KONINGIN
BIJ DE ORATIE GODS.
Wij, Katholieken, erkennen het gezag,
als zijnde van Goddel ij ken oor
sprong.
Waarom? Omdat de natuur van den
mensch zoodanig is, dat hij behoefte heeft
om te leven in gemeenschap, en een ge
meenschap kan niet bestaan zonder ge
zag.
God, die is de Schepper van de men-
schelijke natuur, heeft dus in die schep
ping Zijn Tril neergelegd, dat er gezag
zal zijn.
In verschillende vormen van de men-
schelijke samenleving openbaart zich de
noodzakelijkheid van gezag en wordt ook
die noodzakelijkheid, althans feitelijk, er
kend zooals in het Huisgezin, in do
Kerk, in den Staat.
Maar al hebben de ongeloovigen met
ons gemeen die feitelijke erkenning,
er is een wezenlijk verschil tusschen hen
en ons, waar het betreft de erkenning van
den oorsprong van het gezag, al
thans den diepsten oorsprong, die God is.
En dat is niet alleen oen theoretisch
verschil, maar ook een verschil, dat in
grijpt en diep ingrijpt in de practijk
van het leven.
Zoowel voor de onderdanen als voor
'de gezagsdragers.
Voor de onderdanen. Wij kunnen het
lons klaar indenken, dat het zich schik
ken naar, het zich onderwerpen aan het
(gezag vaak een last is, die met tegenzin
en noodgedwongen wordt gedragen, voor
hen, die in dat gezag niet meer zien dan
een door de natuur der dingen nu een
maal toevallig veroorzaakte noodzakelijk
heid. De onderdanen echter, die de
Christelijke gezagsleer aanvaarden, zien
in de noodzakelijkheid van dat gezag niet
een toevalligheid, ook niet een gevolg van
ieen oorspronkelijk vrij door de menschcn
igesloten contract, gelijk Rousseau e.a.
ieeren, maar den Wil van den Schepper
aller dingen. Onderwerping aan na
tuurlijk rechtmatig en rechtvaardig
gezag is dus volgens hen: Gods Wil!
I Maar ock voor de gezagsdragers, als
eoodanig, is het praclisch lang niet het
zelfde, of zij den Goddelijken oorsprong
wan het gezag erkennen, al dan niet.
i De regeerders, die zich weten de dra
gers van 'n door God gewilde instelling,
zullen zich ook bij de uitoefening van
dat gezag bewust zijn, rekenschap ver
plicht te wezen aan den Koning der ko-
toingen, cn die uitoefening zooveel moge
lijk richten op bet doel, door Hom hij de
Bchepping der menschelijke natuur ge-
kwild. Zij weten, dat het gezag er is, om
dat God het aldus heeft geordend, dat
ihet gezag er is bij de gratie Gods.
1 En zoo noemt zich dan ook onze jubi-
leerende Christelijke Vorstinne, Koningin
fWilhelmina: Koningin bij de gra
tie Gods!
Wij noemden: gezagsdragers.
I Waar God de noodzakelijkheid van, de
Rechtsgrond toot het gezag, als zoodanig,
•heeft uitgesproken en neergelegd in de
menschelijke natuur daar heeft Hij
niet voor alle gevallen aangewezen den
drager van het gezag en den vorm, waar
in het gezag wordt uitgeoefend.
1 Wèl voor het Huisgezin; wèl voor Zijn
Kerk, maar over het algemeen niet voor
den Staat.
W i e in den Staat het gezag uitoefent en
in welken vorm het wordt uitge
oefend (b.v. republikeinsch, monarchaal)
dat wordt meestal bepaald door de om
standigheden, don loop der gebeurtenis
sen, welker be teekenis wordt belicht door
en moet worden bezien in het licht der
ongeschreven en geschreven wetten van
het Recht.
Maar do Christen ziet óók in den loop
dier gebeurtenissen do beschikking of de
toelating Gods!
En ook de drager van het gezag is
voor het feit, dat h ij het is en niet een
ander, dat hij het is in dezen vorm en
niet op eon andere wijze, dank
schuldig aan den Goddelijken Al-Beheer
der.
