Ik kreeg toen het volgende verhaal te hooren: De eigenaar van den molen, Herbert Graham, was een zonderling. Bij den dood van zijn vader erfde hij den molen en een groot fortuin. Ofschoon de molen jaarlijks een prachtig inkomen opleverde, stelde Graham dien onmiddellijk buiten werking cn bracht zijn dagen door, zoo als de menschen beweerden, met zijn goudstukken te tellen. Herbert Graham was een echte vrek; niemand hield van hem en niemand wil de hem dienen. Be eene knecht na den andere verdween, totdat er op zekeren dag zich een nette jongeman presenteer de, die er uitzag als een gewezen mili tair. O, die houdt 't er ook niet lang uit, meesmuilden de menschen, liet is een veel te nette man, voor zoo'n betrekicing. Maar ten spijt van alle voorspellingen bleef de knecht er en diende trouw zijn meester. Op zekeren morgen vond hij Grab-" dood te bed; zijn beddegoed was uc weekt van bloed en een ijzeren bout in zijn nabijheid. Dadelijk werd de po litie in kennis gesteld en uit het onder zoek bleek, dat d9 oorzaak van den dood moord was uit zucht van berooving, want een groot gedeelte van het geld werd vermist. Als dader van dit misdrijf werd een ketellapper met rood haar aangezien, die altijd des avonds in den omtrek rondzwierf. Alle bewoners van 't plaatsen kendc-n hem ofschoon hij met niemand sprak. Maar juist op den avond van den moord was er in de naburige herberg gedanst geworden en men bad den ketellapper nog iaat in den nacht met eenige jongelieden Huiswaarts zien gaan. Men deed allerlei aasporingen, maar de ketellapper was ?jergens te vinden en de moordenaar van Herbert Graham bleef ongedeerd rond lopen, zooals zoovele booswichten. Een üecf van den vermoorden man erfde de bezitting, maar bij had geen lust er te suan wonen en huis en molen bleven -leegstaan. Maar nu begint het eigenlijke verhaal, 'waarin ik een rol ga spelen, aldus mijn vader. Op zekeren naoht toog ik weer uit visschen en ik koos het water dicht $ij den molen van Ivydene. De lucht was donker en doodsche stilte heerschte in den omtrek. Ik hoorde niets anders dan het geluid van spartelende visschen, die trachtten aan 't aas te trekken. Zoo ver diept in mijn sport, schrikte ik opeens lievig van een korte, droge kuch, die van uit den ledigen molen scheen te komen. Ik liet mijn waakhond los en aan 't recht- cpstaan van zijn haren en ooren bemerk te ik wel, dat er onraad was en ik mij niet vergist had. Meermalen was de mo len bet nachtverblijf geweest van aller lei gespuis, en zelfs had er eens een ge vecht plaats gehad, waarin verschillende politie-agenten het leven hadden gelaten. Ik zette mijn hengel behoedzaam tegen een boom en volgde mijn hond. Speurend liep hij een houten vermolmde trap op, waarvan de treden onder mijn voetstap pen kraakten. Ik kwam op een portaal, waar vroeger wiachinerieën hadden gestaan, maar dat <hans het verblijf was va,n allerlei nacht vogels en ongedierte. Ik voeldeoveral spinrag om mij heen en betreurde het reeds mij in deze on derneming begeven te hebben toen mijn hond, die snuffelend had rondgeloopen, plotseling een dof gebrom deed hooren. Met zijn twee voorpooten stond hij op een raamkozijn en maakte teekens, dat ik er overheen moest kijken. Ik zag uit een hoop vodden een menschelijk gelaat komen. De eigenaar van dat gelaat richtte zich langzaam op en ik zag bij het licht van mijn zaklantaarn, dat de man fijn be- sneden trekken