0 OM TE LACHEN:
Eindelijk verliet bij zijn veilige schuil
plaats en trok het woud in.
Dagenlang liep hij eindelijk daar
hoorde hij in de verte den grond dreunen
dat kon niet anders zijn dan een kud
de soortgenooten, zijn oude kudde.
Heftig bonsde het bloed in zijn lichaam
en hij stormde in de richting, vanwaar
het geluid kwam.
De kudde zag hem naderen, aarzelde
even, herkende dan den uitgestootene en
begreep.
Zij schaarde zich in slagorde: de aan
voerder in het midden en alle wijfjes in
een kring om hem heen, als een levende
vestingmuur.
Een schor gebrul een rauwe kreet.
Een van de wijfjes viel, opengescheurd
door de felle tanden van den boedjang.
De kring sloot zich weer.
Een tweede aanval een nieuw slacht
offer.
Dat werd te erg.
De kudde keerde zich om, allen teza
men vielen hem aan, Moedig verdedigde
hij zich, maar zij sloten liem ln er was
geen uitweg meer.
Zijn oudere broeder, d.e aanvoerde, vel
de hem en hij werd vertrapt en gekraakt,
zooals hij eens den koningstijger had ver
trapt..
Zoo stierf de gadjah boedjang.
UIT FRAf:KRIJK'S WOELIGE DAGEN.
Kunt ge me niet een weinig hoop
geven, Louise? vroeg hij, terwijl ze samen
op het balkon stonden van een Bretonsch
kasteeltje, dat uitzicht op de zee gaf, en
bij die vraag overtoog een uitdrukking van
smart het gelaat van den vrager.
Ik ben me niet bewust, Gormac, dat
ik je ooit heb aangemoedigd, en je weet
trouwens, dat ik mijn woord gegeven heb,
dat ik verloofd ben met den hertog de la
Paille.
Maar ge hondt niet van hem, je hebt
meer sympathie voor mij.
Dat wil ik niet ontkennen, mijnheer
Cormac, maar mijn eens gegeven woord is
mij heilig en bovendien gaf vader zijn
volle toestemming tot ons huwelijk en
acht ik me nu aan den hertog gebonden.
"Weet wel, mijnheer Cormac, dat een af
stammelinge van Pepinières nooit haar
woord breekt, tenzij het blijkt, dat de man
met wien zij huwen gaat een schurk is,,
en voor zoover ik weet is dit niet het geval
Als dit je laatste woord is, behoef ik
niet meer aan te dringen, zei Cormac met
gebogen hoofd. Ik hoop niet, dat je het
ine euvel duidt, dat ik mijn nietige per
soon heb willen stellen tegenover een lid
uit 's kpnings lijfwacht. Ik hoop, dat hij
uwer waardig is. Vaarwel Louise, ik
wensch je oprecht geluk!
Cormac Mc Carthy was de zoon van een
der voorname aanvoerders van het regi-
Aient der Iersche brigade. De markies de
la Pepinière en de vader van Cormac wa
ren vrienden uit de 'jeugd, geen wonder
dat er tusschen de kinderen ook een vriend
schappelijke verhouding was ontstaan.
Cormac was een dapper krijgsman, die
heel spoedig vorderingen in het leger
maakte, thans was hij een der meest in
vloedrijke personen in Parijs.
Louise de la Pdpinière was een aardig
jong meisje van negentien jaar, met leven
dige oogen en kastanjebruin haar. Haar
beminneljike manieren maakten, dat ieder
een van haar hield.
Toen in het jaar 1792 groote beroerin
gen in Frankrijk heerschten, boeren en
gewapend gespuis de kasteelen binnen-
drogen en :n brand staken, met het „ca
ira" op de lippen raenigen edelman ver
moordden, toen sidderde ook de kasteel
heer. De Ia Pepinière, niettegenstaande
hij vele vrienden in het leger telde.
