0erde Blad. 'i
kalender der week
r—
Zaterdag 22 Sept. 1923
"B1
et anders wordt aangegeven
fi jn deze week iedere H. Mis Gloria,
Credo, en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG, 23 Sept. 18 Zondag.ua Pink-
jiis: Da paceaoi. 2e gebed v. d. H.
palis en Martelaar, 3e v. d. H.
1U>\{aagd en Martelares. Credo.
JgfatJe v. d. H. Drievuldigheid. Kleur:
wjj mogen ons verblijden, dat wij door
1 zijn ingegaan in het Huis
im
be<
Heeren, de door Christus gestichte
jjli„e> Katholieke Kerk. (Graduale),
at daar zijn wij geworden aangeno-
i kinderen van God; daar leeren wij de
rhoid kennen (Stilgebed en Poslcom-
Inio); daar verkrijgen wij vergiffenis
an zonden (Evangelie)daar kunnen wij
.nieten een heerlijke overvloedige ziele-
rfe (Introitus: Graduale); daar zal het
niet ontbreken aan Christus' heiligen-
'genade tot den dag, dat Hij ons tot
h roepen zal (Epistel). En al deze on
weerbare gaven danken wij aan de
flensten van Christus' heilig bloedig
lisoffer. Geen betere dankbaarheid, dan
udwerkelijk deel te nemen aan de
bloedige vernieuwing v. h. H. Kruis
er, do H. Mis, door ons zeiven God aan
bieden, tezamen met Christus onzen
en wil te slachtofferen. (Offertorium
Communio).
MAANDAG, 24 Sept. Mis van O. L.
iw tot Vrijkoop der Slaven. Salve.
Votiefmis v. Maria van Pinksteren
den Advent). Ie gebed eigen. Credo,
ref. v. d. Allerh. Maagd, (invullen: En U
liet feest). Kleur: Wit.
ian den H. Petrus Nolascus verscheen
aria en maakte bekend, dat zij graag
a ordo van religieuzen zag ingesteld,met
de gevangen Christenen uit de
aden der Turken te bevrijden. Ook ver
heen Maria aan den biechtvader van
E Petrus, de H. Raymundus de Pe-
ifort en aan Koning Jacoh v. Arragon,
zij aanspoorde hun hulp te verleenen
i löden Augustus 1218 werd de orde
;esleld met een vierde gelofte, n.l. zich
geven tot onderpand, als het noodig
,;j; a zijn voor de vrijkooping van
ia Christenslaaf.
DINSDAG, 25 Sept. Mis v. d. vorigen
lag. Da pacem. Geen Gloria. 2e gebed
ia tactis. 3e naar keuze v. d. priester,
leur: Groen.
WOENSDAG, 26 Sept. Mis v. d. H. H.
rianus en Justina. Martelaren. Salus
tern. (Zie 't Gemeenschappelijke van
trdere Martelaren), le gebed, Stilgebed
(Postcommunio, eigen. 2e en 3e gebed
gisleren. Kleur: Rood.
IOÜOERDAG, 27 Sept. Mis v. d. H. H
en Damianus. Martelaren. Sa-
atiara 2o en 3e gebed als eergisteren.
Rood.
ïas en Damianus, twee broeders,'
eesheeren in de stad Aegea, werden
om hunne fiere geloofsbelijdenis en hun
ne standvastigheid in het geloof, na vele
martelingen onthoofd.
VRIJDAG, 28 Sept. Mis v. d. H. Wen-
ceslaus, Koning van Bohcmen. Martelaar
In virtute. (Zie 't Gemeenschappelijke van
een Martelaar, die geen Bisschop is op de
le plaats), 2e en 3e gebed als Dinsdag.
Kleur: Rood.
Wenceslaus, geboren uit een christen
vader en %een heidensche moeder, opge
voed door* de godvreezende Ludmilla, on
derscheidde zich als koning door zijne
liefde voor armen, weduwen en weezen.
Hij was ook gewoon eigenhandig te be
reiden het brood en den wijn, noodig
voor het H. Misoffer. Op aanstoken zij
ner heidensche moeder werd hij verra
derlijk door zijn broer Boleslaus ver
moord op een feestmaal (10e eeuw).
ZATERDAG, 29 Sept. Jaarfeest van de
Wijding van een Kerk te Rome, aan den
H. Michaël toegewijd. Mis: Benedicite.
Credo. Kleur: Wit.
