Blad, Zaterdag 20 October S923 KALENDERDER WEEK __i N.B. Als niet anders wordt aangege- heeft in deze week iedere H. Mis Glo- 3i mist Credo en heeft de gewone Pre fatie. ZONDAG, 21 Oct. 22e Zondag na pinksteren. Mis: Si iniquitales. 2o Cït gebed v. d. H. Hilarion Abt. 3e v. d. H. jrsula en Gezellinnen, Martelaressen. wsJcrcdo. Pref- v- d. H. Drievuldigheid. Kleur: Groen. Hoo goed en aangenaam is' het aan Jod één te zijn als broeders in de belij- denis en de beleving van het E van ille! Dat brengt rijken zegen. (Graduale) |ïij moeten echter erkennen, dat ons ge drag niet altijd in overeenstemming is geweest met de in het H. Evangelie ver ratte leer van Christus: daarom vragen rrij met aandrang en vertrouwen vergif- ktcE f?njs (Introitus. Gebed Communio). Ge- koor gevend aan den vermanenden wensch f.d. Apostel, willen wij met de hulp der ?nade v. h. H. Misoffer (Stilgehed .en postcommunio) onze liefde voortdurend to' i rermeerderen (Epistel) en in offervaar- ote- lige liefde God geven, wat Hem toekomt: »n leven overeenkomstig Zijne H. H. Ge zien (Evangelie, Offertorium). MAANDAG, 22 Oct. Mis als gisteren, ieen Gloria, 2o gebed: A Gunctis. 3e Fide- K. inm. (Voor do overledenen. Zie in het icj] Bsboek in de eerste mis voor de overlc- [ei koen), 4e naar keuze v. d. priester, wg deur: Groen. DINSDAG, 23 Oct. Als gisteren, maar it gebed: „Fidelium" valt uit. WOENSDAG, 24 Oct. Feestdag v. Raphael Aartsengel. Mis: enedicite. (Zie in het Misboek onder de Jeesten voor sommige plaatsen op 24 Oc- T5 jber). Credo. Kleur: Wit. H. Aartsengel Raphaël werd door van den hemel gezonden om do reis-, fzel te zijn van den jongen Tobias, den len Tobias to genezen van zijne hlind- ad, (Raphaël betee-kent: genezing Gods) ra, de vrouw v. d. jongen Tobias te Wijden van den duivel. Allerglorierijk- Vorst, Aartsengel Raphaël, wees on indachtig, bid voortdurend voor ons den Zoon van God (Kerk. Getijden). DONDERDAG, 25 Oct. Mis v. d. H. H. hrysanthus en Daria, Marte- iet;' ar on. Intret. .Zie het Gemoenschappe- jko van meerdere Martelaren op de le 'tee|.aats. Gebeden, Epistel en Evangelie (en), 2e gebed A Gunctis, 3e naar keuze d. priester. Kleur: Rood. Vele en velerlei folteringen heeft het hei 1- echtpaar Ghrysanthus en Daria moë- verduren, omdat zij zoovele heidenen' 'k k ikeerden tot het ware geloof. Ten slotte zij levend onder een hoop steenen ord? Q* Lei pa; hiU Ei VRIJDAG, 26 Oct. Mis v. d. H. Eva- lus Paus en Martelaar.Sta- (Zie het Gemeenschappelijke voor Bisschop-Martelaar op de le plaats) gebed en kleur als gisteren. ZATERDAG, 27 Oct. Vigilie v. d. H. Ie Bruid van het Kruis nbS Vrij vertaald naar het Duitsch van E. VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). f 1.6 c:; fi. tiimon en Judas, Apostelen. Mis: Intret. Geen Gloria. 2o gebed: Con cede (ter eere v. Maria), 3e voor de Kerk, 4e voor den Paus. Kleur: Paars. Rijpwctering A. M. KOK, Pr. HET ALLERKOODIGSTÊ. Iemand, die den strijd heeft aangebon den tegen de vooroordeelen van het ver stand, meer nog tegen de vooroordeelen van het gemoed, die do katholieke zaak niet kleinzielig verdenkt door te luisteren naar lasterpraat, die ernstig leeft, die zijn ziel niet bezoedelt door onreinheid, dio bovenal zijn hoogmoed aan handen legt, zoo iemand is op den goeden weg naar het Geloof. Hij houde echter rekening met een an deren, zeer voornamen factor. Hij bedenke, dat hèt geloof niet is een menschelijke zaak, maar een goddelijk ge schenk; dat het niet is een ding, met na tuurlijke krachten te bereiken, maar van bovennatuurlijke rangorde; dat