VOOR DE VROUWEN. 1
rich niet verwonderen, als zij op een
goeden dag tot de ontdekking komen, dat
rij de eer hebben vader en moeder te
rijn van een dief -
Wat.wordt er oneerlijk, onoprecht, hui
chelachtig geleefd door menigeen met een
aaneenschakeling van oneerlijkheden, be
ter gezegd .Diefstallen". Hoe gevoelt men
zich in 't bijzijn van zulke menschen?
Wel, onbehaagelijk! Want men „voelt"
iemands eerlijken zin öf onoprecht, hui
chelachtig gedoe!) Wat worden hun kin
deren veelal gluiperig, „geniepig"; hun
oogen staan spoedig loensch en onzeker.
Ouders, gij wilt vader en moeder zijn
van door God en de menschen beminde
kinderen? voedt ze dan eerlijk op,
vooral door zelf tot het uiterste eerlijk te
rijn in alles en tegenover allen.
G. P. J. v. d. BURG,
Hageveld, Heemstede. Pr-
God behaagt, omhoog zullen voeren naar
't lichtrijk waar geen herfst meer is.
.Van Guido Gezelle het volgende: ->
- NAJAARSVERVEN.
Schilderschoon, zoo rijn de verven
van de blaren, die aan 't sterven,
's najaars op de hoornen staan,
schouwt de lieve zonne ze aan.
Groen, wat moet gij heldre vlagen;
licht in uwer lenden dragen,
dat gij, tanende ende ontaard,
toch zoo schoon© verwen baart.
Groen, gij rijt me een eel aanschouwen,
als ge, op aarde wijd ontvouwen,
leven biedt aan volk en vee,
Zegen giet op wald en wee! (woud en
■wei)".
Groen, gij sterkt mij dan, en vinden
doen mij locht, de groene landen;
maar, uw bloedloos bont gerief J
is mij 's na jaar s, nóg zoo lief. 1
s Voorjaars zingt het al te prachtig,
al te menig, al te machtig
groen, te oneindig luide een lied:
maar het groen dat weggaat niet.
Ei, hoe orgelt dan, hoe kwedelt, (kweelt)
harpt en zingezangt en vedelt
mij dat henenstervend neen,
henenlevend loofgeween!
Ook Gezelle was een „herfstnatuur",
die met zijn zinnende dichterziel ten
slotte meer behagen vond in de pracht
van het stervend loovér dan in de glorie
van het voorjaar. Hier juist vindt hij de
rechte levenssymphonio met haar over
tuigende maar niet zinnelijk uitbundige
finale.
In zijn „Tijdkrans" neemt hij onder
zijn verzen aan de herfstmaand gewijd
nog een heel mooi lied op over den me
rel, den vogel dien men in deze dagen
zelden meer hoort, omdat zijn zangtijd nu
zoo wat voorhij is.
DE MERELAAN.
Heht gij nog geluisterd
naar den mereïaan,
?s avonds als het duistert,
als de sterren staan?
Op den hoogen sperel,
daar hij verre riet,
luide zingt de merel
nu zijn avondlied.
Hoort zijn' kele galmen
haal en wederhaal:
't zijn lijk Davids psalmen',
't is lijk orgeltaal.
Kout hij met de blaren -y,
van den boom, misschien.
die, al slapenvaren
hem goen avond hiên?
Kijft hij op de winden,
die, voorbij gegaan,
hem, den blijgezwinden
vogel, 't zwijgen raan?
Wenkt hij naar een eterre,j
die hij ginder riet
blinken, hooge en verre?
Ai, 'k en wete 't niet! i
Een alleene het wijs ïs,
wat de vogel ringt,
weer het luide of lijze is,
dat zijn' tale klinkt.
Hoort zijn kele
haal en wederhaal:
h Zijn lijk Davids
't is lijk orgeltaai.
I Somtijds in de kerke,
hoore ik stemmen aan,
lijk die lieve en sterke-"
van den merelaan.
(Als 't te zeker stonden,
SuTSum corda klinkt:
en 't uit de orgelmonde^
Zingt en wederzingt.
r jzen doet mijn hert©
naar den hemel, dan:
Jde ik pijne en smerte',
't leed verlicht er van.
\1 met eens, hij schettert,
tiert en tureluit;
„Vier slaat" hij dat 't spettert?
en... 't is uitgefluit!
