Coiiüf
)erde Biad.
terdag 10 November S923
CALENDER DER WEEK
[aljsssisa!
3. Als niet andere wordt aangegeven
in deze week iedere H. Mis Gloria,
Credo en heeft de gewone Prefatie.
INDAG 11 Nov. 25e Zondag na
,ks t c r e n. Mis, Dicit Dominus.
Ie gebed, Epistel en Evangelie als
den 5en Zondag na D r, i e k o n i n-
i) 2e gebed v. d. H. Marllnus, 3e v.
|»laaf v. d. H. Willibrordus. de v. d.
tfenna. Credo. Prefatie v. d. Allerh.
eenheid. Kleur: Green,
ure en onkruid groeit er in het Kijk
Christus, d.w.z. in de kerk zijn
[j en s;echte menschen. (Evangelie),
roeden moeten do slechten verdragen
'hebben in hen een gelegenheid de
Üenliefdo te beoefenen (Epistel). De
ilsn trachten dikwijls het deugdzame
der goeden te verslikken, gelijk het
uid de tarwe. Bidden we daarom
hulp en bescherming af in den strijd
liet slechte voorbeeld (Gebed. Stil-
j. God, dat vertrouwen wij vast,
anunio), zal ons verlossen van onze
robbers (Graduale). De heilige ge-
door ons gevierd mogen ons
roor een waarborg zijn (Postcommu-
AANDAG 12 Nov. Mis v. d. K. Li-
io s. Bisschop en Martelaar: Statuït.
rhed v. d. H. Mnrlinus, y. li. Oe-
Credo. Kleur: Bood.
i. Livinus heeft het geloof verkon-
i de omsh-eken. van Gent (België),
waarschijnlijk ook in Vlaanderen.
«Tallen door eeniee heidenen, werd
tong met een tang uit den mond
h en met een bijl de schedel ge-
BSO AG 13 Nov.: Mis v. d. H. Dida-
Beh'jder. Justus ut palraa. 2e ge-
v. li. Octaaf. 3e ter eero v. Maria
sedc). Credo. K'eur: W i t.
inniger met God vereenigd te zijn
Didacus. een Spanjaard, in het
shr. waar hij eon beschouwend leven-
li1. Later door Paus Nioolaas V he1 ast
ido ziekenzorg, genas de vurige Ma
lereerder vela zieken door met olie uit
imp, welke voor Mar'a brandde, hen
met ee.n kruisje.
U Nov.: Octaafdag
W i 11 h r o r d u s. Mis: Statuit
rrrh'vi v d. TT. -Tn^a.-
FSUiLLETON.
ph'at, "Bisschop en Martelaar. Credo.
Kleur, Wit.
Met den dag groeide het getal der ge-
Ioovigen aan door ds ijvervolle prediking
van den Man Gods. (Kerk. Getijden).
H. Willibrordüs bid voor het dwalende
Nederland, opdat de bekeeringen steeds
talrijker worden.
DONDERDAG 15 Nov.: Mis v. d. H.
Gortrudi s. Maagd. Dilexisti. Gebed
eigen. Kleuï: W i f.
Door de overweging dor goddelijke
Waarheden werd de heilige Gertrudis
zoozeer aangespoord tot het beoefenen
der deugden, dat zij in korten tijd de
christelijke volmaaktheid bereikte. Veel
lieeft zij geschreven ter bevordering der
godsvrucht. Diep was haar inzicht in dc
goddelijke dingen. Meer door hare bran
dende Godsliefd© dan door ziekte stierf zij
in 1202.
VRIJDAG rn Nov.:. Mis v. <1. II. I,e-
huïnus, Belijder. Os.justi. (Zie in liet
Feesteigen der Heiligen, v. h. Eisdora
Haarlem). Kleur: Wit.
Irebuïnus, geboortig uit Engeland, kwam
naay ons land om Christus' Evangelie te
i rediken. Met den H. Marceilinus werd
hij door den H. Gregorius. Bisschop v.