had en rood haar. Dit kon geen gewone landlooper zijn en ter wijl ik dit stond te overdenken, greep de man een knuppel en sloeg er den hond mede. Gelukkig miste hij zijn cïoel, maar dat nam niet weg, dat het beest heyig geprikkeld werd en ik alle moeite had Hem in bedwang te houd«n. Hiervan maakte de man gebruik om met den knuppel naar mij te slaan^ maar zijn slag Jing langs mij been. Toen ontstond er een worsteling tusscben ons, waarbij mijn tegenstander geweldig met zijn tanden werkte, als eenig verdedigingsmiddel, wijl ik hem den knuppel afgenomen bad. Ein delijk, bad ik hem op den grond weten ld krijgen. „Herbert Graham," siste hij tusscben sijn tanden, „ga terug naar de hel. Ik ben 't niet geweest, neen ik niet, ik spreek cle waarheid." Ik meende met een krankzinnige te doen te hebben, maar toen ik hem losliet, zag ik tot mijn ontzetting, dat mijn han den met bloed bevlekt waren. Hij bloedde hevig uit neus en mond en vreezende, dat hij ernstig gekwetst mocht zijn, leg- do ik hem voorzichtig op een hoop vod den. Hog steeds bleef hij mompelen: „Herbert Graham, je zult mo niet te pakken krijgeu," en werd toon bewuste loos. De politie, die ik onderwijl had ge waarschuwd, herkendo in hem onmiddel lijk den verdwenen ketellapper. De (lok- ter, die eveneens gekomen was, consta teerde ernstige verbloeding; men voer de hem naar. het hospitaal. Des anderen daags toen hij weder bij konnis was, liet men hem een verhoor ondérgaan, waar bij ik als getuige moest tegenwoordig zijn. Het luidde als volgt: 1Ik ben de moordenaar van Herbert Graham en stal zijn geld. Toen ik mij bij hem verhuurde, was ik van mijn le ger gedeserteerd, dat den volgenden dag Haar Indië zou vertrekken. Mijn vader was dominéé en ilc heb een ^oede opvoeding genoten. Hoe0 ik zoo geworden ben? een onderdrukte snik onderbrak zijn bekentenis. Van jongsaf hield ik veel van geld ver brassen, maar ik had nooit genoeg, en toen voelde ik in mij den lust opkomen den ouden vrek Graham te bestelen. Ik verhuurde mij als knecht en toen ik niet goedschiks mijn doel Icon bereiken, want Herbert paste goed op zijn schatten, bij- Bloot ik hem te vermoorden. Ik ben de ketellapper, dien men overat gezocht heeft. Overdag was ik Graham's knecht en tegen het vallen van den avond verkleed de ik mij. Ik wist dat mijn meester altijd vroeg naar bed ging, zoodat lïij nooit iets van dio gedaantewisseling heeft bemerkt. Mijn plan was goed overlegd, want ik wachtte totdat iedereen den ketellapper kende, om mijn slag te slaan. Zoo komt het wellicht dat niemand, zelfs cle politie, geen argwaan heeft ge koesterd tegen den knecht. Nu was ik een rijk man, maar mijn ge weten liet mij niet met rust. Als ik sliep zag ik dreigend Herbert Graham op mij af komen en tot wanhoop gedreven, werd ik een dronkaard. Dit zal mij in mijn jeugdige jaren doen sterven. En als de bewering ooit waarheid bevat te, dat een moordenaar immer op de plaats des onlieils terugkeert, heb ik liet ondervonden. De molen trok mij met een gcheimzin- macht, totdat ik besloot cr mijn r :aaiiplaats te nemen. Ik durf do mij er echter, overdag niet buiten wagen, uit vrees herkend ta worden, zoodat ik haast van honger gestorven zou zijn. Een hevige bloedspuwing onderbrak de bekentenis en na eenige minuten verklaar de de dokter dat zijn einde naderde. De eeuwige gerechtigheid zou hem oordee- len. Men hegroef den moordenaar in de nabijheid van