-A-V
GBIIIIIH EN HYGIËNE
In 1479 groep or iets plaats, dat voor
de gehee-le parochie van groote geestelijke
heleekenis was.
Behalve do kerk, die aan St. Libuinus
was toegewijd, bestond er in de jurisdic
tie van Zoeterwoude nog eeno kapel, in
de 15e eeuw door het geslacht van Alke
made uit zijn eigen goederen gesticht en
toegewijd aan de H. Maagd.
In genoemd jaar was die kapel eigen
dom van den meer genoemden Tielc-
man Oem van Wijngaarden, die, om dit
bedehuis klaarblijkelijk tot Kroncn-
stevn behoorendc meer to verheffen,
aanzoek deed bij het bevoegde kerkelijk
gezag, of er oonige geestelijke gunston
aan mochten verbonden worden. En zoo
geschiedde het. dat Lucas, bisschop van
Sibicene, nuncius van den pauselijkcn
stoel. enz. bij brief, gegeven te Brugge
den 8en Mei 14-79, een aflaat van hon
derd dagen, in den gebruikelijken vorm
der kerk, verleende aan allen, die deze
kapel op eenige door hem aangewezen
tijden godvruchtig zouden bezoeken.
Het kon niet anders of een dergelijk
geestelijk gunstbetoon moest de kapel van
Zoeterwoude waarin niet minder dan
G altaren moeten hebben gestaan in
de oogen der geloov'gen aanmerkeb'jk
verheffen en haar bezit moet voor Tie-
leman Oem van Wijngaarden des te meer
waarde hebben.
Desniettegenstaande schonk hij haar
uit eoede gezindheid jegens de orde van
St. Jan, in 1487 als eene gift onder le-
vanden aan den commandeur van het
Haarlemsche huis.
Over de verdere lotgevallen der kar>el
bestaan geen gegevens; bij de troebelen
der 16e eeuw zal zij wel mede slacht
offer der vernieling geworden zijn.
In 1484 deed de Commandeur van St.
Jan te Haarlem vrijwillig afstand van
zijn waardiehe-'d, waarop de conven-
fuee^n in diens plaats pastoor Johan
Willem Janssen van Zoeterwoude kozen,
die beide pos'ties wist te vereenigen; bij
breve van 7 Nov. van genoemd jaar ver-
krpog bij de toestemming daarvoor.
Waarom deed hij zulks? Niet omdat
hij Haarlem als woonplaats achterstelde
bij ziin landelijke parochie, want te Zoe
terwoude werd een v'ce-cureit aangesteld
heer Svmon Jan Reijers maar wijl
hij de gelegenheid wilde behouden, om
ten tijde dat hem zulks goeddacht deze
gemeente met 'des te meer gemak nauwer
te verbinden aan de Gommandery. Zulks
geschiedde bij bulle van Paus Julius IT
d.d. 10 Maart 1507, waardoor een ge
meenschap van belangen werd gescha
pen, waarvan we gaarne aannemen, dat
ze ook in 't wederzijdsch belang werkte.
Die commandeur-pastoor Johan Willem
Janssen is blijkbaar een goed administra
teur geweest, want hij legde een behoor
lijk boek van inkomsten en uitgaven aan,
waaruit b.v. voor 't eerst blijkt, welke
tienden de kerk van Zoeterwoude kon
heffen.
Tiendplicht en tiendheffing zijn steeds
bronnen van veel geschil, twist en rechts
gedingen geweest en zoo kreeg in 1512
Ridder Wlilem van Boscbuysen, baljuw
van Rijnland, het aan den stok met pas
toor Janssen over de tienden van zekeren
polder onder Zoeterwoude; beiden maak
ten er aanspraak op. De vierschaar van
Zoeterwoude kwam er bij te pas en be
sliste, dat de pastoor gelijk had.
Die commandeur-pastoor was waarlijk
lang niet mis!
Hij overleed in 1514- en met hem ging
de helderheid van de geschiedenis der
parochie weer te loor. We kennen de
namen zijner opvolgers, maar bun doen
en laten is vrijwel in verborgenheid ge
huld.
