i\% Jfe overdag en eens 's nachts de wacht In specteerde om te zien o£ alles ging, zoo als het gaan moet. Niets was er bepaald over het aantal malen, dat deze officier de wacht moest inspecteeren, maar de gewoonte was, dat hij overdag een keer en 's nachts oen keer kwam, zoodat na de laatste visitatie, de subalterne officier, die de wacht comman deerde, meestal oen uur wachtte en dan zijn ronde ging doen. ;s Was een bitter koude Januariinorgeri1, toen het mijn beurt was, om de wacht te betrekken. Ik marcheerde er met mijn mannetjes heen, loste de oude wacht af en nadat ik alles overgenomen en goed gedineerd had, probeerde ik den tijd rond te komen, tot de officier van piket geweest was en bijgevolg was ik erg vermoeid en slaperig zag met verbazend verlangen uit naar het oogenblik, dat ik mo kon verster ken, door me gauw uit te kleeden en bo venbedoeld veldbed te probeerden. Ten laatste hoorde ik het welkome ge roep van „Werda?" beantwoord met „Ronde/Welke ronde?" Hoofdronde en „In het geweer" was een signaal, dat ik blijmoedig gehoorzaamde, want ik .wist, dat ik na verloop van een uur lekker zou liggen. Drommels gauw kroop ik in mijn jas, zette mijn pet op, gespte mijn sabel om en ontving den officier van piket aan het hoofd van mijn wacht. Kort vroeg hij me of alles in orde was en ïeed weg zonder zelfs goeden nacht te zeggen, wat me wel wat lomp voorkwam. Ik gaf den sergeant order om me over oen uur te roepen, daar ik dan de posten moest inspecteeren, zette me in een luien stoel en probeerde wat in een roman te lezen. Nogal snel ging de tijd voorbij en spoedig verscheen de sergeant met een lantaarn om met mij de posten langs te gaan. Het was een harre nacht, woest loeide de wind en joeg de sneeuw voor zich uit. De thermometer stond onder nul. De schildwachten waren tamelijk ver van el kaar geposteerd en om ze allen te bezoe ken had ik eën goede twee mijlen te wan delen. Ik "volbracht echter nauwgezet mijn taak en in het wachtlokaal teruggekomen, nam ik een f linken stijven groc en als Óen haas mijn uniform uitsmijtende, kroop ik onder de wol, want ik had werkelijk die luxe wel verdiend. In een oogenblik dommelde ik in. Plotseling meende ik een groot kabaal te hooren, alsof er op de trom geroffeld werd. Eerst was ik nog niet geheel wakker Cn kon mezelf- no,g niet thuisbrengen, maar als een weerlicht schoot toen de ge dachte door mijn hoofd: „je bent in de hoofdwacht en er is wat aan höt handje." Onderwijl ik uit mijn bed sprong, schreeuwde ik, wat er toch aan de hand was. De sergeant kwam aangehold. „Luite nant, de officier van piketkomt er aan en do wacht komt al in het geweer." Ik dook in mijn schoenen, die over mijn blcote voeten aangingen, schoot mijn kapokjas aan, stak daar mijn sabel door, drukte niijn politiemuts op mijn hoofd en •was t-cen klaarvoor inspectie. Ik verscheen net intijds om den hooge oome te - ontvangen, die me vroeg of de boel in orde r/as. Nogal verwonderd ant woordde ik: „Ja alles in orde." Ik kon me maar niet voorstellen, dat mijn wacht tweemaal geïnspecteerd zou worden, daar dit iets zeer ongewoons was en misschim was mijn verrassing op te merken uit de toon van mijn antwoord. Hoe het zij, een verraderlijke windvlaag wipte de slippen van mijn kapokjas op en of dit de onvol komenheid mijner kleeding toonde, weet ik niet, maar wel dat de officier, in plaats van door te rijden, toen hij mijn antwoord vernomen had, zijn paard deed omkceren cn zei: „Luitenant, u gaat met me mee de' schildwachten inspecteeren." Als hij me bevolen had mee te gaan naar het eindje van de wereld, had ik niet meer verschrikt en verbaasd kunnen zijn, want ik had al ondervonden, dat er een groot verschil in temperatuur bestaat tus- ichen een warm bed in een