Utrecht, naar O' evijsel gezonden.De
Apostel van Overijsel vestigde zich te
Deventer, waar hij een kerk bouwde, cm
vandaar uit te werken aan de bckoering
der Overijselsche bevolking.
ZATERDAG 17 Nov.: Mis v. d TT.
Grcgeri u s T h a u m a 111 t g u s. Bis
schop en Belijder. Statuit (eigen Evange
lie) 2e gebed ter oere v. d. Heiligen. (A
C.unct's). 3q naar keuze v. d. priester. 4.
voor den Paus.
Ziin bijnaam ..Thaumalnrgus" (Won-
dei-doener) do.nkt de H. Cregor'us, Bis
schop van Neocaesarea m Pontus, aan
zijn hem door God verleende wonder
macht. Zoo wend een berg, welks 'ligging
een beletsel was voor den bouw oen er
kerk. on het gebed v. den "heilige ver
plaatst. (vel. het Evangelie).
Rljpwetering. A. M\ KOK, pr.
Bruid van het Kruis
erlaalcl naar heï Duitsch van
VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
Wanneer hebt gij voor do ïaat-
saal gebiecht?"
wat .een komedicj
oudo man Jigt met .gesloten oogen.
ceno hand ligt boven het dek. De
slaat over het zieekbed .gebogen,
ilijke staat over het ziekbed geho-
eeii magere, blonde en jonge man.
Ha hoe ïebt ge de kerkelijke feestda-
gevierd? Ik bedoel de Paasc'h-
Stnnim ham ganslacht de
liederlijke vent.
Bngt ge, zoo nu en dan Zondags nog
eons naar de kerk?"
mmooio Helena!"
Priester is nog slechts kort in de
'lijk. Hij heeft .nog nooit in zoo'n
feg gezin, aan zoo'n arm [sterfbed
ïad. Hij vervolgt zijn gewone vragen
preekt verder:
kt spijt II nietwaar, de geboden van
van Zijn H. Kerk zoo dikwijls
:':eden te hebben? Go hebt toch be-
over Uw zonden en het spijt U God
^igd to hebben? Gij bemint God bo
alies
Ba—haha!" komt het moeilijk over
Wn van den ouden stervenden man.
ve mol li ge kin
Mn!"
«geestelijke rilt er van. Hij slaat zijn
met een zucbt naar boven, maar
M weer even vlug neer. Hij schrikt
;ah daar aan den wand, inplaats van
devoot Christusbeeld, een brutaal
lelijk© plaat boven het bed te zien
i*|$n! In de kamer daarnaast begint
'Uffioerig t© worden. Een hand rukt
P gordijnen en een stem vraagt:
|twaarde, z:jt Gij nu' klaar?"-
Lsf f'*8 de vrouw des huizes. Daar straks
do jonge Geestelijke met Ons Heer
binnenkwam, had ze hom ruw
grof aangesproken, alsof hij hier
«odig was en gezegd:
dis niet noodig. dat hij biecht!
jjseft als een Engel, zoo rein, ge-
1 jlok tikt steeds verder en liet zand
9n zandlcoper des levens wordt
minder
Neza sterfkamer wacht nog steeds de
'2® HeilandHij is toch voor
heil gestorven en zal deze mensch
'Jn roepstem niet hooren cn zóó in
tart 0euTVigheid willen ingaan?
i i tikt de klok. Al die kostb:? re minu-
J^VQorbij en het zal niet lang meer
j i naeldt aan dezen ongelnk-
^ej00r ^em eGuwigheid is aan-'
1$ verloren gaan,
rehefd K-efi?
FEESTViEBiNa OfêDER DE DAJAKS.
