-A-V GBIIIIIH EN HYGIËNE In 1479 groep or iets plaats, dat voor de gehee-le parochie van groote geestelijke heleekenis was. Behalve do kerk, die aan St. Libuinus was toegewijd, bestond er in de jurisdic tie van Zoeterwoude nog eeno kapel, in de 15e eeuw door het geslacht van Alke made uit zijn eigen goederen gesticht en toegewijd aan de H. Maagd. In genoemd jaar was die kapel eigen dom van den meer genoemden Tielc- man Oem van Wijngaarden, die, om dit bedehuis klaarblijkelijk tot Kroncn- stevn behoorendc meer to verheffen, aanzoek deed bij het bevoegde kerkelijk gezag, of er oonige geestelijke gunston aan mochten verbonden worden. En zoo geschiedde het. dat Lucas, bisschop van Sibicene, nuncius van den pauselijkcn stoel. enz. bij brief, gegeven te Brugge den 8en Mei 14-79, een aflaat van hon derd dagen, in den gebruikelijken vorm der kerk, verleende aan allen, die deze kapel op eenige door hem aangewezen tijden godvruchtig zouden bezoeken. Het kon niet anders of een dergelijk geestelijk gunstbetoon moest de kapel van Zoeterwoude waarin niet minder dan G altaren moeten hebben gestaan in de oogen der geloov'gen aanmerkeb'jk verheffen en haar bezit moet voor Tie- leman Oem van Wijngaarden des te meer waarde hebben. Desniettegenstaande schonk hij haar uit eoede gezindheid jegens de orde van St. Jan, in 1487 als eene gift onder le- vanden aan den commandeur van het Haarlemsche huis. Over de verdere lotgevallen der kar>el bestaan geen gegevens; bij de troebelen der 16e eeuw zal zij wel mede slacht offer der vernieling geworden zijn. In 1484 deed de Commandeur van St. Jan te Haarlem vrijwillig afstand van zijn waardiehe-'d, waarop de conven- fuee^n in diens plaats pastoor Johan Willem Janssen van Zoeterwoude kozen, die beide pos'ties wist te vereenigen; bij breve van 7 Nov. van genoemd jaar ver- krpog bij de toestemming daarvoor. Waarom deed hij zulks? Niet omdat hij Haarlem als woonplaats achterstelde bij ziin landelijke parochie, want te Zoe terwoude werd een v'ce-cureit aangesteld heer Svmon Jan Reijers maar wijl hij de gelegenheid wilde behouden, om ten tijde dat hem zulks goeddacht deze gemeente met 'des te meer gemak nauwer te verbinden aan de Gommandery. Zulks geschiedde bij bulle van Paus Julius IT d.d. 10 Maart 1507, waardoor een ge meenschap van belangen werd gescha pen, waarvan we gaarne aannemen, dat ze ook in 't wederzijdsch belang werkte. Die commandeur-pastoor Johan Willem Janssen is blijkbaar een goed administra teur geweest, want hij legde een behoor lijk boek van inkomsten en uitgaven aan, waaruit b.v. voor 't eerst blijkt, welke tienden de kerk van Zoeterwoude kon heffen. Tiendplicht en tiendheffing zijn steeds bronnen van veel geschil, twist en rechts gedingen geweest en zoo kreeg in 1512 Ridder Wlilem van Boscbuysen, baljuw van Rijnland, het aan den stok met pas toor Janssen over de tienden van zekeren polder onder Zoeterwoude; beiden maak ten er aanspraak op. De vierschaar van Zoeterwoude kwam er bij te pas en be sliste, dat de pastoor gelijk had. Die commandeur-pastoor was waarlijk lang niet mis! Hij overleed in 1514- en met hem ging de helderheid van de geschiedenis der parochie weer te loor. We kennen de namen zijner opvolgers, maar bun doen en laten is vrijwel in verborgenheid ge huld. Merkwaardig is, dat de laatste pastoor vóór de Hervorming, Jan Corneliszoon van Oossanen, overleed op deuzelfden dag, 2 October 1574, waarop kerk en to ren te Zoeterwoude door de Staatsgez'n- den