Op een killen, vochtigen Octoberdag
zien we* in een der salons van het oude
grijze kasteel van la Pepinière den ouden
jichtigen markies bij een haardvuurtje
zitlen. Zijn zieke voet ligt uitgestrekt op
een voetbankje. De lucht is grijs en de
wind blaast do laatste, verdorde bladeren
van de boomen. Louise en haar verloofde
houden den ouden man gezelschap. De
'■ertog De la Paille is oen slank, bleek
trngmensch, die er voor zijn leeftijd oud
-iitziet. Plotseling zegt hij:
Vindt u het bericht uit Parijs niet
hoogst verontrustend? We staan voor een
schrikbewind. Het volk wil zich van al
onze bezittingen meester maken, en wat
n zal verwonderen is, aat uw vriend Mc
Carthy een van do aanvoerders der oproe
rige bende is en met Robespierre en Ma-
rat gemeene zaak maakt.
Do oude man verbleekte en Louise
fleurde hevig.
Dat is niet waar, zei ze snel; ge kent
Cormac niet, anders zoudt ge dit niet zeg
;?en. Hij kan republikein zijn, dat is zijn
-•aak, maar een moordenaar is hij niet en
sal hij nooit worden.
Louise heeft gelijk, viel de markies
=iaar bij.
O, neem me niet kwalijk, Louise, ver
ontschuldigde zich de hertog, ik vertel
-flleen maar wat ik gehoord heb. Wat mij
"cïtreft, als een van die sansculotten het
-^.isteel durft binnen dringen, dan zal ik u
verdedigen zoolang ik nog een druppel
Hoed in het lijf heb.
Dit gesprek werd plotseling onderbro
ken door luide stemmen, die men vanuit
_V verte hoorde naderbij komen. Men zag
~:et ontzetting een troep havelooze lieden
onder luid geschreeuw en met vlammende
toortsen naderen.
Mijn God, de revolutie is uigebroken,
riepen allen als uit één mond.
Daar komen de boeren! Ach Jacques,
help ons, smeekte Louise de Ia Pepinière
haar aanstaande, red mijn ouden vader
uit hun banden!
Jacques do la Paille was zeer bleek
geworden.
Wacht Louise, ik zal met de leiders
sproken, maak je niet ongerust. Ik kom
dadelijk weer terug.
Onderwijl waren de kreten hoe Jaugeq
lioo dreigender geworden: „Weg met de
aristo's! Weg met dat vee! Laten we hen
doodsteken!" En er werd met geweldige
bijlslagen op de massieve eikenhouten
poort geslagen, onder liet gehuil van de
woeste menigte, die zich toegang tot het
kasteel wildo vehrschaffen.
AR het personeel was bijeengekomen in
de zaal waar Louise en haar vader zaten.
Het verwonderde haar, dat De la Paille
niet terugkwam, hij had het zoo vast be
loofd. Zouden ze hem onderweg vermoord
hebben? en het meisje sidderde van angst
bij die gedachte. Opeens, onder het woest
gekrijsch der bende, hoorden de ver
schrikte kasteelbewoners daar plotseling
een óorverdoovend gekraak; het houten
cassetten plafond was naar beneden ge
stort en een dichte rookwolk vulde het
vertrek. De boosdoeners hadden het kas
teel in brand gestoken. Louise had de ar
men om haar vaders hals geslagen, één
gedachte vervulde haar slechts: het leven
van den ouden man te redden. Zij wilde
hem redden, maar nog vóór zij hem van
den vloer getild had, werd. ze door een
paar sterke armen opgenomen en wegge
dragen. Het was hoog tijd, want ze viel in
bezwijming, waaruit ze eerst in de gevan
geniscel ontwaakte. Haar kamenier Leon-
tine Doucet zat bij baar legerstede.
Waar ben ik? vroeg ze verschrikt.