den molen en daarmee is de 'geheimzinnige daad van Ivydene tot klaarheid gekomen. Dokters-irageriieën. De vermaarde EngelSche chirurg Sir Frederick Treves heeft een lijvig boek gepubliceerd, waarin liij eenige aangrij pende tragedieën uit zijn praktijk mede deelt. Zoo vertelt bij van een jongen dok ter ergens op bet platteland, wiens vrouw die hem verafgoodde, zijn bekwaamheden .voor onbegrensd hield. Toen zij aan blin dedarmontsteking leed, wilde haar man een chirurg roepen om haar to opereeren. Maar zijn vrouw verzocht hem, de ope ratie zelf to verrichten cn zijn gestreelde ijdelheid bracht hem er toe, het verzoek in te willigen. Hij stelde zich met be hulp van een studieboek allereerst op de hoogte van de bijzonderheden dezer ope ratie en meende, voor een eenvoudig ge val goed voorbereid te zijn. Helaas was het bij zijn vrouw echter een gecompli ceerd geval. Verschillende moeilijkheden deden zich voor. De dokter raakte zijn hoofd kwijt en hij was tenslotte blij, dat bij de wond weer dicht had. Nu werd Trewes geroepen, maar liet was reeds te laat en terwijl de jongeman in vertwijfe ling naast het bed van zijn vrouw kniel de, stierf de vrouw met de woorden: „Mijn flinke, kranige jongen". 1 Een andere van deze doktertragedieën handelt over een gelukkig echtpaar, waarvan het geluk echter verstoord werd, doordat bij de vrouw een gezwel merk baar werd. Zij werd geopereerd en de donkere schaduw scheen te zijn voorbij getrokken. Maar de man leefde in voort durende angst dat de ziekte zich op nieuw zou voordoen. De vrouw kwam tot de ontdekking, dat er opnieuw .een ge zwel zich voordeed en zij wist, dat het haar man half waanzinnig zou maken, als zij ht hein mededeelde. Zij hield het daarom zorgvuldig stil en toen zij er voortdurend slechter begon uit te zien en op zijn aandringen toch naar een dok ter meest, bracht zij dezen vooraf alleen een bezoek, om zijn meening te hooren. Sir Frederick Trewes, tot wien zij zich wendde, kon slechts constateeren, dat zij niet lang meer zou leven. Zij verzocht den arts dringend, haar man er niets van te zeggen. Toen zij daarna in tegen woordigheid van haar man het bezoek herhaalde, verklaarde zij in tegenwoor digheid van den Chirurg stralend, dat zij volkomen gezond was en men las op het gelaat van den echtgenoot het geluk daar over. Toen de chirurg de vrouw '11 ver wijt maakte, zeide zij: Och, ik wilde hem althans nog een paar gelukkige dagen gunnen. De tante van don koning van Engeland, die kort geleden overleden is, Helena Augusta Victoria, princes van Groot Brit- tannië en Ierland, die men gewoonlijk Prinses Christiaan noemde,, naar haar echtgenoot, was de derde dochter en hei vijfde kind- van koningin Victoria en prins Albert van Saksen Coburg en Go- tha. Do pracht en praal van haar ko ninklijke positie trokken haar niet zeer aan, integendeel, zij was zeer eenvoudig. In haar jeugd was het haar grootste ver langen, zoo zeide zij, om boven op een omnibus te zitten en een praatje met den koetsier te houden. „Ik vrees" voegde zij erbij, „dat mijn verlangen wel nooit verwezenlijkt zal worden'-'.. In den oorlog werd zij de heldin van een grappig avontuur dat het geheele hof vermaakte. Men had n.l. op Windsor Castle een tuinfeest georganiseerd ter eere van de Canadeesche soldaten. Mot de andere prinsessen en dames uit de hoogste' kringen, schonk ook de tante van den koning thee. Zij deed dit met