werden verbrand. Zulks geschiedde to midden van de schermutselingen met de Spanjaarden, die toen immers Leiden liele^erden en 3 October van dat jaar werden verdreven. Later wordt nog wel zekeren heer Dirck Gcrritszoon de Vrye aks pastoor van Zoeterwoude vermeld, maar of deze veel gelegenheid zal gehad hebben om openlijk zijn geestelijk ambt uit lo oefe nen mag betwijfeld worden, want reeds datzelfde jaar was er een predikant der Hervormden gevestigd en daarmede voor de Roomschen het langdurig 1'jdperk der verborgenheid aangebroken. Deze predi kant woonde op de hofstede, waar voor heen de pa-stoor zijn verbliif had gehou den, en voor 't herstellen daarvan moest r.b. de Haarlemsche Commanderij, d;e haar rechten bleef handhaven, nog in 1601 de helft der kosten beta^n. Dat had commandeur-pastoor Johan Willem Janssen moeien weten! AJO. Gezondheid bewaren. In ons vorig artikel hebben wij er op ge wezen dat een der eerste voorwaarden om de gezondheid te bewaren, bestaat in de prophylaxe d. w. z. trachten ziek ten te voorkomen. In velerlei richting kan de prophylaxe nuttig werken. Zij kan de oorzaken der ziek ten trachten op te heffen of de voorwaarden voor het gedijen der ziektekiemen ongun stig maken. Een voorbeeld van systematische prophy laxe is bijv. de inenting tegen de pokken, de onsterfelijke ontdekking van J e n n e r in 1796, die duizenden en nog eens duizen den door een eenvoudige kunstbewerking voor de vreeselijke pokziekte behoedde. Pasteur's inentingen tegen de ver schrikkelijke hondsdolheid hebben honder den voor die vreeselijkste aller kwalen be hoed. Van den lateren tijd zijn to noemen de inentingen tegen typhus, van zoo ontzaglijk groot gewicht gebleken in den laat sten wereldoorlog. Bij duizenden werden vroeger de soldaten die op het slagveld gespaard bleven, wegge maaid door typhus-epidemieën. Thans wor den, naast betere hygiënische maatregelen als zorg voor goed drinkwater etc., de solda ten ingeënt tegen typhus en blijkbaar met uitnemend resultaat, wast de millioenen- legers zijn in 't algemeen voor ernstige tpyhus epidemieën gespaard gebleven. Een van de meest moderne toepassingen op dit gebied zijn de inentingen als voor behoedmiddel tegen D i p li t e r i t i s. In verschillende plaatsen van ons land worden de schoolkinderen na toestemming der ouders want de, wet legt hier niet, zooals bij vaccinatie tegen pokken, verplichtingen op ingeënt tegen deze gevreesde ziekte en er is alle grond voor de verwachting dat men daardoor dc ingeente kin-deren onvat baar zal maken voor deze ziekte of dat zij deze ziekte, bij eventueele besmetting, slechts in geringere mate zullen krijgen. Door zorg voor behoorlijke rioleering. Voor beter drinkwater, door te waken tegen verontreiniging van den bodem, door keu ring van levensmiddelen, door het nemen van aseptische maatregelen bij bet verrich ten van heelkundige kunstbewerkingen of bij het' doen van verlossingen, door het isoleeren van lijders aan besmettelijke ziek ten en het ontsmetten van alles wat met hen in aanraking kwam en door nog zoo veel meer prophylactische maat regelen heeft men de menschenlevens bij duizenden om niet te zeggen bij millioenen gespaard en onnoemelijk veel ellende voor komen. Men heeft dan ook niet geaarzeld het openlijk uit te spreken, dat de prophy laxe der laatste eeuw reeds meer gedaan heeft dan de geheele genees kunst van alle eeuwen te samen. Dit alles heeft echter meer betrekking op de algemeene