Merkwaardig is, dat de laatste pastoor
vóór de Hervorming, Jan Corneliszoon
van Oossanen, overleed op deuzelfden
dag, 2 October 1574, waarop kerk en to
ren te Zoeterwoude door de Staatsgez'n-
den werden verbrand. Zulks geschiedde
to midden van de schermutselingen met
de Spanjaarden, die toen immers Leiden
liele^erden en 3 October van dat jaar
werden verdreven.
Later wordt nog wel zekeren heer
Dirck Gcrritszoon de Vrye aks pastoor
van Zoeterwoude vermeld, maar of deze
veel gelegenheid zal gehad hebben om
openlijk zijn geestelijk ambt uit lo oefe
nen mag betwijfeld worden, want reeds
datzelfde jaar was er een predikant der
Hervormden gevestigd en daarmede voor
de Roomschen het langdurig 1'jdperk der
verborgenheid aangebroken. Deze predi
kant woonde op de hofstede, waar voor
heen de pa-stoor zijn verbliif had gehou
den, en voor 't herstellen daarvan moest
r.b. de Haarlemsche Commanderij, d;e
haar rechten bleef handhaven, nog in
1601 de helft der kosten beta^n.
Dat had commandeur-pastoor Johan
Willem Janssen moeien weten!
AJO.
Gezondheid bewaren.
In ons vorig artikel hebben wij er op ge
wezen dat een der eerste voorwaarden om
de gezondheid te bewaren, bestaat in de
prophylaxe d. w. z. trachten ziek
ten te voorkomen.
In velerlei richting kan de prophylaxe
nuttig werken. Zij kan de oorzaken der ziek
ten trachten op te heffen of de voorwaarden
voor het gedijen der ziektekiemen ongun
stig maken.
Een voorbeeld van systematische prophy
laxe is bijv. de inenting tegen de pokken,
de onsterfelijke ontdekking van J e n n e r
in 1796, die duizenden en nog eens duizen
den door een eenvoudige kunstbewerking
voor de vreeselijke pokziekte behoedde.
Pasteur's inentingen tegen de ver
schrikkelijke hondsdolheid hebben honder
den voor die vreeselijkste aller kwalen be
hoed. Van den lateren tijd zijn to noemen
de inentingen tegen typhus, van zoo
ontzaglijk groot gewicht gebleken in den
laat sten wereldoorlog.
Bij duizenden werden vroeger de soldaten
die op het slagveld gespaard bleven, wegge
maaid door typhus-epidemieën. Thans wor
den, naast betere hygiënische maatregelen
als zorg voor goed drinkwater etc., de solda
ten ingeënt tegen typhus en blijkbaar met
uitnemend resultaat, wast de millioenen-
legers zijn in 't algemeen voor ernstige
tpyhus epidemieën gespaard gebleven.
Een van de meest moderne toepassingen
op dit gebied zijn de inentingen als voor
behoedmiddel tegen D i p li t e r i t i s. In
verschillende plaatsen van ons land worden
de schoolkinderen na toestemming der
ouders want de, wet legt hier niet, zooals
bij vaccinatie tegen pokken, verplichtingen
op ingeënt tegen deze gevreesde ziekte
en er is alle grond voor de verwachting dat
men daardoor dc ingeente kin-deren onvat
baar zal maken voor deze ziekte of dat zij
deze ziekte, bij eventueele besmetting,
slechts in geringere mate zullen krijgen.
Door zorg voor behoorlijke rioleering.
Voor beter drinkwater, door te waken tegen
verontreiniging van den bodem, door keu
ring van levensmiddelen, door het nemen
van aseptische maatregelen bij bet verrich
ten van heelkundige kunstbewerkingen of
bij het' doen van verlossingen, door het
isoleeren van lijders aan besmettelijke ziek
ten en het ontsmetten van alles wat met
hen in aanraking kwam en door nog zoo
veel meer prophylactische maat
regelen heeft men de menschenlevens bij
duizenden om niet te zeggen bij millioenen
gespaard en onnoemelijk veel ellende voor
komen. Men heeft dan ook niet geaarzeld
het openlijk uit te spreken, dat de prophy
laxe der laatste eeuw reeds meer gedaan
heeft dan de geheele genees kunst van alle
eeuwen te samen.
Dit alles heeft echter meer betrekking op
de algemeene prophylaxe. Rij de zg.
individueele prophylaxe hangt het
succes in vele gevallen uitsluitend van den
betrokken persoon zelf af.