Rijpwetering.
ACHTERDOCHT.
Daar ia vooreerst de achterdocht, het
wantrouwen, do laatdunkendheid, die het
verstand ten kwade beïnvloeden. Ook in
de zaak, die ons hier aangaat. Gij hebt
gezien, hoe de rede, waarachtig onbe
vooroordeeld, tot de kennis der waarheid
kan geraken. Doch als het vooroordeel
van de achterdocht in het spel is, is alle
moeite tevergeefsch. Wat immers te zeg
gen van den man, wiens haren te berge
rijzen bij het hooren van het woord
„katholiek". Wat van iemand, die meent,
dat de katholieke kerk een samenraapsel
is van huichelende deugnieten. Wat van
iemand, die bij het zien van een priestr,
liefst een straat omwandelt, en zich vol
strekt niet bebagelijk gevoelt, als hij toe
vallig met een priester in gesprek ge
raakt? Is voor hem niet de Jezuïet een
weefsel van bedrog en huichelarij,
de Jezuïet, die onder zijn soutane het
woord soutane klinkt hier beter dan toog
een $olk en gifbeker verbergt? Wat te
zeggen van zulk een vrijgeest, die zijn
geest niet vrij heeft van zulke benepen
angstvalligheden, dio op katholiek terrein
overal wezens ontwaart, welke het op
zijn leven gemunt hebben.
Die angsten en onbehagelijkheden des
gemoeds, voortkomend uit bevooroordeel
de laatdunkendheid zijn 'dikwijls de oor
zaak, dat men van te voren geen. onder
zoek wil instellen naar hetgeen de katho
lieken leeren. De vrijzinnigheid laat alles
toe; men mag materialist of pantheïst
zijn, Jood of Heiden of Vrijmetselaar,
alles, behalve Katholiek. Daarom wordt
het verstand teruggehouden van zijn on
derzoek. Het is niet eens de moeite waard,
om zijn geesteskrachten daarvoor in te
spannen. Men weet het immers al op
voorhand: waar men ook de waarheid
zoeke, de Katholieken hebben haar zeker
niet. Het is eenvoudig bespottelijk, om
zich met katholieke zaken te bemoeien.
Zoo oordeelt de laatdunkendheid.
Doch wat een vooroordeel, wat een
verstandsverbijstering, zou ik bijna zeggen.
Daar rekent men zoo maar af met het
geen een tweehonderd miUioen menschen
in volle overtuiging als zeker aannemen.
Niet waar, de katholieke lectuur moet als
eenzijdig, volstrekt uit de vrijzinnige om
geving verbannen blijven.
Dat is wel vrijzinnig. Neen, in naam der
vrijzinnigheid doe ik een beroep op u, uw
geest niet te laten bedomperen door der
gelijke uitspraken.
Als gij zegt: ,Necn, heusch, spreek me
niet van het katholicisme, want het is, of
me de keel wordt toegeknepen en ik hijg
naar frisscho lucht," dan antwoord ik
erop: „Waarde vriend, uw vrije zin zit
zoodanig gevangen in het net van klein
zielig vooroordeel, dat ik u liever naar
een psychiater zou verwijzen, dan eerbied
hebben voor uw onbevangenheid."
J. J. VAN SANTÉ,
Pr.
SGMQömeiDsisQg
:^C
Nogmaals willen we het hebben over
het wonder der gouden dagen! die Sep-
teraber ons brengt.
Hebt ge wel opgemerkt, hoe sinds een
paar weken dat goud koeler en Meeleer
wordt en alleen nog maar midden op den
dag even herinnert aan den zomerschen
gloed. Als ge buiten komt, hetzij ge uw
oog laat gaan over de velden, of langs de
fijne glooiingen der Kennemerduinen, dan
merkt ge hoe het goud verijlt tot zilver
waas. En droomend schijnen de Hol-
landsclie plaatsen te rusten onder het
zilverstuifsel van den ijlen herfstnevel.
De groote zwijgzaamheid der natuur, het
sl;lle, afwachtende rusten der lage landen,
do hemel, die vol is van luisterende stilte,
slechts af en toe wordt dit alles gebro
ken door den schorren kreet van een rei
ger. Is het niet of zoo'n schreeuw een
breuk slaat in de stille mijmerijen der
natuur: klinkt ze niet als een stervens
kreet die ons ontrukt aan het nadxoomen
over oude verloren illusies? Een wekstem
tevens om bereid te zijn?