prophylaxe. Rij de zg. individueele prophylaxe hangt het succes in vele gevallen uitsluitend van den betrokken persoon zelf af. Zoo kan bijv. door de melk niet dan ge kookt te gebruiken, door hetgeen een te ringlijder ophoest, onschadelijk te maken en te voorkomen, dat het op den bodem of in den zakdoek uitdroogt, veel onheil wor den voorkomen. Hoeveel lichamelijk en moreel lijden zou verder niet voorkomen kunnen worden bij meer ingetogen leven en bij meer zelfbe dwang. Wat een heirleger van kwalen en gebreken, wat een leed, ontstaat er bij het niet voldoende beheerschen van hartstoch ten lusten- en begeerten. Hier is het de plaats niet om daarop verder in te gaan. Aandoeningen van bepaalde organen kun nen door verstandiger levenswijze zeer vaak voorkomen worden. Zoo bijv. maagaandoeningendoor langzaam en op regelmatige tijden te eten, de spijzen fijn te kauwen en te zorgen, dat de maag behoorlijk voorbereide spijzen ont vangt; zoo bijv. sommige nier- en 1 e- v e r-aandoeningen door de kleederen niet te vast aan te snoerenverder vetzucht door een te sterke of te eenzijdige voeding te vermijdenvervolgens keel- en oor ziekten door met gesloten mond te sla pen. Hoeveel zenuwziekten zouden niet voorkomen kunnen worden,, indien men in ieder opzicht de juiste maat in het oog 'hield. De individueele prophylaxe moet rekening houden met de eigenaardigheden van het individu met zijn afstamming, met- ziin con stitutie. met de omgeving waarin hij leeft. Zij begint, streng genomen, bij de wieg, om aan het graf te eindigen. Zij beoogt niet alleen het gezonde organisme door een ver standige levenswijze gezond te houden, doch vooral de zwakke of zieke organen onder de gunstigste levens voorwaarden te brengen en zoodanig te versterken, dat zij geen of weinig bezwaar meer voor de gezondheid J opleveren en zelfs, indien zij eenmaal be- j dreigd worden, tot tegenweer in staat zul-) len z:jn. Laten wij niet vergeten, dat de oorzaken| der ziekten slechts in weinige gevallen kun-1 nen worden vernietigd, dan blijft ons J slechts over, het weerstandsvermogen van 1 het organisme tegen allerlei schadelijke in- jj vloeden te verhoogen. Zonder twijfel zul-3 len zij, die door een verstandige en doelma- I tige levenswijze hun weerstandsvermogen i tegen de gevaren des levens versterkt, al- f thans niet verzwakt hebben, beter bestand f blijken tegen den strijd dan zij, die hun lichaamskracht ten deele hebben verspeeld. - W. W. VROUWEN tfOED. Het was jaarmarkt in een stadje, om trent een halve mijl van de woning des houtvesters P. gelegen; en de houtvester, eerst sedert acht. maanden met een juf frouw uit dit stadje in den echt getreden, had zich, terwijl hij op jacht ging en te gelijkertijd zijn jachtdistrict bezocht, in den vroegen morgenstond daarheen op weg begeven. De jonge vrouw bevond zich geheel al leen thuis en verwachtte, toen het mid daguur naderde, met het grootste verlan gen haar echtgenoot terug. Door angstige gewaarwordingen gepijnigd en zich te vens niet wel bevindende, had zij zich nu, gekleed zooals zij was, voor eenige oogen- blikken te bed gelegd, toen eensklaps ren vreemdeling van een verdacht voorko men in de kamer trad en voorgaf, door den houtvester, die zich op de jaarmarkt bevond en daar een koop wilde sluiten, tot dat oogmerk om 15 daalders te zijn ge zonden. De slimme houtvestersvrouw, die ter stond in den bode een bedrieger vermoed de, zocht iels voor te wenden. Toen de vreemdeling dit voorwendsel