoe zo zijn klaargemaakt."
Geeft u me voor m'n boekenkast allo werken van
mijnheer Sc-hakespeer en Goedecn dan heeft
u misschien ook nog wel een paar aardige boeken,
die ik-zelf kan lezen.
De oplossing van het letterraadsel van do
vorige week luidt:
„Krakende wagens loopen liet langs tv"
Goede oplossingen werden ingezonden
door:
Leiden: D. J. N. Looving, W. van
Sfceijn. A. J. Bokern, J. Middendorp. W. van
Dorp, G. Fleur, D. Bergenia. M. J. H. Spen-
del, J. Driessen, D. M. H; Bokern, Louis
Westen," J. Heemskerk. G. Schoondergang,
Stüve, Th. Slootjes, S. Gatin, Willem Jansen
L. Righart. van Gelder, Jac. Lub, J. Visser,
Wil helm ina de Haas, G. AJkemade, G. B.
Eibers, M. Bayer, A. Sweering, J. H. Ni?!niii
Marie Vaalman, O'. Prins, O. P. de Heiden,
M. Gibbon, H. J. v. d. Staalc, J. H. Macro,
A. van Thiel, J. Simonie, S. Bakker, J. Cr sa
N. E. Sohmitz, J. A. 's Gravend ijk, A. 0.
Sommeling, O. Veen, N. Bentvelden M. v. d.
Heemst, J. van Teyiingen, W. Heydeman,
A. Trel, J. W. H. v. d. Brink, B. Lambco, J.
J. Colpa, C. de Groot.
Zooterwoude Afra Schouten J.
Verberne, C. Kortnianii, E. Compier, en C.
Slingerland.
N o o rd w ij k A. J. v. d. Zalm, W. Cas«
pers, A. v. d. Meer.
R o el o farendsvecn: Corn, van
Klink, H. Verhaar, J. Bakker.
Langeraar: A. J. A. Bijlemeer, P.
Vink.
Voorhout: A. Bullen.
Warmond: A. Dries.
O ud-Ad e: Mej. C. van Leeuwen. Mej.
G. M. van Leeuwen, J. H. Vink, H. v. d.
Hulst, W. Hillcnaar.
Soskoop IV. Blom.
W ernhoutP. Lange veld.
Hazerswoude C. Bos, C. van Nicrop
Marie Schoonderwoerd.
Bodegraven: Jac. Verlaat.
Alp hen; A. F. Redegeld, Mej. C. J. v.
d, Meer, G. Geerlings, L. Boere. J. .v
We'.jden:
R ij p w e t e r i n g C. Borst.
H oogmade: O. P. Borst. J. J. vflai
Goozcïl, M. v. d. Berg.
Zevenhoven:
De prijs (een oourantcnlvanger) is na lotdng
gewonnen door J. Siinoiiis.