0erde Blad, kalender der week MISSIE-KLANKEN. !>lvêf f, in deze week iedere H. Mis Gloria, Cisdo ea heeft de gewone Prefatie. ildpBist oreau l Tc,not„ r/^^nrr „a 6 October 1923 fg] Als niet anders wordt aangegeven TT "Mie nirtïiie tio ve| Het 7IUIDAG 7 October: 20sto Zondag na kleren. Feest v. <L Allorheiligslen -- Mis Ga'udeamus. 2do gebed 'uovvw Zondag na Pinksteren en (in -HE Missen) 3do gebed v. d. H. Us 4de V. d. H. Sergius en Gezellen, Wren, Credo, Prefatie v. d. Allerh. ..„d (invullen: En U op het feest). Jlste Evangelie v. d. Zondag. Kleur: jet is vandaag een feestdag ter eere Maria, wier oorsprong door een en Hi; [{(j0 goddelijk raadsbesluit met do «scbffordiug van Gods Zoon van eeuwig- d is vastgesteld (Epistel), dio behoort het Koninklijk geslacht van David, l Jlleiuja-vers), in wier onvergelijkelijke d (j0d zijn welbehagen heeft (Gra- jje) en die de boodschap barer uit- tiezing tot Moeder van God uit En- ,ond mocht ontvangen (Evangelie). [eJ1 wij ons verheugen op dit plechtig lenkransfeest (Introïtus) bij het bid- waarvan wij herdenken de geheimen leven, dood en verrijzenis van Gods Jn (Gebed). Maken wij vandaag ons omemen oüzen rozenkrans g o d- chtig en waardig te bidden: en wij er voor, dat onze Wcesgc- elen rozen zijn, die geuren voor i (Communio). Want dan alleen zal gebed vruchtbaar zijn en zal de tuer der Goddelijke Genade ons de ge le v. h. Kruisoffer toebedeelen (Offer lam) en wij ons èn door het ET. Offer Mis èn het. Rozenkransgebed waardig ken de beloften van Christus. dag 8 Oct.: Octaafdag van het d. H. Bavo. Mis Gaudeamus (Stil led als op 1 Oct.), 2de gebed v. d. H. gilla, Weduwe. Credo. Kleur: Wit. hengen wij ons op den feestdag v. d. Bavo, want hij is glorievol in den nel, waar hij voor ons een voortduren- voorspreker zal zal. (Kerk. getijden). IINSDAG 9 Oct.: Mis v. d. H.H. Diony- en Gezellen, Martelaren. Mis: Sa- ntiam. 2de gebed tot de Heiligen (A iclis), 3de naar keuze van den pries- Kleur: rood. lionysius de Areopagiet (d. i. lid v. gerechtshof) bekeerde zich op de pre- ing v. d. H. Apostel Paulns op den Jopaag (d. i. de plaats waar het ge- A htshof vergaderde) te Athene, in Grie- land. De H. Paulus doopte hem met vele leren. Dionysius werd eerst aan het lid geplaatst van de kerk te Athene, later is hij naar Frankrijk gezonden, hel Evangelie te verkondigen, waar met den priester Rusticus en den ;en Eleutherius, na vele kwellingen te ijs .onthoofd werd. IIOENSDAG 10 Oct.: Mis van den H. nsiscus Borgia, Belijder. Os Justi (Zie Gemeenschappelijke voor Abten), 1st© ld eigen, 2de gebed tot de 'Heiligen, naar keuze van den priester. Kleur: oen de H. Fransiseus Borgia het reeds rormdo gelaat zag van de overleden fcrin Isabella, werd hij zoo getroffen de menschelijko vergankelijkheid, hij besloot afstand te doen van. al ie bezittingen en, zoodra hij kon, al- den Koning der Koningen te gaan iffl. Ma den dood zijner echtgenoot© ihij Jesuïet en later generaal-overstó Jezuieten. Buitengewoon groot was liefde voor het H. Sacrament. lONDERDAG, 11 Oc.: Mis v. d. 20en [jag na Pinksteren. Omnia. Geen Gloria ebed tot de Heiligen, 3e naar keuze priester. Kleur: Groen. RIJD AG 12 Oct.: Mis v. d. H. Wil is. Bisschop en Belijder. Sacerdotes. gemeenschappelijke van een Bis- N: FEUILLETON. i0.B iBruid van het Kruis hij vertaald naar het Duit'sck van E. VON HANDEL MAZZETTL (Nadruk verboden). HOOFDSTUK VII. gedurende veertien dagen is or op Hemt 'aanplakzuil en voor elk winkelraam ,re een helgroen reclamebiljet aan M 'acht, waarop met clikke letters te lo slaat: jl sderen-avond: Sisie