afwees en eindelijk op een barschen toon verklaarde, r dat hij den houtvester tot bet overbrengen van de 15 daalders zijn woord gegeven bad en hij, zoo de jonge vrouw hem deze som bleef weigeren, geweld zoude gebrui ken, herkende zij geheel den roovcr in hem en zag dat slechts een list als middel ter redding overbleef. Gij ziet liet immers, zeide zij tot den vreemdeling, dat ik, aan het ganscbe Raadselwedstrijd met een woord, vooraf. Liev® kinderen. Zooals we andere jaren deden, zullen we nu weer doen. Onze gewoonte is tegen Kerstmis met prijsraadsels te komen. Hier zijn we. En voor de grooten én vóór de kleinen, volgen hieronder raadseltjes, die best door alle kinderen, die een beetje moeite zich getroosten, kunnen opgelost worden. Ik zeg door alle kinderen. Er zijn er altijd nog, die niet' meedoen; die niet van de partij zijn als iets te verdie nen is, Iaat staan als er geen prijzen in zicht zijn; die ik zoo gaarne ook eens onder het getal der' vele vrienden en vriendinnetjes wilde opgenomen zien, die zich langzamerhand voor onze rubriek be ginnen te interesseeren. Ofzouden die aebterblijvers to dom zijn of te lui zijn of te verwaand zijn? Ja, ja, je hebt zoo van allerlei snuiters onder dat kleine grut rondscharrelen. Toch kan ik dat laatste vooral nietaannemen. Ik durfde dat woord dan ook bijna niet te noemen, te meer daar do prijzen (vooral dezen keer) zoo mooi en zoo practisch zijn, dat elk onzer wis en waarempel zoo'n prijsje be vallen zou. Ik hoop dan ook", dat ik niet slechts 100 brieven met oplossingen krijg, maar net zooveel als er kinderen zijn, die ons Kinderhoekje lezen en mij zoo trouw helpen, om van ons rubriekje iets „aparts" te maken; iets, dat door oud en jong met belangstelling wordt doorgelezen. Ik zeg oud en jong! Zeker, meeuen jullio dat groote menschen niet mijn en uw werk lezen? Dan hebben jullie het glad mis. Die verhaaltjes en versjes en opstelletjes van jullie, komen onder de oogen van tal van vaders en moeders en oudere men schen en is dat niet heerlijk to weten, dat ons werk zoovelen onder de oogen komt en.door zoovelen gewaardeerd wordt.' Van versje en verhaaltje gesproken (hoor eens Ella, Oegstgeest!) daar moet ik nog een enkel woordje zeggen, dab jullio allen goed je in de ooren moek knoopen. Ik verlang alleen eigengemaakt werk. Een versje afschrijven uit één of ander boek, uit de oude illustratie b.v. of uit een ander werk is geen kunst. Dat kan iedereen. Maar een versje zelf maken of een verhaaltje zelf verzinnen of desnoods netjes navertellen en opschrijven, zooals in school dit verteld is, dat is pas verdien ste. Dat kan niet ieder, en kunnen ook niet die kinderen, die het meenen beter te kun nen, maar nooit getoond hebben het beter te weten. Ik licb reeds een staf van mede werkers en medewerksters om me heen. Zie maar onze nummers geregeld in! En die mederedacteuren en redactrices mogen er zijn. Heb ik niet Goiul-Elsje, Ellen Roer tée, Ella, Elise, Rozenknopje en andere lieve medewerksters, waarop ik nooit te vergeefs een beroep gedaan heb, of doen zal; heb ik niet de hulp van IVillem Jan- Ren, Ruli Niemer, Emil Duijrn, Kees van Dieren, Lambert Maas, Oom Jan en Oom iWim, om me tot de geregelde medewer kers te bepalen, is dat geen staf, waarmee iets le bereiken is en ik wed dat deze en al de anderen, wier' naam reeds eenmaal in ons blad prijkte als de auteur van een stuk, nu vast en zeker weer van de partij zuilen zijn en hun beste krachten zullen geven om