Zoo kan bijv. door de melk niet dan ge
kookt te gebruiken, door hetgeen een te
ringlijder ophoest, onschadelijk te maken
en te voorkomen, dat het op den bodem of
in den zakdoek uitdroogt, veel onheil wor
den voorkomen.
Hoeveel lichamelijk en moreel lijden zou
verder niet voorkomen kunnen worden bij
meer ingetogen leven en bij meer zelfbe
dwang. Wat een heirleger van kwalen en
gebreken, wat een leed, ontstaat er bij het
niet voldoende beheerschen van hartstoch
ten lusten- en begeerten. Hier is het de
plaats niet om daarop verder in te gaan.
Aandoeningen van bepaalde organen kun
nen door verstandiger levenswijze zeer vaak
voorkomen worden.
Zoo bijv. maagaandoeningendoor
langzaam en op regelmatige tijden te eten,
de spijzen fijn te kauwen en te zorgen, dat
de maag behoorlijk voorbereide spijzen ont
vangt; zoo bijv. sommige nier- en 1 e-
v e r-aandoeningen door de kleederen niet
te vast aan te snoerenverder vetzucht
door een te sterke of te eenzijdige voeding
te vermijdenvervolgens keel- en oor
ziekten door met gesloten mond te sla
pen.
Hoeveel zenuwziekten zouden niet
voorkomen kunnen worden,, indien men in
ieder opzicht de juiste maat in het oog
'hield.
De individueele prophylaxe moet rekening
houden met de eigenaardigheden van het
individu met zijn afstamming, met- ziin con
stitutie. met de omgeving waarin hij leeft.
Zij begint, streng genomen, bij de wieg, om
aan het graf te eindigen. Zij beoogt niet
alleen het gezonde organisme door een ver
standige levenswijze gezond te houden, doch
vooral de zwakke of zieke organen onder de
gunstigste levens voorwaarden te brengen
en zoodanig te versterken, dat zij geen of
weinig bezwaar meer voor de gezondheid J
opleveren en zelfs, indien zij eenmaal be- j
dreigd worden, tot tegenweer in staat zul-)
len z:jn.
Laten wij niet vergeten, dat de oorzaken|
der ziekten slechts in weinige gevallen kun-1
nen worden vernietigd, dan blijft ons J
slechts over, het weerstandsvermogen van 1
het organisme tegen allerlei schadelijke in- jj
vloeden te verhoogen. Zonder twijfel zul-3
len zij, die door een verstandige en doelma- I
tige levenswijze hun weerstandsvermogen i
tegen de gevaren des levens versterkt, al- f
thans niet verzwakt hebben, beter bestand f
blijken tegen den strijd dan zij, die hun
lichaamskracht ten deele hebben verspeeld. -
W. W.
VROUWEN tfOED.
Het was jaarmarkt in een stadje, om
trent een halve mijl van de woning des
houtvesters P. gelegen; en de houtvester,
eerst sedert acht. maanden met een juf
frouw uit dit stadje in den echt getreden,
had zich, terwijl hij op jacht ging en te
gelijkertijd zijn jachtdistrict bezocht, in
den vroegen morgenstond daarheen op
weg begeven.
De jonge vrouw bevond zich geheel al
leen thuis en verwachtte, toen het mid
daguur naderde, met het grootste verlan
gen haar echtgenoot terug. Door angstige
gewaarwordingen gepijnigd en zich te
vens niet wel bevindende, had zij zich nu,
gekleed zooals zij was, voor eenige oogen-
blikken te bed gelegd, toen eensklaps ren
vreemdeling van een verdacht voorko
men in de kamer trad en voorgaf, door
den houtvester, die zich op de jaarmarkt
bevond en daar een koop wilde sluiten, tot
dat oogmerk om 15 daalders te zijn ge
zonden.
De slimme houtvestersvrouw, die ter
stond in den bode een bedrieger vermoed
de, zocht iels voor te wenden. Toen de
vreemdeling dit voorwendsel afwees en
eindelijk op een barschen toon verklaarde, r
dat hij den houtvester tot bet overbrengen
van de 15 daalders zijn woord gegeven
bad en hij, zoo de jonge vrouw hem deze
som bleef weigeren, geweld zoude gebrui
ken, herkende zij geheel den roovcr in
hem en zag dat slechts een list als middel
ter redding overbleef.