Malaehiadas. We™'Iendo medewerking van Me- ?Uu tö Fürschner en de Heerenr L chiadas en Rudi-Stern!" biljet is een jongeling ge- md 4 "dio een adelaar Voedt. Do jon ge le ^ars sekleurd en de adelaar half- L baH-zwart. Men is van meening Jongeling Veel heeft van een ver- Ij511 badmeester. [a ^hter niet de eenigei sarcastische ,Dg Van het publiek. Andere nog fen er °Pmer^higen gaan den be lt .V00Tad- Fen brutale vlegel da 'lJ"etJ"es onder waarop liet vol- J.1» Wen Blaat: •J J. ~gemoetkoming voor het aan- slaken concert van :"*tit" t or een kosteloos buffet gc- Htooat ^ac^ll'acIas weet zich ecluter "^-en bereikt niets zonder Men. Wij artisten zijn dat ge- I odj' adGen afgunst. Wij ergeren - ecbter niet over. dit zijn i scïTop en Belijder op 'de 2e plaats)". Kleur Wit. Bisschop van York in Engeland, was de H. Wilfridus op onrechtvaardige wijze door zijne vijanden van zijn bisdom be roofd, waarom hij naar den Paus reisde. Op zijn reis kwam hij cok aan onze kust en predikto met toeslemming v. d. Frie- zen-lconing Adegild het Heilig Evangelie, aldus den grondslag leggend voor .den la- teren arbeid van den H. Willibrordus en gezellen. ZATERDAG 13 Oct.: Mis v. d. H. Eduardus. Belijder. Os Justi (Zie het gemeenschappelijke voor een Belijder op do le plaats) le gebed eigen. 2e gebod tot de Heiligen, 3e naar keuze v. d. pries ter. 4e voor den Paus. dileur: Wit. Do H. Eduardus, Koning van Engeland, gebruikte zijn Koninklijk gezag om het godsdienstig leven in zijn rijk te ontwik kolen en tot hoogen bloei to brengen. Nooit was hij blijer, dan wanneer hij zijn koninklijke gaven uitdeelde aan de annen. Hij werd dan ook genoemd de va der der weezen en der armen. 36 jaren na zijn dood bracht men zijn lichaam over en bevond men het nog totaal onbe dorven. A. M. KOK, Rijpwelering. pr. ZEDELOOSHEID. Op de derde plaats word? de. ziel der menschen voor hoogere waarheden ontoe gankelijk gemaakt door zedeloosheid. Aldus schrijft dé ongeloovige J. J. Rous seau in zijn „Emile": „Jongen, bewaar uw ziel altijd in dien toestand, die u altijd doet wenschen, dat er een God is, dan zult gij nooit aan Diens bestaan twijfelen". Kort en krachtig zegt Pascal: „Breek met uwen hartstocht en morgen zijt ge geloovig". De oudo wijsgeer Socrates: „Gelooft ge niet, dat de losbandigheid aan den mensch het grootste goed, dat der wijs heid ontneemt en hem in het daarlegen- overstaande neerstort?" De redenaar Cicero in zijn Calo Ma- Jbr: „Dewijl de natuur of de godheid den mensch niets hoogers verleend heeft dan het verstand, daarom is er geen grooter vijand .van dit goddelijk geschenk dan de zinnelijkheid. Diensvolgens is er niets, dat meer afschuw verdient, niets, dat zoo verderfelijk is als het toegeven aan den zinnelijken lust, omdat deze door langdu rige bevrediging het licht van den geest totaal uitdooft". In zijn „Sturm uni .Steuc-r" S. 122, schrijft Dr. Ho-ll: „Als God eenmaal op den laats ten dag de sluier wegneemt, hoe menig ongeloo vige zal dan daar staan voor die rnen- schenmassa als slaaf der zonde, die nu zijnen medemenschen zand in de cogen kou strooien, met de bewering, dat hij daarom on geloovig is geworden, omdat zijne wetenschappelijke studiën hem de onhoudbaarheid van het christelijk geloof hadden aangetoond". Zoo is hc-t. Do ziel, die als het kloeke eikenhout de teistering van weer en wind moet verdra gen, valt vermolmd uit elkaar, als zij wordt aangevreten door den worm van zedeloosheid. Deze worm slibgeTt zich door de houtvezelen, en baant zich al kna gend een doortocht, en vreet Iangzaam-aan de kracht weg, zcodat het hout niet meer