Zachte en nadenkelijke dichterzielen
ontwaken tot heimwee. Een heimwee, dat
soms is als de wind, van welken men
naar het woord van den Bijbel niet weet
vanwaar hij komt en waarheen hij gaat.
Soms ook is dat heimwee een verlan
gen naar een groot aardsch geluk, een ge
luk dat uitgaat boven wat den mensch
op de wereld reeds ten deel viel. In zijn
waan denkt hij soms, dat bet puurst
geluk op aarde te vinden is en
hoe dichter hij dat pure geluk tracht te
benaderen, des te nadrukkelijker grift
zich plotseling soms in zijn bewustzijn,
dat nooit op de wereld zijn heimwee zal
worden bevredigd. Dan moet de smart der
ontgoocheling zijn deel zijn, om hem te
brengen tot vergeestelijking van zijn
idealen.
Gelukkiger is het heimwee, dat komt en
gaat als de winden. Het komt uit het
onbekende en richt zich op het onbekende.
Maar de dichter weet wel, dat het God is,
die hem zijn weemoedsverlangen in de
ziel stort, dat het God is, die hem door
hei heimwee tot zich trekt.
Er zijn perioden in het leven der volke
ren, die geheel gericht zijn op het heim
wee, die doorsidderd zijn van een wee
moedig verlangen.
In onze Nederlandsche litteratuur ken
nen wij zoo'n periode tegen het einde der
18de eeuw. In den zelfden tijd spreekt het
ook uit de Duifscho litteratuur, met name
bij die dichters die men de Romantici
noemt.
En het wil me toeschijnen, dat ook in
onzen lijd vooral bij Duilscbe en Fran-
sche dichters hetzelfde verschijnsel zich
reeds openbaart.
Zooveel schoonheid, zooveel idealisme
werd door bet woeden van den oorlog ver
nietigd; zooveel hoop werd ontwricht
•toen na den oorlog bleek, dat de wereld,
dio vrede gesloten had, nog geen vreed
zame wereld was geworden, maar de oor
logskrachten in anderen vorm bleven
voortwoeden. De mensch die -vertwijfelt
aan het heden idealiseert in gouden droo-
men de herinnering en leeft uit do krach
ten van 't verleden. En uit do elementen
van 't geïdealiseerd verleden spint hij
zijn droomen voor de toekomst, niet in
jonge lentevreugde, maar met do toch al
tijd weer twijfelende intuïtie en de berus
tende wijsheid van den ouderdom. En
door het neuriën van den droom klink
plotseling soms schel en hevig de
schreeuw der realiteit.
Maar we zouden nog een paar gedich
ten puhliceeren.
Na den ondergang komf een opgang en
nooit zijn de tijden zoo droef geweest, of
uit de duisternis brak het gloren van een
nieuwen dag.
Albertino Steenhoff-Smulders geeft
hieraan uitdrukking in een fraai heTfst-
gedicht, waarboven zij veelbeteekend
schrijft:
CREDO IN VITAM AETERNAM.
Ik zie geen sterven in de late, trage
[dagen
Hoe is het licht zoo goud, hoe is de
[lucht zoo blauw,
Hoe lijkt do nevel op die zilversluier:
[dauw,
Niet op een lijkwa, die het moede jaar
[moet dragen.
Ik zie de blaren niet, die rotten op do
[paden,
Ik zie do blaren rood en goud in 't
[blanke licht,
Ik zie de gladde knoppen alreo opge
dicht,
Beloften voor het bosch, voor nieuwe
[levensdaden.
Ik zie do bloesem van den hazelaar
[reeds hangen.
Die rekke' en stuiven zal bij d' eersten
[lentewind;
Ik ga het tuinpad langs, en wijs alreS
[mijn kind
Waar 't zaad zal kiemen, daar we nu
[reeds naar verlangen
Hoe zou ik vreezen, God. mijn Cod, daar
[wij toch weten,
Dat; onder 't aardsche kleed, waar/'t ook
[aan flarden viel,
Heel stil aan 't groeien zijn do vleugels
[onzer ziel,
En 't Eeuwig Leven ons dén Dood zal
[doen vergeten.
