<0 OM TE LACHEN. Vijf en Vijftig I jVffrouw Veldman, dan zul Je eens Looren wat dat soort van vooruitgang eigenlijk om het lijf heeft! Vrouw Smits maakte een afwerend ge baar met haar hand en schudde ontken nend haar hoofd: Nik noodig, zegt Hendrikje kan niet met alles bij je Biechtvader aankomen, do man zou je uitlachenbovendien de cijfers zijn duidelijk genoegdat 's be slist waar:1 Redenecren hielp niet, vrouw Smits bleef op haar stuk staan en wilde beslist van geen tegenargumenten lioorenHendrik had het in deze zaak beslist bij het rechte eind en zoo, als liij zich zijn leven met Bettie wilde inrichten, moest het beslist goed zijn't- was de vooruitgang van onzen tijd. Juffrouw Veldman beproefde niet lan ger al die beslistheid te weerleggen echter weigerde zij beslist dc noodige geld som voor te schieten.... Toch kwam buur vrouw voor haar zoon aan het vereischte bedrag en werkelijk na een klein half jaar had dc trouwplechtigheid plaats., hoe de blijkbaar misleidende menschen het met God en hun geweten klaar speelden, was juffrouw Veldman langen tijd een raadsel., maar het scheen hun beslist goed en naar den vleeze te gaan althans heb eerste jaar en zelfs nog iets langer. Toen begon het winkeltje te verloopen.. de jonge vrouw was wat te luidruchtig en genotziek en liet het zaakje g al eens aan haar mans moeder over, die ook zoo'n beetje voor de huishouding zorgde. Bettic wandelde veel en ging graag keurig ge kleedhaar man was lang niet dc hoofdpersoon in huis, hij kwam veel te kort- en zocht daarvoor vergoeding in de herberg bij kaarten en een g1 aasje. En zeo zeulen die domme luidjes zachtjes aan' de helling af en de vooruitgang van onzen tijd bracht hen langzaam maar zeker aan den rand van den afgronden zij zo:*len beslist ten onder zijn gegaan, indien niet. als door een wonder hun oog juist op het kantje af de oogen waren geopend. Uit ver veling, niet wetend, waar het te zoeken, liet Hendrik zich eens meetroonen door een van zijn kameraads en kwam to land in een vergadering van drankbestrijders, waar het lustig toeging zonder jenever. zelfs zonder bierDaar hoorde de jonge man heel andere taal dan waaraan hij gewoon was., en gelukkig voor hem viel hij in goede, hulpvaardige handen, die hem aanDaktcn en vasthielden ©n niet meer loslieten, totdat hij weer op eigen beenen staan kon. Intusschen had hij door den omgang met de drankvrijo kameraden ook eenige an- dero denkbeelden gekregen over versehei- deno dingen, die hij eertijds zoo maar voet stoots had aangenomen uit neutrale tijd schriften, blaadjes en boekjes., nu gingen hem do oogen epen en dacht hij erover, toch eens te gaan praten met den advi seur van het Kruisverbond, waarvan hij nu binnenkort lid zou worden. Die gesprekken met den wel willenden priester vielen hem erg mee, zooals hij aan vrouw en möeder verteldehij zag vele dingen nu geheel anders in, cg verklaarde al spoedig, dat hij ervan oovertuigd was, voorheen beslist ver keerd gehandeld te hebben. Het verkeerde inzien is de eerste stap op den weg ter verbetering, las hij in een boekje, dat de adviseur hem geleend had, en Hendrik begreep dat zeer goed. Lang haam aan kwam er een algeheelo omme keer in zijn leven, zijn woorden en zijn daden, en deze ommekeer deed zijn invloed gelden op moeder en Bettie beiden. En zoo gebeurde het dat juffrouw Veldman op een mooien Zondagmorgen de drie personen, van wis zij niet veel verwachting ten goede meer had, samen zag aanzitten aan de Ta fel des Heeren, en daarmede, dat begreep zij, was het begin gemaakt tot een echt christelijk leven. Hendriks huishouding is zachtjes aan grooter geworden, van de kinderen beleven hij en zijn vrouw veel genoegenallen zijn oppassend en werkzaam en vertrou wen op vaders ernstig woord, dat dé voor uitgang van onzen tijd niet onvoorwaarde lijk moet worden nagestreefd, en dat men de nieuwe dingen, die zoo beslist als waar heid verkondigd v/orden, toch eerst beslist eens toe!sen moet aan de beproefde oude Christelijke zedeleer. UIT HET ITALIAANSCHE ROOVERSLEVEN. Onverbiddelijk