ÉSIfgte frrorclon aangetoond, dat dit niet is ge schied. Later is, in 1916, het bekende in cident der Engelsche landing in Vlaan deren gekomen; moeilijkheden over het be varen van de Schelde waren, in verband met Antwerpen, aan de orde van den dag. In 1918 doorleefden wij de spannend ste periode tengevolge van den Duitschen eisch betreffende vervoer van zand en grint naar België; daartegenover deden de Geallieei'de en Geassocieerde Mogend heden zich gelden met de toepassing van hun angarie-recht, waarbij het grootste deel der Ncderlandschc vloot in beslag werd genomen. Engeland verbrak onze te legrafische gemeenschap met de koloniën; belette onze visschersvloot haar bedrijf uit te oefenen; controleerde onze levens- middeldenvoorzicning en onzen handel met Indië, die slechts dank zij de oprichting van de N. 0. T. voortgang kon vinden. Toen aan hot einde van 1918 de Duitsche debacle in België en Noord-Frankrijk be gon, weken de Duitschers naar ons land uit; aaneen tevoren ontwapende afdee- ling werd toegestaan, door Limburg naar Duitsckland te trekken, waaruit zich een onaangenaam incident met België ontwik kelde. De Duitsche Keizer, na hem de Kroonprins, vluchtten naar Nederland; de vraag tot uitlevering van den Keizer zoo wel als geheel de positie van dezen vroe ger zoo autocratischen monarch, hebben der Nederlandsche Regeering heel wat moeite, het Nederlandsche volk tot heel wat overbodige belangstelling dikweerf aanleiding gegeven. Alleen het vermelden van de voornaam ste feiten, die zich in internationalen zin voor Nederland gedurende den oorlog af speelden, zou nog verder kolommen kun nen vullen. En bij al deze moeilijkhden is 's Lands Vorstinne zich Haar delicate positie ten volle bewust geweest en aan Haar invloed is het niet voor een gering deel te danken, dat ons Vaderland hoeft weten te handhaven: zijn volkomen zelf standigheid! Van zeer veel belang voor de interna tionale positie, die Nederland thans iu de wereld irneemt, is de wijze, waarop aan Nederland werd vergund, zich als in ternationaal centrum te ontwikkelen. Toen tengevolge van het manifest van den Rus- sischen Czaar, enkele dagen vóór de troonsbestijging van Koningin Wilhel- mina verschenen, een plaats van bijeen komst voor de eerste vredesconferentie werd gezocht, viel het oog op 's-Graven- hage. Het Permanente Hof, uit deze vre desconferentie voortgekomen, werd te 's-Gravenhage gevestigd; men sprak toen van het ..werlc van Den Haag". De tweede Vredesconferentie werd in 1907 eveneens hier gehouden; terzelfder tijd werd de eerste steen gelogd voor het Vredespaleis, dat de gedachte van den vrede ouder de volkeren zou symboliseer en. In 1913 werd dit Vredespaleis geopend; in hetzelfde jaar, dat wij het honderdjarig herstel van onze onafhankelijkheid herdachten, werd Nederlands internationale) positie steviger dan te voren gegrondvest. Tot die internationale positie bad tevoren het werk van onzen kundigen Asser, een waardig navolger van Hugo Grotius, reeds bijgedragen; op vier conferenties voor in ternationaal privaatrecht in 1S92, 1893, 1900 en 1904, deed zijn scherpzinnige geest het tevoren niet bestaande interna tionale privaatrecht uit den grond ver rijzen. Bij deze conferenties sloten zich die over het internationaal wisselrecht iu 1910 en 1913 aan; ietwat terzijde daar van stond de internationale Opium-con ferentie: Brussel en Bern waren jaloersch op het land van Koningin W i 1 h e 1- m i n a! Bij het eindigen van den ooidog, toen de Volkenstond stond te worden opge richt, scheen het als had het werk van Den Haag afgedaan, als wensch te men een geheel nieuwe periode te beginnen. Er heerschte e^n zekere ontstemming in geallieerde kringen tegen Nederland, dat nift aan den oorlog had medegedaan. Ter zelfder tijd ontwikkelde zich het moeilijke conflict tusschen Nederland en België, la ter verzwaard door de ingewikkelde kwes