En ook om deze reden wordt onze Ko
ningin begroet als: Koningin bij de
gratie Gods.
Zij heet dus Koningin bij do gratie
Gods, eerslens omdat alle gezag komt
van God, er is krachtens Gods Wili,
vervolgens omdat ook dit bepaalde go-
zag, waarvan Zij de draagster is, or is
krachtens Gods beschikking of toelating.
Onze jubüeerende Vorstin draagt dien
schoonen titel met waardigheid en eerel
Zij toont zich altijd en overal een
Christen Vorstinne!
En 't is daarom, dat De Leidsche
Courant, dio is het dagblad der Ka
tholieken in Leiden en wijde omgeving,
gaarne door het uitgeven van dit feest
nummer de dankbare en blijde jubelstem
ming wil wekken, zich uitend vóór alles
in do Roomsche bede: „Domine salvam
tac reginam nostram et exaudi nos in
die, qua invocaverimus te."
„Heer, bewaar onzo Koningin en ver
hoor ons ten tijde, dat Wij Uw hulp in
roepen."
Wij, Katholieken, hebben alle reden, om
net Zilveren Regeeringsjubilé van H.M.
Koningin Wilhelmina met dankbare
vreugde mee te vieren. Vooreerst toch ver
eeren we in de draagster van do Kroon
het door God gesteldo gezag, en vervolgens:
DE AANVAARDING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR IN NAAM VAN DEN PRINS VAN ORANJE OP 21 NOV. 1813,
TEN HUIZE VAN GIJSBERT KAREL VAN HOGENDORP.
het is ons onder de Oranje-vorsten goed
gegaan.
We vereeren in de Koningin bet door
God gestelde gezag. Toen op den gedenk-
waardigen 30 November 1813 do over
grootvader van onzo Koningin te Scheve-
ningen landde, en heel het volk juichte
bij het vooruitzicht van do nabije alge
heel© verlossing van de Fransche tyrannie,
was de Erfprins de aangewezen man, om
hier met het gezag bekleed te worden. Zoo
als reeds herhaaldelijk in vroeger eeuwen
de Oranjes de redders van bet Vaderland
waren geweest in benardo omstandigheden,
zoo werd ook toen de band, die in 1795
verbroken was, tusschen het roemruchte
geslacht van Nassouwcn cn Nederland
hersteld. Maar de wensch des volks was,
dat do Oranjes niet meer zouden optreden
als eersto dienaren van don souverain, de
Staten, maar dat zij hoven do Staten met
de souvereiniteit zouden worden bekleed.
Hetgeen dan ook geschiedde, toen Willem
I in de eersto dagen van December te Am
sterdam als souverein Vorst der Vercemg-
de Nederlanders werd begroet. Van dien
tijd af was bij de wettige vorst. Het ge
zag, dat door God gegeven is aan elke
staatsgemeenschap, om wetten uit Ie
vaardigen en verordeningen en bepalingen
te treffen, die in het algemeen belang noo-
dig zijn, werd in het vervolg uitgeoefend
door Willem I en zijn wettige opvolgers:
Willem II, Willem III, Wilhelmina. Want
wel is het gezag van God, maar wie het zal
uitoefenen wordt bepaald door den volks
wil of door do omstandigheden in het ge
val van Willem I door beiden. De goede
ervaringen door Nederland met Oranje op
gedaan maakten, dat in dien tijd van nood
ieder spontaan op het oude vorstengeslacht
zijn hoop vestigde, en met terzijde-stelling
van vroegere grieven en oneenigheden
gaarne de leiding van den Erfprins aan
vaardde.
In de ruim honderd jaren, dat Oranje
over Nederland heerscht, is die band steeds
inniger geworden. En 't juhilé van Konin
gin Wilhelmina, die vijf en twintig jaar
lang in vaak zoo moeilijko omstandig
heden het wel en wee van Haar volk ge
deeld heeft, brengt bij iederen goeden
vaderlander den wensch naar voren, dat
do oude Oranjeboom nog lang zal staan te
bloeien in Hollands tuin.
