Tweede Blad e Koninklijke Koopman. AAN DE LANDS-VROUWE. donderdag 30 Augustusl923 De Hol UIT DE PERS I! DE verkregen rechten. Residenticbodo schrijft: Hel was te voorzien, dat, nu de bezuiui- iel Lesplannen van de Regeering in details fri Bkcnd worden, in breede lagen verzet zo iartegen zou oprijzen. i Vooral nu de Regesnng door opheffing an artikel 40, waarin aan de ambtenaren Jf j handliaving der bestaande salarissen ordgewaarborgd, een ernstigo inbreuk aakt op verkregen rechten en feitelijk de sbeele rechtspositie van de ambtenaren lts losso schroeven zet. Wij willen intusschen aannemen, dat do egeering dien weg inslaat, omdat do bit- IA! r0 noodzakelijkheid haar daartoe dwingt. yj Een begrooting met een tekort van meer in honderd millioen op de gewone jaar- jk ks terugkeerende uitgaven, schept een e I estand, welke de allergrootste gevaren ijn houdt, niet het minst voor de ambte- ai! Eu wanneer dan een ambtenaar in dit nrnner ietwat spottend schrijft, dat mi- istor Colijn aan inflatie-angst lijdt, on- srschat hij in hooge mate den ernst van |n toestand. rMoar begrijpelijk is het, dat do ambte- BÉren, zooals elders in dit blad blijkt uit artikel, overgenomen uit de A.R.K.A., de bres springen om de verkregen ckten te handhaven, nu niet minder dan Tweede Kamer daartoe het sein gaf. {Toen minister De Geer onlangs in het rlement een wetsontwerp indiende om cumulatie van tractementen voor de imerleden tegen te gaan, werd het be- inigingsbeginsel van dit ontwerp mot o'ote meerderheid verworpen, omdat de bmerleden daarin een aantasting zagen jr verkregen rechten. I Wij schreven toen reeds, dat door de slissing de Kamer het de Regeering on gelijk had gemaakt, om bij haar bezui- iji pingspogingen de verkregen rechten der r ibtcnaren aan te tasten, wat trouwens bij pensioenkorting reeds gebeurd was. Wat de Kamerleden voor hen zelf af- jzen, mag ook op de ambtenaren niet >rden toegepast en indien verkregen chtcn moeten worden ontzien, dan be- ort dit niet alleen te geschieden voor do imerleden. ,De Maasbode" schrijft gistermorgen, hopen, dat door een voorbeeld van olojogerkand de aan de ambtenaren op te gen zware offers zoo dragelijk mogelijk 3jni rden gemaakt. 'j, Inderdaad is dit een billijke en fecht- irdigo wensch en wij mogen dan ook va: i minister Colijn verwachten, dat hij de imerleden andermaal in do gelegenheid uid stellen zich over het oorspronkelijk arb#twerP van minister De» Geer uit te reken. \Tu de tractementen en pensioenregeling r Kamerleden in de Grondwet zijn vast- legd en daaraan dus niet getornd kan >rden. is dit wel het minimum wat als irboeld gesteld mag worden. Vóór aan het principe der verkregen aijphten van de ondergeschikte ambtenaren 1 >rde getornd, herzie de Tweede Kamer rst haar standpunt, in deze kwestie in- tdti nomci1- ■N Gd RliüEiENLASSD PRO EN CONTRA VLOOTWET. Vij laten hier volgen het verslag van op de R. K. Kiesver. te 's-Gravenhage jr.di kouden redevoeringen!. ileiding kapitein L a m b o o ij. s dikwijls genoodzaakt geweest te- regeering op te treden1 wat haar afregelen in zake de defensie betrof en irom doet het hem zooveel genoegen us de regeering te kunnen steunen. I\ug P&nneer mannen als Ruys, Aalberse en Karnebeek, welke laatste heeft gezegd, FEUILLETON (Nadruk verboden). Signor Edmondo Bernardclli, uw den ^verwant, was een vriend, een gast in huis, antwoordde Lauretta, gloeiend Yerontwaardiging, en als zoodanig zal huis Tamburini hem verder blijven 'en, en ook de dochter zal aan hem een E>uw en vriendelijk aandenken bewaren. 3orto had oen verachtelijk antwoord lippen, doch hij bedwong zich voor 'oornigen blik die Edmondo op hem Hij voelde, dat het noch plaats, uur was om een scène uit te lokken. Ik hoop het nog zoover te brengen, k geheel 't hart van mijn echtgenoote vervullen, zeide hij met beteekenis en zonder bitterheiden om dit tijd.