kamer en de roudo buitenlucht-, maar een wandeling van 2 mijl, alleen in schoenen, nachtklee- "en en kapokjas was in 's lands belang ■jen marteling ondergaan. Ik mocht echter -liet do -geringste aarzeling toonen uit /rees, dat de staat van mijn kleeding ■menige verdenking zou opwekken, ofschoon •k met pleizier een week tractement zou gegeven hebben om, al was het maar 5 minuten, weg te kunnen komen. En een onderefiïcier stond klaar met de lantaarn en daar gingen we op inspectie. De „hooge" stelde me verschillende vragen over de positie en de verplichting der schildwachten, die ik zoo goed en zoo kwaad het met mijn klapperende tandén ging, beantwoordde. Het meest inspannende werk was ech ter het voorbijkomen van de gaslantaarns die om de tweehonderd meter geplaatst waren. De wind ging zoo te keer, dat ik slechts met de. grootste moeite mijn fladderenden kapokjas bijeen hield en zoo mijn négligé bedekte. Zoo nu en dan kwam er nog een extra windvlaag om een heek ern wipte dan ten spijt van alle voorborgen, welke ik bij zulke gevaarlijke plaatsen nam, een slip van mijn jas op. Zooveel mogelijk bleef ik in de scha duw en meer dan eens liep ik gevaar een trap van het paard zijn poofcen te krijgen als ik achter hem aansloop op plaatsen, .waar het sterke licht te veel oDthuld zou hebben. Bijna hadden we onze taak volbracht .en waren zoowat een tweehonderd meter van de wacht af, toen' we 't huis van mijn begeleider passeerden. Eeru flauwe hoop kwam in me op, dat hij dat niet zou voorbijgaan en me zou ontslaan, maar ja wel, en nog meer werd ik verrast, toen ik licht door de gordijnen zag schijnen en muziek hoorde. Er moest daar een fuif zijn en bij in stinct begon ik nog meer te beven, voe lend dat er nog meer ongelukkigs over mijn arm corpus zou komen. Mijn voorgevoel liet me niet in den steek, want bij cle deur zeïde mijn kwel geest vroolijk: „Nou, we hebben! een koud uoaoq xioao nu c>ooni ©C fpuqsS sCqiuweq komen en misschien wordt ge dan wel warm door een glas wijn cn een walsje." „Ik zou het graag doen", antwoordde ik, „maar ik mag mijn wacht maar zoo niet verlaten." „Onzin, man, onzin, aan de wacht zal alles toch wel in orde zijn, gij zult bin nenkomen." Dit „zult" izeide hij op erg beslisten toon. Ik was wanhopig en nogeens verklaar de ik mijn post niet to kunnen veria-ten. „Ik neem de verantwoordelijkheid op me," zei die duivelsche venjt, ,,dus meel" en hij duwde me haast het portaal in. Teen we het huis binnengingen en in het licht der ganglampen kwamen, meen de ik een flikkering van pret in zijn oog te zien. Ik bedacht, of hij sems mijn toe stand gezien had"' on een pretje wilde heb ben. Maar voor ik hem verder opnemen kon, had hij zijn overjas uitgetrokken en verzocht me hetzelfde te doen. Ziende, 4at ik aarzelde, zeido hij: „Nu, vooruit wat, doo dat ding nu uit." Verder tegenstribbelen was overbodig en er bleef me geen ander redmiddel over dan een bekentenis. IA1 mijn meed bij eenzamelend en vreezende te blijven ste ken, stotterde ik: „kolonel...., ik heb.... „Zoo heb je die niet aan? Ga dan als de wind hem aantrekken en kom dan dadelijk terug om iets warms te drinken." Voort rende ik, half besloten niet terug te keeren. Ik was nu klaar wakker en huiverde als oen bijna verdrdffken hond, maar ik was' nog niet fatsoenlijk gekleed of daar kwam de oppasser van den kolo nel me vertellen, dat er met de quadrille op mij gewacht werd. Mót een stout gelaat, besloot ik, zou ik de zaak behandelen en trad de zaal binnen, waar omstreeks vijftig genoodig- den waren. Aan het gegichel der dames en het griniieken der keeren kon ik mer ken, dat mijn heerlijk avontuurtje ver teld was. - Als een gce.de mop had de kolonel het- aan den majoor verteld, die het zijn vrouw