het niet is een systeem van wijsbegeerte, maar dat het is do wetenschap des hemels. Het geloof is een zaak van goddelijk© genade. Deze moet de menschelijke werk zaamheid omhoog heffen hoven de na tuurlijke kracht uit, deze moet het ver stand verlichten en den wil versterken, opdat do rnensck gehoor geve aan de roep stem van God. „Niemand immers, zegt Christus, (Jo. VI. 44) kan tot Mij komen (door het ge loof) tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem heeft getrokken." God moet u dus trekken door zijn ge nade, die wel is, waar doer u niet kan worden verdiend maar waarom door u toch kan worden gebeden. De genade des geloofs kunt gij u ver zekeren door het gebed. Door in nederigheid tot God te zeggen: spreek, Heer, uw dienaar luistert; door to bidden: Jezus, Davids Zoon, ontferm u mijner; of: Heer, geef, dat ik zien mo ge; of: Heer, help mij in mijn ongeloof; door een dorstig verlangen to toonen naar de klare bronnen des Zaligmakers; door uw wil te onderwerpen en te zeggen: Heer, zeg mij, wat ik doen zal. Zie, dat is het allernoodigste, het gebed. Och, dat gij hier eens too kondet be sluiten, om te vragen aan den Vader der lichten, dat de nevelen voor uw geestes oog worden weggovaagd, opdat gij klaar moogt zien het Licht, dat verlicht allen mensch, die op d° wereld komt. Dat gij er eeps toe kwaamt, om do zwak beid van uw wil te sterken in Gods gena dekracht. Dat gij in nederigheid des harten, in het besef van uw onmacht, het besluit naamt, om volhardend te bidden om Gods boven natuurlijke hulp. „Vraagt, en gij zult verkrijgen; zoekt en gij zult viuden, klopt en u zal worden opengedaan." Dat zijn woorden van Christus. Vraagt dus maar; en het zal u gewor den; vraagt met vertrouwen en met vol harding, en de schellen zullen u van de oogen vallen; gij zult de moeielijkheden van geest en hart te boven komen; gij zult luisteren naar de roepstem van God; en u vermeien in het blijde Licht des Geloofs. „Heden, wanneer gij zijn stemt hoort, wilt u dan niet het gemoed versteenen." J. J. v. SANTÉ Pr. 5GNoomeiDia§; Eigenlijk mocht er boven onze rubriek ditmaal wel staan: do schoonheid van ons Roomsch geloof. Ik wilde n.l. iets vertellen van een pas uitgekomen boek, waarvan de schrijfster zelf verzekert, dat het geen letterkundige aanspraken bezit. Maar al bezit een boek geen letterkun dige pretenties en al is het niet geschreven met de opzettelijke bedoeling om een kunstwerk te scheppen, daarom kan het toch wel eeni'go artistieke waarde be zitten. Het kan bezitten de schoonheid van eenvoude en ongekunsteldheid en dit is zelfs een aanbeveling, wanneer Het niet anders bedoelt te geven dan do zielsge schiedenis van Jtemand, die na een half leven van zoeken en tobben, eindelijk het Groote Licht van het Katholieke Christen dom vindt. Zoo'n boek is „Naar Jiet Groote Licht" van Egbertha van der Mandele, dat voor enkelo maanden in feuilletonvorm in „De Tijd" is verschenen en thans uitgegeven is hij de Hollandia-drukkerij te Baarn. Mevrouw Van der Mandele geeft haar bekeeringsverhaal zonder diepzinnige- zielkundige bespiegelingen. Dat juist maakt hef; zoo hij uitstek geschikt om een groo- ten kring van Iezer3 lo trekken. Ik weet zeker, dat er andersdenkenden zijn, die het hoek met groote belangstelling hebben gelezen en meer ook, dat zoo'n verhaal voor den Katholiek van geboorte nog al- lijd zijn groote nut medebrengt. Zij, die reeds onmiddellijk na hun in trede in dit leven het H. Doopsel ontvin gen, dio zonder nog tot bewustzijn te zijn gekomen hoven hun wiegje reeds het blanke kruisje