kan dienen tot stutblokWanneer de zedeloosheid in het gemoed des menschen woelt, dan is de zedelijke kracht gebroken Er is geen veerkracht meer to vinden, om weerstand te bieden. Bij het aanstormen van den vijand on der bruut geweld, of bij het naderen van het gevlei onder schoono beloften, is de zcdelooze de lafaard, die voetstoots de meest vernederende vredesvoorwaarden leekent, het meest onnoozel aan de lok stem gehoor verleent. De zedelooze is gelijk aan een wrak, dat zonder roer op de fel-bewogen zee her en derwaarts wordt geslingerd. Richting weet hij niet te kiezen, omdat hij zijn roer pen niet weet te stellen naar het kompas der onbevangen rede. Hij is het, die het betere wel ziet, en er zijn goedkeuring aan Eecht, maar het slechtere involgt. Hij is het, die honderd malen een goed voornemen maakt, doch het niet ten uitvoer brengt; hij is de man van „ik zou wel willen", maar die niet wil. Hij is het, die honderdmalen "zegt: „ik zal opsfaan en gaan naar mijn vader" en hij gaat heen, om na 'n oogenblik op zijn schreden terug te keeren. Helaas, zoo loopen er in de wereld rond, duizenden, die hun ziel hebben ge sleurd door het slijk der onkuischheid, futlooze menschen zonder weerstandsver mogen, die niet over zich zelf heersehen, maar heheerscht worden en meegesleept door een geheimen drang naar dierlijke drift. Geroepen, om de koning te zijn der Schepping, wiens gelaat, den hemel toege wend, zijn edele afkomst vermeldt, uit wiens „tronie de redelijke ziel komt zwie ren", geschapen naar Gods beeld en ge lijkenis mot rede en vrijen wil, om de schepping en bovenal zich zelf te hetheer- schen, laat do onzuivere zichzelven mee- sleepen in den maalstroom van zinnelijk genot; de slaaf is hij geworden van die ondeugd, wier uiterlijk zoo bevallig is, wier rozelippen zoo zoet en zacht woorden ruiscken vol aanminnigheid; wier lieve oogen schitteren als van zonnelicht lachende diamanten, maar die in waar heid is do aarts-tiranne, do wreedaardi ge, die haar volgelingen behandelt als ge dweeë slaven, do huichelaarster, die voor een oogenblik genieten den zielevrede stoort van hen, die naar haar luisterden, de ellendige, die do menschelijko waar digheid onteert en vernedert. Deze hartstocht brengt veel vooroordeel in de wereld. Het gemoed, dat vol is van lago drift, drukt als een centenaars-last op de rede, die zich niet vrij vermag op te heffen tot de geestelijke dingen. „De vleeschelijko mensch immers dringt niet door in de dingen, die van hoven zijn". Slechts wat de zinnen prikkelt wekt in hem belangstelling; zich zelf echter te vermeien in liet geestelijk genot, dat het vinden der waarheid hem biedt, komt ten cenenmalo niet in hem op. Hij is gelijk aan den vogel in het slag net. Hij wordt door zijn hartstocht tegen den slijkerigen bodem dor zonde gedrukt, en hij kan niet vrij omhoog vliegen. Dit nu is echl9 domperij, die de re-Ie bevangt, die haar niet vrij-uit laat oor- deelen, die -haar eenyoudig-weg onbe kwaam maakt, om zich met die geestelij ke dingen te bemoeien. Van den anderen kant is juist een rein gemoed het geschikte middel, voor het behoud van de waarheid. Of was het louter toeval, dat de eerste, die openlijk buiten de gemeenschap der gelonvigen werd gebannen een overspeler was? En telt het voor niets, dat deggcen, die onder de geloovigen in de Katholieke kerk hot leergezag uitoefenen, zich door 'oen plechtige gelofte verbonden hebben tot eeuxvigdurendo zuiverheid „Voorwaar, zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien". Zij zullen door rede en geloof den weg leeren, om hun onsterfelijke ziel heen te voeren naar den oneindigen God. Zij zul len in Hem hun eeuwige- vreugde vin'ten. Zij zullen niet worden teruggehouden door lagere strevingen; hun streven is naar den hc-mel zeiven, waar zij eenmaal de on eindige Waarheid zullen kennen, zooals zij zelf worden gekend. J. J. VAN SANTÉ, Pr. VAN TWEE MISSIONARISSEN. 