ïn dit gedicht wijst de dichteres het al
te zware peinzen over 't sterven der na
tuur af. Overal ziet zij reeds de levens
teekenen van het voorjaar, dat eens weer
zal komen en dat in jonge nauw zicht
bare knoppen zijn beloften reeds vooruit
werpt.Maar in het laatste couplet ver
geestelijk zij geheel haar gedachte. Het
stervend jaar is haar heeld van 't voorbij
gaand menschenleven en onder de be
kommernissen van 't aardsche leven
groeien de wieken der ziel, die ons, als 't
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
EERLIJKHEID.
Isaac junior aldus verhaalt „mon"
vroeg aan Isaac senior, zijn koogver-
eerden vader, hoe hij het mpest aanleggen
om zeer spoedig rijk te worden. Isaak
senior moet toen aan zijn veelbelovenden
zoon gezegd hebben: „Jongen, dat weet ik
niet; ik weet alleen, dat. eerlijk duurt
het langst"....
Zeker, met eerlijkheid komt men vaak
niet zoo spoedig tot z'n doel, dan wan
neer elk middel, onverschillig welk,
wordt aangewend. Toch zal op don duur
de eerlijke mensch het winnen. De eer
lijke wordt vertrouwd, wordt om zijn ka
rakter: vastheid en recht-door-zee-garui
e&n sterke strijder in dpn vaak harden
levensstrijd. Een eerlijk mensch voelt
zich gelukkig en do hartevrede is alleen
den eerlijke ten deel. Een eerlijk mensch
is een heerlijk mensch!
Om eerlijke menschen te krijgen, moe
ten ».wij eerlijke kinderen opkwec-ken.
Hoe? Door hun de geboden Gods te
leeren? Zeker moeten zij die van
jongs-af steeds voor oogen hebben! Door
in hen elke oneerlijkheid streng te straf
fen? Probaat middel! Door hun voor
beelden van heldhaftige eerlijkheid voor
te houden?Zonder twijfel uitstekende
methode!
En toch! is er bij al die middelen,
hoe goed ook op zichzelf, maar één af
doend middel! Ouders, weest zelf
brood-eerlijk!
Ik wil hier niet spreken van grove on
rechtvaardigheid der ouders, die groote
rekeningen bij fcankelbakker, slager, win
kelier, laten „oploopen" en niet betalen,
ook niet, zoo zij de heele som gelijk niet
knnnen betalen, „aflossen" per maand of
week! Dit zijn dieven van de eerste
soort: zij stelen een eerzaam middenstan
der niet alleen het hem toekomende geld
af, maar zij steken menigeen in een on
gewild en onverdiende ruïnol van fail
lissement.
Ik wil hier ook niet noemen de voor
heelden van onrechtvaardigheid in handel
en bedrijf, waarvan domme ouders soms
hun kinderen stichtende (en „opschep
perige"!) geschiedenissen zitten te doen!
Neen, die kleine voorbeelden van eer
lijkheid, die den „verlichten" 20sten
eeuwer bespottelijk voorkomen en preuisck
en kleingeestig, doch in werkelijkheid
zooveel opvoedkundige waarde hebben.
Eerlijkheid, strikte, strengel eerlijkheid
in spel en vermaak, in ruilen en handelen,
in koop on verkoop, in loenen en terug
geven. Honderden gevallen in een men
schenleven waaruit de ouderlijke ge
dachte over eerlijkheid kan uitschitteren
voor het kinderoog. De kinderen zien tóch
al oneerlijkheid genoeg rondom zich: wee
hun, wanneer liet ouderlijke voorbeeld
op dit punt niet krachtig „den tijdgeest"
tegenwerkt. Ja, tijdgeest is het geworden:
elkander beliegen en bedriegen. „Mén"
steelt als raven: in 't groot nog niet zoo
veel als in 't klein! Groote oneerlijk
beden, door de publieke gedachte als af
schuwelijken diefstal gebrandmerkt, zijn
niet zoo jeugdbedervend als die kleine
„handigheden", die geroemde „gauwig
heid", waarom gelachen wordt en die zelfa
door velen zich als eer wordt toegere
kend En als dan die „prossers" en
zwetsers ouders zijn! dan moeten zij
FEUILLETON.
e Bruid van het Kruis
Vrij vertaald naar het Duitsch van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
ft ben. toch zoo ongelukkig Mevrouw!"
Dat doet mij zeer veel verdriet, mijn-*
r tod Lorenzen!Is er thuis mis-
ien iemand ongesteld?"
rmin schudt ontkennend het hoofd en
slt in gedachten met zijn horlogekefc-
Wat is er dan aan de hand, mijn beste,
Mijnheer von Lorenzen? Spreek
gerust uit, wat U op het hart ligt."