tie der Wielingen, die nog niet geheel tot oplossing is gebracht. Maar alvorens over den Volkenbond te beslissen, werden de vertegenwoordigers der neutrale Staten, ook van Nederland, te Parijs geraadpleegd. Vestigde men den Volkenbond al te Ge neve, bet Hof van den Volkenhond, het eerste werkelijk internationale rechts- lichaam, zou in Den Haag komen. De in ternationale juristencommissie, voor het ontwerpen van dit Hof aangewezen, kwam in 1920 in het Vredespaleis samen; de Algemeen e Vergadering van den Volken bond vestigde in datzelfde jaar definitief haar keuze op Den Haag; in Februari 1922 werd, in tegenwoordigheid van de Koninklijke Familie, de eerste zitting van dit Hof geopend. Een Nederlander, onze groote jurist Loder, is tot president vj n dit Hof voor de eerste drie jaren ge- s->zen.Nederlanders nc-mon in tal van bel langrijke functies aan den arbeid van den Volk-nbond deel; Nederlands eerste gede legeerde Minister van Karnebeek werd op de tweede algemeene vergadering tot voor zitter gekozen en volbracht deze taak op "en wijze, die door allen onverbeterlijk rrordt geprezen; Rotterdam's burgemees ter Mr. Zimmerman, zonder twijfel onze kundigste magistraat, verricht als com missaris-generaal in Oostenrijk uitnemend werk. Aan de conferentie te Genua nam Nederland deel; te Washington op de ontwapeningsconferentie werden wij met het oog op onze koloniale belangen ge raadpleegd. De vrees, die men een oogen- blik inderdaad kon koesteren, dat Neder land alleen zou staan tengevolge van zijn neutraliteit in den gxooten oorlog, is niet bewaarheid; integendeel de jaren 1921 1922 toonen wel aan, dat opnieuw Den Haag zich als internationaal centrum is gaan ontwikkelen. Heeft men in de Tweede Kamer in 1900 bij de goedkeuring van bet verdrag betreffende het Permanente Hof vrees gekoesterd voor moeilijkheden, die uit deze vestiging konden voortvloeien sedert is wel gebleken, dat de aanwe zigheid van dit Permanente Hof integen deel een voorrecht en een voordeel voor Nederland is, ook voor zijn internat ionaio positie. Wij mogen hier wel eens wijzen op de grooto verdiensten van mgr. tlr. Nolens, die op verscheidene internationale bijeen komsten de reputatie van Nederland heeft hoog gehouden. En met weemoed gedenken wij hier het, raenschelijkerwijs gesproken, te vroeg overlijden van den grooten kenner van het internationaal recht, wiens naam een wereld-klank heeft, prof. mr. Struycken Wij hebben ecnigszins uitvoerig het buitenlandsch beleid uit de laatsto 25 ja ren de revue, laten passeeren, omdat dit vooral tot dankbaarheid kan stemmen want, ondanks zoo groote moeilijkheden, heeft immer ons dierbaar Vaderland zijn souverciniteit behouden, ja ver sterkt, mogen we wel zeggen! Van meer wisseling nog dan de buï- tenlandsche politiek getuigdo de binnen- landsche politiek. t Zou te ver voeren daarover to gaan uitweiden. En over het algemeen is deze ook meer bekend dan de eerstgenoemde. Maar hier willen wij herhalen, wat wij in het begin van dit artikel schre ven: Bij al de wisselingen van politieken aard, bleef staan aan het hoofd van den Nederlandschen Staat een Vorstin, regee- rend in volkomen constitutioneelen zin, maar dan ook naar hoog© plichtsbetrach ting; onzo geëerbiedigde en geliefd© Koningin Wilhehnina! (5^9 (9^ het lidmaatschap van het gansctio Stu dentenkorps aangeboden. Namens Z. K. II. dankte de gencraal- majoor Bagelaar in zijn schrijven, hot ge noegen uitdrukkendo van den prins „van tot de voetsterzoncn der Lcidsche Pallas te behooren", nog verhoogd „door de herinneringen aan die Hoogcschool ver bonden." Het zou Z. K. H. steeds aan genaam zijn „de welwillendheid der aca demieburgers to beantwoorden, en lo doen blijken, hoezeer door Hoogstderzelve het voorrecht op prijs wordt gesteld, van tot dit achtenswaardig korps te behooren." Met zijn broer Alexander, die een jaar later te Leiden kwam, legde