Daar is geen heerlijker, guller, vroolijker
feest van grooter ongedwongenheid en na
tuurlijker vreugd denkbaar dan bij een
natuurvolk en een feest bij de Dajaks
is er eten bij uitstek gezellig. U zult dit
niet gelooven en' moenen, dat zoo'n feest
bij menschen, die andermans lcoppen
verzamelen, die 'zoo primitief leven, een
groote janboel is. Let wel, men beeft hier
te doen met heidonsche menschen^
maar toch zal men de noodzakelijke on-
„Wilt Ge niet met mij een „Onzo Va
der" bidden? Ik bid voor
Do stervende knikte nog met moeite
„neen"!
„Dan misschien een „Wees Gegroet"?
Een oogenblik de zieke beeft over
het geheels lichaam. Hij staart den Pries
ter aan en zegt moeilijk:
„Maria!" cn dan:
„Ah Is het niet goed?"
Te midden zijner verwarde voorstellin
gen van zondige tooneelen en slechte
vrouwen is het of een rein licht hem te-
genstraalt hij het uitspreken van den
naam der reine Maagd.
„Ma ria! Ar me Ro sa!
....Ach! Ik ben een slecht
mensch."
De Geestelijke vouwt de handen, maar
zegt niets. Hij luistert oplettend. De Ge-
nado komt de Genade het berouw
de verzoening! door Maria!
„Rosa Grelerl do leliën weg
weg ik ben een slecht
mensch. Weg! Een dui vel, dui
vel duivel duivel. Het doet mij
leed!"
Tranon biggelen langs de wangen van
den zoo zwaar-zieken, ouden man. Plot-,
seling probeert hij zich op te richten.
Zijn oogen puilen uit huil kassen. Hij
steunt: „Verloren!"
„Heb een groot berouw en vertrouw!
Maria kan alles! Zij is Uw Voorspreek
ster bij den Allerhoogste. Zij kan U red
den. Vertrouw!"
Ego te absolvo!
De gordijnen worden weer weggescho
ven on Rita staat dear doodsbleek en
schreit! Heeft hij do Heilige Communie
al ontvangen? Och, mag zc nog
eenmaal een kus drukken op zijn zoo
geliefd gelaat?
„Gre lerl!" zegt de oude. Ze komt
binnen. Haar tranen tracht ze zooveel
mogelijk te onderdrukken en ze knielt op
den grond, naast het ziekbed. Zo wil hem
een kus op de lippen drukken.
Hij wendt het hoofd van haar af en
brengt er met moeito uit:
„Neen! nu nog niet!" Hij kan
slechts met moeite adem halen en steunt
onophoudelijk.
„Oh, kindje, het doet mij zoo'n ver
driet!
Zijn tranen bevochtigen het bcddc-
goed.
„Grootvader! Jezus Maria!"
„Mag ik U even verzoeken Mejuf
frouw?" zegt zacht en diep ontroerd de
Priester. „Ik wil hem nu de Heilige
Communie uitreiken."
Rila knielt aan het voeteinde van 1 et
bed. De Priester neemt de H. Hostie
voorzichtig uit de ciborie.' die naast de
H. Olie op een tafeltje aan het hoofdeinde
van het bed staat cn spreekt drie maal
bet voorgeschreven gebed uit:
„O Heer, ik ben niet waardig, dat Gij
komt onder piijn dak, maar spreek slechts
één woord en mijn ziel zal gezond wor
den
Vanuit het tickled h-c-ï lilu nJg on
deugden van' 'den ïieid-cn voorbijzien, als
wo achtslaan op do van liarto gemeende,
gulle natuurlijke gastvrijheid van de fees
telingen.
Wal een vei schil bij con' feestentrec in
oen buis, waar Mohammedaansehe Ma-
leiers u hebben, geinviteerd. Wat con stijve
salaam bij ons entree! wat een gemaakt
glimlachje ca twijfelachtig tabc! wat
een plechtige ingang in 't met dekens en
kleedjes uitgedoste vertrek, waar eene
heilige st ilte ingrijpt bij de komst van den
Toean. Men hoert hier en daar een ge
heimzinnig gefluister, een onderdrukt ge
lach en de Mahomedaansche gastheer
spreekt in deftigen ondertoon: „doedok
Toean zet u, mijnheer."