zoo'n eenvoudigheid, dat een soldaat, die niet kon raden dat zij een princes van koninklijke bloede was haar een fooitje aanbood. Do eerste bewe ging van prinses Ghristiaan was te wei geren, maar op het aandringen van den soldaat eindigde zij met toe te geven en nam' zij het halve shilling-stuk aan, dat haar werd aangeboden. Wist U? dat onder de. 100 kreupelen bij 85 de linkervoet korter is? dat in do kerken te Stockholm on geveer twintig plaatsen in do oumiddel- lijke nabijheid van den preekstoel zijn ge reserveerd, uitsluitend voor slechthoo- r enden? dat op iedere 5 Nederlanders er cén een rijwiel bezit? dat bijjna tweemaal zooveel kracht wordt "vereischt om een sneltrein te doen stoppen als om hém in beweging to bren gen? dat er in Engeland op een bevolking van 47 millioen 10.000 telefoon hebben. In do Vereenigde Staten van Amerika léven rond 106 millioen menschen, hier van hebben 13.500.000 telefoon. dat de Sint-Pieterkerlc te Rome onge veer 15.000 vierkante meter groot is en de St. Paul's Cathedral in Londen cr ge makkelijk in zou kunnen staan? dat er vliegen zijn die vijf jaren oud worden? dat er een tijd is geweest, dat in Rus land het geloof bestond, dat mannen zon der baarden geen zielen hadden? dat 46 jaren geleden nog slechts één telefoon in do wereld was? Thans zijn er in de V. S. alleen 14 millioen toestellen. dat de Romeinscho catacomben onge veer 850 -K.M. lang zijn, en men schat dat er 15 millioen do-oden zijn begra ven? Anecdoten. Zo'oals bekend was Hugo Wolff een fa natiek bestrijder van de symphonieën van Brahms. Na veel moeite gelukte heb eers een zijner vrienden, hem mee te krijgen naar een concert van de Weensche Phil harmonic. De immer-verbitterde Wolff bevond zich toen in cle laatste periode van zijn leven- Heb programma bevatte onder andere een Brahmsche symphonie. Beweginglocs blijft Wolff tot bet einde toe luisteren. Na het laatsto akkoord slaat hij op dc logerand:' Alle duivels en toch bevalt bet me. De vermaarde excentrieke dirigent Hans von Bülow werd eens van ,,alle-rhoehster Stelle" geïnfluenceerd e*en zwak-gecom- poneerde opera van eten modernen toon dichter op te voeren. De avond van de première betreedt v. Bülow het orkest tot verbazing van zijn musici met rouwfloers om dien arm, rouw- kneopjes én een stemmig zwarten das. Zijt ge in den' rouw informeert zijn concertmeester. „Lr zekeren zin wel ik ben gekomen om een opera te begraven." Graaf de Gramont was een gevierd che valier aan het Engelsdtie hof. Lady Elisa beth Hamilton, een der mooiste vrouwen vaar haar tijd, had „een groote plaats in des chevalier's hart, dat altijd naar Parijs verlangde doordat hij in den Zotnne- koning een onverbiddelijken rival gevon den had werd hij verbannen "ingeno men. Doch deze liefde verhinderde hem niet onmiddellijk do terugreis te aanvaar den, teen zijn verbanning uit Frankrijk werd opgeheven. Hij was reeds in Dover toen hij de beide broeders van lady Ha milton ontmoette. De drie heeren onder hielden zich genoeglijk, middagmaalden te zamen en Gramont wilde ten slotte af scheid nemen om zich in te schepen. „Che valier", vroeg ten1 een der jonge Engel- sche edellieden, „hebt u in Londien niets vergeten?" „Waarachtig", antwoordde Gramont, „mijne heeren, ik heb geheel in Londen vergeten uwe zuster te huwen!" Hij keer de daarop naar Londen terug, trouwde Elisabeth en bracht haar naar Frankrijk. Lodewijk de