Gij ziet liet immers, zeide zij tot den
vreemdeling, dat ik, aan het ganscbe
Raadselwedstrijd
met een woord, vooraf.
Liev® kinderen.
Zooals we andere jaren deden, zullen
we nu weer doen. Onze gewoonte is tegen
Kerstmis met prijsraadsels te komen. Hier
zijn we. En voor de grooten én vóór de
kleinen, volgen hieronder raadseltjes, die
best door alle kinderen, die een beetje
moeite zich getroosten, kunnen opgelost
worden. Ik zeg door alle kinderen. Er
zijn er altijd nog, die niet' meedoen; die
niet van de partij zijn als iets te verdie
nen is, Iaat staan als er geen prijzen in
zicht zijn; die ik zoo gaarne ook eens
onder het getal der' vele vrienden en
vriendinnetjes wilde opgenomen zien, die
zich langzamerhand voor onze rubriek be
ginnen te interesseeren. Ofzouden die
aebterblijvers to dom zijn of te lui zijn of
te verwaand zijn? Ja, ja, je hebt zoo van
allerlei snuiters onder dat kleine grut
rondscharrelen. Toch kan ik dat laatste
vooral nietaannemen. Ik durfde dat
woord dan ook bijna niet te noemen, te
meer daar do prijzen (vooral dezen keer)
zoo mooi en zoo practisch zijn, dat elk
onzer wis en waarempel zoo'n prijsje be
vallen zou. Ik hoop dan ook", dat ik niet
slechts 100 brieven met oplossingen krijg,
maar net zooveel als er kinderen zijn, die
ons Kinderhoekje lezen en mij zoo trouw
helpen, om van ons rubriekje iets „aparts"
te maken; iets, dat door oud en jong met
belangstelling wordt doorgelezen. Ik zeg
oud en jong! Zeker, meeuen jullio dat
groote menschen niet mijn en uw werk
lezen? Dan hebben jullie het glad mis.
Die verhaaltjes en versjes en opstelletjes
van jullie, komen onder de oogen van tal
van vaders en moeders en oudere men
schen en is dat niet heerlijk to weten, dat
ons werk zoovelen onder de oogen komt
en.door zoovelen gewaardeerd wordt.'
Van versje en verhaaltje gesproken (hoor
eens Ella, Oegstgeest!) daar moet ik nog
een enkel woordje zeggen, dab jullio allen
goed je in de ooren moek knoopen.
Ik verlang alleen eigengemaakt werk.
Een versje afschrijven uit één of ander
boek, uit de oude illustratie b.v. of uit een
ander werk is geen kunst. Dat kan
iedereen. Maar een versje zelf maken of
een verhaaltje zelf verzinnen of desnoods
netjes navertellen en opschrijven, zooals
in school dit verteld is, dat is pas verdien
ste. Dat kan niet ieder, en kunnen ook niet
die kinderen, die het meenen beter te kun
nen, maar nooit getoond hebben het beter
te weten. Ik licb reeds een staf van mede
werkers en medewerksters om me heen.
Zie maar onze nummers geregeld in! En
die mederedacteuren en redactrices mogen
er zijn. Heb ik niet Goiul-Elsje, Ellen Roer
tée, Ella, Elise, Rozenknopje en andere
lieve medewerksters, waarop ik nooit te
vergeefs een beroep gedaan heb, of doen
zal; heb ik niet de hulp van IVillem Jan-
Ren, Ruli Niemer, Emil Duijrn, Kees van
Dieren, Lambert Maas, Oom Jan en Oom
iWim, om me tot de geregelde medewer
kers te bepalen, is dat geen staf, waarmee
iets le bereiken is en ik wed dat deze en
al de anderen, wier' naam reeds eenmaal
in ons blad prijkte als de auteur van een
stuk, nu vast en zeker weer van de partij
zuilen zijn en hun beste krachten zullen
geven om iets te maken, wat niet alleen
door den beugel kan, maar dat „af" is en
zoo mooi, dat al do anderen, die hooit iets
instuurden, er naar kunnen kijken, als de
vos naar de druiven, die hem to hoog
hingen. Wat zeg jij Adriaan Smit en v. d.