iets te maken, wat niet alleen door den beugel kan, maar dat „af" is en zoo mooi, dat al do anderen, die hooit iets instuurden, er naar kunnen kijken, als de vos naar de druiven, die hem to hoog hingen. Wat zeg jij Adriaan Smit en v. d. Voort, en jij Bertje Wijtenburg? Van jou hoor of zie ik den laatsten tijd heelemaal -niets meer. En zal Carl Westermann ook weer eens aan 't dichten gaan en mij ver rassen met eenige versjes, die een plaatsje waard zijn in ons blad? Ik zal zien en af wachten, net zooals ik afwacht wat „Leo- nidas" in zijn mars nog heeft enal de andere dichters en dichteresjes, die ik weerom hoop to zien en met warmte de hand. hoop t© drukken. En wat zal ik zeggen van de raadsels? Zij zijn alle gemakkelijk; to gemakke lijk eigenlijk. Maar ik dacht zoo: laat ik de raadseltjes gemakkelijk maken, dan kunnen alle kinderen medoen en heeft niemand een uitvlucht te zoeken en excuses te maken, neen, nu kan wie wil mee doen. Ik stel 5 prijzen beschikbaar en wel; lo prijs: Zilveren polshorloge. 2e prijs: Schilderij. 3e prijs: Inktstel. 4e prijs: Eyersharp-potlood. 5e prijs: Reursje. Wat zegt u daarvan? Zijn dat prijzen, die genoemd mogen woTden, of zijn ze „te min" om een kaarsje te wagen. Wie het laatste denkt, heeft dergelijke prijzen nooit gezien, laat staan in zijn bezit ge had. Ik zeg alle vijf prijzen zijn mooi en ik zou heel dankbaar geweest zijn als mij Sinterklaas met een dezer vijf prijsjes verrast had. En zoo dankbaar zullen allen zijn, die een dezer vijf ontvangen zullen. We zullen zien. Wat de raadsels betreft? Ik geef er vijf voor do kleintjes van 6 tot 11; en vijf voor de grooten van 11 tob en met 15 jaar. Onder de oplossingen moet slaan naam en voornaam voluit en leeftijd; gemeente, straat en huisnummer. En dan verwacht ik mooi werk. 'n Vuil, slordig en vies briefje leg ik op zij. Ieder kind kan ordelijk en netje-s werken, dus verwacht ik het ook. Alle oplossingen, versjes en verhaaltjes moeten binnen zijn voor den 21sten De cember. Het adres is: Redactie Kinderrubriek, Rapenburg „Leidsclio Courant." Leiden. Wie na dien datum instuurt, doet niet meer mee. Begin dus direct en zonder uit- stel. Wat me den vorigen keer opviel, is heb kleine aantal kinderen van buiten de stad die meedongen. Hoe kwam dat? Onze courant wordt gelezen van Leiden tot Haarlem; tot Alphen en tol Den Haag Ik begrijp niet, waarom de dorpskinderen, niet in veel grooter getale opkwamen- De kans blijft voor allen gelijk. Er zal moeten geloot worden, dit staat vast en dus heeft iedereen evenveel kans, die door mij op de lijst geplaatst wordt. De volledi-o liist wordt ock weer afgedrukt, niet als van dén zomer, zooals jullie zich nog wel zult herinneren. Ik geloof, dat ik nu alles voldoende heb toegelicht en zal de raadsels e»er_s begin nen op te geven. Hier zijn ze: A. Voor de Kleinen van 611 jaar. No. 1. Welke kleur maakt gó van t-a-z-r-w No. 2. Zoek 25 woorden,, die omgekeerd een goede beteekenis hebben? Noot-toon. No. 3. Hoeveel is 2 X de helft van 2 dozijn? No. 4. Met w is 't nat, dus Met k een dier, dus Met I niet nu, maar No. 5. Men eet het niet met een vork, terwijl het c-mgekeerd hetzelfde is. Ra, ra, wat is dat? B. Voor de Grooten van 11 tot 15 jaar. No. 1. Het drijft op het water, terwijl heb zonder hoofd in do Zuiderzee ligt-. No. 2. Welke vrucht schrijft men met 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7? Een 2, 3, 4 is Uw vader. Een 2, 1, 4, 5 wordt- gevlochten. Een G, 7 is een- oude lengtemaat- No. 3. Welke vogel kunt ge samenstellen uit 1/3 rat; 2/5 paard en 1/4 duif? No. 4. Het is de stam van een werk woord; neem de eerste letter weg en gij houdt twee over; neem nog een letter weg, en het is een deel van 't rijpe koren; nog een letter en men gebruikt het des win ters. Wat is dat No. 5. Hoeveel maal kunnen zes perso nen aan tafel van plaats verwisselen C. Vers of Opstel. Maak een opstel of verhaal n.