De Oranjes vereeren we als de dragers
van Gods gezag in ons vaderland, en juist,
omdat dit onze zedelijke overtuiging is,
kunnen we ook bij dit jubiló trotsch het
woord herhalen: De Koningin kan even
trouwo onderdanen hebben als de Katho
lieken van Haar land meer getrouwe
niet. 1
Maar trouw en eerbied zijn nog iets an
ders dan liefde. De eersten kunnen bestaan
waar van de liefde nauwelijks sprake is.
Het was voor het nieuwe Koningshuis
geen gemakkelijke taak, om de liefde der
Katholieken to winnen. Onze voorvaderen
hebben sinds de reformatie in de tweede
helft der zestiende oeuw gezucht onder een
wel niet bloedige, maar zeer krenkende
vervolging. Om hnn geloofstrouw zagen
zij zich uitgesloten van het bekleeden van
ambten en betrekkingen, om hun gods
dienstoefeningen te mogen houden, moesten
zo zware lasten opbrengen aan da protes-
tantsche ambtenaren, hun kerkelijk be
stuur werd bemoeilijkt en van tijd tot tijd
onmogelijk gemaakt: zij golden als bur
gers van den tweeden rang buiten allen in
vloed op de publieke zaak. Dat die toestand
zoo gevorderd is, en ruim twee eeuwen
heeft voortgeduurd men kan er moeilijk
de schuld van geven aan de Oranje-Stad
houders, die immers de dienaren der
Staten waren, en van wie integendeel
menig voorbeeld bekend is, dat ze den ver
volgden Katholieken to hulp kwamen.
Maar feit is, dat voor de Katholieken een
eerste glimp van vrijheid daagde van de,
zijde der Patriotten in het laatste kwar
taal der 18e eeuw, en dat de inzinking der
oude republiek in 1795 voor hen inluidde,
al was het met zeer droeve tonen, de ein-
delijko emancipatie. Het is dan ook niet
te verwonderen, dat do plannen in de 90er
jaren, om de Oranjes te herstellen, hij de
Katholieken slechts weinig bijval vonden,
to minder daar de uitgeweken Stadhouder
Willem V geen rekening wenschle te hou
den met de door do revolutie voor de Ka
tholieken verkregen Staatkundige gelijk
berechtigdheid.
Teen echter in 1813 Willem I tot souve
rein van het land geproclameerd was, heb
ben de Katholieken hem trouw en eerbied
betoond, ofschoon deze vorst er slecht in
slaagde, om hun liefde te winnen. Moeten
we daarvan Willemxl een verwijt maken?
Ik geloof, dat ook hier moet gelden: alles
welen is alles vergeven.
Zooals wij do zaken nu bekijken, is het
duidelijk, dat de oerste Oranje-Koning
fout op fout in zijn regeering heeft be
gaan. Bijzonder tegenover de Katholieken
heeft hij zich ernstig vergrepen aan hnn
grondwettige vrijheid: in het vergeven
van ambten, maar meer nog door zijn
pogen, om van do Katholieke Kerk hier te
lande een staatsinstelling tc maken of, zoo
als men dat noemt, een inslrumentum
regni. Maar wanneer men in aanmerking
neemt, dat deze Vorst zich geplaatst zag
voor een heel nieuwe taak n.l. zijn rijk te
besturen als een pariteitstaat d. w. z. een
staat, waarin alle burgers van welken
godsdienst ook gelijke rechten hebben, ter
wijl de toen levende generatie nog vol was
van do idee der overheersching van do aan
hangers der Staatskerk; wanneer men
daarbij bedenkt, dat bij do vorsten van
die dagen de denkbeelden voorzaten van
het tijdperk vóór de revolutie, en dat daar
toe ook behoorde de dwaling van het zoo
genaamde Joscfisme, dat aan den staat
oen volledige suprematie over de Kerk
toekende, wie zal het dan dozen Protes-
tantschen Vorst al te euvel duiden, dat hij
zich in zijn politiek tegenover de Kerk liet
leiden door beginselen, die door zijn Ka
tholieke medevorsten eveneeDs in toepas
sing waren gebracht? Intusschen was zijn
handelwijze niet van dien aard, dat ze
hem de harten won zijner Katholieke on
derdanen. Maar in het Noorden zijn de
Katholieken niet te kort geschoten in hun
eerbied en trouw. Beter wellicht dan uit de
pers-artikelen cn kamer-redevoeringen
blijkt dit uit een gebeurtenis van intiemen
aard, die Pater Albers meedeelt in zijn
groote werk „Geschiedenis van het Her
stel der Hiërarchie in de Nederlanden".