vervolgd door de gen darmen was Ycr Urbino Mattera ge dwongen zich schuil te houden in het ruwe struikgewas langs de wilde hellin gen van Renoso. De magere voorraad, dien hij had medegenomen op de vlucht „na zijn ongeluk" en het weinige, dat de knapzak van een medelijdenden herder bevatte, was weldra verteerd, en Mattera .begon al spoedig al het snerpende te ge voelen van den „satanschen vasten", 'iraartoe de vluchtende roover gedwon gen is. Een poging om af te dalen naar het dorp gedurende den vorigen nacht had hem haast in de gevangenis gebracht en slechts aan de onvermoeide vlugheid zij ner stalen spieren had hij zijn ontsnap ping te danken. Nu had hij den geheelen dag daar gelegen als een bever in zijn hol en de honger verscheurd© hem de in gewanden. Langzaam daalde de zon neder en haar laatste stralen vergulden het struikgewas langs de helling. Yer Urbino spitst© de coren, een rythmisch geklingel trof zijn gehoor, hij erkende den tintinajo, den ram, den leider van de kudde van zijn dorp Dominiccaci. Op het bergpad vertoonde zicli Pietro [Apgelo, de oude schaapherder, zijn vriend. Urbino floot, de herder stapte vlug door ibp Urbino aan en zeide rustig: „Ik zoek u, Yer Urbino." r De roover dacht alleen aan zijn ge dwongen vasten en antwoordde: „Ik heb honger." - i - L De oude bleef zwijgen. Reeds bad-bi! den knapzak geopend cn reikte den bon- gerende een snede lundo, wat brcod en een drinkflesch. Gulzig at Urbino. De herder, die dezen noodzakelijken maaltijd niet had ge stoord, maakt nu een kruis en zeide: „Yer Urbino, de dood is in uw huis; uw motder verwacht den doodstrijd!" „Ik ga er heen!" „Zal ik meegaan?" „Neen, gij zoudt mij doen vangen. Een man ontsnapt alléén heter aan da gendarmen en voor zij mij den weg ver sperd hebben naar het bed mijner moe der, zal mijn kogeltasch leeg zijn." „Uw huis wordt bespied. Men weet, dat gij een goedo zoon zijt. Neem u in acht!" „Hm! ik heb mijn vrederechter," ant woordde do banneling cn streelde den loop van zijn geweer. „En bovendien, de dood wacht niet. Onder do hoede der Ma donna." Hij wierp zijn schoudermantel om, be vestigde den dolk aan de ketting, onder zocht den haan van het geweer cn zeide: „U kc-nt het spreekwoord; wanneer men met eon vijand to, doen heeft, moet men tusschen do drio S(.) Idezen; maar met de gendarmen maakt men gebruik van alle drie. Nog een stevigen handdruk en de roo ver daalde langs de spleten der helling neder. „Arme kerel! Zoo'n goede zoon! Een dapper vriend! En nu in levensgevaar wegens een enkele streek." Hij dreef zijn kudde vooruit en neu riede zachtjes een oud volksliedje. Ycr Urbino is in hot gezicht van Domi niccaci; de kleine verlichte vensters schit teren in den nacht. Hij ziet er slechts één, dat van de eerste hut, daar, vóór hem: die licht brandt aan bet bed zijner moeder. Verborgen in de diepte van oen voor, kruipt Maüero voort, en bereikt de haag. Plotseling knapten er de droge bladeren en verspreiddo doode takken onder zware stappen. Zonde? een zucht ligt de roover plat op deii grond. Zware schaduwen teokenen zich af. ge stalten in wit buffellcder; bij het schijn sel van de sterren blinken geweerloopen. De herder had goed voorzegd. Men had in kinderlijke liefde een hinderlaag gelegd. Het bloed des xoovers werd van woede heet. De rondo ging voorbij en sloeg den hoek van den muur om. Urbino wachtte een oogenblik. Toen hief hij het hoofd op, Het verlichte venster wenkte hem. Hij gevoelde, dat de angstige moeder met smart en hoop den zoon verbeidde; de oude moeder lag daar, het stervende ge laat met grijze lokken omkranst, naar de deur gekeerd. Haar brekend oog, haar geopende mond stamelen een onhoorbare oproeping, die alleen het hart des zoons kan verstaan door de muren liccn. Wat maalt hij nog langer om net ge-, vaar Mattera maakt een gat in de hei ning en werpt een handvol zand tegen de glasruiten. Het venster wordt geopend. Met een enkelen sprong heeft de zoon den drempel oversprongen, hij staat in de kamer. Buurvrouwen, die hij de ster vende waken, slaan de