-ir.r keuze» Een vers over; Kerstnacht Oudejaars avond Nieuwjaar Het feest van Drie koningen Kerstvacantic De Winter De Winter in de stad 's Winters bui- ten. Nog een enkel woord over het schrijven van opstel of verhaal. Ik heb reeds ge zegd, dat afgeschreven werk op zij- wordt gelegd en danonthoudt dit croon; schrijf de velletjes papier maar aan één kant, dat is gemakkelijker voor dc zetters en zoo hoort het aan de redactie- En nu lieve kinderen, ben ik met mijn werk voor vandaag klcer. Ik hoop en ver trouw dat ilc bij do oude vrienden en vriendinnetjes tal van nieuwe gezichtjes te zien krijg cn dan wensch ilc jullie allen succes" toe. Met- veel liefs voor U allen, De Redacteur van de Kinderrubriek. Sinterklaasmoppen van Albertus. Onderwijzer: „Kinderen, jullie welen wel, St. Nicolaas rijdt met z'n paard op de daken." Jantje (invallend): „Als ie van ons dak maar af blijft, want hij gaat er doorheen ook!"^ Piet: „Moeder mag ik een wortel in m'n klomp leggen voor het paard van St. Ni- col aas Henk: „En ik schil lef), moe, die zijn voord eeliger." Marietje (tegen Jan): „Waarom zou St. Nicolaas altijd een steek op hebben?" Jan: „Misschien hceft-ie wel een kaal hoofd 1" Zwarte Piet (op bezoek, tegen een on deugende jongen): „Pas op, baasje, anders ga je de zak in hoor!" „Dat kleine zakkie, daar kan ik niet Moeder (verteller I): „Zwarte Piet is in den schoorsteen ook, daar luistert-ie alles af." Ma-rietje: „Is-ie dan al schoorsteenveger ook, moe?" MeeriterZeg eens Jan, hoe komt Tipt dat St. Nicolaar, blank is en, z'n knecht zwart?" Jan: „St-.. Nicolaas wascht zich met kalk en z'n knecht met- roet, meester!" Meester: ..Ik heb een brief van St. Ni colaas ontvangen, kinderen." Dorus (die 'I niet gelooft): „Laat me dan den postzegel eens zien die.er op zit, meester." Sint Nicolaas is geweest. Sint Nicolaas was weer in 't land; Hij was bij Katwijk aangeland Hij kwam per boot naar Leiden toe, Zijn knecht riep: „boe, boe, boe!" Hij maakte alle kinderen blij, En deelde uit veel lekkernij. Hij schreef do kinderen op voor zc-et, En gaf ze allen speel- en suikergoed. De knecht zoo zwart als roet, En als Sinterklaas zoo goed; Strooide aldoor pepernoten, Tot lust van al de huisgenooten. Des avonds voor den grooten dag, Ging ieder met een blijden laeh, Nadat hij had zijn schoen ge>zetf Vol verwachting naar zijn bed. Teen middernacht was aanj Lagen allen zoet te droomen, Van wat zij van dien goeden Sint, Elk voor zich al in zijn mandje vond. Emile Duijm Jr., ^Looipark 10, Leiden. Jan op de fiets. Wat een vaart, wat een vaart, Heeft die Jan op zijn paard 1 Op z'n paard zonder staart-, 1 Rijdt hij heen, onvervaard. Wat een rit, wat een rit 1 l Zonder teugel of gebit t Op dat ijzeren ros zit Ie en roert er geen lid! Ga op zij, ga op zij, Want hij is zoo voorbij, 1 Of hij rijdt u en mij, Met den neus in de klei! Zie hem gaan, zie hem gaan, t Als een trein op do baan, Al recht door, als een kraan, Die de kunst moet verstaan! Hij komt weer, hij komt weer, En is moe dezen keer. En springt als