— te verhaasten, vergun mij, Signorina, den weg naar het altaar te geleiden, mijn belofto denk te bevestigen, urefta verhief zich wankelend van zetel Nog een oogenblik, Signor, zeidc zij Lbevende stem. Nu? in Roberto's oogen schitterde s oen bliksemstraal van den nachte- ■en hemel. 011 m tof e6n^ostbare, met mozaïek ingeleg- üCy«i-i g nam Luuretta den armband, f klein wf g^ den oorsprong van dit Els hn\* nor' vroeS zii RNd, dat ge mij deze ,geschenk aanbood? Weet gij, dat deu ha "li gGst.°*en Is door een gemasker- 7 et» die hem bij een nachlelijken ■bi! het als el het Daar klinkt in eiken mond een dankb're vreugdetoonl Oranje viert in kleur en licht en lied festijn. Voor 'n kwart eeuw nam de Vrouwe koninklijk haar kroon, Die Haar sieraad en diadeem van zorg zou zijn. Zij heeft gedragen d' allerzwaarsfen hoon, Die 'n vrouwe-hart kan slaan met felle pijn: De zetel van Haar moederlijke zorg, Haar troon heeft 't volk gehaat, misleid door woord en valschen schijn Wijl Haar de Christus steeds voor oogen heeft gezweefd, Is staag haar liefde tot dit arme volk gestegen, En heeft met kracht naar redding van het land gestreefd. Nu gaan de menschen lachend langs versierde wegen, en groeten Haar, die om het volk in zorgen leeft, Nu juicht slechts liefde en dank Haar uit de harten tegen J. O. dat weerloosheid van Indië oorlogsgevaar in het leven roept, zelfs hun portefeuille ter beschikking zullen stellen als de Vloot wet niet wordt aangenomen, brengt spr. hun hulde voor dit moedig optreden. Spr. kent de theorieën van prof. Ver aart in zake de ontwapening en het is spr.'s overtuiging, dat de ontwapenings ideeën van prof. Veraai't juist een andere uitwerking zullen hebben dan hij zelf wil. Als men het terrein wil betreden, dat prof. Veraart wil, dan loopt men tal van gevaren. (Geroep: dat is niet de Vlootwet verdedigen, maar prof. Veraart afbreken.) Spr. betreurt het-, dat de voormannen der arbeiders de weerloosheid propagec- ren. Het is wel gemakkelijk om met ont wapeningsleuzen te komen, maar, als de nood aan den 'man is, nemen de propagan disten, der weerloosheid vacantie, of laten heel andere geluiden hooren. Men denke maar eens aan de sociaal-democraten^ die voor 1924 tegen a-lló oorlogsbegrootingen stemden, maar in Augustus 1914 voor de verdediging van bet land krachtig op kwamen. In dit verband haalde spr. ver schillende uitspraken van den heer Troel stra aan, in Augustus 1914 gedaan. Maar na den oorlog is Troelstra weer gedraaid en wil hij geen credieten meer voor ver dediging. Anderhalf jaar geleden is hier de ont wapeningsmotie, onder leiding van prof. Veraart aangenomen. Hij wilde dus een verbeterde editie geven van de uitspraak van den Paus, dat do ontwapening door alle landen gelijktijdig moet geschieden. Als België in 1914 weerbaar was ge weest, zou het buiten den oorlog zijn ge bleven. Dit blijkt uit een geheim rapport van den chef van de Duitsche gencralen staf, v. Moltkg, in 1913 opgemaakt. Als België zijn neutraliteit zou kunnen hand haven, dan zou Duitschland Frankrijk in ElZas-Lotharingen moeten aanvallen, zegt von Moltke. Als België zijn militiewet niet in 1913 maar fzes jaar eerder had aangenomen, dan was het voldoende weerbaar geweest, om den vijand buiten zijn grenzen te hou den. Naast God is het alleen aan onze weer macht te danken, dat wij buiten den oor log zijn gebleven. In dit verband haalt spr. de „Memoires' van Von Moltke aan, waarin hij zegt dat-, als Duitschland ook met Nederland in oorlog kwam, aan den Duitschen rechtervleugel zooveel krachten zouden worden onttrokken, dat men niet voldoende over had om België te verove ren. Aan onze weerbaarheid hebben wij dus te danken, dat wij buiten den oorlog zijn gebleven. Met dit alles voor oogen hebben wij niet het recht de regeering af te vallen, die niet anders doet dan het ter vorige jare door de Katholieke Staatspartij aan genomen program uitvoeren. De Vlootwet is niet anders dan