de Erfprins zich vol ijver op de wetenschap toe. Zij ontvingen onderwijs van prof. Peerlkamp in de geschiedenis, van prof. Cock in staats- en volkenrecht en van prof. Tyde- ban in staatshuishoudkunde. Peerlkamp verhaalt van een cxa,mou, dat in tegenwoordigheid van Prins van Oranje, die zich op de hoogte wilde stel len van de vorderingen zijner zonen, ten paleize door gonoemdo professoren werd afgenomen. De Kroonprins was één ge hoor en bemerkte, hetgeen hij vol vreugde en dankbaarheid betuigde, dat hij zijn zonen niet vergeefs naar de Hoogeschool had gezonden. Dat de Prins zich te Leiden ook bemind had weten te maken, bewijst nog de studenten-almanak voor 1838, die, van 's Prinsen vertrek gewag makende, de hartelijke woorden van dank uit vcor al de welwillendheid, die men hier van hem had genoten. "Wie hem in later tijd onder de oud- kweekelingen der Alma Mater het meest aantrokken, waren de voormalige Leidsche Jagers van 1830. In 1856 nog vereerde hij hun een zil veren beker, met den wensch, dat op de verdere vereenigingsdagen, hij don feest dronk „op het heil van ons gemeenschap pelijk vaderland!", deze beker op voorva derlijke wijze broederlijk in de rijen mocht teekent het hooghouden 'der nationale eenheidsgedachte. Hoezeer, ondanks allo democratiseering in het staatsbestuur en ondanks alle ver mindering van den rechtstreekschen in vloed der koninklijke macht op het poli tieke leven, de liefde vcor het Vorstenhuis niet was verflauwd en do eenheidsband tusschen Oranje en volk niet was ver slapt, bleek overduidelijk, toen in Novem ber 1918 de bekende, even misdadige als mislukte, poging tot revolutie werd onder namen. Teen werd het Nederlandsche volk zich de oude liefde voor Oranje weer vol ledig bewust en in een huldiging, zóó grootsch, als in den loop der wereldge schiedenis aan slechts weinige vorstelijke personen van de zijde hunner onderdanen ooit is ten deel gevallen, gaf het aan Koningin Wilhelmina en aan zich zelf rekenschap van het altijd nog levend, of schoon wellicht niet altijd even levendig gebleven bewustzijn, dat Oranje en Neder landse!» volk bij elkander behooren en bij elkander moeten en willen blijven. Wat zal de toekomst gaan brengen? Zonder ons aan voorspellingen te willen wagen, meen en wij evenwel een streving te kunnen aanwijzen, die, hoewel nog niet scherp afgetcekend, toch luid genoeg zich aankondigt om te doen vermoeden, dat ons staatkundig leven, met min of meer be slistheid, in de door haar gewenschte rich ting zich ontwikkelen zal. Opgekomen uit de leer der theorie en de eischen der prac- tijk, heeft zij tot bedoeling: te ontkomen aan het parlementarisme, dat zich zelf dreigt te gaan overleven, nu do uit zoo heterogene elementen samengestelde Stafen-Generaal over allies en nog wat te bedisselen hebben en verzorging van groepsbelangen in plaats van behartiging van het algemeen welzijn, uitspraken naar het numerieke aantal in plaats van be slissingen naar kennis en beleid, maar al to vaak niet afdoende gekeerd kunnen "gilt JÊ&fc ftPSgraoll i^ff DE INHULDIGING V/Tl KONINGIN WILHELMINA TE AMSTERDAM IN 1893. LEIDEN DE ORANjE'S. p Het nummer van het studentenweek blad „Minerva" van 29 November 189 0 bevat, buiten het woord van weemoed en huldo door de redactie aan den overleden Koning Willem III gewijd, een artikel over do verhouding van Willem III tot de Leidsche Hoogeschool, van de hand des heeren Th. B. Pleyte. „De Leydsche Courant" van 21 Nov 1834, zoo schrijft hij o.m., behelsde het bericht: „Naar wij vernemen, zal a.a. Maandag onzo Hoogeschool bezocht wor den door Z. K. H. den erfprins Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, oudste zoon van Z. K. H. den Prins van Oranje. Z. K. H. zal eenige kamers ten huize van den heer Hazenberg op het Rapenburg betrekken." En zoo gebeurde het: Twee dagen later werd de Prins op de senaatskamer als student ingeschreven