Ook 't lied van 't menschenleven raakt
«ens „uitgefluit", 't zij het als de merel-
dag nu eens vroolijk, dan weer vragend
en soms heel droefgeestig klonk. Moge
het is hetere gewesten weer opklinken als
een eeuwig: Sanctus.
N. H. J. SWEERSTRA.
-X-
:<s. r»-<
DE VROUW IN DE KEUKEN.
Zooals wij, geachte lezeressen, afgespro
ken hadden, /.ulleni wij nu ons bezighouden
met het bereiden van een feestmaal.
.Wij beginnen weer met het samenstellen
van een! spijskaart,
i Hollandschei Groentesoep.
Gekookte Zalm met botersaus.
Gekookte aardappelen.
Kalfsgebraad met bloemkool.
Gebraden piepkuikens m£t perziken^
compote.'*^
Vanille-ijs'.
Fruit, Dessert.
,"Wlij veronderstelLeru dat het is 's mor
gens 9 uur, en dat het feestmaal om 5 uur
moet worden opgediend voor 12 personen.
Dus wij zullen maar aan het werk gaan.
Een van u, zorgt voor de soep.. U begint
met eeni bouillon te trekken). Hier hebt u
25 K.G. schenkelvleesdi, en 3 mergpijpen.
Schenkelvleesch is van het dijbeen van
een koe, en het best geschikt voor sóep-
vleesch. Snij het vleesch aan groote dob-
belsteenen, wasch het af (ook de mergpij
pen) en) doe alles in een platboomde pan
van ongeveer 10 Liter inhoud, met bijvoe
ging van een' struik selderij, 8 prijen, en
3 heele schoon geschrapte wortelen. Doe
nu de pan bijna vol koud water en zet
haar op het vuur. Let nu good op, en als
er schuim op komt moet u mij waarschu
wen.
Neen! Geen deksel op de pan; bouillon
moet met open! pan getrokken worden. Dan
trekt ze helder. En u kunt deni room af-
roeren voor het ijs, opdat hij koud wor
den kan. Doetu maar eens li Liter ver-
sche melk in deze pan met 3 ons witte
suiker en een) gespleten stokje vanille.
Pas op! Eerst de suiker in de pan, en
daarop de melk, en nu op het vuur er mee.
Zoodoende heeft u nimmer last, dat de
melk aanbrandt. Als de melk kookt, doet
u er het stokje vanille bij, en laat de melk
1/4 uur trekken, met het deksel op de pan.
Doet nu in een andere pan 6 heele eieren
(4 per Liter) en klopt ze tot room met een
eierklopper. Giet nu, al kloppende, de ko
kende melk er op. Giet ze over in de pan,
waarin de melk gekookt heeft, door een
puntzeef, en breng dit mengsel tegen) de
kook al kloppende met de gard. Pas voor
al op, dat het niet kookt; anders schiften
de eieren. Zoo, neem de pan nu van het
vuur, giet de massa door een paardeharen
zeef in een stee men schaal om kond te
worden.
O! daar zie ik weer iets wat mijn groot
moeder ook deed! Wat wilt u doend de
soep afschuimen? Mis, hoorl dan krijgt u
witten grauwen bouillon. Laat het schuim
mar flink opkomen. Zoo, sla het nu met
de gard, door den bouillon, en zet de pan
naast het vuur om te trekken. Het schuim
is geen vuil, al' wordt dit wel eens ge
dacht. Het is bloed en eiwit, wat zich
van het vleesch afscheidt, en als men het
door den bouillon slaat, dan heeft dit
schuim juist de eigenschap om den bouil
lon kristalhelder te maken.
Nu moeten wij nog eerst zorgen voor de
pei-ziken-compóte. Neem daarvoor 18 goed
rijpe perziken, snijd ze half door, draai
de helften van elkaar, en verwijder de pit.
Haal er voorzichtig de schil af, eni leg de
perziken op een diep bord. Breng nu een
Liter water met 75 ons witte suiker aan
de kook. Schuim de aldus verkregen
stroop af, en doe er de perziken in. Laat
alles even doorkoken, en giet daarna al
les in een steenlen schaal, om af te koelen.