'H '3 vandaag werkelijk een beste man.
13 vlug nog even komen aanwippen
r bij naar het kantoor ging om de
h w» de Voetwassching 1) te bren-
1 Rij heeft ze nog met heel veel
ei'S kunnen bemachtigen. „Ik zou tooh
B Kraag eens de Voetwassching willen
i^d Rita laatst eens gezegd en
ï11 '3 er toen voor gaan zorgen en
er cog heel wat voor moeten loo-
tr„,
spijt mij zoo Mevrouw, dat het
Maar niet wil gelukken, in de gunst
men van een dame, waaraan mij veel
is."
P»» Kürschner kijkt verrukt,
nk'ir ^ame> als ik U vragen mag?"
J» Mevrouw U weet
•touw Kürschner weet zeker, héél
Je h 1° ^ame 3S- Ze 33 er stellig van
- oogte, hoewel Armin von Lorenzen
JJ niet vormelijk heeft verklaard
den ]R Ze is ?r trotsch op, dat Ar-
Jaatsien tijd onder verschillende
li'liTn j *"jna ^tfcen dag geweest is,
bmJl €en of andere manier gezien
hif heeft. Zij -^eet echter ook
Isvriij - <^ame wier sympathie hij
Bïtevrl 6 ^'nneri> allesbehalve welkom
Tthter T Kürschner heeft er met haar
r8 ze een z.g. intiem gesprek on-
7in°0°8e?,met haar v-oerde, dikwijls
anspeeu en Rita er erg mee ge-
K'ni tt*1, aar bijna tot wanhoop ge-
piocle ,lesu^a^t is dan ook niet ten
Vallpn VaS Mijnheer von Lorenzen
feJlvi?6 arrae sta^erd. Hij is
P^arnm k echter niet minder,
r slechf nen die kinderen het toch
elkander vinden? Hebben
Nen
'fifends
wij daarvoor dan zooveel pensionaatgeld
voor haar betaald? Dat we nu ook zooiets
nog moeten beleven!
Mijnheer von Lorenzen ik be
grijp wat U zoo ferneerdrukt. Maar ver
lies nog niet den moed.
Nu is het aan Armin, om zich nader te
verklaren; ze zijn nu alleen. Mevrouw
keek Armin smachtend aan. „Gij wilt
toch
„Ik wil het niet voor TJ verbloemen,
zegt Armin schuchter, „dat bij de ge
dachte aan de toekomst Uw lieve dochter
een" gewichtige plaats bekleedt." Hij kijkt
haar niet aan terwijl hij spreekt Hoewel
Mandl hem veel zorg veroorzaakt en
overal verteld wordt, dat Gravin Hella
zich verloofd heeft met een huzaren-luite
nant, (een Katholieken graaf) valt hem
dit huwelijksaanzoek zwaar. Zijn beetje
adellijk bloed zit hem nog steeds dwars,
wanneer hij bedenkt dat hij zich nu ver
binden gaat met zoo'n burgerlijke familie
en voornamelijk .omdat hij dan opge
scheept zit met een dikke domme schoon
moeder in spé
„Ik hoop Mevrouw, dat U en Uw man
mij de hand van Uw dochter niet zullen
weigeren, daar ik na mijn a.s. bevor
dering financieel
„Och kom," glimlacht Mevrouw Kürsch
ner. Haar gezicht straalt van verrukking
en ze krijgt er een kleur van. Armin ziet
echter zoo wit als een doek. „De finan-
cieele toestand doet er niets toe. Onze
Grote is een kwart miUioen te wachten. Ik
durf U te verzekeren" en ze gaf Armin
een hand, ..dat ik voor ons kind. geen be
ter, degelijker en aardiger persoon kan
verlangen, als U, Mijnheer von Lorenzen!
Gij zijt ook zoo lief en zorgzaam, maar
wat Grete in haar hoofd haalt? Ik weet
het niet! Maar wees geduldig, ik zal wel
zorgen.. Oh, dat zal ik wel in orde
brengen!"
Ze glimlacht eens tegen Armin en legt
haar dikke poezelige hand geruststellend
op zijn arm. „Ik ben toch zoo blij dat ge
eindelijk Uw hart eens gelucht hebt."