een uit vloeisel vande noodzakelijkheid om ons te verdedigen. Spr. toont dan aan de beteekenis van Nederlandsch-Indië voor Nederland. Bovendien hebben wij in Indië een ge wichtige- cultureele en confessioneele taak op ons genomen. Wij zijn bozig Indië langs do lijnen van geleidelijkheid te bren' gen tot het zelfbestuur. Als Nederland Indië verliest zal het in korten tijd afzakken tot een duf zesde- rangs staatje. Onze scheepvaart is voor een groot deel op Indië gebaseerd, zooal3 spr. met cijfers aantoont. Deze scheep vaart, waaraan ook de scheepsbouw onaf scheidelijk verbonden is, is van groot eco nomisch belang voor ons land en een be langrijke bron van inkomsten voor de be volking. Als een vreemde heerschappij de scepter voerL, dan is het uit met de groote welvaart-, die ons uit Indië toevloeit. De arbeiders moeten dit goed overwe gen, wanneer zij de regeering -in haar plan nen willen dwarsboomen, daar dit van grooten invloed kan worden op hun be staan. Als wij in Indië dus een kostbaar bezit hebben, dan moeten wij ook zorgen, dat niet anderen er zich van meester maken. Overgaande tot de strategische Hgging van Indië, merkt spr. op, dat Indië in de situatie is van zeer blootgesteld te zijn en dat daar met een matige bewapening een groote preventieve werking kan worden vorkregen, waardoor oorlog kan worden voorkomen. In de Pacific liggen nog vele kwesties te smeulen, welke door de conferenties van Washington niet zijn gebluscht. Door die conferentie is de dekking voor onze koloniën zelfs nog zwakker geworden dan te voren. Bovendien is de handel in de Pacific van groote beteekenis; bij een wereldoor log is het voor de belligerenten daarom van groot belang om onzen archipel in handen te hebben. Spr. haalt dan een citaat aan uit „De Nederlandsche buitenlandsche politiek" van professor Struycken, waarin deze waarschuwt tegen weerloosheid in ons land en/ in onze koloniën en wijst op de gevareij daarvan. Als wij onze koloniën niet verdedigen-, zouden anderen dit wel eens kunnen gaan doen, wat niet met on ze -zelfstandigheid en waardigheid in over eenstemming zou zijn. Spr.'s conclusie is, dat de Vlootwet ten spoedigste moet worden aangenomen. On ze verdedigingsmiddelen, die wij nu in Indië hebben, zijn absoluut onvoldoende, verouderd on onbruikbaar. Daardoor ver keert Indië in een toestand van weerloos heid. Door do Vlootwet zal een voldoende weerbaarheid worden bereikt, zoowel in Indië als in Nederland. Do eischen van het defensierapport der R.K. Staatspartij komen vrijwel overeen met wat in de Vlootwet wordt gevraagd. Spr. behandelt vervolgens de financicele zijde van het vraagstuk waaruit blijkt, dat bij invoering van de Vlootwet voor 1923 de begrooting 2.3 millioen lager zou zijn dan zonder invoering van do Vloot wet. Indië zelf dringt krachtig aan op invoe ring van de Vlootwet en draagt het groot ste deel van do kosten er van. Hoe men ook op de begrootingen van - oorlog eni marine gaat besnoeien, laat men het toch niet zoeken op het materieel, want daarin zijn wij zeer ten achter. Onze Katholieke ministers, voor wie de woorden van den Paus toch de grootste waarde hebben, moeten de toestand wel somber inzien, als zij onder deze omstan digheden op invoering van de Vlootwet aandringen. Spr. haalt een uitspraak aan van minis ter de Geer in Maart 1922 in de Tweede Kamer, waarin deze zeide, dat niet-aanne- ming van de Vlootwet geen cent meer in de schatkist brengt. Nu de Vlootwet zal worden ingevoerd, gaat hij heen. Er moet dus wel een andere reden zijn voor zijn heengaan. 