Ach, neen, weg uit dezen bekrompen en
beclcmpen atmosfeer der zoogenaamde be
schaving, den Mahomed aan toegewaaid
half uit Arabië, half uit Europa; weg
stijvo beschaving van half passende, stij-
vo jas, broek en vest, des Maleicrs; weg mus
kus-odeur, want ik zeg u: Qui bene olet,
non semper bono clot vrij vertaald: „Er
is toch eigenlijk een luchtje aan alles."
Noen, dan leve do natuurmens ch, fees
tend in wapperende franjes, de uiteinden
van zijn lendcklced, wat geldt voor jas en
broek en vest maar 't staat hem goed.
Wij gaan langs 't slingerpaadje door 't
bosch, op 't lawaai af want daar is 't
feest, waar de gongs slaan, waar bellen
klingen. Ha, daar ligt voor on3 't lango
huis, waar SO familie'3 wonen en thans
feestvieren. Do hoofdman ziet ons kernen
en orderb z-ijn jongo dochters uit to gaan
den gast tegemoet, met witte, gele en roo-
do rijst, cm u te besprenkelen met de veel
kleurige vrucht hunner akkern. En met
kwistige hand. wordt ge bestrooid met
ongekookte rijstkorrels, een teeken van
hun overvloetiigen disch, een dringende in-
vitatio cm mee to feesten., We bestijgen
den trap, een, "in treden gekapte boom
stam, die u omhoog voert, want Dajakhui-
zen staan meestal een paar meter boven
den grond. Dat is practisch. Want onder
het huis is heb verblijf der varkens cn kip
pen en levens wordt daarin neergelaten
door de bamboe vl'oerrichels alles wat men
kwijt wil zijn, als b.v.: rijst, bananen
schillen, houten schilvers, suikérriebbast
van do ba-bies etc. etc. Zoo voedert men
de knorrende krulstaartjes.
In 't huis gekomen, ontstaat er een
wedijver van alle nabijhurkende of liggen
de gasten en gast-heerén om u te verwelko
men, uw hand wordt door honderd andere,
vaak vieze, klavieren betast eni getrokken.
De ravottende kinderen staken oen oogen
blik hun spel en kruipen door de groetende
menigte om ook mee te groeten en te zien.
En daartusschen staat de hoofd-gastheer.
Hij balanceert boven al die springende en
wiegelende koppen een wasohkom boo r-
d e v o 1 gevuld met rijstwijn, cm u den
eersten dronk aan te bieden. Hij dringt
en waggelt tusschen de menigte, heb feest-
nat vloeit over op do glimmende koppen
der jongens. Eindelijk bereikt hij u, lacht
cn groet en praat. Komaan nu gedronken!
duidelijk: „Niet waardigJezus
Maria
En de nederige en geduldige God neemt
Zijn intrek in de ziel van dezen ongeluk
kige, die Hem zijn geheel© leven be
droefd, beleedigd en versmaad heeft,
maar die nu berouw heeft en zijn zonden
betreurt. Nog éénmaal O algoede God!
De gordijnen gaan weer open en verschil
lende brutale onverschillige oogc-u aan
schouwen deze heilige handeling. Maar
vanuit den hemel aanschouwen rail-
lioenen Engelen deze heilige gebeurtenis
en aller oogen, glanzen van een Lemel-
sche vreugdeDe oude man ligt daar,
de handen gevouwen, op het lied uitge
strekt. Men hoort nog onduidelijk de
zwakke ademhaling. Aan het voeteneind
staat Rit? op en buigt zica over haar
Grootvader heen. Zij is de onschuld zel
ve. Ze kust hem en hij laat haar begaan
nu nadat hij de H. Communie heeft
ontvangen.