Voort, en jij Bertje Wijtenburg? Van jou
hoor of zie ik den laatsten tijd heelemaal
-niets meer. En zal Carl Westermann ook
weer eens aan 't dichten gaan en mij ver
rassen met eenige versjes, die een plaatsje
waard zijn in ons blad? Ik zal zien en af
wachten, net zooals ik afwacht wat „Leo-
nidas" in zijn mars nog heeft enal de
andere dichters en dichteresjes, die ik
weerom hoop to zien en met warmte de
hand. hoop t© drukken.
En wat zal ik zeggen van de raadsels?
Zij zijn alle gemakkelijk; to gemakke
lijk eigenlijk. Maar ik dacht zoo: laat ik
de raadseltjes gemakkelijk maken, dan
kunnen alle kinderen medoen en heeft
niemand een uitvlucht te zoeken en excuses
te maken, neen, nu kan wie wil mee
doen.
Ik stel 5 prijzen beschikbaar en wel;
lo prijs: Zilveren polshorloge.
2e prijs: Schilderij.
3e prijs: Inktstel.
4e prijs: Eyersharp-potlood.
5e prijs: Reursje.
Wat zegt u daarvan? Zijn dat prijzen,
die genoemd mogen woTden, of zijn ze „te
min" om een kaarsje te wagen. Wie het
laatste denkt, heeft dergelijke prijzen
nooit gezien, laat staan in zijn bezit ge
had. Ik zeg alle vijf prijzen zijn mooi en
ik zou heel dankbaar geweest zijn als mij
Sinterklaas met een dezer vijf prijsjes
verrast had. En zoo dankbaar zullen allen
zijn, die een dezer vijf ontvangen zullen.
We zullen zien.
Wat de raadsels betreft?
Ik geef er vijf voor do kleintjes van 6
tot 11; en vijf voor de grooten van 11 tob
en met 15 jaar.
Onder de oplossingen moet slaan naam
en voornaam voluit en leeftijd; gemeente,
straat en huisnummer.
En dan verwacht ik mooi werk. 'n Vuil,
slordig en vies briefje leg ik op zij. Ieder
kind kan ordelijk en netje-s werken, dus
verwacht ik het ook.
Alle oplossingen, versjes en verhaaltjes
moeten binnen zijn voor den 21sten De
cember.
Het adres is: Redactie Kinderrubriek,
Rapenburg „Leidsclio Courant."
Leiden.
Wie na dien datum instuurt, doet niet
meer mee. Begin dus direct en zonder uit-
stel.
Wat me den vorigen keer opviel, is heb
kleine aantal kinderen van buiten de
stad die meedongen. Hoe kwam dat?
Onze courant wordt gelezen van Leiden
tot Haarlem; tot Alphen en tol Den Haag
Ik begrijp niet, waarom de dorpskinderen,
niet in veel grooter getale opkwamen- De
kans blijft voor allen gelijk. Er zal moeten
geloot worden, dit staat vast en dus
heeft iedereen evenveel kans, die door mij
op de lijst geplaatst wordt. De volledi-o
liist wordt ock weer afgedrukt, niet als
van dén zomer, zooals jullie zich nog wel
zult herinneren.
Ik geloof, dat ik nu alles voldoende heb
toegelicht en zal de raadsels e»er_s begin
nen op te geven. Hier zijn ze:
A. Voor de Kleinen van 611 jaar.
No. 1. Welke kleur maakt gó van
t-a-z-r-w
No. 2. Zoek 25 woorden,, die omgekeerd
een goede beteekenis hebben? Noot-toon.
No. 3. Hoeveel is 2 X de helft van 2
dozijn?
No. 4. Met w is 't nat, dus
Met k een dier, dus
Met I niet nu, maar
No. 5. Men eet het niet met een vork,
terwijl het c-mgekeerd hetzelfde is. Ra, ra,
wat is dat?
B. Voor de Grooten van 11 tot 15 jaar.
No. 1. Het drijft op het water, terwijl
heb zonder hoofd in do Zuiderzee ligt-.
No. 2. Welke vrucht schrijft men met 1,
2, 3, 4, 5, 6, 7?
Een 2, 3, 4 is Uw vader.
Een 2, 1, 4, 5 wordt- gevlochten.
Een G, 7 is een- oude lengtemaat-
No. 3. Welke vogel kunt ge samenstellen
uit 1/3 rat; 2/5 paard en 1/4 duif?