't Is eenige maanden geleden, dat ik stcfcid bij 2 simpele kruisjes, omrasterd door oen rijtje kiezelsteenen en ©en paar w'-oudfoloemkens. Het waren, twee graven aan de andere zijde der wereld, graven echter, waar de weemoed des doods ver dwijnt bij de gedachte, dat daar rusten de dragers der Liefde, die sterker en machtiger is dan de dood". Kent gij ze, Katholieken van Nederland? Noen, zegt ge, ik weet het. En toch ligt daar het edel ste en schoonste, wat in uw midden voortgebracht en opgekweekt. 90 mijlen ver van do kusten der Chineesche zee, waar de kronkelende bruischendeBadsjang rivier, u voert tob diep in duister Borneo, daar, dicht bij oeni schamel kapelletje, staat het eeno houten kruisje, en, ingebij- teld door zijn medepriester aldaar, leest ge: ,,Hier rust J. Wensink; Bidt voor hem." 't Is nu plan. 20 jaar geleden, en sinds heeft niemand meer dit plekje gronds diep in de donkere wouden van Borneo bezocht, uitgezonderd een handje vol van zijn mede-missionarissen, om een gebedje te storten. De mensch wikt en God beschikt, en als mensch heb ook ik daar geknield en gedacht: Gebed zal wel niet noodig zijn voor dezenj edelen zoon van Overijssel. In jeugdigen, geurigen onschuld, vol heerlijke idealen en liefdesplannen, scheurde hij zich los van zijne dierbaarsten om aan Borneo's wilden zijn eigen schat ten uit te deelen. Daar stond hij dan, na oen,' moeizame reize, om Gods wil te doen. Maar slechts 3 dagien heeft deze groote Hollandsclie Apostel der Liefde gewerkt, in Borneo, toen oen verraderlijke maal stroom der Radsjang-rivier hem meedoo- gienlooa in haar diepten wegzoog. Voor God bestaat geen tijd. Drie dagen van werkelijken apostelarbeid was Hem genoeg c/m dien Hemel to ontsluiten voor dezen 24-jarigen bloem van Nederland. Het tweede houten kruisje, waar ik een gebedje prevelde, méér, laat ik 't zeggen, voor mijzelf, dan voor wien 't gevraagd werd, was te Koetsjing, pl.m. 150 mijlen afstands van hot eerste. Naast het kleine kerkje rust een endere zoon van katholiek Nederland, Folix Westorwoud. Lezers; wij menschen worden zoo vaak in ons dagelijksch leven gehypnotiseerd in onze gedachten door schreeuwende recla me. Wij hoogachten slechts menschen, wier grootheid door buitengewone feiten of detor de pers worden uitgebazuind, en gaan, óp z'n minst gezegd, zoo vluchtig anderen, zelfs grooteren voorbij. Met recht geldt ook hier: „Homo videt in facie, Deus autem in corde." Wij menschen zien slechts schijn maar God het innerlij- k e. En zoo is 't ook het geval met desen greoten Felix Westerwoud, Katholieke le zers, kent ge dien grooten landgenoot? Misschien herinnert de een of ander zich iot-B uit een klein boekske, zoo piëteite- lijk als een kleine lauwerkrans op zijn rustbed der overwinning gelegd. Maar toch, dan realiseert ge nog niet in -t minste de beteekenis. Ik heb gestaan in 't uitgestrekte wilde dis triet, den fcingki-berg en omstreken, waar eens deze fiere Hollander heeft gezwoegd, die man, die door geholorte en talenten, had kunnen genieten een, menBchelijker- wijze gesproken, genoeglijk levei^ zonder veel zorgen ,wien de wereld zoo heerlijk WgerJ.achte. Kat Singhi-district met zijn wilde bewo ners, is verre van verlokkel ij k in alle opzichten. Een bijna onbereikbare steile bergrug vormt de Singhi, die men teug-s ruw uitgehakte rotsen motet beklkü.