HOOFDSTUK X.
Op een praalbed, onder de brutale,
/schreeuwende voorstelling, ligt de oude
gestorven man, en naast hem geknield,
het onschuldige kind, dat bidt voor zijn
zielerust. Zo schreit lieoto tranen om
hem, tranen van hitter leed. Buiten
haar, betreurt niemand hem. Zijn doch
ter heeft wel bij zijn lijk een scène ge
maakt, zcodat men het tot op straat kon
hooren. Dat is echter al weer lang ver
geten. Mevrouw Kürschner heeft het nu
te druk met de besprekingen over de
rouwjapon. Ze is het nog niet met haar
zelf eens, of het costuum met crêpe of
moiré opgemaakt moot worden.
„Moiré, staat mij beter, dan crêpe
Ach die arme Papa. Ach arm... De
taille moet U met strookjes maken
maar denkt U er als het U belieft aan,
niet zóó, dat ik zoo corpulent word
Haar man is in zijn kantoor bezig met
het schrijven van do brieven. Van tijd
tot tijd neemthij een slok Madeira cn
knabbelt op een koekje. Bij zulke ge
legenheid heeft hij altijd een schrikbaren-
den dorst en honger. Do brieven zijn be
stemd voor de bloedverwanten in Briinn
en Triest, voor den directeur vau de
Groszbach linnenfabriek in Brünn en voor
Mijnheer Groszbach's plaatsboklceder. De
laatslo brief is de gewichtigste. Doctor
Halm heeft het Testament in bewaring
van 1890 - af. Eerst heeft Mijnheer
Kürschner er voor gezorgd dat er adver
tenties in verschillende bladen werden
geplaatst, toen dat er rouwkaarten ge
drukt werden, daarna heoft hij verschil
lende telegrammen verzonden en nu ein
delijk nog moeten al die brieven geschre
ven! Wilhelm Kürschner is oen practisch
man, con man vap ondervinding, dat
merkt men het best hij zulke gelegenhe
den. Ge zult misschien denken dat Wil
helm Kürschner geen gevoel, en zijn
vróuw geen hart heeft. Ik zou U willen
vragen: „Wat helpt nu oen hart en het
gevoel bij een sterfgeval?" Men huilt en
maakt zichzelf ziek, en wat helpt het den
overledene? Mijnheer en Mevrouw
Efffi spoelkom rijstj o n e v c r uit
drinken, vraagt ge? Ja, dab moet. Dat
vraagt de eerste regel der Dajaksche be
leefdheid. Zet de schaal maar aan uw lip
pen, cn hoort het chorus der jolende mas
sa-, .jWie-vie-vie-wie" in stijgende tempo's
van do cn mi cn sol cn do uitdondersnd.
Esn Dajak zal dit pculleschilletje wel
achter elkaar door een keel jagen bij 't
begin. Maar go moegt heb na een paar
teugjes, gerust langs uw kin laten vallen
want leeg moet het bakje. Dat im
mers toont slechts overvloed.
Hoort ge u hier niet tegenklinken de
woorden van de Ocstersche Joden, die ook
zongen van de „imguentum in capite, qupd
deseendit in barbam, barbara Aa-rón,
quod deseendit in orr.m vestimenti ejus?"