Toen in 1825 op last der regeering het
Seminarie ,te Kuilenburg gesloten werd
(het teldo toen meer dan honderd studen
ten, die door dezen maatregel hun toe
komst bedreigd zagen), werden de studen
ten daags te voren door him President,
Pater Van der More, een Jezuiot, die als
zoodanig meer dam anderen zich over den
Koning kon beklagen, ernstig vermaand,
dat zij zich aan do gestelde machten had
den te onderwerpen en dat tegenstand on
geoorloofd was!
Willem I deed in 1840 afstand van de
regeering en do populaire held van Quatre-
Bras en Waterloo werd de drager der
kroon: Willem II, man, zooals zijn tijd
dien noodig had, breed van inzicht en
rechtvaardig van opvatting, vrij van do
vooroordeelen uit den voor-revolutietijd
overgekomen. Voor Katholiken en Protes
tanten koesterde hij dezelfde bezorgdheid
en terecht voor een vorst, wiens onder
danen voor een derde Roomsch waren. En
wat zijn Vader niest had weten te bereiken,
gelukte hem volkomen: hij wist bij den
eerbied en do trouw zijner Katholieke
onderdanen ook hun liefde te winnen. In
Limburg en Brabant was sinds zijn regee
ring de naam van Oranjo even populair als
in de meest Grangistische provinciën van
het Noorden. En geen wonder! Daar de
Koning reeds kort na zijn regecrings-
aanvaarding met den Paus tot overeenstem
ming kwam over het concordaat, dat wel
in 1827 gesloten was, maar een doode let
ter bleef en con beletsel werd in plaats
van oen bevordering voor de vrije ontwik
keling der Katholieken; daar algemeen
bekend was do vriendschappelijke verhou
ding tusschen den Koning en den Tilburg-
schen pastoor Zwijsen, den lateren eer
sten Aartsbisschop van Utrecht, door wien
de heerscher zich over Roomsche aange
legenheden liet voorlichten; daar de
Koning voor do rechten zijner Katholieke
onderdanen met kracht optrad, o\a. in de
kwestie van het „Placet": hij wilde, dat do
pauselijke stukken hier vrij zouden kun
nen worden afgekondigd zonder vooraf
gaande goedkeuring van de Regeering.
Na do grondwets-herziening van 184S en
do daad van Willem II begon zijn zoon
Willem III, de Vader van onze jubileeren-
de Koningin zijn lange regeering, en hij
wist bij do Katholieken do gunstige stem
ming tegenover zijn Stamhuis te bestendi
gen en te verdiepen. In het begin van zijn
bestuur valt de voor de Katholieke Kerk
in Nederland allergewichtigste gebeurtenis
van het herstel der Hierarchic. Willem III
kwam daardoor in netelige omstandigheden
omdat hij eenerzij ds niet zoo ver wilde
gaan als zijn minister Thorbecko in de er
kenning van het goed recht der Katholie-
1 ken, anderzijds niet wenschlo te luisteren
naar de ophitsing der mannen van de
April-bewcging. Voor een niet gering ge
deelte door zijn beleid bedaarde de storm
dier beweging en het Katholieke volks
deel ging een tijdperk tegemoet van ongc-
dachlen bloei in zijn kerkelijke, politieke
en maatschappelijke organisatie. Do Ka
tholieken, die door het herstel der Hiërar
chie hun rechten erkend zagen, gaan zich
hoo langer hoe meer voelen als gelijkbe
rechtigde burgers van het Vaderland, maar
ook als medeverantwoordelijk voor het
welzijn ervan; en steeds levendiger is on
der ons de overtuiging geworden, dat
Nederland en Oranje samen hooren, en
steeds hartelijker werd het gebed: domine
salvum fac regcm nostrum
Het erfdeel der Oranjes viel bij den
i dood van V/illem Hl ten deel aan zijn
cenig-overlevend kind, de jeugdige Wil
helmina. Voor Haar bestuurde tot 1898
haar Moeder, de Koningin-weduwe Emma.