Zoo, nu kan men te zamen groenten
schoonmaken en 3 KG. aardappels schilr
len'. Ondertusschen zet ik een half pond
tapioca-sago in de week, voor het binden
van de soep. Tapioca-sago moet altijd een
uur of 3 in de week staan eer men ze kan
koken!. En, hoe gaat 't met de groenten?
Neem nu zes mooie wortels, 2 struik
jes selderij, 3 prijen. Spoel de groenten
na ze schoongemaakt te hebben, goed af,
en snijd ze aan dumie reepjes
Een bosje pieterselie en een bosje ker
vel, spoelt men af, hakt het met een hak
mes ragfijn en wringt de gehakte groen
ten door een doekje uit, zoodat ze goed
droog zijn en bewaart ze op een schoteltje.
Hier hebt u ook drie mooie groote bloem-
koolen, en een kleine. De groote bloem
kool is bestemd voor groenten dus die
maakt u schoon, zoodat zij heel blijft. De
kleine bloemkool snijdt u aan kleine stuk
jes of struikjes en die is voor de soep.
De groote bloemkool zet u een uur in het
water met een weinig zout.
Waarom in water en zout? Wel, dit is
om do sterke lucht van de bloemkool af
te laten trekken; want dit is een groente,
die zwaar bemest wordt; vandaar die*
sterke lucht. Dit is ook de oorzaak, dat
bloemkool, voor conserveering, altijd eerst
uitgezwaveld meet worden, om het zooge
naamde celluioïde te verwijderen.
Ook de gesneden soepgroenten en de
struikjes bloemkool zet men in koud wa
ter, evenals de geschilde aardappels.
Een platte kalfsfricandeau van 2 KG.
wrijft men flink met zout. Ook 4 piepkui
kens, doet men een weinig zout van achter
in het lichaam en laat ze een uur staan
opdat het zout intrekke.
Nu is do roem koud, dus gaan wij ijs
maken. Kom maar eens meo in de bijkeu
ken! Hier is een ijsemmer van 25 Liter in
houd. Maak den bus maar open; en giet
er den room in. ZooIn het rek er mee en
de bus dicht. Nu nemen wij een halve
staaf ijs, en kloppen die goed fijn. Het
fijne ijs, doet men rond den bus, met grof
zout. Eerst een laagje ijs, dan oen hand
grof zout, totdat de ruimte rond de bus
gevuld is. Hoe meer zout, des te spoediger
bevriest de roem. En nu maar vlug draaien
en blijven draaien! Anders gaat de bus
va-stzifcten. Na een half uur dr./aien is de
room wel stijf. Doe de bus open, neem het
rek er voorzichtig uit eni ontdoe het van
het ijs door middel van een stukje stijf
karton. Doe bij het ijs 1/4 liter room en
roer het ijs bijeen met een houten spadel.
Doe nu den bus weer dicht en in het gat
waardoor het rek door het deksel komt,
steekt men een kurk. Wil men nu
mokka ijs maken, dan voegt men er 1/4
liter koffie-ext-ract bij (gemaakt van een
ons koffie op een halve liter water eni dit
tot 1/4 liter te laten verkoken, en dan door
een doekje wringen.) Zoo, nu kunnen wij
achter elkaar afwerken.
Twee braadsleden', goed den bodem met
boter besmenen1. In de eene legt men het
kalfsvlecsch en in de andere de 4 piepkui
kens. Leg op het vleesch, als ook op de
kuikens, nog eten flink stuk boter eni zet
nu alles in een heeten oven.
De bloemkool zet u op het vuur met
koud water zonder zout, en de aardappe
len met zout en koud water zoo, dat het
water, met de aardappels gelijk staat.
Het vleesch moet men nu en dan bedrui
pen, ook de kuikens. Na een half uur ge
braden te hebben is het vleesch wel gaar,
en de kuikens ook.
Neem nu het vleesch* uit de braadslede,
alsook de kuikens, en leg ze op een scho
tel om een weinig te' bekoelen'. Nu begiet
u do jus welke in de braadsleden aanwe
zig is met een lepel bouillon. Laa-t de jus
nog wat inkoken en giet ze dan afzonder
lijk door een puntzeef, ieder in een apart
pannetje. Een van u zet nu de soepgroen
ten in een pan, doet er kokenden bouillon
op en zet die op het vuur om gaar te ko
ken. Kijk ook naar de aardappels en als
de bloemkool gaar is, neem ze er dan een
voor een voorzichtig uit met een schuim
spaan en leg ze in een pan met heet wa
ter.