Het is als olie, op het hoofd, dat overvloe
dig neerdruipt langs den baard van Aaron
en wat zeli's neervloeit op den zoom van
zijn kleed. Hier ziet u 't Oosten met zijn
overvloed, zijn vette vruchtbaarheid, zijn
veelheid, z.ijn overdaad van drank en voed
sel, van rijst cn vruchten, van oo'rverdco-
vend gepraat en gcwiegol en gewirwar,
symbolisecrend den overvloed des gast-
lieers, de heerlijke gastvrijheid van den
Oosterling. Do koude, bevroren1, Westerling
staat paf, critiseert-, -vindt-dat feesten te
veel, haalt doodnuchter een borsteltje en
benzine cm de bevuilde olievlekken uit te
schuièren en betreurt het verkwistende,
vermorsende. Maar voort gaat onze Oester
scho natuurmensch. Honderden hanen, die
zich eerst dood gevochten hebben bij 'b
hartstochtelijke hr/xmgcvecht, worden bo
ven de vuren van veeren ontbrand, dan
half geroosterd on opgedischt. Do feestvie
rende natuunnensch praat en disputeert,
houdt schreeuwende redevoeringen boven
't lawaai uit. Hier zit een stelletje ge
hurkt, om beurten elkaar's lof in dichter
lijke poëzie te bezingen. Men schatert en
giert het uit var( pret. Cocosnootschelpen
met rijstewijn worden rondgediend den
ganschen dag en nacht door, veel te veel,
voor een mens chermaag maar de dertig
a veertig groote waterkruiken moeten
leeggedronken. Weigeren van voedsel cf
drank is het grootste affront, den gastheer
aangedaan. Vandaar dat de natuurmensch
do heiden, drinkt en weer uitspuwt, zoo
dat de geheele bamboe gallerij met rijst
wijn is verzadigd.
Ja, 't is vreemd voor ons Westerlingen,
walcheüjk zelfs en voor missionarissen,
gewend aan vreemd© tooneeltjes, zelfs te
heiclensch. Vcor deze menschen geldt
met ercht het woord: Cujus venter Deus
est. Hun buit is him God. Maar toch ver
gist u 'zich! Ja beslist! Want is zulk een
feest dezer natuurvolkeren wa-lchelijk en
heidensch toch is al die overdaad en
kel en alleen or op toegelegd,
om do groote edelo gastvrijheid, hun
hoofddeugd, to doen uitkomen.
En jaren daarna gaat 't nog van mond
tot mond: Bij 't feest van Apai Salie was
de geheele bamboe gallerij nat van den
rijstdrank 400 hanen werden opge
discht. In nuchter proza beteekent dit:
Kürschner houden niet van zulk een on
zin. Mijnheer en Mevrouw Kürschner
zijn practisch aangelegd.
^Mijnheer Groszbach von Turmsturm
rrioet met grooten luister begraven wor
den en de dames moeten in prachtige
rouwtoiletten verschijnen. Spreekt daar
niet de hoogste waardèering, de diepste
droefheid, uit? En om de rouwkaarten
komt een drievinger breede, zwarte
rand. Er staat op: „diep betreurd, innig
geiiefd!" Het geeft zwart op wit getuige
nis van do liefde der familieleden en erf
genamen van den overledene! (Als ge ons
nog goed bedenkt! Anders: „Wee over
jou! Oude krakebeen!")
„Grootvader, och toe Grootvader! Toe,
kijk mij nog éénmaal aan! Ik ben zoo al
leen! Ik heb niemand, niemand die zic-b
om mij bekommert! Och kijk mij toch nog
eens aan en haal Uw Greterl bij UI" ver
zucht ze zacht. Het klinkt hartverscheu
rend vanuit de sterfkamer. Nu komen de
lijkbezorgers:
„Neemt U mij niet kwalijk. Wilt U
even plaats maken?" Ze komen bun
plicht vervullen, en het lijk kisten, alles
naar de eerste klas!
De huisbel is in deze dagen vastgezet.
De voordeur staat wagenwijd open en het
bezoek van bekenden en familieleden
houdt van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat, steeds aan. Ontelbare brieven van
rouwbeklag telegrammen en kaartjes
komen binnen. Prachtig© bloemstukken
en kransen, rijk versierd met "kostbare
linten, worden aangedragen. De linten
zijn óf diep-zwart óf zoo wit als sneeuw.
Er staan verschillende opschriften op,
zooals: „Rust zacht tot weerziens!"
„Aan onzen geëerden en gewaar deerden
vriend. 1familie Malackiadas."