en daarna in zijn woning door een deputatie uit den acade- mischen Senaat, in ambtsgewaad, voor afgegaan door de pedellen met hunne staven, hij monde van den rector ver welkomd. Vast verblijf had de Prins niet in Leiden; gewoonlijk vertoefde hij er slechts van elf tot één uur. Niettemin ver keerde hij toch in den kring der studen ten. Er lag een boek- ter inschrijving voor allen, die Z. K. H. verlangden te verwel komen, en bijkans alle studenten teeken den daarin hun naam. „Zij, die de eer hebben hem te naderen", voegt de berichtgever er hij, „werden reeds dadelijk ingenomen door 's Prin sen minzaamheid en vriendelijkheid jegens een ieder." Den 28sten November werd hot namens die destijds nog onder de studenten be stonden door het collegium supremum rondgaan. „Als eenmaal de laatste ure voor den laatste uwer zal geslagen hebben, dan verlang ik, dat deze beker geplaatst worde bij de banier, waaronder gij in de jaren van 1830 en 1831 hebt gestreden." Aan dezen koninklijken wensch is vol daan; beker en banier worden thans in de Senaatskamer der Academie te Leiden bewaard. Latere jaren bevestigen het. welk hart de koning zijn Hoogeschool toedroeg. Zijn heide zonen, Willem en Alexander, werden aan haar toevertrouwd. Schrijver herdenkt verder de viering van het 300-jarig bestaan der Academie en andere gelegenheden, waarbij Z. M. van zijn onverminderde sympathie blijk gaf. Voor dio sympathie, sedert haar stich ting door den eersten Willem, aan de Leidsche Hoogeschool door het Oranje huis bewezen, was zij van haren kant nooit ondankbaar. Zij heeft negen generaties uit dat Doorluchtig Huis gedurende meer dan drie eeuwen met heeler hart gediend. „De oude dienaresse treurt aan de baar van haren innig geliefden meester; zij heeft hem immers gekoesterd en opge kweekt en hij toonde, hoe hoog in rang en aanzien ook, dat hij de zorg der oude getrouwe niet vergat, zoolang hem het leven was gegeven." DE NATIONALE EENHEID. De geleerde Pa ter-Jezuïet Am. Borret, schrijft in de laatste aflevering van de „Studiën" oen artikel: Bij het jubileum van Kon. Wilhehnina. Wij ontleenen aan dit artikel het slot en hebben er als titel hoven geplaatst een gedachte, die daarin door den schrij ven zoo juist wordt aangegeven en uitge werkt, n.I. dat het Koninklijk gezag bc- worden, terwijl do eenhoofdige regeling van alle onderdeelen des gemeenschaps levens een overzicht der bureaucratie on vermijdelijk maakt. Het i3 een streving naar decentralisatie van het overheidsgezag door, naast de reeds bestaande, met publiekrechtelijke macht bekleede, organen, andere in het leven te willen roepen, aan wie een of an der zelfstandige regeling zal worden opge dragen; in het nieuw ingelaschte art. 194 der grondwet, volgens hetwelk de wet aan andere dan in de grondwet genoemde lichamen verordenende bevoegdheid ver kenen kan, heeft deze streving de officieel gesanctioneerde basis harer verwezen lijking erlangd. Naarmate dit streven zijn einddoel dich ter benaderen zal en met name het sociale leven, waarvoor het te hopen is, dat dit toekomstbeeld in een niet al te verwijderd verschiet staat afgetcekend, langs nieuwe hanen tot een zelfstandig bestaan zich ont wikkelen gaat, zal oen steeds meer drin gende behoefte zich doen gevoelen aan een centraal middelpunt, dat het zoo steTk ge differentieerd maatschappelijk leven to zamen houdt. Tengevolge van het ontslaan van naast elkander staande, met afzonder lijke taak belaste, zelfstandige organen, zal do vrees voor verbrokkeling van het natio nale leven, des te sterker de noodzakelijk heid opdringen van een daarboven uit staand algemeen maatschappelijk vereni gingspunt, dat het voortbestaan der natio nale eenheid waarborgt. Meer nog dan nu, zal men alsdan verzekerd moeten kunnen wezen, dat het hoogste gezag in den staat, waaraan de verzorging van het universeole volkswelzijn bij voortduring zal toever