'Benslotto richt spr. zich nogmaals tot de arbeiders en hun leiders en wijst hen op de beteekenis van het behoud van onze koloniën voor de welvaart van Nederland en zijn arbeidende bevolking. Een warm applaus volgde op deze in leiding. Hierna was het woord aan prof. Veraart om heb contra van de Vlootwet te behan delen. Inleiding prof. dr. Veraart. Spr. stelde op den voorgrond, dat het belang van Indië voor Nederland en om gekeerd buitengewoon groot is. Hot gaat er echter om, of de Vlootwet van thans doelmatig is, en nu is het wel heel mooi, dat zooveel wijze mannen de Vlootwet prachtig vinden, maar de kiezers laten daarom l in gczonJ vcrs-*nd niet op stal zetten. Spr. herinnerde in dit verband aan de ideeën van Struycken over gezonde po litieke democratie! De Vlootwet besprekende, zeide spreker, dat men de houding der marinemannen met buitengewone voorzichtigheid sedert 1892 moet bezien, omdat er vaak terecht een stemming van wantrouwen kwam. In 1913 kwam het rapport, dat als motto had 5 1 6 groote dreadnoughts, die ieder 20 k 25 millioen zouden kosten! Deze zouden Indië en de koopvaardijvloot moeten be schermen. Thans echter is men verlekkerd op het klein-materiaal, al is men het in marinekringen over een groote of een kleine vloot nog lang niet eens. Vele des kundigen zeggen* groot-materiaal of niets en twijfel bij den gewonen kiezer is dus gerechtvaardigd, nog meer trouwens, om dat het „uiterste minimum" dezer dagen is gereduceerd tot de helft daarvan! De deskundige v. d. Toren (oud-comman dant in NetL-Indië) verklaart de drie 'In dische steunpunten volkomen waardeloos, terwijl onze duikbooten van 800 ton niets beteekenen vergeleken bij de 2000 a 3000 ton metende Amerikaansche en Japansche booten. Deze deskundige geeft een heel ander plan, dat bovendien veel goedkooper zou zijn. De secretaris van de Vlootwet- commissie 1912 oordeelt het tegenwoordige plan eveneens dwaasheid en bepleit een goed georganiseerde guerilla-oorlog, die ons alleen f 400 millioen aan materiaal zal moeten kosten. Hoe kan men nu verwach ten, dat er eenige animo zou kunnen be staan voor een Vlootwet, waarvan men de bezwaren niet kan ontzenuwen, Spr. ver klaarde geschrokken te zijn van de ver dediging der Vlootwet* door Commandant Gooszen, die geheel zwijgt over de bezwa ren en de volstrekte ongelijkwaardigheid van ons kleine macht je! Hij schakelt heb hoogstbelangrijkê element als het vlieg weren totaal uit, terwijl deskundigen ons den komenden) oorlog als oen luclitkrijg teekerden Bovendien wat heeft Duitschland met zijn enorme vloot kunnen doen, toen' het om het leven der Duitsche burgers ging! Als men geen gelijkwaardige macht heeft, noemde spr. het misdadig, dat men zulk een onbeteckeniende macht tegenover Amerika en Japan durft stellen! (Ap plaus.) Den memorie van toelichting zegt, dat men klein materiaal bouwt, niet, omdat dat doelmatig is, maar, omdat men voor het andere geen geld heeft! Dat is paradoxaal! Spr. concludeerde, dat men hoopt op oen voor onze vloot gunstige constellatie en daarom heb klein-materiaal gunstig tracht voor -to stellen. Wat onze ncutraliteitshandhSving be treft we hebben ons moeten laten trap pen, toen men onze koopvaardijvloot weg nam en den invoer van levensmidde len afsneed! We moesten dat doen, zon der gekletter van ons blikken sabeltje! Maar do militairen leven nog teveel in 1672, in de dagen van den tiendaagschen veldtocht, in de romantiek! Het slot op de deur is een geheel verkeerd beeld men vergelijke liever een oorlog voor Ne derland met het in de lucht vliegen van een huis. De financieel-cconomische zijde van de zaak besprekende betoogde spreker, dat minister De Geer terecht alles wilde aanpakken, omdat anders ieder zijn hei lig huisje zou verdedigen. Dit vlootappa- raat echter kan en mag niet dier.en tob verdediging, omdat het ongelijkwaardig is, maar bovendien de wet beteckent vermeerdering der schuld inet 1 milliard. Dat Indië het grootste deel betaalt, betec kent drukken op de Nederlandsche wel vaart. Het yerzet van Patijn, Trip en De Geer gaat tegen bet opnemen van nieuwe lasten in dezen nijpenden tijd. Waarop zal men die kosten moeten verhalen? Er zullen offers worden gebracht, die ons ver pletteren, omdat de welvaart er aan