handen door de lucht. „Heilige Madonna!" Yer Uxbino staat bij de sponde der stervende. Hij buigt zich voorover, smeekt, kust de lijderes, wier brekende oogen hem niet meer herkennen. Nog maals kermt hij: „Moeder, het is uw Yero, spreek, zie mij aan. Toon, dat gij mij hoort." Hij weent, de roover, zijn hoofd raakt het hout van de bedstede. Hij heeft de moederlijke armen om zijn hals geslagen, hij put zich uit in kussen en omhelzin gen. En plotseling herleeft de zieltogen de; ze ziet, ze begrijpt, haar lippen fleu ren zich. „Yero mio". Daar klinkt hardvochtig de schede van een sabel tegen de deur. Mattera ontsluit zich uit de moederlijke omhelzing* en opent de deur tot grooten schrik der vrouwen. Het aangezicht van den brigadier straalt in een zegelach. Het geknars van bet geopende en weder gesloten venster heeft zijn twijfel goed opgehelderd. „In naam der wet," dus begint bij. Met een enkele beweging toonde Mat tera liet bed van de stervende. Het smee- ken van zijn blik hield de vuist van den brigadier tegen, die zich reeds naar zijn prooi uitstrekte. „Ik geef mi.i over, mompelde de roover. Maar heb medelijden, neem mij niet ge vangen in de tegenwoordigheid van haar. Zij gaat sterven. Als zij dood zal zijn, ben ik uw gevangene". De brigadier stond besluiteloos. Hij dacht na. Zou hij op het woord van den' roover kunnen vertrouwen? Voor hem was aan diens aanhouding verbonden, bevordering en de medaille. Werd hij be drogen, dan weg strepen en eer. Hij heeft geen steenen hart, nochtans. Ook hij heeft ginder een oude moeder en hem zoude het hart breken, als hij ze in haar laatste uur verlaten moest. Hij aarzelt. Plots richt do stervende zich op in haar bed, ze opent do oogen met schrik. De gendarmen!Men kwam haar kind aanhouden! „Verdedig je, Yero. Geef me een dolk, ik zal je helper:." Haar ontvleesde arm snijdt de lucht, haar verwrongen vuist dreigt, haar oogen schitteren van haat. Maar deze inspanning verteert haar laatste levenskracht, cn ze valt op hot kussen terug. Mattera ziet zijn moeder sterven. Met en enkelen slag werp hij den brigadier ter zijde en springt naar het bed. Woedend, dat hij zich heeft laten ver teederen en overtuigd, dat Yero trachten zal te ontvluchten, heeft de gendarme de revolver opgeheven. Met verbrijzeld hoofd stort de zoon op bet lijk der moeder. Do -brigadier wendt zich tot zijn man schappen, die op de knal van liet schot zijn toegesneld en te midden der ontstel tenis der toeschouwers, zegt hij koud en koel: „de wet gebruikt geweld." En de brigadier lieeft zijii gouden me daille ontvangen. VOOR DE VROUWEN.' De Pdods-rubriek hebben wij deze v/eck ie laai ontvangen. De gierige Schotten. I Er is geen gieriger volk dan de Schotten en het aantal grappen dat gemaakt is op die gierigheid, is ontelbaar. Niet alleen 'zijn ze gierig, doze op doedelzak-muziek 'verott© heeren, maar izo zijn inhalig ook. Wat zo hebben bewaren zo zuinig, maar ■wat een ander heeft, zien ze graag te pakken te krijgen! Daar staan goede eigenschappen tegenover: betrouwbaarheid •uithoudingsvermogen en mood, maar hun gierigheid is toch hun meest kenmerkende eigenschap, waarop reeds heel wat grap pen zijn gemaakt. Hier volgen er een paar. Een Schot stopt ia een spoorwegcoupé zijn pijpje, en vraagt aan A: „Ivuut u me ook 'helpen aan een lucifer?" „Het spijt me, maar ik heb er geen." Hij wendt zicli tob B., die antwoordt: „Net mijn laatste verbruikt". Sandy wendt zich to.t C., die het hoofd schudt. D. zit in een heekje te slapen; Sandy maakt hem wakker cn vraagt om een lucifer. D. door zoekt tevergeefs zijn zakken en zijn tasch. Een lange pauze. Sandy zucht, haalt een doosje lucifers uit zijn zak, cn zegt: „Nou heeren, dan zal ik er een van mezelf moe ten nemen De slimme rechter. 