Heel het volk, niet het minst de Katho
lieken, heeft met liefdevolle belangstelling
de ontwikkeling van „het Koninginnetje"
gevolgd, en wie herinnert zich niet de
familiaire belangstelling, waarmede por
tretten van Haar werden bekeken, anec-
doten verteld. Zij was thuis in ieder ge
zin, en ieder dankte God, dat Hij den
ouden stam in deze bloeiende jeugd ver
jongde.
Do regeering van H. M. de Koningin is
niet makkelijk geweest. Sinds 1848 is do
directe invloed van de Kroon op do Staats
zaken veel verminderd dank zij de vrij
gevigheid en echt-vorstelijken zin deT Vor
sten, die hun volk gaven, wat de tijdsom
standigheden eischten, zonder dat het volk
zijn achting voor de Vorsten in het minst
verloor. Maar ook zoo is de laak van de
Kroon niet gering: zij is het symbool en
het middelpunt van de volkseenheid en
volkskracht; zij is het, die uitvoert, wat in
gemeenschappelijk overleg van Vorst en
Volk werd vastgesteld; in moeilijke om
standigheden is het de Kroon, die de be
slissing neemt. Bij al deze staatszorgen is
Koningin Wilhelmina meer geweest dan
Koningin: Zij is de deelnemende Vriendin
van haar volk, die het steunt, waar geleden
wordt en die het leidt meer met haar voor
beeld dan met haar woord. En zoo is deze
vijf-en-twintig-jarigo regeeringsperiode
geworden tot een nieuwen schakel in den
liefdeband tusschen Oranjo en het Katho
lieke volksdeel van Nederland. Hoe die
liefde telkens blijkt, wanneer de Koningin
zich onder ons vertoont, hoe zo daadwer
kelijk bleek bij zekere droeve gebeurtenis
sen in 1918, ligt versch in het geheugen.
Op dezen dag van het zilveren regee
ringsjubilé zijn we dankbaar gestemd
tegenover God, die ons zegende met zulk
ïiand
ïTienj
leant
Het heuglijk Regeeringsjubileiun
Koningin is ons aanleiding geweest,
oudo exemplaren van de „Leydse
rant" wij hebben er al van onze
gangers uit 1729 eens na te gaan,
weerklank de personen uit het
en hun daden in de Leidsche pers
den hebben.
Als uitgangspunt kozen we de
Courant" van 1810, het jaar,
ons land bij Frankrijk werd ingelijfd,
op die manier onze wederopleving te
ter zou uitkomen.
Het blad, dat in 1810 onzen naam
de, verscheen als regel in 2 paginal
was niet veel grooter dan een enkel
vel papier, zooals men zien kan uit
dit nummer opgenomen, herdruk van
volledig exemplaar uit 1813.
De inhoud ving aan met buitenland
nieuws, waarna „Holland". Adverten.
stonden op de voorzijde aan den
drukt, zoodat men, om ze te lezen,
blad een kwart moest draaien; ook
nieuws werd soms ten deele aldus
plaatst als er wat veel was. Do achterzi;
vereischte in den regel geen draaierij ff
aar zag er overigens ongeveer uit als
voorkant, ook al doordien de advertent
Z niet met sprekende letters werden
zet. Zoo'n lecuwenvignet, gelijk voorla
l de elders in dit nummer herdrukte L
misadvcrtenlie, was hooge uitzonderii
Men rekende toen meer op het geduld i
lezers, die trouwens gauw genoeg kli
waren, al lazen ze alles van A tot Z.
Nu viel het pluizen in die oude nu:
mers in zooverre togen, dat de journalis;
uit het begin der vorige eeuw al een h
nuchtere opvatting van hun taak hadè
ze gaven het nieuws zooals zij 't onlv:
gen, doch onthielden zich als regel r,
iedere toelichting of beoordeeling.