„Aan den liefsten en besten van alle
Grootvaders. 1Yol droefheid zenden dit
als laatste groet: Stefan, Lora en Tini
Kürschner!"
„Als menschen elkander verlaten, dan
zegt men: Tot wederziens! Met de groot
ste waardeering. Armin von Lorenzen!"
Het riekt sterk naar waslicht en bloe
men in de sterfkamer. Aan bet voeteinde
van de kist zijn de kransen opgestapeld.
Op de borst van den doode ligt een
bouqnet rozen, met goudkleurig lint te
zamen gebonden. Het zijn de rozen, die
Rita laatst op het concert gekregen
heeft. Het is het zinnebeeld van de lief
de en den vollen bloei. Zo verwelken op
het koud gewerden lichaam en op den
bloedloozon mond. Zoo vergaat de
schoonheid der wereld.
Menschen komen bezoeken afleggen
met tienen en twintigen, ze staan, en kij
ken, sur eken fluisterend, en gaan weer
heen. Er komen weer anderen, zo gapen,
spreken zachtjes en vertrekken weer, en
men zorg er voor, dat de schoenen niet
kraken, en men praat vooral niet te luid,
want men is in het P?_noptikum. En als
men dan weer buiten gekomen is, zijn de
bezoekers tot in liet diepst der ziel ge
roerd wie wordt nu niet ontroerd bij
bet aangezicht van den dood! en men
ONS HOEKJE
.OVER
OPVOEDING.
M'N KLEÜME
H UKK Y-PUK KY-HQóiN Y-PON óiY.
Wat dat beteekent? Ia u zoo „achter
lijk"? Dat zijn diernamen voor misse
lijke mormels van hondjes, die bi5 velen
de plaats van kinderen innemen of ook
wel: die de aan kinderen verschuldigde
liefde in alle intense teederheid cp-*
eischenWist u dat niet? Zulke dier
tjes zijn de meest geliefkoosde wezens
uit de schepping: mormel-ach'ug gedroch
telijk met lango of korte haren of géén
haar, met of zonder staart, in 't bezi1"
van ooren of van dergelijk gewoon-na<
tuurlijk apparaat beroofd„schattig",
„beeldig", „snoezig"Daar zitten te
genwoordig vele dames hare kostbare
uren mee „zoek" te brengen. Met dit
speelgenootje wordt liet leego, loome, luie
leven door velen geloefd. Nóg erger: aan
zulke wezens verprutsen vele moeders
haar onschaih-'- -noeder-liefde.... ier-
wijl de jeugd barer kinderen zonder zon
zonder do natuurlijke zon der moedor-'
liefde verkilt, verstart.wegkwijnt
Mogen we dan geen hondje of katjo of
andere diertjes hebben en verzorgen?....
Zeker, elk diertje, waarop gij gesteld
zijt mcogt ge verzorgen en koestoren
maar n a de wezens, die hot eerst uwe
zorg noodig hebben. Een dierenverzorging
kan veel goeds kweeken in het weeke
kinderhart, wanneer het kind niet ja-
loersch op 't. door moeder verzorgde dier
behoeft te worden!
Trouwens over-7 <vvi is, z'ooaio al
tijd, ook liier verderf,'.Ijk. Wat moet een
kind wel gaan denker van Gods plaatsbe-
kleeder-in-zijn-leveu "als het vader 'n bul
dog ziet aanbidden en moeder ziet weg
kwijnen van verdriet omdat haar hukky-
pukkv-hukky 'n beetje Icou lijdt in Oc
tober. En toch, zulke dwaze dingen ge
beuren er onder de zet En nóg veel
erger! Nóg veel dwazer! En dat vaak in.
gewinnen waarin de kinderen verwaar
loosd worden, althans naar de ziel, waarin,
do kinderen als dieren opgroeien.