No. 4. Het is de stam van een werk
woord; neem de eerste letter weg en gij
houdt twee over; neem nog een letter weg,
en het is een deel van 't rijpe koren; nog
een letter en men gebruikt het des win
ters. Wat is dat
No. 5. Hoeveel maal kunnen zes perso
nen aan tafel van plaats verwisselen
C. Vers of Opstel.
Maak een opstel of verhaal n.-ir.r keuze»
Een vers over; Kerstnacht Oudejaars
avond Nieuwjaar Het feest van Drie
koningen Kerstvacantic De Winter
De Winter in de stad 's Winters bui-
ten.
Nog een enkel woord over het schrijven
van opstel of verhaal. Ik heb reeds ge
zegd, dat afgeschreven werk op zij- wordt
gelegd en danonthoudt dit croon;
schrijf de velletjes papier maar aan één
kant, dat is gemakkelijker voor dc zetters
en zoo hoort het aan de redactie-
En nu lieve kinderen, ben ik met mijn
werk voor vandaag klcer. Ik hoop en ver
trouw dat ilc bij do oude vrienden en
vriendinnetjes tal van nieuwe gezichtjes
te zien krijg cn dan wensch ilc jullie allen
succes" toe.
Met- veel liefs voor U allen,
De Redacteur van de Kinderrubriek.
Sinterklaasmoppen
van Albertus.
Onderwijzer: „Kinderen, jullie welen
wel, St. Nicolaas rijdt met z'n paard op
de daken."
Jantje (invallend): „Als ie van ons dak
maar af blijft, want hij gaat er doorheen
ook!"^
Piet: „Moeder mag ik een wortel in m'n
klomp leggen voor het paard van St. Ni-
col aas
Henk: „En ik schil lef), moe, die zijn
voord eeliger."
Marietje (tegen Jan): „Waarom zou St.
Nicolaas altijd een steek op hebben?"
Jan: „Misschien hceft-ie wel een kaal
hoofd 1"
Zwarte Piet (op bezoek, tegen een on
deugende jongen): „Pas op, baasje, anders
ga je de zak in hoor!"
„Dat kleine zakkie, daar kan ik niet
Moeder (verteller I): „Zwarte Piet is in
den schoorsteen ook, daar luistert-ie alles
af."
Ma-rietje: „Is-ie dan al schoorsteenveger
ook, moe?"
MeeriterZeg eens Jan, hoe komt Tipt
dat St. Nicolaar, blank is en, z'n knecht
zwart?"
Jan: „St-.. Nicolaas wascht zich met
kalk en z'n knecht met- roet, meester!"
Meester: ..Ik heb een brief van St. Ni
colaas ontvangen, kinderen."
Dorus (die 'I niet gelooft): „Laat me
dan den postzegel eens zien die.er op zit,
meester."
Sint Nicolaas is geweest.
Sint Nicolaas was weer in 't land;
Hij was bij Katwijk aangeland
Hij kwam per boot naar Leiden toe,
Zijn knecht riep: „boe, boe, boe!"
Hij maakte alle kinderen blij,
En deelde uit veel lekkernij.
Hij schreef do kinderen op voor zc-et,
En gaf ze allen speel- en suikergoed.
De knecht zoo zwart als roet,
En als Sinterklaas zoo goed;
Strooide aldoor pepernoten,
Tot lust van al de huisgenooten.
Des avonds voor den grooten dag,
Ging ieder met een blijden laeh,
Nadat hij had zijn schoen ge>zetf
Vol verwachting naar zijn bed.
Teen middernacht was aanj
Lagen allen zoet te droomen,
Van wat zij van dien goeden Sint,
Elk voor zich al in zijn mandje vond.
Emile Duijm Jr.,
^Looipark 10, Leiden.
Jan op de fiets.
Wat een vaart, wat een vaart,
Heeft die Jan op zijn paard 1
Op z'n paard zonder staart-, 1
Rijdt hij heen, onvervaard.
Wat een rit, wat een rit 1 l
Zonder teugel of gebit t
Op dat ijzeren ros zit
Ie en roert er geen lid!
Ga op zij, ga op zij,
Want hij is zoo voorbij, 1
Of hij rijdt u en mij,
Met den neus in de klei!
Zie hem gaan, zie hem gaan, t
Als een trein op do baan,
Al recht door, als een kraan,
Die de kunst moet verstaan!