Tot hun verontschuldiging zij gewcj
naar do verzameling nieuws uit oude nu:
mers, welke men aantreft terzelfder plu
se als bovenbedoelde kermisaankondigii
Men zal daar aantreffen een proclamail
welke den dagbladschrijver eenvoiic
verbiedt, hun meening te uiten. In L
binnenkamer mochten de brave buiJ
al eens zeggen, hoe zij over 's lands zac
en de gedragingen der overheid dada,
in 't openbaar kwam zulks gewoon»?
niet te pas.
Schrijf dan maar oens con behoorlij
courant, beantwoordend aan onze huik
opvattingen!
Gelukkig voor ons en voor de toenmi
ge lezers, spraken sommige berichten <h
delijk genoeg voor zichzelf. Zoo kunn
we in de bladen van 1810 dan ook mak!
lijk Tanden den weerklank van Napoleoi
groeiende ontevredenheid over de houdi
van zdjn hier regeerenden broeder
aanzien der befaamdo Acto van Nai
tie, welke Engelands handel moest fnr
ken. Loderwijk Napoleon mocht al na:
Parijs gaan om zich to verdedigen, wi
hij ccn s trenge doorvoering dier Acte n:
over zijn hart kon verkrijgen, aan gen';
onze handel daarmedo tevens zou work
geknakt, het baatte hem niets. Daare
ruimde hij maar liever bet veld.
men lezen, kan zie onze Bloemlezing i
oudo Leydse Couranten in zijn
clamatie, waarin hij in 't belang van o;
land afstand doet van den troon.
Voor Leiden bleef intusschen zijn ko:|
stondig koningschap niet zonder spora
"Wij danken toch aan zijn goedgunstil
beschikking onze Lodcwijkskerk aan H
Steenschuur. Omtrent de inwijding 4
dit bedehuis leze men ingelijks het beril»
a onze Bloemlezing.
Koning Lodowijk mocht in zijn prod
matie, to vinden in no. 81 dor „Leydse Cc;
rant" van 1810,de Hollandsche troon al t#
zijn kinderen bestemmen, bot hielp he
.niemendal, want reeds in no. 85 der coi
rant, dus weinige dagen later, werd
kondigd, dat heel het Koninkrijk Hoüat
had opgehouden te bestaan.
Dit nummer was toen het laatste, vaï
in nog een rubriek: „Holland" voorkwa:
Reeds den volgenden dag werd al b
Hollandsche nieuws doodgewoon g-eplaaU
onder het hoofd „Fransche Keizerrijk
zoodat men de namen Parijs, Marscil-
Amsterdam, Leiden enz. genoeglijk oni'
n door elkaar kon aantreffen.
Onze collega uit 1810 was dus
volgzaam, terwijl hij 't bovendien
noodig vond, zijn lezers ook maar m
een enkel woord op de verandering j'
'b lands toestand te wijzen. Men had
proclamatie gelezen en daarmedo bas®
Do rest begreep men wel en zoo kreeg*
redactie ook geen ongenoegen met
nieuwo overheid.
Deze talmde niet met allerlei maattf
gelen. Reeds het nummer van 30 Juli,
91, bevatte een proclamatie, waarbij ot'
Departement van Buitenlandsche ZaW
eenvoudig werd opgeheven, waarna
onze relaties met andero mogendheden
waren verbroken en onze Franse
knechtschap volledig.
Het nummer van 31 Oct. Tvas duü
wegens de plaatsing van het
voor do organisatie der De
van Holland", welk reglement tevens
beruchte tierceering der Slaatssc
aankondigde.
Hoe nauwgezet de Fransche 0 _Jj|
over ons waakte bleek o.a. uit
EEN TERUGBLIK.
een Vorstin, en nadat we onzen danl
bracht hebben aan den Gever van
goed, zullen we Hem met aandrang J
ken, dat Hij onzo Koningin spare,
vorstelijk Huis met nieuwo kracht
levendige. En de practische conclusie,
onze feestviering zal zijn, dat wij jn.
staatkundig en maatschappelijk werk
zullen laten leiden door de leus:
Voor God, Vorstin en Vaderland
W. NOLET, pjj