ge offerd wordt., en de cultuurb elan gen e door te niet gaan. Wat de staatkundig-ethische zijue a- treft, men moet er al zijn krachlenrwop zetten, om de wereld in een andere rich ting te drijven, dan tot 1914 en sinus 1918. Er moeten andere internationale verhoudingen komen, die een wereldvrede zullen bestendigen, gunstig zoowel voor kapitaal als voor arDeider. Dat brengt ri sico met zich, maar dafc is te verl jzen boven een ongelijken strijd, waaruit wij verpletterd te voorschijn zullen komen. Nederland heeft bij een wereldvrede als kleine staat zeer groot belang. Laten wij daarop onze krachten richten. (Daverend applaus.) De sprekers repliceerden daarna ieder tien minuten, waarna de do vergadering sloot. Mr. E. W. H. Duijzings Mr. E. W. H. Duijzings, wiens overlij den door een vliegongeluk in Engeland wij vermeldden, promoveerde in 1909, na aan de Utrechtsche Universiteit in de rechten gestudeerd te hebben, cp Stellingen en werd dadelijk lid van de balie te Utrecht. Een der eerste zaken, waarin hij als toe gevoegd verdediger optrad, was de be kende Zeister moordzaak, waarbij liij den hoofddader verdedigde. Mr. Duijzings heeft in zijn verdere zeer drukke practijk veel zaken behardeld op het gebied dor motor- en rijwielwet, speciaal voor do Koninklijke Ned. Automobiel-Club, waar van liij rechtskundig adviseur was. Er zullen in ons land weinig principieele za ken, in verband mot die wet behandeld zijn, waarin mr. Duijzings niet gepleit heeft. Naast deze functie was hij nog rechtskundig adviseur der R.-K. Leo-Ver- eeniging en van do Hanzebank te Utrecht, waarvoor hij tallooze zeer belangrijke pro cedures te voeren heeft gehad. Wij vernemen nog, dat mr. Duijzings, daar hij veel pleitto in auto-zaken, ook op het gebied deT luchtvaart practischo ken nis zich wilde verwerven. Daartoo nam hij in zijn vacantie les bij de Havilland Aircraft Company. Op een solovlucht over kwam hem het doodelijk ongeluk. Omtrent de begrafenis zijn nog ge* definitieve maatregelen genomen; liet is nog niet zeker of de begrafenis te Utrecht, dan wel in Engeland plaats zal vinden. overval oen jonkvrouw van den arm rukte? Hel en duivel! Roberto stampvoette op het kostbare tapijt. De omstanders kwamen naderbij. Signor, deze houding! merkte de mar kies afkeurend op. Reeds had do jonge man zijn zelfbeheer- sching terug gevonden. Noch hij, noch Sa- vello hadden den band herkend, die den Israëliet Eleazar den vertrouweling van Roberto had medegegeven. Nu trof de ont dekking hem als een donderslag. Alleen koelbloedigheid kon hem hier redden. Vergeef mij, Signor, vergeef mij, lieve bruid! zeide hij, de verrassing, do verontwaardiging dreef mij aan. Wee der genen, die mij dit kleinood aanprezen, on wetend van de herkomst, zij zullen het boeten! Met uw verlof, edele Signor, liet zich thans de ernstige, kalme stem van meester Hiller hooren; mag ik u een vraag doen, mij, den maker en eigenaar van dezen band, te willen zeggen, door wiens hand het kleinood in uw bezit kwam? Roberto werd verlegen. Ik herinner mij niet juist, vraag het mij morgen weder, zeido hij, nu is daar voor geen tijd. Maar gij, mijn lieve bruid, vergeet dit onaangename oogenblik en volg mij naar de heilige plaats! Aan-de poorten van Florence wacht u de familie, en als een vorstin, onder het gejubel van het volk, zult ge uw intocht houden. Signor. Nog eens beproefde de juwelier Roberto te naderen, doch een toornige'blik van den markies hield hem terug. Genoeg! zeide Lauretta's vader. Gij hoort, dat de zaak voor heden geëindigd is, ik geloof meester genoeg te zijn in mijn huis om mijn wil gevolgd te zien! Lauretta, uw bruidegom wacht. Met de hand op Roberto Albizzi's schou der, zoo wilde het gebruik, verliet de bruid, nog een laatsten blik werpend op Edmondo het vertrek, dodt Eva en do aanwezige heeren gevolgd. Edmondo trad aan een der boogven sters, hij wilde haar nastaren, zoolang