toefluisterde, zij had het aan twee vriendinnen uitgeklapt en in tien minuten wist iedereen, dat een jonge luitenant in zijn- nachtgewaad, erg tegen zijn zin, de ronde gemaakt had. Zoolang ik daar in garnizoen bleef, werd ik altijd bespot. Als de jolige da mes me zagen, lachten ze en het was mij even moeilijk, om uit haar een ernstig antwoord te krijgen als voor een clown om een preek te houden. Spoedig werd ik overgeplaatst naar een ander regiment en later hoorde ik mijn eigen avontuur vertellen.aan de kletstafel en op oen par tij; alle details waren juist, alleen de naam van den lijder was verkeerd daar mij gelukje op den hals geschoven werd van een kameraad, die in Indië ge- ssne-uveld was. Na dien nacht sliep ik op wacht nooit Het waterproof maken van stoffen. Oorspronkelijk -waren er twee manieren om stoffen waterdicht te maken. De me chanische bewerking om het goed te im- pregoieeren met rubber, hars of was maakte het niet alleen waterdicht, maar ook luchtdicht.'Hier heeft dan geen ven tilatie meer plaats, terwijl dit toch bij de meeste toepassingen van groot belang is. Chemisch impregneeren van de stof met een laag, die onoplosbaar is in water, heeft, terwijl het tegemoet komt aan bo vengenoemde moeilijkheid, weer dit te gen, dat de laag slechts tot op zekere hoogte onoplosbaar is en snel verdwijnt, als bet goed eens flink gewasscken wordt; bovendien kunnen deze stoffen niet ge stoomd worden, daar aluminiumzcep, die de waterdichte laag bevat, oplosbaar is in de benzine, die bij het stoomen gebruikt wordt. Verscheidene malen werd geprobeerd om dit dilemma op te lossen door het goed langs electrotechnischen weg water dicht te maken, maar zonder succes voor de praktijk. In 1907 trok dit onderwerp de aandacht van Alfred Tate, die parti culier secretaris jan Edison was geweest, in het begin van de tachtiger jaren, in den tijd toen de groote uitvinder nog werkte met een telefoonontfvanger/ die bestond uit een krijtgylindier, welke door een of andere oplossing jverd nat gehouden 'en "door een motor werd gedraaid. Onder den invloed van den electrischen stroom dringt de vloeistof in de poriën van den cylinder binnen, welk verschijnsel men electro-osmose noemt. Variaties in den electrischen stroom zullen dus. venande- ringen in het bedrag der electro-osmose ten gevolge hebbc-n en Edison poogde deze te gebruiken om ihet geluid te repro- duceeren. Deze uitvinding 'was echter zeer gecompliceerd, zoodat zij het niet tot een toepassing bracht. Zij is terecht de minst bekende uitvinding van Edison, maar zij. heeft todh eenig nut gehad, daar door dit werk Tate op lipt idee gebracht weid, dat men de electro-osmose kon' toe passen voor hét waterdicht maken van kleeren. Men kan hierdoor namelijk de watertegenhoiidende stof binnen an het weefsel zelf brengen, terwijl men bij de oude methode deze slechts met een laag je ervan bedekte. Het voornaamste van Tate's eerste pro cédé van 1908 is gebleven in al de Volgen de geprobeerde toepassingen. Er is een grafiet electrode, de kathode, waarover een oplossing van aluminiumacetaat heenloopt, een aluminium anode en een zwaar 'wollen kussen, dat de laatste ge-, heel omsluit, een kenmerkende eigen schap Jan de uitvinding, Waardoor het mogelijk wordt gemaakt een gelijkmatige waterdichtheid te bereiken. In 1915 en 1916 weiden, een tweede en derde machi ne vervaardigd; de laatste in Montreal, waar de uniformen van de Ganadeesche vliegers waterdicht gemaakt werden. In oorlogstijd was deze machine voldoende, maar het werk ging te langzaam, een yard stof per müiun.t, 'zoodat deze "behan deling weer voor den hancfeï -vrijwel on mogelijk -was. Het bleek, dat he-t aan kwam op den tijd, gedurende welken het goed in aanraking met de lectrodes