met een paar engelenkop jes vonden, wier handje reeds het heilig Teeken des Kruises leerden maken, toen ze nauwelijks een gebedje konden stamelen, die het Roomsche Geloof om zoo te zeg gen tot zich namen met de moedermelk, die van kind af aan in de Roomsche sfeer leefden en de eerste heilige Geloofswaar heden reeds kenden, voor ze op de school banken zaten, in wien dat alles reeds vast gelegd werd voor ze tot de jaren des onderscheids kwamen zij kenden meestal niet den langen en soms heel zwaren weg, welke andersdenkenden had den af te leggen voor zo in do koesterende moederarmen van Gods Kerk konden worden opgenomen. Wij weten het wel, dat er voor den Katholiek van geboorte op zekeren leef tijd soms ook heel moeilijke tijden kun nen komen, waarin alles dreigt te ontval len. Maar wij weten ook uit de getuige nis van zoovelen, dat het meestal toch ook weer terecht komt. De eerste gang is dan immers naar een geestelijke en deze is meestal menschkundigo genoeg om het zielkundig proces, dat zich afspeelt in zoo'n jong gemoed te doorzien en met wijs beleid de dolende( ziel in het rechte spoor te leiden. De waarheid was er en de echte Room sche mentaliteit was er nu is de twij fel een oogenblik gekomen maar het is in heel veel gevallen niet zoo heel moei lijk om het goede inzicht weer te wekken en den twijfel op te heffen. Dan wordt alles weer licht en klaarheid en de bange tijd is geweken als een booze droom. Veel moeilijker gaat dat bij iemand, die van zijn jeugd af de waarheid niet gekend heeft, die door velerlei wind van leering heen en weer is geworpen en die ondanks zijn vurige .begeerte om de waarheid te kennen, langzamerhand tegenover aller lei stelsels en meeningen achterdochtig gaat worden. Dan moet wel de buitengewone genade van God ingrijpen en medehelpen om zoo'n ziel to brengen tot het Groote Licht. Dat proces van het ingrijpen van Gods genade in een dolend menschenleven, dat aantrekken cn schijnbaar weer loslaten, om straks opnieuw weer aan te trekken, die wonderlijke speling van toevallighe den, waaraan 'n diepere logica ten grond slag ligt, blijft voor den Katholiek altijd belangwekkend. Het leert hem do gees tesgesteldheid, do moeilijkheden van an dersdenkenden beter begrijpen. En dit heter begrip kan, men weet nooit op welke geheimzinnige wijz, medehelpen om een geheimzinnige wijze medehelpen om een zoekenden broeder in het rechte spoor te zou mij te ver voeren, maar ik meen door mijn eigen ervaringen voorgelicht, hier niets te veel to zeggen. Ik heb wel eens iemand hooren ver klaren: „Al die bekeeringsgeschiedenissen komen op 't zelfde neer." Maar dat is m. i. alleen maar waar voor den geluk kigen afloop, die immers allen voert naar hetzelfde grooto doel: de opname in de H. Kerk. Voor het overige heb ik in de velo over- gangsverhalen, die ik gelezen heb, niets gelijkvormigs gevonden, tenzij in enkele groote lijnen. Maar overigens: ieder mensch heeft zijn eigen ziel, zijn eigen persoonlijke moeilijkheden, zijn eigen zwa ren strijd, ieder heeft zijn eigen offers te brengen, voor hij er toe komt om zijn hoofd te buigen en het offer zijner ziel met liefde te brengen aan God. Bij geen der vele bekeerlingen werki Gods genade op dezelfde wijze of gebruikt zij dezelfde kanalen. Als ge een veld met leliën ziet, zult go er geen twee bloemen vinden die volkomen gelijk zijn. Hoeveel te minder is dit nog het geval met ziele- bloemen, die onder zoo geheel verschillen de omstandigheden zich openen en Gods hemel legengeuren. Wanneer zij, die op rijperen leeftijd overgaan