Hij komt weer, hij komt weer,
En is moe dezen keer.
En springt als een heer,
Van zijn paardjo nu weer!
Oom Wim.
Een straatjongen.
Er was eens een jongen met name Jan.
De menschen hadden altijd last van hem.
Op een keer kwain Jan uit school. Hip
trok bij elk huis belletje en waar hij een
vuilnisbak zag staan, gooide hij hem om.
Maar o wee, wat zag hij daar? Do veld
wachter kwam in de verte aan. Jan koos
het hazenpad en liep een zijstraat in,
waar een ton stond. Hij sprong er in.
Even later kwam ook de veldwachter aan,
hij keek naar de ton en zag niets: hij
liep door. Maar even later keek de veld
wachter om, en zag het puntje .van zijn
pet cr uitsteken. De veldwachter ging op
zijn tcer.en naar hein toe en greep hont
bij zijn kraag; gaf hem zoo een geweldig
pak slaag dat cle menschen die in do
werkplaats aan het werk waren, die een
eindje verder stond, naar buiten kwamen
om te kijken, wat het was.' En na dien tijd
was Jan bang voor alle bellen en allo vuil
nisbakken er bij en vreesde veldwach
ter ioch vadersstokje meer, want vader
had ook nog een hartig woordje meege
sproken en Jans broekje had het dien
dag hard te verantwoorden gehad.
A r\. Voort.
Een p/e.u.g .--rsUtfest.
In haar armoedig maar zindelijk huisje
zat- Moeder van Rijp treurig naast dc
lcoudo kachel. Telkens druppelde een
traan op het verstelwerk dat op haar
schoot lag en haar handen beefden van
do kou. Ruiten gierde de koude Noorden-
wind door de besneeuwde straten, terwijl
moeder aan haar kinderen dacht-, die met
hongerige maagjes naar bed waren ge-
gaan.
Dc arme kleintjes! 5 cc cuuiie de
kentjes zouden ze nu ook geen beschutting
vinden tegen do barre winterkou. Het was
de eerste avond geweest dab de kinderen
hongerig naar bed waren gegaan. Sedert
den dood van haar goede nxan had ze door
naai- en verstelwerk in het onderhoud van
haar en haar kinderen kunnen voorzien.
Ze had erg zuinig dubbeltje na dubbeltje
driemaal omgekeerd alvorens het uit 'e
geren. Maar nu, nu de hevige kou-de steeds
toenam, was het laatste kruimeltje brood
verdwenen en de kinderen hadden slechts
dunne versleten kleeren om hen tegen ha
gel- en sneeuwvlagen te beschermen.
En waarmee zou ze op het Kerstfeest
haar kleinen verrassen? Verleden jaar
toen hun lieve vader nog leefde was het
nog heel anders geweest-. Teen zaten ze
allen gezellig rondom de warme kachel cn
zongen Kerstliederen terwijl vader dc
kaarsjes in het kleine Kerstboompje aan
stak. Ja, dat kerstboompje met dat Krib
betje er onder waarnaar kleine Jan soms
zoo lang kijken kon. Met weemoed dacht
ze er aan terug en bad vurig om uit
komst, ja- dat- kleine kindje dat in dien
schoonen Kerstnacht in het stalletje ge
boren werd, dat kon en dat zou haar hel
pen. En haar vertrouwen was niet tever
geefs. De andere dag werd er een brief
gebracht. „Van wie kan die zijn" peinsde
moeder van Rijp. Misschien van Toon
haar eenige broer uit Indië zou die
Zenuwachtig brak ze dc brief open cn ecu
bankbiljet van f 100.— viel in haar school.
Bij die f 100 was een kort maar hartelijk
schrijven. Vreugdetranen blonken in haar
oogen toen ze do weinige regels las. Oom
Toon schreef clat ze maar eens gezellig
Kerstfeest moesten vieren.
Toen er op Kerstavond een Kerst
boompje stond, de kachel weer vroolijk
brandde en de chocolademelk stond ie
dampen vielen moeder en de kinderen op
de knieën voor het Kribbotjo en bodank-
ten hot Kerstkindje dat hun door Oom
Toon zoo'n prettig Kerstfeest had. bezorgd,
hartelijk.
■Ellen Bocrtcé.
Rreestraat 72.