bleef en om het goed vlugger te laten gaan, zonder dezen -tijd' van contact te verkor ten, werd de cylinder-electrode vervan gen door een plaat!?ormige. Deze veran dering had groot succes. In do fabriek dn Cranston kunnen nu 36.000.000 yards goed per .jaar waterdicht gemaakt Wor den. 1 J -Wollen en zijden stoffen worden behan deld dn een machine met twee stel electro-; den; katoenen stoffen in een machine met vier electro den. Deze extra-electroden zijn noodig, omdatde katoenen -draden de /op lossing minder opnemen dan de wollen of zijden. Het goed gaat eerst dn een bud van een zeer verdunde oplossing van olie- zure soda. De stof wordt als een hand zonder eind ingedompeld, de -overtollige oplossing tusschen tWee harde ruhhercylin- clers- uitgeperst. Nadat deze behandeling herhaald is, is ihét goed Maar voor de electrodfo. Deze staan vertikaal. De ,ano- de is van aluminiumstaafj-es, de een bo ven de andere geplaatst en samengevat in een geraamte, waarover het reeds boven genoemde wollen ku-ssen is aangebracht. De kathode jbost-aa't uit metalen staven van grafiet, die vastgehouden worden door veeren, welke het mogelijk maken den druk tegen het goed, wanneer het door de machine gaat, fijn te regelen. Bij elke graiaetstaaf hoort een Hein trogje met nauwe openingetjes in den bodem. De oplossing van aluminiiunacetaat stroomt bierdoor en druppelt door de openingetjes naar beneden op (ie stof, waarin "het door den electrischen stroom wordt meegesleept. Wat het meest opvalt, is do eenvoud en bet gemak, waarmee dé stof wordt be handeld. Het goed heeft maar weinig tijd noodig om door de machine te gaan; het is merkwaardig in hoe weinig tijd het verandert door deze koTte behande ling. Een gewoon ,stuk bedrukt katoen, dat vóór de behandeling als een spons water opneemt, sohu-dt ,liet na de bewer king af -als- een eend zijn rug. Onder ge wonen druk zal het water absoluut niet in de vezels indringen, maar op de op pervlakte blijven liggen, zooals bet doet op een stuk xubber. Alle soorten van stof kunnen op deze manier behandeld wor den, hetgeen ook een zeer groot voordeel is van deze uitvinding. Deze^de machine wordt gebruikt, maar de druk van de ka- thodestaafjes wordt geregeld en de sterk te van de waterdichte oplossing wordt aan de stof aangepast. Pluche, zeildoek, dikke overjas sens tof, fijne wollen stoffen, zijde, linnen, katoen en alle andere mo gelijke stoffen kunnen deze bewerking ondergaan, zonder verder nadeelige ge volgen te hebben en komen alle water dicht te voorschijn. Om den .graad! van waterdichtheid te bepalen, die de stoffen bezitten, heeft men een' eenvoudig instrument uitgevon den. Het goéd wordt op maat .gesnedén en liet staal wordt tegen een cylinder aange drukt. Water wordt onder druk in dezen cylinder ingebracht en de druk wordt ge leidelijk verhoogd, tot de eerste druppel water door de stof is heengedrongen. Sommige stoffen kunnen een (druk van bijna 40 c.M. water weerstaan, een grooteren druk dan dé hevigste regens kunnen voortbrengen. Het goed zal niét altijd zoo'n grooten watert egenstand kunnen behouden, daar het bij herhaald was schen een gedeelte van zijn waterte genhoiidende bestandideelen verliest, maar iets blijft er toch altijd inzitten, want er wordt ',als de stof nieuw is, meer inge bracht dan feitelijk noodig is. (Scientific American). Het geneesmiddel. De familie had een draadloos telefoon toestel aangeschaft bij de Fa. Jaeq. de Roode en de kleine Henlrie zat den heelen dag met den telefoonklem op z'n hoofd. „Aardig is dat", zei een bezoekster, „hij houdt zeker veel van muziek-" „Ja", zei z'n moeder, „en dan is het zoo goed voor z'n ooren: die staken zoo geweldig uit'-" i Voor los? Leen was ruim 49 jaar bij zijn patroon, maar..slapte