tot de Katholieke Kerk, hun le ven overzien, blijkt het bijna altijd, dat zo reeds in hun kinderjaren een schijn baar onbeduidend voorval beleefden, dat hen met Roomschen of met de Kerk in aanraking bracht, een voorval zoo onhe- teckencnd, dat 't weldra weer uitgewischt werd in de herinnering. Later bleek het de eerste roep van Gods genade te zijn ge weest. De eerste ervaringen van Mevr. Van der Mandele deel ik hier even mede, iet-: wat verkort. „Op mijn twaalfde jaar kwam ik voor het eerst in aanraking met het Roomsche geloof. Jet Rinke, één van mijn school vriendinnetjes, zou haar Eerste H. Com munie doen en wij, klasgenootjes, zouden gaan kijken in de kerk. Omdat er in het oude stadje geen Roomsche Mulo-school was, ging ze bij ons; er waren veel katho lieke leerlingen, maar dat vonden we heel gewoon. Ik zelf ging nog niet op catechisatie. Met veertien jaar is vroeg genoeg, vond moeder, Onze familie was liberaal-pro testant en aan kerkgaan werd niet veel ge daan. Ik zelf ging nu en dan met de meid mee, maar ik deed het alleen om een ver zetje, nooit uit vroomheid. Ik wist van God cn Jezus zoo goed als niets; ik kon zelfs geen Onze Vader bidden. Thuis werd over geloof of godsdienst nooi t gesproken en toch scheen er een kleine vonk in me te smeulen. Achter ons woonde een uitdrager; hij verkocht vooral 2de hands meubelen, olie gravures en staaldrukken. Voor zijn raam stond een Ecce Homo, Jezus met de door nenkroon. Ik heb or me nooit rekenschap van gegeven, waarom ik het deed, maar minstens éénmaal per dag ging ik langs het winkeltje en bleef een oogenblikjo in beschouwing van den Ecce Homo. Ik kon er niet van loskomen en ik stond te beden ken, lioe pijnlijk de punten van de door- ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. DROOGLEGGEN. J Verschillende werkwillige handen span nen zich bij het lezen van dit woord. Waa! er maar werk. Hoe velen snakken naar da oen of andere opdracht. Anno werkeloo- zen, dio wilt werken- en niet kunt, ik moeè' u helaas teleurstellen. De drooglegging welke ik tot stand zoiu willen brengers eischt geen eeltige vuist, geen ijzeren spierkracht; voor onze bedoelde droogleg» ging hebben wij mannen en vrouwen noo« dig, die vooreerst de jeugd een warm hart toedragen en vervolgens zelf over een stalen wilskracht beschikken en ecni gezond oordeel. Ik wou n.L de jeugd „droogleggen-!".Hierdoor wordt de ca tegorie menschen die-wij voor onze droog legging noodig hebben betrekkelijk ldein. Menschen, die de jeugd oen warm hart toedragenja, maar ik bedoel niet de menschen, die tegenover do jeugd „lief" kunnen doen, die een jongen of een meisje „aardig" vinden (gewoonlijk vinden de zulken alleen bepaalde kinderen lief en aardig!).... dat is niet: de jeugd een warm hart toedragend Dat is: zelf pleizier vinden in (vooral sommige!) kin deren! 'n Echte jeugdvriend(in) veelt" voor de geheele jeugd en voor elk jeugdig lid van „do toekomstige maatschappij"; voelt" voor het ware geluk, do ware blij heid, do ware levenskracht der jonge ren. Zoo iemand wil de jeugd alles maar ook alleen geven, wat nuttig cf ncodig blijkt voor den werkelijk gelukkigen op bloei van dat veelbeloovende ontkiemende loven. Zoo iemand wil, koste wat het wil oen flinke degelijke, christolijke, ernstig- blijde en blij-ernstige jeugd; wil, ook ten koste van offers (vaak groote!) jongens en meisjes vormen tot sterke menschen, tot christelijke levenskunstenaars! Wie dit en nog veel meer in 'fc ware belang van de jeugdwil, kan een bruikbaar „drooglegger" wordenwant het waro heil der jongeren