En nu verhaalde Leontine, dat ze zich
beiden in de Conciergerie van Parijs be
vonden, dat de oproerlingen het kasteel
hadden in brand gestoken en dat de mar
kies, in de vlammen was omgekomen.
Dit was voor het jonge meisje een treu
rig ontwaken en de harde slag, die haar
getroffen had, 'drukte haar zeer terneer.
Geen wonder, ze was nog zoo jong en stond
nu plotseling voor het feit, dat ze wees
was. Toen ze een weinig van haar eerste
ontzetting bekomen was, vroeg ze naar den
hertog De la Paille. Zou hem een ongeval
zijn overkomen, waarom was hij niet te
ruggekeerd?
Laten we over dien man liever zwij
gen, zei Leontine verontwaardigd.
Maar wat bedoel je, Leontine, vroeg
het meisje verschrikt.
Ik meen, freule, dat de hertog wel
getracht zal hebben zijn hachje te redden
Ik wil niets kwaad van de menschen ge-
looven, maar de schijn spreekt erg tegen
den hertog. Den dag, toen het kasteel in
brand is gestoken, heb ik den hertog met
mijn eigen oogen de achterdeur bij de keu
ken zien uitgaan, terwijl het gepeupel
zich een toegang aan den voorkant trachtte
te verschaffen. Zijn belofte, om u en uw
vader te redden, waren maar loozo woor
den. Hij wildo zichzelf eerst in veiligheid
brengen.
Op het gelaat van Louise de Ia Pepinièrp
verscheen een uitdrukking van afkeer, zóó
zelfzuchtig en trouweloos had zii zich
Jacques niet kunnen voorstellen. Dit was
haast een grooterc smart voor haar, dan
wanneer ze gehoord zou hebben dat hij in
de vlammen waro omgekomen. Het ver
heugde haar, dat het uur van haar terecht
stolling naderde; terechtstelling van een
aristokraat bcteekendo de dood! Liever
driemaal onder de guillotine, dan de
vrouw te worden van zulk een menscli!
Maar hoe hard de guillotine ook werkte,
hoe vaak de wagen naar het schavot reed
Louise de la Pepinière werd nog maar
niet als slachoffer opgeëischt. Wanneer
zou het toch haar beurt zijn? Er was in
tegendeel bericht gekomen, dat haar pro
ces werd uitgesteld tot Maart, thans was
bet Januari. Hoe die maanden door te
komen, hoe vurig verlangde ze naar één
bekend eerlijk gelaat. Zou Cormac Mc.
Carthy willen komen?
Op dat oogenblik was de IeTScke kapi
tein een der meest populaire leden van de
Garde te Parijs. Hij was met hart en ziel
republikein maar verafschuwde do bloedi
ge geweldenarijen van Marat en zijns ge
lijken. Door zijn invloed was het hem mo
gelijk geweest eenigo vrienden voor de
guillotine te behoeden. Omdat de namen
der veroordeelden niet hekend gemaakt
werden voor den dag hunner terechtstel
ling was Cormac onkundig gebleven van
de aanwezigheid van Louise de la Pepi-
niere in do gevangenis.
Toen hij op een avond den boulevard
wilde oversteken, die naar de Notre Dame
leidde kwam hij een troepje soldaten van
de garde tegen, die een gevangene in hun
midden hadden. Ze maakten zich gereed
een schavot te bouwen en bij het schijnsel
der toortsen, dat op de bleeke gelaatstrek
ken van den veroordeelde viel, herkende
Cormac den hertog de la Paille, zijn me
dedinger. Zou hij hem aan zijn lot over
laten? dan was Louise vrij en kon zijn
vrouw worden. Maar dat oogenblik vón
verleiding duurde slechts kort, zijn beter
ik kwam boven. Hij riep een der aanvoer
ders terzijde en fluisterde hem toe, dat de
terechtstelling thans niet zou plaats heb
ben. Ze brachten hem toen terug naar de
gevangenis.