In Hoboken (New-Jersey) heeft -ru
tandarts zijn gestorven hond 'n „passen
de'^?) lijkstatie bezorgd uit „piëteit"
voor 't beest, dat hem 16 jaar trouw had
gediend. (Had 'n dienstbode hét zoolang
ooit bij hem uitgehouden?
Menig mensch krijgt na zijn dood zoo
veel eerbewijzen niet! In een kostbare
lijkkist werd het „stoffelijk overschot"
naar 't hondenkerkhof vervoerd. Drie
auto's met rouwende belangstellenden vorm
den den treurstoet (ik bedoel: treurigen
stoel).
(Zij zijn na do begrafenis allen weer
naar huis gereden omdat in die buurt
vindt dat hef een verschrikkelijk voorval
is en men vraagt elkander, of hij vijf of
zes millioen heeft achtergelaten. Men
vraagt zachter, of hij ook veel dames-
bek end m he^ft, en of die allemaal be
dacht. zullen worden, maar dan zal het
gerecht er toch wel hij te pas komen!
Men berekent alvast, hoe men de toekom
stige erfenis het beste kan uitzetten ert
hoeveel rente of het kan'taal zal afwer
pen! Een van hen moakt de opmerking:'
„Maar U, mijn waarde, heeft er toch óók?
recht or) en Uw dochter ook 1 en
alle Fü-fehners hebben er recht od ejjL.
wii ook!"
Nu kriïeon ze er natuurlijk nog ruzie
om en zouden elkaar wel in de haTen wil
len vliegen!
..Gij niet!'*
„Zoo, dan gij ook niet!**
„Waar is Mejuffrouw Grete?" -vraagt
Armin von Dorenzen. Hij beeft een sterk
geparfumeerd*» zakdoek in de hand.
Mevrouw Kürschner loopt zoo ving ze
kon op hem toe en zegt: „O. mijn lieve
Mijnheer von Lorenzen!" Ze legt haat
beide handen op z'in arm en leunt met
haar hoofd tegen ziin schouder aan, „O,
Gij, mijn eenige- troost!" Och, wai
lief van TT. dat U komt. Gij behoort tot do
fanvh'o. Kom, gaat U nu mee naar mijn
man?"
„Waar Ts Mejuffrouw Grete?"
„Ze is fn haar kam*»r. Ze is weer zeer
op gewond <*n vandaag en er is -niol* mee
Kaar te beginnen."
„Dan wil ik haar mot storen, boowa
ïlc gaarne Suffrouw Grote iruiu ionigd
(Tnplnomïng wjlde betuigen! 1 Wilt TT het
misschïon in mijn nlaats dom Mej
vrouw?" zest 3e hnwe'ijtecfm<1i<1aat
pianertr3 en draait meteen om. Tona
mill liii "aat. heeft ïii nn<; snift van ziin
trans, (lie hem ieel dertig Kronen Vost.
TTïi voet niet. h'oo hij d;" 'den-tin Kronen
hij elVnar moet Vriiron. "Wie weet. ol zij
rijn htoemen wel eens zal oomerkon.
En dan o'o Mevroijw Kürseliner, oio
hem maar tel Von s afseheent molt
..Kr valt niets met haar_te. liezinnrnj
vandaag!'*
Nahn telegrafeert: -
.Testament dato 3 November 1890
volgens den JaaTsten WiJ van den over^
tedene eeonend in hol bijzün van des.
Neer Mas von 'Groszbaelï. GoliiVmatigd,
verdeeline. _K üV. Gemalin m 'dochter td
zomen ÏM.OfVl KahrieV Voml aan derfj
Heer Mas von GroszhacR. Nadere bijzon^
derheden schriftelijk"
„Het Ts in ieder ucvai _toch nog wat! u
zegt Mimhper_ Kürschner tegen fcUój
•rrouw, aan wie hij het Telegram. Iaat zien.'
Deze verbleekt en zegt:-4
„Het Ts tocli nog wat!"
(Wprdt vervolgaLj