Veertiende had na veel in spanning een gavotte ter wereld gebracht en toonde deze zijn hofkapelmes ter Lully. Deze een volleerd tooneelspeler en diplomaat trok een gezicht van enthou siaste verbazing. Majesteit schitterend, buitengewoon onbegrijpelijk. Uwe Majesteit kan toch alles. Uwe Majesteit wilde een miserabel mu ziekstuk maken het is Uwe Majesteit buitengewoon gelukt. Té midden van de groote crisis van den zevenjarigen oorlog deserteerde een der soldaten; van Frederik II. De man wordt gepakt en men brengt hem voor den ko ning. „Waarom loop je van me weg?" vroeg de groote Frits. „Om Uwe Majesteit de waarheid te zeggen," antwoordde do deserteur 5,uw zaken staan zöo slecht dat ik maar beter oordeel ze te verlaten." „Welnu" zei do koning „blijf tot morgen (het was de dag van oen veldslag) en als ze niet beter zijn dan gaan we samen er van door!" Mislukte geestigheid. Do Dircteur van de H. IJ. S. M. reisde dezer dagen op de lijn AmsterdamRot terdam toon do condugteur, die hem per- sooulijk niet kende, zijn plaatskaartje kwam vragen. „Wat, hebt u er geen?" „Neen, mijn gezicht is mijn plaats kaartje", zei de directeur, die eens grap pig wilde zijn. „Nu, dan reist u eerste klasse met een plaatskaartje derde", antwoordde de conducteur.. De directeur wenschte wel, dat bij min der grappig geweest was. Een grappenmaker. De grappenmaker was in den klokken- winkel en de winkelier prees hem de mooiste uurwerken aan. J5Dit is een veertiendaagsche, meneer, juist wat ii moet hebben!" zeide hij „Een veertiendaagsche? "Wat beteekend dat „Die loopt veertien dagen, moneer, zon der dat je haar opwindt!" „Lieve hemel," zeide de grappenmaker, „en hoelang zou-ze dan wel loopen, wan neer ik haar wel opwin?" Qnncodig. A. „Wees toch flink cn. laat jo vrouw zien, wie er thuis do baas is!" B. „Dat hoeft niet, dat. weet ze al." „Betje, wil je een nog tamelijk goede rok van me heb- b.en?" „Ja. mevrouw, maareigenlijk draag ik liever geen gébruikte Heeren, omdat jo nooit zeker weet, wie ze vroe ger hebben gedragen." GEDEELDE SMART. „Wat kijk je leelijk. Scheelt er wat aan?" „Ik heb werk." „Waf?" „Kolen werker." „En wat doe je nu?" „Eigenlijk niets!" „Hoor dan'ns: vraag, of ik er ook niet mag kom: a werken,"^ AANBEVELING. „Mijnheer, ik heb koópjes voor u in Waterproofs. Al deze regenjassen hebben nl. een beetje waterschade opgeloo- pen, toen ik de vorige week brand had." ♦e verklaring. „Ik begrijp niet," zeide ces „wat dat paard scheelt; bet kit morgen toch genoeg drinken ei pomp blijft het staan." „Wel, 't heeft geen dorst, 'li woonte." „Ja, vroeger was het in melkboer." Excuus. „Nico", zei z'n moeder heel stuk koek weg uit do 1 Nico werd rood tot z'n hart» „Foei, foei", zei moedor,^ heusch niet, dat dat in je zal!" 't Zit er ook niet alleniL der," zei Nico, ,,'t meeste ziU „Waarom wil je vrij hebben vanmiddag?" „M'n tante wordt, begraven.... ten minste, als het goed weer is." Juist. Een onderwijzer aan een Mulo-school vroeg dezer dagen aan een zijner leer lingen: „Leo, geef eens een voorbeeld van het spreekwoord: Alle .verandering is geen verbetering?" Leo (de zoon van een middenstander) gaf lacher'1 ,£xn antwoord: „Do giro, meester." iWij geven hieronder wederom' de eerste na den zomertijd! Oplossingen worden ingeWftM» derdag a.s. te 12 uur voorin. Onder do goede oplossers wn loot een mooi luxe voorwerp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 12