Misschien houdt ze toch van hem.
mompelde hij bij zichzelf, en- ik wil
het geluk van twee meuschenkinderen niet
beletten. Met een voldaan gevoel over zijp
heldhaftige daad wandelde hij naar het
stadhuis en vroeg eon onderhoud met Ro
bespierre. Hij verkreeg de invrijheidstel
ling van den hertog en Louise de la Pepi
nière en toen hij zelf haar het bericht in
de gevangenis kwam brengen en zij hem
uitbundig bedankte, fluisterde hij haar
toe, dat het zijn plicht was en slechts een
zwakke schadeloosstelling tegenover den
moord op haar dierbaren vader.
- Wanneer ik je veilig over de grens
heb gebracht, Louise, zullen we van elkaar
scheiden om elkaar nooit meer te ontmoe
ten.
Ach, Cormac, waarom breng je me
weg, om me alleen te laten in het vreem
de land? Die woorden klonken hem als
muziek in de ooren, zou het waar zijn,
had hij goed gehoord? hij wilde het niet
gelooven!
Maar je zult niet alleen zijn, Louise,
de hertog de la Paille redde ik ook van de
guillotine en je zoudt immers zijn vrouw
worden?
Ach spaar mij, Cormac, nooit, neen
nooit wil ik huwen met dien schurk. En
toen verhaalde ze wat was voorgevallen.
Dus je bent geheel vrij, Louise, ju-
beldo Cormac.
Ja beste vriend en ik smeek nu zelfs
je vrouw te mogen worden.
Er was op dien Maartschen dag in 1793
in Parijs geen gelukkiger, paar!
Drie weken nadien word het huwelijk
van Cormac M'Carthy met Louise de la
Pepinière ingezegend; wegens den rouw
geschiedde het in alle stilte. Eenige dagen
na het huwelijk verklaarde do jonge
vrouw aan haar echtgenoot dat zij als
eenige afstammeling recht had op al de
adellijke titels.die volgens het gebruik van
het land hij haar naam mochten worden
Dus ik zou nu moeten heeten markies
M'Charty de la Pepinière? vroeg hij glim
lachend. Zij knikte toestemmend:
Welnu, Louise, met alle respect voor
je adellijke voorouders, moet ik je beken
nen, dat de mijne het nog winnen. Ik
stam af van de M'Cauras, die eertijds ko
ningen van Ierland waren. Mijn bloed is
dus zoo blauw, als je het maar verlangen
kunt. Ik heb echter met dat alles afgere
kend, hen burger en democraat en je zult
tevreden moeten zijn met het eenvoudige
Mevrouw Cormac M'Carthy. Als ant
woord gaf ze hem een kus!
VIOLET.
D'r. GEEN IJ.
De Berlijnschen correspondent van het
„Vad." vertelt in zijn blad:
Steeds nieuwe anecdoten omtrent den
vroegeren koning van Saksen, Friedrich
August, doen de ronde. Nu weer deze:
Na de revolutie. Een zoon van den ex-
koning trouwt. D'r. Geenij naar de brui
loft Hij kan de plaats des onheils slechts
bereiken door Saksen heen. De trein
staat stil op het perron te Leipzig. Trou
we monarchisten hebben er lucht van ge
kregen en maken hun opwachting, Nie
mand verschijnt aan het venster.Een zwak
hoeratje. Een luider. Driemaal drie: Hoch
hoch, hocli. Niemand verschijnt
aan het venster. De demonstranten wor
den ongeduldig. Ergeren zich. Zij kloppen
aan het venster. Heftig vliegt het venster
omlaag. Een gebalde vuist komt te voor
schijn en de vertrouwelijke Saksische
stem van den ex-koning buldert: „Jullie
bent me ook mooie republikeinen".