zijn oog haar volgen kon, met een laatsten groet vol weemoed. Reeds lioordo hjj het gejuich der me nigte in den voorhal, nu zag hij haar doodsbleek, wankelend, het witte paard bestijgen, welks rug door een lichtblauwe, met paarlen gestikte schabrak was be dektverloren was zij voor hem, voor altijd verloren. Signor Edmondo! Een haastig fluis teren trof zijn oor. Zich omwendend, zag hij zichtbaar opgewonden den juwelier aan zijn zijde. Wel meester Hiller, gaat gij niet mede in den stoet? vroeg hij verbaasd. Ik ben een der laatsten, en kom nog even terug om een enkel woord met u te spreken. Hebt ge een vlug paard beneden, Signor? Jawel, meester, mijn paard is-vlug en beproefd. Doch waartoe diont. die vraag? Rijrl dan, zoo snol uAsijn hoeven dra gen, naar mijn woning in den „Blauwen Sleutel" te Florenzc. Daar zult ge mijn stomme gezel vinden. Hij moet zich onmid dellijk bij den ingang van den dom opstel len en ieder der gasten in den bruilofts stoet, hoe hoog ook zijn rang of waardig heid zij, in het oog nemen. Snel, snel Sig nor, ik bezweer u! vraag niet verder, lang voor de stoet de kathedraal bereikt kunt gij uw boodschap hebben gedaan. Vlug Signor, om Gods wil, vlug! Man! Vorschend zag do jongeling den juwelier in het gelaat. Waar is uw rust, uw kalmte gebleven? Verdenkt ge iemand! Dat doe ik, Signor, fluisterde mees ter Hiller. Zoo groot, zoo zwaar, dat mijn lippen weigeren hem in uw oor te noemen En toch, de spraak, de gestalteWilt ge naar Florence gaan of moet ik het zelf doen? voegde hij er gebiedend aan toe. Neen, neen, ik zal uw wensch ver vullen, riep de jonge man. Slechts één vraag nog, een enkele! hield hij deü goud smid terug. Is er mogelijkheid, door de ver vulling van uw opdracht, nog in het laat ste oogenblik de keten te verbreken, die Lauretta Tamburini aan Albizzi binden moet? Ja! klonk het hem nog in het oor; dan was de juwelier verdwenen. Beneden had de stoet zich reeds in be weging gezet. Meester Hiller gaf zijn paard de sporen, om zich aan te sluiten. Men hield zijn achterblijven voor iets toeval ligs, weinigen hadden hem trouwens ge mist. In tegenovergestelde richting spoorde Edmondo Bernardclli zijn trouwen draver tot do uiterste snelheid aan, om vóór den bruiloftsstoet de stad te bereiken, voort, met de snelheid van den wervelwind, naar Florence. Schouder aan schouder verdrong zich het volk op het ruime plein voor de ma- jeslueuzen dom van Florence. Maar on danks de talrijke menigte, trots het zoo beweeglijk Italiaansch karakter lag er een stemming over do gemoederen.Vroeger, ten tijde der Medici, had het volk steeds iedere gelegenheid aangegrepen om hun hoofdlieden hulde te brengen; met hun verbanning scheen ook de vreugde uit de Republiek verdwenende Albizzi hiel den niet van die luide uitdrukkingen van vreugde, die Cosimo de Medici zoo gaarne aanmoedigde. Vol verwachting staarde ieder in d« richting, die de bruidsstoet nemen moes» om den dom te bereiken. Condottieri, ge huurde, vreemde soldhten in dienst dej Republiek, hielden het pad vrij, hetweLS met een rood kleed was belegd waarOvJ? het bruidspaar en de voornaamste gaswa loop en zouden. Ónder de toeschouwers op do trappen voor den dom, stond in de voorste rij een grijsharige man, die zich met krachtige armen een weg had gebaand. Een diep lid teeken gloeide als een bloedige streep dwars over het voorhoogd; het was het aandenken, dat Gregorius, de dienaar van den Duitschen juwelier, uit dien nacht vol verschrikking aan den gemaskerden ban diet had bewaard, toen hij de veiligheid van zijn jonge meesteres verdedigde. Gaarne had men hem een plaatsje inge-' ruimd, want ieder in Florence kende den stomme, die trots zijn gebrek, zich gaarne in vroolijk gezelschap liet zien, vooral was hij de lieveling der kinderen, voor wie hij aardige figuren uit hout en steen vervaardigde. r ■1 (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3