't Gebeurde onlangs in een Bulgaarsch stadje. Een boer komt bij den rechter kla gen. dat men zijn bijen heeft gestolen. ,,Som morgen terug", beslist do wijze kadi en breng je buren mee." „Maar ezel van een kerel" Toept de edelachtbare uit-, „waarom in 's hemels naam heb je al die lieden uit hun werk gehaald! Als je oogen in je hoofd hebt, moest ie immers al lang hebben gezien, dat in den tulband van den kerel, die je beeft bestolen, wel een dozijn bijen dooreen krioelen." Nauwelijks had de kadi het gezegd of een van de boeren greep naar zijn hoofd bedekking. Hij ^werd gearresteerd en viel door de mand. Toepasselijke zang. Bij hot Koninklijk bezoek aan Amster dam, tijdens de Jubilé-feesten, was aan do gevangenen in do Weteringschans toe gestaan de'Koningin voor het gebouw toe to juichen. Toen het Koninklijk rijtuig naderd?», zongen de gevangenen uit volle borst: „Wij leven vrij, wij leven blij, op Neerland's dierb'rcn grond!" Na een lied hoera verdween liet Koninklijk rijtuig. Op een wenk van den Directeur gin gen de gevangenen weer naar binnen, onder het zingen van: „In naam van Oranje doe open de poort!", terwijl op de binnenplaats in een grooten kring, met den Directeur in het midden, werd ge zongen: „Wij gaan nog niet naar huis, nog lang niet!" Men nam zingende af scheid en weldra klonk uit de cellen: „Dat wij toffe jongens zijn, dat willen we weten!" Bij den fotograaf. Fotograaf: „Uw portret schijnt u niet te bevallen, mijnheer!" Heer: „Neen, in 't geheel niet; ik zie er op dat kaartje uit als een schobbejak." Fotograaf: „Maar mijnheer, de fotogra fie kan u toch niet anders maken dan gij zijt." Van het land. Dorpsburgemeester: „Zoo, zoo, Nelis en hoe oud is nu je vader al?" Nelis: „Ruim 82 jaar, meneer do bur gemeester." Burgemeester: „82 jaar? Maar dan loopt hij nog al pittig, hoor." Nelis: „Jao als ie 't nou nog niet kon, clan leer ie 't nooit meer!" Begrepen. Do heer, die 'n auto had laten vóórko men, hielp de oude dame er met veel zorg in en zeide daarna tot den chauffeur: „Rijd 'n beetje flink door, chauf feur: m'n schoonmoeder moet noodzake lijk nog den trein halen!" De chauffeur tikte aan z'n pet en zei vertrouwelijk: „Begrepen, meneer, ik zal rijden of 't de mijne was!" Voor de rechtbank. Rechter: „Beklaagde, je bent al ver scheidene malen veroordeeld voor dron kenschap, landloopcrij, mishandeling, bu rengerucht, diefstal Beklaagde: „Zoudt u wat zachter wil len spreken, mijnheer do rechter? Mijn aanstaande schoonvader is in de zaal en u zou mijn vooruitzichten kunnen be derven." Niet delicaat. Men zou sommige voorstellen wel wat delicater kunnen inkleeden zooals bijvoor beeld de man, die in Londenscho motor lussen adverteert:' „Vermoordt uw vrouw niet met bard ■werk. Laat mij dat voor u doen. N. N. Gla- fcenwasscher." Onze jeugd. Vader: Ja, jongens, je moogt mij ge- Iooven of niet, toen ik zoo oud als jelui "was, was ik blij, dat ik droog brood te 'eten had. Jantje: Dan zult u wel in uw schik "wezen, dat u het bij ons nu zooveel beter hebt. -i Vergissing uitgesloten. Lieve, zei een jong vrouwtje, onze baby gaat praten. Ja? Hoe weet je dat. En waarover bad hij het. Ik geloof over politiek. Tenminste hij begon doodkalm, maar wond zich zoo op na een paar minuten, dat 'hij 'bijna stikte. •m Baa ^^50 SS® PRETTIG VOORUITZICHT. „Dus jo gaat werkelijk weer trouwen, buurvrouw?" Wjftt zou dat! „En met een weduwnaar?" 1 Nou, wat hindert dat1- „Maar, ben jo dan niet bang, dat hij altijd aan z'n vrouwtjo zal denken1'" Maar mensck, kan ik hem dan niet duidelijk maken, cl-U I.'j mijn vierde man isU DESKUNDIG. Chauffeur, rijd snel m'n schoonmoeder naar den trein. Hij vertrekt al om In orde, mijnheer, zo zal 'm halen. Ik heb er zelf ook een. IEDER IN Z'N VAK. Musicus: Loodgieter, wil jo ook niet effen dio trompet repareeren-. Als-jeblieft, mijnheer Zelfkennis. Een man te Leiden, die een ezel wilde verkoopen, vernam dat een zijner kennis- sen te Rijnsburg juist zoo'n dier wensch- te aan te schaffen. Daarom schreef hij hem: Beste Rienusl 'Als je een ezel koopen wilt, een werke lijk goede, deck den s. v. p. ook eens aan mij. - Je vriend Bert. REBUS. koffit Hoo maakt men hieruit di een stad in Nederland? Bij mededeelen, hoo gij er aan - 'Onder de goede oplossers verloot een (heeren of monnaie,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 14