Armin gaat een paar pas achteruit.
„Ik kwam wat to vroeg. U was er-nog
niet cp voorbereid," zegt hij schuchter.
„Ik had het U willen zeggen na mijn aan
staande bevordering waarschijnlijk
met Mei aan U Mevrouw en Uw geëer-
den man
„Mag ik U iets verzoeken, mijnheer von
Lorenzen? Laat mijn man geheel builen
dezo aangelegenheid. Met. hem valt er niet
le nraten Mijn man is nu Oh mijn
God, als ik U eens alles kon vertel
len De dikke dame begint zenuwach
tig te snikken. „Gij behoort nu, mijn goe
de mijnheer von Lorenzen, tot onze fami
lie, dus kan ik het U wel toevertrouwen.
Mijn man is een tyran. Hoe ik onder de
plak zit, dat is onmogelijk om dat te be
schrijven. Ik lijd aan Ischias en laat mij
al sinds Kerstmis electriseeren. De dokter
die mij behandelt is een zeer geschikt
man, en heeft meer verstand in zijn pink
als mijn man in zijn hoofd. Nu, als de
dokter mij behandeld heeft, praten wij
nog wel eens een beetje na. En nu ver
denkt mijn man mij van ailes wat leelijk
is en is dan akelig grof tegen mijDe
dokter is een heel ernstig man, dat verze
ker ik UOh ik ongelukkige vrouw!"
Armin staat op, zij oveneens en pakt
Armin's arm beet.
„Oh, ga toch niet weg. Ik ben zoo ge
rust, als ik U bij mij heb. Wcot ge, mijn
man is een slecht mensch! Het is treurig
dat ik list U zeggen moet. Het is toch
zoo. -Hij scheldt mij zelfs uitZij
houdt zich plotseling in. Hoe weinig takt-
gevoel ze ook heeft, ze merkt aan Armins
terughoudenden blik, dat ze hem te veel
hoeft verteld. Geheel „tot de familie" be
hoort hij toch nog niet. „Mijnheer von
Lorenzen, dat blijft tusschen ons, hoop
ik," vraagt ze hem plotseling. „Men moet
zich eens kunnen uitspreken
„Natuurlijk, daar kunt U gerust op zijn
en U kunt er op rekenen, dat ik van Uw
vertrouwen geen misbruik zal maken.
Wilt Umijn verklaring ook nog ge
heim houden, totdat het mij gelukt zal
zijn Grete's sympathie te winnen?"
„Men zou echter nu reed3 denk er
aan! De tijd vliegt. Tot Mei, duurt niet
lang meer
„Neen, neen laten wij niet overhaasten.
Al wordt het ook herfstde Juffrouw
mag vooral niet gedwongen worden. Ik
mag niet anders zeggen."
Armin vertrekt, Mevrouw Kürschner
blijft met het akelige idee achter, zich on-
noodig over haar man beklaagd te hebben.
Waarom heeft ze het dan gedaan? Maar
mijn hemel, men moet zich toch eens kun
nen uitspreken. IIoo gaat het als' men ge
trouwd is en men heeft een slechten
man... Armin moet toch zeker het land
gehad hebben want nadat hij beleefd
gegroet had had hij gezegd: „Wacht
nog wat, het bekend te maken, wij moe
ten vooral niet overhaasten."
Oh! zo zal nop; eens worden beetgeno
men, door haar domme versprekerij.
Neen, het is beter om met Grete eens on
der vier oogen te praten en haar alles
eens duidelijk te verklaren, mal kind, dom
nest,, nagel aan mijn doodkist. Wil je
volgzaam zijn of niet?
Wat een ongenoegen met elkaarl En
daartusschen te moeten leven! Armin ver
geet, dat hij zelf geen baar beter is, als
de familie Kürschner. Hij heeft nu toe
vallig een blik geslagen in hun huiselijk
leven. Maar hij heeft een hoög idee van
zichzelf. Het is van één kant goed. Dat
domme mensch levert zichzelf en haar fa
milie aan hem over. Is hij eens och
arm! Hella in de familie getrouwd, en
men weigert hem geld, wel heel eenvou
dig, dan verklapt hij alles en herinnert
liij haar aan den dokter die haar behan
delt. Dan moet ze vanzelf zwijgen, zich
buigen en met haar geld op de proppen
komen. Erg slim is het nu juist niet van
hem geweest, dat hij op het oogenblik,
toen hij het goudvischje aan den angel
had, het weer heeft laten zwemmen. Zijn
intieme vriend zou zeggen: „Als ik jou
was, zou ik aan de Moeder! van dat meis
je zeggen: In Mei de bruiloft of... Goe
den dag hoor! zoek maar 'n anderen man
voor je dochter!Al groeit het geld
ook niet op je rug, zoodat je nog niet met
Mandl kunt trouwen, ik zou denken:
Komt het vandaag niet, dan komt het er
morgen wel! Ik houd van oprechtheid!"