- ly.vsn, iet men komt op den top. Daar woont oen naa van wilde menschen, de cl ie, vergeleken met de tal rijke i'tevjïwiaoha stemmen;, intellectueel en b, op zeer lagen trap staan. Syphi- i\c cr. CcAvpliulcsia 'keerscht er ontzettend. Het is oen balrijk maar gesepareerd volk, dat vee-lal chder eigen rasgenooten huwe lijken sluit. Vandaar is bijna elkeen k 1 e in en schraal, misvormd of verst an delij k misdeeld. En het eeno houdt verband met hot andere de Land-Dajaks zijn uiterst onzindelijk. De wegen, b.v. worden gemaakt door een losloopende troepzwijnen, en daarlangs gaan de men schen. De taal daar is zeer lastig, de volksaard onbuigzaam en trouwe- 1 d o s. Ziedaar, lezers, het aanlokkelijke arbeidsveld van dozen heiligen missionaris, uwen grootem Hollandschen Broeder, die, in weerwil van zijn armoede, zijn teleur stellingen, zijn allermoeïlijksten én ore dankbaren taak, in onbekendheid, nederig heid en taaio volharding, als Felix, dê Gelukkige niet slechts bij naam, maar meer nog in werkelijkh e i d, zijn priesterleven heeft besteed. Lezers, daar zijn juweel-en die schitteren voor ons dog in de ornamenten der aan zienlij ken, maar van grooter waarde zijn de onbekende zwaardere en zuivere edclsteenten die nog onopgedolven! liggen ONS HOEKJE OVER, OPVOEDING. CflEOG.... Vóór 'n 15-tal jaren werd in Maart 'n opzienbarend proces afgehandeld, n.l. teV gen een echtpaar, die onfeilbare middelen tot verkrijging van onsterfelijkheid ver-» kochten in den vorm van „lapjes kinder* huid"... Eén staaltjo van de velchijge* loovigheden, dio vooral ongeloovig© gees* ten bezeten houden. Hoo ongelooviger des te bijgelooviger: deze stelling ga^t° in vele gevallen op. Onze „verlichte* eeuw; althans is er een treurigo bevestiging van Nu moeten op slot van rekening do vol wassenen het zelf weten, in hoeverre zij zich bespottelijk willen aanstellen (hoewel er aan al die practijken een hedenkel j- ken kant is ten opzichte van het „ware" geloof I). Maar waarom do kinderen van jongsaf geplaagd cn banggemaakt met al dat hijgeloovig gedoe. In gezinnen zelfs, waar den kinderen een ècht-godsdienstigo opvoeding wordt gege ven, ontkomt vader of moeder soms niet aan de minder of meer grpote aantrekke lijkheid, die velo bijgeloovige practijken op den mensch uitoefenen. Het angstige, dat veel bijgeloof met zich medebrengt, is voor velo menschen iete aantrekkelijks. Ongelukkig de kinderen, dio bet geluk(!) hebben zulk een bijgcloovigen vader of van bijgeloof half-getikten moeder te be zitten. Zulk een bezi' is onder dit opzicht volstrekt niet benijdenswaard. Een spiegel valt van den wand: binnen drie dagen een lijk in de familie! Een zieke betert maar niet: als de steeltjes der veeren in de vezelen van het tijk kransjes vormen, is de zieke behekst, van de kwade hand geraakt, betooverdEieren, op "Wilten-Donderdag gelegd, balioeden tegen bliksem evenals vlierstokjes, versch uit den struik gesneden voor den fietser, dio ze hij zich draagt, een behoedmiddel zijn tegen „blikgat". Er in loten hij de lo ting! een groote stommerd, die no. 1 trekt. Iedereen kan onfeilbaar „vrij" zijn met kerhofaarde in zijn broekzak of het koord van oen opgehangen boef of een stuk vlierhout met een kruis er op of do voorpooten van een mol(Als alle lotelingen het middel aanwenden zijn zij natuurlijk allen zonder uitzondering „vrij")Dat er nog auto's verongeluk ken is te wijten aan het feit, dat niet al len nog in het bezit zijn van een „afweer^ poppetje"; hetzelfde geval