een heer, Van zijn paardjo nu weer! Oom Wim. Een straatjongen. Er was eens een jongen met name Jan. De menschen hadden altijd last van hem. Op een keer kwain Jan uit school. Hip trok bij elk huis belletje en waar hij een vuilnisbak zag staan, gooide hij hem om. Maar o wee, wat zag hij daar? Do veld wachter kwam in de verte aan. Jan koos het hazenpad en liep een zijstraat in, waar een ton stond. Hij sprong er in. Even later kwam ook de veldwachter aan, hij keek naar de ton en zag niets: hij liep door. Maar even later keek de veld wachter om, en zag het puntje .van zijn pet cr uitsteken. De veldwachter ging op zijn tcer.en naar hein toe en greep hont bij zijn kraag; gaf hem zoo een geweldig pak slaag dat cle menschen die in do werkplaats aan het werk waren, die een eindje verder stond, naar buiten kwamen om te kijken, wat het was.' En na dien tijd was Jan bang voor alle bellen en allo vuil nisbakken er bij en vreesde veldwach ter ioch vadersstokje meer, want vader had ook nog een hartig woordje meege sproken en Jans broekje had het dien dag hard te verantwoorden gehad. A r\. Voort. Een p/e.u.g .--rsUtfest. In haar armoedig maar zindelijk huisje zat- Moeder van Rijp treurig naast dc lcoudo kachel. Telkens druppelde een traan op het verstelwerk dat op haar schoot lag en haar handen beefden van do kou. Ruiten gierde de koude Noorden- wind door de besneeuwde straten, terwijl moeder aan haar kinderen dacht-, die met hongerige maagjes naar bed waren ge- gaan. Dc arme kleintjes! 5 cc cuuiie de kentjes zouden ze nu ook geen beschutting vinden tegen do barre winterkou. Het was de eerste avond geweest dab de kinderen hongerig naar bed waren gegaan. Sedert den dood van haar goede nxan had ze door naai- en verstelwerk in het onderhoud van haar en haar kinderen kunnen voorzien. Ze had erg zuinig dubbeltje na dubbeltje driemaal omgekeerd alvorens het uit 'e geren. Maar nu, nu de hevige kou-de steeds toenam, was het laatste kruimeltje brood verdwenen en de kinderen hadden slechts dunne versleten kleeren om hen tegen ha gel- en sneeuwvlagen te beschermen. En waarmee zou ze op het Kerstfeest haar kleinen verrassen? Verleden jaar toen hun lieve vader nog leefde was het nog heel anders geweest-. Teen zaten ze allen gezellig rondom de warme kachel cn zongen Kerstliederen terwijl vader dc kaarsjes in het kleine Kerstboompje aan stak. Ja, dat kerstboompje met dat Krib betje er onder waarnaar kleine Jan soms zoo lang kijken kon. Met weemoed dacht ze er aan terug en bad vurig om uit komst, ja- dat- kleine kindje dat in dien schoonen Kerstnacht in het stalletje ge boren werd, dat kon en dat zou haar hel pen. En haar vertrouwen was niet tever geefs. De andere dag werd er een brief gebracht. „Van wie kan die zijn" peinsde moeder van Rijp. Misschien van Toon haar eenige broer uit Indië zou die Zenuwachtig brak ze dc brief open cn ecu bankbiljet van f 100.— viel in haar school. Bij die f 100 was een kort maar hartelijk schrijven. Vreugdetranen blonken in haar oogen toen ze do weinige regels las. Oom Toon schreef clat ze maar eens gezellig Kerstfeest moesten vieren. Toen er op Kerstavond een Kerst boompje stond, de kachel weer vroolijk brandde en de chocolademelk stond ie dampen vielen moeder en de kinderen op de knieën voor het Kribbotjo en bodank- ten hot Kerstkindje dat hun door Oom Toon zoo'n prettig Kerstfeest had. bezorgd, hartelijk. ■Ellen Bocrtcé. Rreestraat 72.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11