eischt: drooglegging der jeugd Voor onze acto voor de jeugd-dvoogleg- gin-g hebben wij menychen noedig. die sta len wilskracht en gezond oerdeel in jeugd zaken bezitten. Nu, gezond oordeel .heb ben bijna alle menschen„al zeggen zo 't eelfMaar wilskracht, nog wel ijzeren-, neon stalen wilskrachthebben niet zooveel menschen. Wel koppigheid of eigenzinnigheidoch ja, dat zien wij met ons „gezond oordeel" ook al voor wilskracht aan.... Maar: oen goede zaak om wille van ""t goede ten spijt aan allo omstandigheden good ten einde bren genziet u, dat gaat niet iedereen af.. want dat kost veel moeite, daarvoor moet veel verdragen en „geslikt" worden! Iemand, dio wilde meewerken aan dat drooglegging der jeugd, zou zeker èn tenj opzichte van zichzelf èn tegenover veel uiterlijke omstandigheden een Stalen wil dienjen te hebben! De echte jeugdvrienden dus met bo venbedoelde gevoelens bezield en met ge noemde eigenschappen toegerust! moetent wij toch zeker op de eerste plaats onder de ouders zoeken: 1 Zij diecien de voor naamste „droorieggers" te zijn van hun toevertrouwd joeg leven. Nooit alcohol aan do jeugd! Weg met alle alcohol uit 't jeugdleven. Ja, alle alcohol! Dus niet „maar 'n klein beetje". Dat gelijkt op dwepen maar 't is slechts voorzichtig heid, dio voortkomt uit de ondervinding, met dat „mcar 'n klein beetje" opge- FEUILLETON. niets erg hoor, als je er nog i gevonden hebt! Je bent nog maar kind! Oh zalige tijd. Blijf dat toch lang mogelijk Rita. Kindje luister goed. Als je ooit eens een jonge re onlmoet, dio je bijzonder genegen zoo héél erg hijzonder en die je steeds oogen hebtoverdag en naoiitsWaar je héél erg veel aan Grete hoor mij eeris goed Dit. U" speelt zachtjes op den vleugel en maar half wat haar Grootvader Nu laat ze plotseling de handen in schoot vallen en kijkt den ouden man on beeldvragend aan. MrtX]~~ a^3 bet dan je liefste wensch en J, ,an"en Is hem te behooren en je _t f*1 zonder hem niet meer te kunnen 11,11 on je ouders geven je geen toe- mmnig, dan mijn zonnetje, ga dan weg mor en kom dan maar gerust hij mij, c^en Grootvader in Brünn. Ik bezit mijn kindje, om je alles to kleine hartje ver- r!U: ïjar Grootpapa." |l Hofje, kom dan maar gerust hij 1 za* ie gelukkig maken en jullie 'en brengen!" motpapa ik dank U maar ik wil y kouwen hot héél zachtjes. Ze buigt het ïWo* ^aar verheeldin.g ziet ze den met een van liefde brandend Ilossci aasd, bijna bezorgd, kijkt de oude worc^ geklopt. Er komt n kamer binnen die de twee ver- Mijnheer Groszbach von j draait rijn snor op, terwijl rende oplettend gade- ,.m «a Grete, ik wilde TT alleen d ^ocht !1' hat ik alle kaarten heb men heeft mij om nog drie kaarten gevraagd, en nu kem ik U vra gen, of U mij die drie nog kunt ver schaffen." „Zeker! Heel graag zelfs! Ik zal er van daag nog sturen Mag ik U bedanken voor Uw moeite, Mijnheer Frieiïriech? Ik hoop nu maar dat alles goed gaat!" HOOFDSTUK VUL Doctor Goldeblalt, redacteur van het weekblad „Das lustige Zebra" had voor speld, dat hzt n.s. concert van 'Mejuf frouw Malachiadas wel slecht bezet zou zijn, daar er in do groote zaal van het Concertgebouw tegelijkertijd een lezing was over kerkelijke gebruiken. Hij heeft het p/,ht v mis .gehad. De groote zaal is zor propvol, daar heeft Goldeblalt -oi/jk iOj maar do kleine mag oven- bezet genoemd worden. Het ■vonisio ('.cel van het publiek beslaat uit ohl-aiMistccratie. In de loge ziet men verschillende Oosterscho typen. Geheel naar links zit Armin von Lorenzen en in de uiterste hoek recht Wilhelm Kürschnpr met vrouw on Rita's