1Och brave beste vriend, je hebt goed
praten. Ik ben nu eenmaal zóo en niet
anders. Veel menschen kunnen geen kat
in hun nabijheid velen, anderen geen
krassen met een mes op een porseleinen
voorwerp, weer anderen griezelen van een
muis. Sommige menschen kunnen het
„Gebet einer Jftngfrau" s) niet hooren.
Heeren vinden soms héél magere of dikke
dames onsympathiek. Armin kan nu
eenmaal de dikke Kürschners niet uit
staan. Zijn aesthetisch gevoel komt er te
gen in opstand. Ze zijn zoo slecht gepro
portioneerd. Het meeste van alles ergert
hem liet noodelooze geldverspillen. Oh,
lieve Hemel, hij zou allang een Kürsch
ner Junior zijn, als er geen bezwaar wae
en dat was het onaangename type schoon
moeder enHella! Ach, hij heeft ze
sinds Vastenavond nog tweemaal gezien.
Eén keer bij een zijner kennissen, die
twee huwbare dochters heeft en dienten
gevolge Armin met vriendelijkheden over
laadt. Hella was er zonder haar Moeder
maar werd wel vergezeld door de „Voor
zienigheid" baar gezelschapsjuffrouw, die
hoewel ze al op jaren is, zich graag jóng
wil voordoen.
Hella was wel wat terughoudend ge-i
weest, maar toch goed geluimd en vrien
delijk tegen hem!En wat was ze
mooi! Armin was dien avond weer
heelemaal van de wijs gebracht. Hij had
zichzelf beloofd, nooit meer een stap in
het huis van de Kürschners te zullen zet-»
ten. "Wat was Grete naast Hella. Een
arme achterbuurt-zangeres naast een Ge-<
mina Bollincioni. Armin had haar nog
pas bewonderd en nu ging hij ze al met
elkander vergelijken!
Drie dagen na deze vergelijking, had hij
Hella weer bij Gerslner getroffen. N'"
was ze echter vergezeld door haar Moe->
der en nog een andere dame met het voor
komen van een Russische en met nog eeu
Pruis van wei twee meter lengte- en
die nog, naar het scheen, erg veel dunk
van zichzelf had, want hij had nauwe
lijks notie van Armin genomen toen de
Gravin-Moeder verlegen hem als Mijn
heer von Lorenzen aan den Pruis had
voorgesteld. Hella had toen geen woord
gesproken, dien avond. Ze zag er uit als
een stil vergenoegd kind. Armin, de stille
aanbidder, gevoelde zich daar allesbe
halve over gesticht. Hij had vlug zijn
kop thee leeggedronken, liep haastig naar
de Kürschners en haalde den volgenden
dag de kaartjes voor de voetwassching,
waar Rita zoo naar verlangde. In deze
ongeluksweek kwam hij ook te hooren,
dat Hella zoowat verloofd was met Hugo
Brudow. Zoowat. Dat was de laatste
stroohalm, waar hij zich nog aan kon
vastklampen!
Tot overmaat schreef hem de Vader van
Mizzi: „Zijt ge van plan de 2000 Kronen
voor Uw kind te betalen of niet? Ge
hebt mijn kind geruïneerd, ik zal U aan-
klagenl" En de week naPaschen'tit
al haast Mei en de bevordering dus na
derbij zegt hem zijn Minister: „Caro
mio, ,ge moet naar de politie! Neen,
neen, ik meen het Ge hebt, naaf gebleken
is, daar meer aanleg voor, als voor de po«
litiek!"
1). Op .Witten Donderdag is het in som*
mi ge streken nog gebruik, dat de herder
der parochie de voeten wascht van twaalf
arme mannen. Dit gebeurt 's avonds onder
de Metten.
2) Een lied, gecomponeert door Tekla
Badarzewska. i
(Wordt vervolgd.), j