enz. enz. was oorzaak dat hij Zaterdags de booclschop kreeg: „Leen, je bent haastig vijftig jaar hier in betrek king, maar de zaak gaat niet moer zoo als vroegerja kan over veertien dagen vertrekken!" Leen keek verbluft en stond verslagen. „Maar mijnheer, volgend jaar zou ik hier on'n gouden feest vieren.en „Ja", viel de patroon hem in de re den: ,,'t spijt me zelf, dat begrijp je, maar er is nu eenmaal niets aan te doen!" Leen, stond bedrukt voor zich uit te staren en zei: „Als ik geweten had, dat 't voor los was, had ik bier nooit geko men Wat een memörïe. Een onderwijzer had zijn leerlingen ver 'teld van de ontdekking van Amerika door Columbus en eindigde zijn verhaal met deze woorden: „En dat alles is meer dan vierhonderd jaar geleden gebeurd". De kleine jongen, de oogen wijd open van verbazing, zei na een oogenblik te heb ben nagedacht: j „0, mijnheer, en weet u dat nou nog?" I Offervaardig.. Zij: „Gaat ge me al zoo vroeg verlaten, lieve Frans?" Hij: „Tien jaar van mijn leven zou ik willen geven om langer bij je te blijven, lieve Marie. Maar weet je, we hebben vanavond vergadering van de kegelclub ien ik moet vijf en twintig cents boete be talen als ik tien minuten te laat koon". Modern. Nieuwe knecht: „Is hier ook 'n auto?" Keukenmeid: „Ja, voor liet personeel. Mijnheer en mevrouw: vliegen".- --v /q, i) „Wil cle hnol niet verder loepen?" „Ja, ziet uwes, 't beestje is altijd gewoon, daar bij 'fc „Laatste Stuivertje drinken."- DE ACHTURENDAG Op DE BOERDERIJ, J/M „Nee, juffer, na 4 uur lover ik geen melk meer." OER-MENSCH EN „CULTUUR.* B: „O, -wat elegant l" Moderne tijden. Man: „Nu zou ik toch graag vandaag weer eens zuurkool met spek eten, vrouw" Vrouw: „Dan zal je toch tot morgen moeten wachten, man; vandaag 'hebben de de schoonmaakster en die kan ik toch niet zqo iets eenvoudigs voorzetten". Duel. Mevrouw 'AVf „We hebben elkaar min sten» in drie jaren niet gezien eni toch herkendenl we elkaar terstond!" Mevrouw B.,,Ja, uw hoed kwam mij dadelijk bekend voor." Mevrouw, A'.: „Kijk, dat is aardig.... en mij uw ocjstuum!" "*fa' De beschadigde held. De auteur, sprekende over den held van zijn verhaal, zei: „Zijn gelaat betrok, zijn B'tem brak, zijn hart zonk hem in de Bcho>en|en, zijn haren rezen te bergen, zijn oogenl puildenj uit, zijn woorden brandden op z'n lippen', zijn bloed kookte," Het schijnt echter toch. dat hij alles weer in orde koln laten! maken, want in het laatste hoofdstuk was hij in staat de heldin, te trouwen. In de mist. Een. oude heer te Londen verdwaalde in 'n diikke mist, zoo dik, dat hij geen hand voor oogen kon zien» Hij begen ang stig te worden1., toen hij op 'n eenzamen weg kwam. Eindelijk hoorde hij voetstap pen en! hij vroeg angstig. Waar loop ik heen? Een stem uit den mists De rivier in.... ik ben er juist weer uitgekropen. Kruis of munt. Soldaat:' „Ik zou graag een paar nieuwe schoenen! hebben, fourier." Fourier: „Zijn je trappers versleten?" Soldaat: „Of ze versleten zijn? Pe zor len zijn zoo door en door, dat ik kan voe len of het kruis is of munt, als ik op een cent trap." DE ZENUWACHTIGE DCOF: „Geloot me, agent, ik ben en doofstom. Maar als u achtig maakt, weet ik niet ïntf! moet." v Het zwakke geslacht Ja sprak een dame op ring voor dames, do vrou'| eeuwenlang achteruitgezet, duizend, manieren geleden. Er is een manier, waarop ben geleden, zei een' bescheid staand. Welke manier is dat o£S spreekster. Ze hebben' nooit in stilt». REBUS. Onder de vele inzending, één goede, ingezonden te Leiden., De oplossing is: j „Een "Warm onder 1)0 w ij z r De prijs is een mooie De rebus scheen detfen moeilijk I week of .0P4f veertien, dagei een, die niet 5 moeilijk w

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 14