trouwd blijven, zich weet vrij te houden van eiken onrechtmatigen invloed, dien ondergeschikte organen ten eigen voordeel© zouden trachten uit te oefenen. Zoodoende zal de gewichtige historische rol, die het koninklijk gezag in ons staatsleven ver vult: het hooghouden der nationalo een- FEESTLIED. zijn Wij zingen ter ecre van 't En van Wie er zit op den Al is ons land klein' Het mag er toch Want zijn plaats op <L„ Bleef het de eeuwen door Een eervol bestaan is zijn Wij blijven steeds trouw aan ona\ En aan Wie er zit op den t Ons goed en ons blo&j Onze arbeid en moed Zijn aan beide verpand. Komt de vijand in 't land, Wij weren met kracht icd'rc Wij vragen geluk voor ons En voor Wie er zit op den t Wij zwoegen met vlijt, Besteden den itijd Immer goed, cn ons werk, Dat ons fier maakt on st«| Schenk' blijvendo welvaart to Wij bidden tot God voor ons T En voor WTie er zit op den Door vrede en door Zij 't volk steeds verb En bij vreugde als bij Steeds verheffe 't zijn hart Naar Vader in de eeuwitjei heidsgedachte boven alle verscb- van inzichten en belangen, die verdeelen kunnen, ook in de toeki overwegende beteekenis blijven Moge het nog langen tijd Koois helmina wezen, aan wie de dezer belangrijke taak zij Haar vijf en twintigjarig i perk heeft ons zoo vertrouwd gemaakt, wij hebben Haar kregen en dragen Haar zoovee! toe, wij weten ons zooveel Haar verschuldigd, dat wij wenschen kunnen, dan dat het jubelfeest door een gouden en ten moge worden gevolgd. Wij bidden den God onzer ook do God is van ons heden toekomst, dat Hij Koningin W die zich zoo gaarne Zijn dienare ten zoo vertrouwvol Zijn hulp Zijn zegen afbidt, nog lanj in het vervullen van Haar aani historisch© taak, welke naar ds Zijner Voorzienigheid, Die de g« der volkeren leidt, aan Oranje, ten opzichte van het scho volk is toevertrouwd. DE NAAM „GR AN'F". Nu wij 't jubileum vaü'de Konii spreekt het van zelf. dat wij iets omtrent de geschiedenis vat vaderen onzer Koningin willen Naar men weet ontleent hot Huis van Oranie zijn na-am Oranje in Zuid-Frankrijk, het An den Romeinseheu tijd. Deze sta! moet al verscheidene jaren voor telling bestaan hebben, sommice meenen zelfs, dat zij van Keltis sprong is; anderen gelooven. dal bouwd is door do Grieken, die seille hebben gesticht. De eers die als Oranjevorst moet schouwd, is „Willem met. den kt die in 793 door Karei den Gr» Graaf van Oranje werd verhevcc voor do bewezen diensten in den do Saracenen. Deze Willem I was een zwaecr den Grooten, die met Willem's tha gehuwd was. Nadat "Willen was, werd hij opgevolgd door Herimbrua, die met een Pn edelman, Gozzelin genaamd, tw echtpaar liet twee zoons na, H« go. Hugo verkreeg den titel vnc' Oranje. Herhaalde malen vinden wij geschiedenis gewag gemankt tusschen den Koning van F.•am Prins van Oranje omtrent de van het Prinsdom. Op deze pis telkens weder een verzoening ter geen der beide partiien di vredigdc. In 1502 verliet PhiliM Jan II, de Fransche zijde en dienst van Keizer Maximilian tenrijk. Het prinsdom „Oranje" werd. door do Franscho regcering at3 in 1523 zette men hem zelfs den toren van Bourges. Hij N den slag van Pa via gevangen. V den Franschcn koning versla dood van Pliilibcrt, die geen L kwam „Oranje" aan zijn zustei* van Nassau. Hierdoor was hei- Oranje met dat van de Nassaus Eeuwen geleden huwde Otto1 een gravin van Diest en Yi30® tot bezitter van groote goederen derlanden maakte. Zoodoende dat. de Nassau's in ons land k*! Karei V schonk Bené in F houderschap van Holland, van Lalain, Graaf van Hoogs'1 vader, Hendrik van Nassau, i® opgevolgd. J Geen kinderen hebbende, uitersten wil ten voord eele van® zoon van zijn oom, Willem over al zijn goederen beschikt Ook het Prinsdom Oranje W* lem van Nassau (onzen herof' Ser")- De verdere geschiedenis v» van Oranje-Nassau willen veronderstellen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 6