bij do Iucht- manoeuvre van de vliegeniers. Neem bij deze minder of meer simpele gevallen nog de verregaande cultus van mediums en geesten, do angst voor spoken, de Vrees voor „lichtjes", de levensgevaarlijke toe ren* op gebied van spiritisme, occultisme, cnmherlandisme, enzdan begrijpt dat geen enkele kinderziel, die in zulk hijgeloovig, ongeloovig, anti-geloovig micU1 den wordt opgevoed, nog tijd, gelegenheid, „zin" heeft voor het eenvoudige, sterke, heilige credo van onzo levenskrachtig^ „geloovigen". P. J. v. d. BURGe Hage veld—He oms ed e. Pr. in den 6choot der aarde- Niet alleen de keur van rozen die met zorg gekweekt int onze kassen staan, hebben hare schoon heid, maar daar straalt ook ©ene grootheid en pracht uit in het verborgen Vergeet-mij« nietje, dat, onopgemerkt en vergeten, zoo( vaak door ons gedachteloos met voeten wordt getreden. L. v. d. BERGH, Miss. Apost., 'Alphen a. d. Rijn. DE GESLOTEN RETRAITE. Ik zal die ziel leiden naar de eeuwig* heid en doen spreken tot hot hart. Osee. 11—14. En Hij zoide tot hen: „Komt gij nu afy zonderlijk naar een eenzame plaats on rust' een weinig." Marcus VI21. Dit werk neemt terecht een eerste plaats in onder de werken, dio bijdragen tot leni ging der sociale nooden'. Mgr. Waffelaert, Bissch. v. Brugge. beleecliglngen. en daar walgen wij van. En dan zulke brutaliteiten! Wij hebben nog wel aan alle couranten verslagen ge zonden met het geld erbij, en aan de verj: slaggevers mooie iuweelen gestuurd. en clan zooiets. to moeten «ondervin den. Ja wij zijn heleedigd, wij fijnge voelige menschen. Wij laten ons echter niet ontmoedigen. De kunst is eeuwig. De bespotters minderwaardigen An ders niet. Léve de kunst!" Het is nog ruim veertien dagen vóór het concert plaats heeft en Van 'vroeg tot laat weerklinkt Aspasia's oorverd'oovend gegalm. Aspasia gaat op in haar kunst. Men hoort haar al voor dag en dauw, niettegenstaande het rollen der wagons, de hcele Thahorstrasse door, de klacht van Orpheus zingen: „Ach ik heb U nu verlo-ho-horen! Al mijn geluk te ru ve-ho-oorbij! Ach waarom 1. gebo-ho-horen, Waartoe hen ik te .i op a-ha-aarde Waarom, waarom Een oogenblikje rust. De gemartel de huren herademen. De costumière is gekomen mot de japon diie in elkaar ge regen zit en het corsage, dat half af is. De japon is volgens een Pari.isch model, een model dat hier in Oostenrijk lot nog toe nog maar door twee prinsessen ge dragen Ts en: „waarvoor ons huis Uitslui tend werkt." „Wat is de juffrouw mcoif Och wat is ze toch mooi! slank als een nimf! O, wat ziet de juffrouw er toch lief uit!" Ook hij de Kürschner's ?s ket huis in rep cn roer. Rita zit uren lang voor don vleugel en Jjestudeert de hegeleiding van Aspasia's zangnummers, of zingt met haar hol derfijn stemmetje, Rubinstein's „Ueber alle Wipfeln". Het is nog vier dagen vóo'r dö uitvoe ring. Ri!la zit weer voor dooi vleugel en zingt weer liet lied van Rubinstein. Ze heeft nu publdelc. In een hoek van de sa lon zit haar vader, die hij elke maat goedkeurend met zijn hoofd knikt. Hij heeft iets van een metronoom. In de deur post staat haar moeder, die juist een mi nuutje van de naaister is wegcceloopen en met haar dikke poezelige handen 'staat te klappen en roept: „Bravo, bravo mijn meisje!" Wak achter het jeugdige zange resje zit een oude heer, met grijs haar, een rood opgezwollen gezicht, twee klei ne glinsterende dronkemansoogen. Hij steunt het hoofd op de hand, met ringen overdadig opgesierd. Hii is verrukt over de aardige lieve stam. Mevrouw Kür'sch- ner gaat naast haar man staan en fluisj tert hem in het oor: „Kijk Papa eens, die hoort en ziet niets meer!" „Ja, ja" beves tigt haar man, zeer tevreden over de mu zikaliteit van zijn dochter. De oude heer is de vader van Mevrouw Kürschner, een morsel ill even de, geestige fabrikant uit Briinn. Cro=zbach von Turmsturm. Hij js nu naar Weenen gekomen, om zich te laten bedanken voor den adellijken titel, dien hij nan z'n familie gesehonken heeft cn „cm een naar gezellige uren hij „mijn menschen'' dear te brengen." Het is voor hem heel „gezellig", omdat hij nu het middelnunl van de huiselijke kring is en aanbeden- cn verafgood wordt. Buitendien vinden „zijn menschen" nog den tijd om aan al zijn luimen en grillen te voldoen, met hem café c'hantaaits te bezoeken en hij Bodegen 's middags een borreltje te gaan drinken. Ze veroorloven zich buitenge wone uitgaven en moeten bovendien, nog allerlei onaangename opmerkingen aan- hooren. Zoo aardig, geestig en goed ge humeurd de oude heer Groszhach von Turmsturm in een gezelschap van twaalf personen ook is, aan een diner of op een soireetje, zóó onuitstaanbaar, prikkelbaar en zwaarmoedig is hij in den huiselijken kring. Hij is d'ikwijls vergeetachtig en in de war, zoodat men het hensch een. kruis mag noemen, als hij bij de familie ver toeft. Slechts voor één persoon in huis, is hij steeds welwillend, en goed te spreken, n.i. voor Rita. Vanaf het eerste oogen blik, da"t hij het meisje zag (sinds de kostschool jaren heeft hij haar niet meer gezien) heeft R'ita een ruime plaats in zijn hart ingenomen. Hef is aan haar be koorlijkheid te danken, dat Mijnheer Groszbach zich zoo bijzonder veel voor Rifa interesseert, maar ook aan haar onschuld. Het lied !s uit, Rita zit üog voor de vleugel en tuurt door het raam naar de straat, waar de lantaarns al branden. „Greterl, waar heb je toch zoo mooi leeren zingen?" De oude man is, terwijl Rita's ouders nog maar steeds sitaan te smiespelen, op het labouretje, dat naast haar staat, gaan zitten. „Op het pensionaat Grootpapa." „Je hebt een prachtstem!" „Neen Grootpapa. Ik heb maar heel weinig geluid en mijn stem goed gebrui ken kan ik heelemaal niet." „Mallq meid. Je steekt het compli mentje intusschen toch maar in je zak. Hoe oud hen je nu eigenlijk, mijn' hartje?" „Achttien jaar, Grootpapa." De mooie lijnen van haar profiel sle* ken scherp, af tegen het schemerig licht, dat door het raam de kamer binnenvalt. De oude man kijkt haar, met zijn kleine, glinsterende dronkemansoogen langen, tijd aan. Dan veegt hij mét zijn zakdoek over de oogen. „Het is ongeloofelijk, zoo veel jij op je Grootmoeder lijkt, kindje „Dat doet mij pleizicr Grootpapa. Ze moet erg lief geweest zijn. Ik kijk zoo graag naar het portret, dat ik op mijn: kamer heb hangen." „Wat heb je voor een por'.vet van SaaT?" i „Een gekleurde photografie, Groot* papa. Ze heeft een creuoline aan met. een! loshangend jakje. U staat er ook^ op' afgebeeld. U staat en Grootmama zit. „Ach ja, nu begrijp ik welk portret je bedoelt. Het Is in '60 gemaakt. We warenj toen in Weenen. Ach, wat gelijk ja toch sprekend op baaT. Zij was ook zoo godsdienstig en ging net als jij eiken dag naar de kerk." Hij steunt met het hoofd op de hand en spreekt als tot zich zelf „Ze ging in Weenen elke veer tien da* gen bij een Jezuiet te bioriifoa... KHhk... Kink...., ach ik vergeet aJl© namem. Zé was blond: en had ook zulke rose wangen, ja precies zoo als jij. Reen van mijj. dochters lijkt op haar. Oh Ive^T1i wï maal niet Eigenaardig toch, dat zulte» gelijkenissen soma heelo generaties over* springen." --j (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9