Giet de aardappels af en houd ze ge
dekt. Niet schudden! De tapioca-sago giet
u cp een zeef, laat ze uitlekken en brengt
ze met een liter water al roerende aan
de kook, na ze in een pan gedaan te heb
ben. Neem nu eens een schoon servet. Twee
dames houden dit aan 2 punten vast over
deze pan en een ander schept den bouillon
uit de bouillonpan op het servet. Zoo, nu
heeft men een pan met 6 liter helderen
bouillon. Yoeg er eeril weinig zout bij naar
smaak, schep er het vet af, wat er op
drijft en breng den bouillon aan de kook.
Daarna zet men den bouillon naast het
vuur zoodat ze zachtjes blijft koken. Do©
er de soepgroenten bij, met den bouillon
waarin ze gaar gekookt is en ook 'n kwart
blikje doperwten, die men eerst met koud
water heeft afgespoeld. Yoeg er al roe
rende de gaargekookte tapioca-sago bij,
alsook de pieterselie en kervel. Nu is de
soep gereed en mag ze niet meer koken.
De saus voor do bloemkool en voor den
zalm moet nog bereid worden.
Eerst de bloemkoolsaus. U dcet een
stuk boter van 1 ons in een pannetje,
daarbij 3 lepels bloem en roert dit op het
vuur tot een papje. Giet er nu een 5 liter
sterken bouillon cp. Laat do saus inkoken
met een paar sneden magere gekookte ham
en 5 liter melk. Laat de saus dik inkoken
en giet ze door een puntzeef in een schoon
pannetje en zet vervolgens het pannetje
in een braadslede, half met heet water
gevuld. Yoor de botersaus, doet u een
stuk boter in een pannetje en zet het in
het heet© water in de braadslede, tot
straks.
Nu nog de zalm. Hier hebt u 6 mooten
zalm. Ziet u dit bloed tusschen de graten?
Dit moet er uitgewasschcn worden. Kook
in een pan water met zout en een flinken
scheut azijn er in. Als het water kookt
doet u er de moeten zalm in en laat ze een
10 minuten koken. Een van de dames
schept tusscbentijda de soep in oen soep
terrine. Men kan in de soepterrine kleine
stukjes scepvleesch leggen en stukjes hard
gekookt ei. Als do seep is opgediend
schept men de mooten zalm op 2 platte
schalen, waarop een servet gevouwen is.
Op iedere schaal 3 mooten. Met de schuim
spaan halveert men de mooten, zoodat men
6 halve mooten heeft op iedere schaal.
Leg er w-at takjes pieterselie over en dien.
den zalm op met de aardappels en gesmol
ten boter. Aan de gesmolten boter voegt
men nog een stuk versche boter _toe en
klopt de boter met een gard zoodat' het een
dikke vloeibare boter wordt. Giet ze in
2 sauskommen' en dien op.
Een van u snijdt het vleesch, bijna op,
en; legt het netjes op een schotel.
Schep de bloemkool in haar geheel, in
2 groenteschalen met den stronk naar on
der. Druk ze met een servet in him fatsoen,
laat er het nat afloopen en begiet ze met
de bloemkoolsaus. De saus moet de bloem
kool geheel bedekken1. Rasp er een weinig
nootmuscaat over en dien het kalfsvleesch
met de bloemkool op met versche aardap
pels en de jus van het kalfsvleesch a-part
in 2 sauskommen.
Snij nu de kippen in vieren, leg ze op
2 schotels met een paar takjes waterkers
er omheen. Bedruip ze met hun jus en dien
zo op met hun jus in een sauskom, met de
perziken-compote in 2 glazen compote-
schalen, waarin men in iedere schaal 18
halve perziken legt met hun siroop er ever
heen. Schep vervolgens het ijs in glazen
en dien het op met Engelsche biscuit. Fruit
en dessert naar believen eri naar smaak.
Ik geloof, geaebte lezeressen, dat ik U
eens flink heb laten werken.
Bedankt voor uwe hulp!
Yoor een volgenden keer hoop ik U allen
meer theoretisch te onderhouden, en wel
over aardappelen. En nu, eet smakelijk en
tot weder ziens 1
L. G. BOL.
DE KONINGIN'.