Als het niet waar is, is het goed gevon
den. Echt hieraan is in ieder geval Fried
rich August's innige afkeer van demon
straties, plechtigheden gelegenheden en
speeches. Een speech in het vooruitzicht
kon den koning doodongelukkig maken.
Historisch is do volgende aneodote:
Ergens is een standbeeld onthuld. Dr.
Geenij heeft met engelengeduld een lange
redevoering en een nog langere toespraak
van twee heereh aangehoord. Hij is blij
dat het voorbij is en wil heengaan. Adju
danten fluisteren hein in het oor, dat hij
iets zeggen moet. „Moet het bepaald?"
vraagt dr. Geenij angstig., „Het kan he
laas niet anders", wordt hem.gezgd. Hij
weifelt nog, doch ziet, daar staAn de bei
de heeren reeds aan het portier van den
auto te huigen. Friedrich August blijft
staan, kucht, krijgt een blos, schraapt
zich de keel en declameert: „Zoo
jonges Stapt vliegensvlug in den
auto en is fort.
De volgende anecdote, met dezelfde
strekking, is waarschijnlijk verzonnen:
In een kleine stad gebeurt weer iets
plechtigs en Z. M. moet verschijnen. Hij
is boos en neemt met een zeer knorrig ge
zicht plaats. Een schoolmeester moet de
gToote rede houden. Hij heeft haar nijver
uit z'n hoofd geleerd, doch bij het zien van
zooveel majesteit vervliegt de inhoud. Na
het derde woord blijft de spreker steken.
Het gezicht van den koring klaart op.
Het voorval wekt zijn geheelo sympathie
Bovendien heeft hij een schoone gelegen
heid om van het aanhooren van een ver
velende toespraak ontslagen te worden.
Daarom, heel minzaam: ,,'t Hindert niks.
Ik geloof de rest wel. Wo zijn lotgenooten"
Hij'bedoelde, dat hij ook geen rode kon
houden. De redenaar begreep hem niet.
„Sire", zegt de trouwe onderdaan opge
lucht, „u hebt gelijk. Mijn huisplaag is er
ook van door". Hij bedoelde zijn echtge
noot©.
Dé eenige onaangenaamheid.
Vrouw: „En mannie, hce bevalt je je
nieuwe lichtgevende ra-dium-horloge?"
Man:" „Dat zou werkelijk een prachtig
ding wezen, vrouw, wanneer ik niet tel
kens de lamp moest aansteken, om m'n
lorgnet te kunnen vinden."
1 Dat geeft te denken.
Onlangs vonden wij aan het hoofd van
een der advertentiepagina's in do „Times"
de volgende mededeeling:
Voor iedereen bestemd. Vergeet
niet, voor gij met vacantie gaat, uwen
medicus te betalen. Hij zou ook wel
eens lust kunnen hebben een tijdje
vrijaf te nemen.
Een zieke.
Zou die zieks wellicht ook den docters-
titel voeren?
Uit een verslag.
Ten einde dit groote doel te bereiken is
liet beheer van den legwedstrijd ongedra
gen aan een der bekwaamste eendenfok
kers, iemand die de behoeften en nooden
der eenden kent als die van zich zelf.
Zijn opvatting.
Student (In Hoiel Central'' tot kellner):
„Sedert vanneer ben je hier?"
Kellner: „lk ben hier voer noodhulp,
meneer."
Student: „Voor noodhulp? Kerel, dat
komt fameusHelp me dan eens gauw
met tien pop uit den nood.:>
a sas
0 0 0
.B
DÉNK OM DE DEUR.
„Manlief, denk er nu toch om, dat je niet weer
eeu hoed koopt, die niet door de deur gaat.
BIJ DEN ANTIQUAIR.
„Maar diezelfde kast offröerde u me voor drie jaar
voor f 200.Waarom moot hij nu f G00.kosten??"
„Ja, ziet u, het loon der meubelmakers is toch immers
nu ook 3 maal zoo hoog!!"