Grootvader. Alledrie hebben ze een hoogroode kleur van op winding en trols. Hoewel de schoon papa zich al een paar dagen niet goed gevoelt, wil hij zich het genot van zijn kleindochter in haar succes te zien, niet ontzeggen. Mevrouw Kftrschncr heeft zich bijna door de sluwo Aspasia laten over reden om Rita zoo eenvoudig mogelijk to kleeden zonder eenig sieraad. Aspasia vertelde dat do grooto danseres Isadora Duncan altijd heel eenvoudig gekleed zender eenigo bijouterie optreedt. Met een bezwaard hart heeft ze het eindelijk beloofd. Ze zou het kind zoo graag over laden met schitterende ringen, armban den en een prachtig halssnoer gezien hebben. Toen Grootvader van het plan hoorde, had hij gezegd: „Rita staat de witte japon allerliefst, maar zonder oen mooi juweel, neen dat gaat nieti" Een paar uur voor het concert begon is hij er zelf op uit gegaan en heeft hij hij de fir ma Hauptnian een prachtige paarlen- snoer gekocht en het Rita om de hals ge hangen en toon zc dan eindelijk leant en klaar voor hem stond heeft hij Rita op het haar gekust en toegefluisterd: .Mijn meisje, mijn lief klain meisje! Je zult ge lukkig worden. Je Grootvader is rijk ge noeg!" Hij laohte voor zich heen en dacht: „Zes millioen, ja zes millioen. Rudi Slprn heeft den avond geopend met een zelf in elkaar geflanste proloog op rijm. Konstantin Malachiadas heeft de Ruïnen van Athene voorgedragen en verknoeid het nu eens op! Aspasia ver schijnt op het podium. Ze is geheel in lichtblauwe rijde gekleed, op baar borst prijken hrillanten en om het hoofd draagt ze een mooio diadeem. (De redacteur noemt haar de Koningin van Howas). Ze heeft zich een mooi rose teint gegeven. Nu komt ze tot vlak vooraan op het po dium en buigt zich met een allerliefste glimlach tot het publiek. Dit begroet haar met oen enthousiast applaus dat voorna melijk vanuit de achterste rijen en de staanplaatsen komt, want daar herinden zich do echte Wconsoho typen en over- moedigo jongolui. Plotseling wordt liet rustig in de zaal en gaat Aspasia hot lied zingen: „Ach ik heb U nu verlohohoren, Al mijn geluk is nu voorbij Ach waartoe ben ik gebohohoren Waarom ben ik toch op afcahaarde Waarom ben ik toch op ahahaarde!" „Juist zoo", zegt Goldeblatt, „Juist zoo, waarom is zo toch geboren?" Emil Rapaport, een jong Zionist, zegt fluisterend: „Houdt toch op als het je belieft jo „Z9 heot „Aspasia!" grinnikt Kohn. uit gever van een bekroonde roman „Wiener Wachermadel". „Aspasia" dat is Perikles' wondersclioone vriendin! Wat zeg jij Gol deblalt?" „Lucus a non lucendo!" „Zoo, dan zullen wij haar Aspasia noe men. De stakkerd!" zegt con zachtaardig gestemde neef van het joodje. Na de or- pheussche klacht volgt: „Der König von Thulc, Die schonen Jugendlage und die duf tend cn Reseden" en als ze dan einde lijk „Wio oinst im Mai" met een overdre ven geve el cn nasale toon gezongen heeft, klinkt er weer een daverend applaus. As pasia mag over het staanplaalsen-pu- blick tevreden zijn want ze doen goed hun host. „Ze heeft per klap betaald!" zegt Gol deblatt woedond. Hij kan Aspasia nu heolernaal niet meer uitstaan. „Zoo een valsch nest!" „Wie is een valsch nest?" vraagt het goedhartige neefje. „Ze moest toch! Dus het zou heusch beter geweest zijn als ze niet geboren ware? En dat is ze nog wel in de maand „Mei" en tot overmaat van ramp heeft ze nog een snor!" „Kijk nu toch eens!" maakt Kohn, Gol deblatt plotseling opmerkzaam. „Wij krijgen „Elite" publiek en. Kohn ste nografeert of de duvel hem op de hielen zit. Wezenlijk en waarachtig is de Minis ter van