In een Fransch vrouwenblad „La Fran-
Qaiso" wordt met zeer veel sympathie en
waardeering het feest van onze Koningin
herdacht. De schrijfster van dit artikel
brengt in herinnering „het schoone ge
baar" der Koningin, toen zij den ouden
president Kruger in haar land durfde ont
vangen en een oorlogsschip ter zijner be
schikking stelde. Terecht wordt verder
gewezen op do fijngevoeligheid der Ko
ningin die. gedurende den grootcn oorlog
alle hoffeesten cn hofreèepties schorste,
zelfs do kinderpartijtjes van de prinses.
Het doet altiid goed nog eens uit een
ander land te hooren bevestigen hoo ook
hierin onze Koningin in die treurige jaren
een uitstekend voorbeeld gaf.
RAAK.
(Historisch.)
Een heer is 's morgens heel vroeg op
het postkantoor voor het verzenden van
een telegram, hetgeeen hij betaalt met
een gulden. Het jonge dametje in laag
uitgesneden kleed vraagt vriendelijk:
Kunt u het niet passen, mijnheer; ik kan
nog moeilijk teruggeven: het is nog zoo
vroeg, mijn kas is nog niet in orde.
O met ploizier, juffrouw, is het ant
woord, ik zie hier aan alles, dat ik wat te
vroeg hen, ook aan uw kleeding, uw toilet
is ook nog niet in orde. (Vrouwenadel)
NUTTIGE WENKEN-
Siceizittmger
Om vuil geworden leeren stoelzittingen
of voorwerpen van leer te reinigen, wrijft
men ze af met lauw water, vermengd met
azijn, en wel op een liter water 1 a 2
eetlepels azijn. Nadat men het leer goed
heeft afgedroogd, wrijft men het in met
een flanellen lapje, gedoopt in een meng-
'sel van eiwit (het wit van één ei) en een
eetlepel terpentijn, waarna men het leer
met een doek van oud linnen opwrijft.
Wil men leeren zittingen, nadat ze zijn
schoongemaakt, een geheel nieuw aanzien
geven, dan wrijft men ze met stijfgeklopt
eiwit en droogt ze na met een zachten
zeemie eren lap.
Oud-vlosipapter.
Gooi nooit vloeipapier weg, maar strijk
het glad en bewaar het in een laatje of
doosje, dat ge altijd bij de hand hebt.
Een dot van vloeipapier met een paar
druppels spiritus er op, zal uw ruiten,
spiegels en schilderijen-glazen, als zilver
doen blinken.
Vloeipapier is ook heel geschikt om ge
bakken visch op uit te laten lekken en
als boterhammenpapier onovertrefbaar.
Helder glas.
Een kleine hoeveelheid aluin in poeder-
vorm hij het water gevoegd, waarin men
de glazen wascht, doet het glinsteren als
kristal.
Sieenen in een spons.
Meestal weekt men een nieuwo spons een
nacht in water, doch dit is dikwijls niet
voldoende om de steentjes, die er in zit
ten te verwijderen, en hetgezicht kan
men er soms leclijk mee krassen.
Een afdoend middel om deze steentjes
te verwijderen is het volgende: Week de
spons 12 uren in gelijke deelen water en
azijn en draag er zorg voor, dat de spons
geheel bedekt is. Aan het eind van den
tijd is al de vloeistof door de spons op
gezogen, spoel haar dan uit in warm
water en laat haar daar nog eens 12 uur
in weeken. Daarna kunt ge de spons uit
spoelen in koud water en zij zal zacht eh
aangenaam in het gebruik zijn.
A?ges!eten patroon ïn linoleum.
Bij de goedkoopere soorten linoleum
komt het voor dat het patroon op som
mige plaatsen geheel verdwijnt, terwijl 't
linoleum nog lang niet versleten is. Het
eenige „wat er op zit" is de verfkwast
ter hand te nemen en den vloer geheel
te verven, in een donkere neutrale kleur.
Daarna boent men met boenwas.
Hageveld.
Een hoek kan liefde ademen!
Nog nooit tot dusverre heb ik dit zoo
gevoeld als bij de lezing in verhand
met de overplaatsing van ons Klein-Semi-
narie naar Velsen van het Gedenkboek,
uitgegeven in 1917 hij gelegenheid van het
eeuwfeest van „Hageveld".