Altijd zakenman.
„Henk", riep het meisje lieelemaal
overstuur uit „je liefdesverklaring is zoo
plotseling gekomen, dat ik nauwelijks w«et
wat ik zeg. Ik was er niet op voorbereid.
Het maakt me totaal van streek en ze
nuwachtig."
Henk, die in drogisterij-artikelen reist:
„Daar ben ik op bedacht geweest." Hij
sprong uit zijn knielende houding op en
gTeep naar zijn binnenzak: „Hier heb ik
een flacon ongeëvenaard zenuwstillende
Mijnhard's zenuwtablctten. 't Kost maar
60 cents per flacon. Neem het direct in lief
ste en antwoordt me dan. Straks reke
nen we wel af."
w Wederkeerig.
Mevrouw: „Ik lig bijna drie uur wak
ker in bed te wachten tot je thuis komt."
Mijnheer: „En ik heb drie uur in de
sociëteit gewacht en ben blijven kegelen
tot ze slapen zou!"
Ook een werkg2ver.
Rechter: „Wat is jo beroep?"
Beklaagde: „Ik ben werkgever, edelacht
bare".
Rechter:' „Werkgever! Wat voor werk
gever?"
Beklaagde:' ,,Tk geef werk aan heeren
zooals TJ, de Commissarissen van Politie
en de Inspecteurs, kortom aan heel wat
lui bij de justitie en do politie."
Een goed voorbeeld.
Broeder:" „Ik zie niet in, waarom jullie
meisjes niet voor je-zelf zorgt, zooals wij.
Ja zoudt bij voorbeeld heel goed je cos-
tuums cn hoeden zelve kunnen maken."
Zuster: „Ik zou wel eens willen weten,
wat jij al zoo zelf voor je hebt gemaakt."
Broeder: „Zoo? Nu. ik maak altijd
zelf mijn sigaretten".
Gezelschap.
Op ©en' Zondagmorgen kon men in ©en
Engelsch dorpje ccn mijnwerker an zijn
beste kleeren zien loopen, terwijl hij een
kruiwagen voortduwde.
Wa-ar ga je hoen, Tom? vroeg een
vriend, die daezig was op oen muur tabak
to rooken.
Ik ben aan den wandel! was het ant
woord.
Maar wat doe jo dan met dicn^krui-
wagen?
Ach, zie je, zei de mijnwerker, ik l>en
mijn hond kwijt en een jongen als ik,
voelt zich niet prettig als hij op z'n cen
tje is.
Bescheiden.
Moossie komt met vijf kinderen in een
groot café en bestelt" één glas RaDja met
zes rietjes.
Do kellner, verontwaardigd over zooveel
brutaliteit, rapporteert het geval aan den
chef, die er zich meo zal bemoeien.
„Mieneer, zegt de chef tot Moossie, heeft
u één glas Ranja met zes rietjes besteld?"
„Ja meneer, antwoordt Moossie trotsch,
dat heb ik. Enne.... er is hier licop ik
vanmiddag ook concert hé."
AD REM!
„Jouw vader is schoenmaker
geeneens schoenen aan' jo voeten!'
„En jouw vader is portier bij e«|
arts, en.... je kleino broertje heeftI
eens tanden in z'n kaken".
ENFANT TERRIBLE.
„Vader, mag ik wat zeggen?"
„Nog niet, je mond is nog niet ifll
Na o on pauzo: „Nu, wat
„O, er zat ccn groolo slak 1
Maar nu heeft u 'm al lekker opgc£fl]
Frisscho toestanden.
Kellner: „Meneer, wordt eeni 1
U ligt met uw neus in het zoul^'l
zout moet- gebruikt worden!" I
Duitsch grapje. I
Oom: „Wat zou jo graag wilko5!
Fritsjc, als jo groot bent F* .F
Fritsje: „O, Oom. ik zou
©cn buitenlander worden»" I