Binnenlandsche zaken gekomen. Zelfbewust en met opgeheven hoofd komt hij binnen. I.inks van hem loopt Lisch-Rau! „Zoo, is het concert al begonnen? Js het Kürschner-programma al afgewerkt?" vraagt hij. „Kürschner is nog niet voorbij! Nu volgt Kürschner," antwoordt een zaalhe- diende. „De dichtst bijzijnde plaats als je be lieft?" De Minister verkiest diit vandaag liever dan de loge. Hij neemt plaats in de derde rij van het Parterre. Hij schijnt ongozion to willen blijven. „Kürschner great attraction?" fluis tert Kohn. „Hij komt om hè,è.Tl" En hij begint weer ijverig en haastig te steno graf eeren; Konstantin Malaehiada3 'komt op en brengt oen héél modern stuk ten gchoore. Hij speelt vrceselijk woest en wild en maakt een oorverdoovond kabaal. Hjot duurt wel een volle twintig minuten! Dit is echter slechts de inleiding. Het succes-nummer komt nog: n.l. Aspasia's composities. Met fier opgeheven hoofd verschijnt Aspasia weer op het podium. „Kohn," zegt Goldeblatt, „nu snap ik de heleekenis van de monsterachtige teekening op het reclamehiljet. Zij is de adelaar en wij zijn vertegenwoordigd, in den joncreling en de adelaar eet hem zoo- wat hoelemaal op!" „Laten wij ons troosten", zegt Kohn. „Daar komt de balsem al, dio onzo pijn zal verzachten! Mijn hemel wat is dat mensch mooi!" Het publiek schijnt het met Kohn gloeiend eens te zijn, want het is plotse ling eon gegonu van stemmen en men kijkt bewonderend naar Rita die achter Aspasia het podium .opkomt. Ja ze is werkelijk héél mooi. Ze is zoo slahk en haar bewegingen rijn zoo rustig en gra-4 cieus. Zo heeft een aardige frissche hm tuurlijke gelaaUMeur en zachte reine oogen. Haar prachtig blond haar heeffr ze heel eenvoudig opgemaakt. Ja ze is mooi! Te moer, daar ze cr zelf niet het minste besef van heeft en nog minder van haar reinheid en onschuld die uit haar geheele wezen straalt en elk mensch, hete zij goed of kwaad, bekoort. Aller ocgen zijn op het kind gericht! Grootvader k.jkt haar met zijn kleine glinsterendo dronkemansoogen vol vor-« ruiking aan. „Mijn mooi meisj9, mijn lief te!" zegt hij zachtjes voor zich heen. Lorenzen staart haar bewonderen! en verlangend aan en knipt met de oogen alsof hij vanuit het stikdonker in het volle licht ziet. De Minister is opgestaan en kijkt haar vol verwachting aan Aspasia zingt haar liederen zoo ate schuwelijlc en loeldjken Rita hege-« leidt haar zoo vol gevoel en zoo eenvou-i dig zóó eenvoudig! I Aspasia heeft haar tweede lied geëin digd. i Op de laatste rij komt er iemand, die tot nu too in extase was, tot zich zelf, slaat op en begint uit alle macht in de handen te klappen met zóo een enthou siasme, dat het geheele publiek vol geeste drift invalt. Het is zoo'n lawaai, dat het lijkt op een storm die een* onweer voorafgaat. Aspasia behoudt al het ap-* plaus voor haar. Des te beter! Ze be dankt het publiek ontelbare malen rneï 'n' buiging cn een vriendelijke hoofdknik. Rita knikt eenmaal en blijft heel be schol den achter den vleugel. Nu volgt het Duet. De beide meisjes staan vlak naast elkander onder hot volle licht. ..Proza en Poëzie!" zegt Goldeblalt en dat woord gaat van mond tot mond. Ook do minister zegt tot Lisck-Rau: „Proza en Poëzie". Aspasia galmt met haar schelle stem, ze is hang dat Rita haar de loef zal af steken. Rita's heldere sopraanstem hoor* men dan ook, enkele solo's uitgesloten, bijna niet. Maar de weinige maten solo die zo ringt, nomen het publiek geheel voor haar in en verhoogen 'hèt enthorte siasme. (Wordt vervolgd).*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11