Allerlei schrijvers zijn daar aan het
woord, maar of ge nu mgr. Taskin hoort
over de geschiedenis van het seminarie,
of professor Wijtenburg over de gods
dienstige opvoeding aldaar, of doEerw.
Huys over Hagevelds -kapel, of professor
Molkenhoer over het literatuur-onderwijs,
of dr. Sicking over zijn studieleven te
Voorhout, rij allen en ook wie we hier
nog niet noemden, zij putten zich uit om
toch zoo innig mogelijk over hun geliefd
tehuis te getuigen. Men voelt onder het
lezen: er is gezocht naar de mooiste uit
drukkingen, naar de liefderijkste om
schrijvingen, naar de dankbaarste uitin
gen omtrent regenten en docenten, naar
de meest aantrekkelijke eigenschappen van
allen, die met „Hageveld" in betrekking
gestaan hebben of toen ter tijde nog ston
den, om de lezers maar wel te overtuigen
van de heerlijkheid van het oord, van de
voortreffelijkheid van studieplan en stu
diegeest. En zulks niet om te pralen met
wat daar werd geleerd of gedoceerd, doch
louter om den indruk te vestigen: welk
een uitgezocht seminarium was en is het
daar toch!
Wie het Gedenkboek uit heeft, gevoelt
waarlijk iets van ijverzucht jegens dege
nen, die het voorrecht hebben genoten,
daar te worden opgeleid. En geen van
allen, die er ooit' waren, zal ongetwijfeld
Voorhout voorbij sporen, zonder door en
over het geboomte te speuren naar de
tinnen van het niet uit het geheugen te
wisSchen gebouw, dat blijkbaar allen een
tweede- tehuis was, minstens even dier
baar als hun eerste.
Gelukkig bisdom, dat uit zulk een kweek
plaats zijn zieleherders betrekt.
„Hageveld" is niet altijd te Voorhout
geweest: rijn oorsprong ligt te Velsen.
In het begin der vorige eeuw bezat de
toenmalige Hollandsche Zending twee
eigenlijk gezegde Seminariën of Kweek
scholen voor geestelijken: een (c rn
mond en één to 's Heerenberg, beide
Groot-Seminariën, waar de laatste ft
gelegd wordt aan de studiën voor het -
Priesterschap. Klein-Seminariën war>n
evenwel niet en hun gemis word s]ï
eenigermate vergoed door do bijzon?
Latijnsche scholen in de Zuidelijke r
vinciën. Wel werden door jongelieden
roeping gevoelden voor den geesteli1
stand, buitenlandscho seminariën 0f'
legiën bezocht, doch voldoende was m
niet volgens het concilie van Trente
overal de oprichting van Seminariën' h
bevolen.
Zoodra hier te lande de tijden kiem
rijp waren, werd de hand aan den pk
.gen: de Aartspriester voor Holfa
en Zeeland droeg in het begin van 1)
de stichting van een Klem-Seminarie
aan de WelEerw. Heeren Cornelius s!
Bommel een Leidenaar, die later Bi
schop van Luik werd en Cornelius h
dovicus baron van Wykerslocth, wiens
medehelper werd toegevoegd de V/elE^
Heer Wilhelmus Franciscus van Niel, fr
vel toen nog maar sub-diaken. Ieder r
hen stelde een deel van zijn persoon!
vermogen beschikbaar 'Oin aan het verlsj
gen van den Aartspriester te voldoe
zonder welke offervaardigheid de f
niet zoo spoedig haar beslag had
krijgen.
Het drietal kocht reeds in het fcej
van 1817 voor gemeenschappelijke r|
ning de uitgestrekte buitenplaats Ji
genveld" te -Driehuyzen, gemeente Ve]$
waar den 2den Mei van dat jaar
Klein-Seminarie werd geopend en ge
tigd bleef tot 184-7, in welk jaar de
plaatsing naar Voorhout geschiedde
naam „Hageveld" werd toen medeget
men, gelijk die nu weer naar Seems!?
werd teruggebracht.
Het begin was bescheiden: bij den ar
vang van den eersten cursus wan
omtrent 12 studenten, terwijl het moei
viel aan leeraren te komen. Er was
dio dagen op de Hollandsche missie k
geen overvloed van priesters. IritcgéÉ
het aanwezig© getal was ternauwem
toereikend om te voldoen aan de gee?
lijk© behoeften der parochieën. Nog
lang geleden was bovendien het fo
Seminari© te Warmond geopend en
van professoren te voorzien had men r«
eenige priesters aan de zielzorg moS
onttrekken. Er was daardoor voor „Sa
veld" geen andere weg open, dan
staande priesters, leerlingen van
Groot-Seminarie, den Regent Van Bo
tot medehelpers te geven.
Dat was voorwaar een moeilijk kg
doch gaandewreg kwam men alle bezwaï
glansrijk te bovem Wel trachtte de h
leeraar M. Siegenbeelc later de sagf
doen post vatten, alsof te „Hageveld"
„de domheid georganiseerd" zou zijn,
mgr. Van Bommel kon zulks, zich kn
pend op het woord: „Een boom laats
aan zijn vruchten kennen", afdoend ire
leggen, terwijl' ook mgr. Broere, deitij
leeraar op „Hageveld", zich ten deze i
tig deed gelden. De sage bleek niet Ie
vatbaar.
In 1825 werd het seminarie op lafi
regeering gesloten; wie zich wilde viy
reiden voor het priestrschap moest
het Collegium Philosoficum te Leuven,
staatsinstelling, waaraan men v
heidswege nog wel een soort mono;
wild© verleenen. Er kwam echter
van terecht en zoo mocht in 1830 „ïj
veld" weer heropend worden. Mgr.
Bommel was intusschen naar Lui!
trokken en had toen zijn eigendom»
op het landgoed overgedragen aan
beid© mede-eigenaren, van wie voorts
Eerw. Heer Van Niel overleed, zoodat!
Van Wyckerslooth, teen nog profess?
Warmond, do eenige eigenaar was;
stond het geheel in bruikleen af a:
Aartspriester," die den ZeerEerw.
Arnoldus Antonius Tomas benoemde
ent van het 14 Juni 1830 berops
seminarie-
Het aantal studenten nam nu gtë
toe, wat natuurlijk zeer verblijdend)
maar ook zijn -zorgen meebracht:
Seminarie inmiddels van uigr.
Wykerslooth gekocht voor f 15.00)
moest vergroot. Zulks geschiedde
koste van f 13.260 in de jaren lfö
'37, wat juist bijtijds was, want n
bedroeg het aantal studenten £0. M
kei© jaren echter was de bevolking'
zoo toegenomen, dat een der lceratë
een boerderij in de huurt moes'j
wonen en men ruimte noodig o\»
hebben voor 150 studenten met 'n
redigd aantal docenten.
Nu kwam de vraag: heclemaal v;
wen of verplaatsen? Tot het laatste'
besloten, eerstens omdat „Hageveld
lijk toch wel wat lastig was gele?
het verkeer liet toen nog veel te vet
over twèedens omdat anders van'
geering weinig toeschietelijkheid ft
verwachten. Zij beschouwde immers-
en Groot-Seminarie als één geheel
slechts tijdelijk de vestiging der „1\
deeling" te Velsen goeedgc-kcurd.
In 1845 werd aangekocht het a
„Schoonoord" te Voorhout met
Regthuis" aan de overzijde der
samen voor f 36.024, maar dat „Bes-
werd weer gauw van d© hand giw
f 7000, zoodat men niet duur uit p
verbouwing 'van „Schoonoord
f 118.200 vorderde was in 1847 J
zoodat na de groote -vacantie van W
„Hageveld" naar Voorhout overga
bezitting to Velsen werd ver»
16 mille, j
Den 16den November 1847 R!
nieuw© „Hageveld" plechtig' ingev')-
den man, die ook de inzegening
rig© huiskapel van het oude in 1
bijgewoond, door mgr. Van V V1-
En mgr. Van Bommel, die imffl^
tot de grondvesters behoorde,
Augustus '48 de eerste prijsuit1
het nieuwe gebouw bijwonen.
Intusschen waren de financier
groot en het aantal studer
minderde. Bedroeg dit 138 w
1851 was het trapsgewijze»
83. De regent, Antonius Joseph
die verbouwing en verplaatsend
leid, trok zich dien achteruitga®