IT
VOOR DE VROUWEN
'IV09ÜUEE! E« II
0 0 0 MODEPRAATJE 0 0 0
Het Bruidskleed.
j-^Tet bruidskleed! Hoeveel jeugdgeluk, hoeveel moederzorgen gaan
KL er niet ln dit woord schuilI Het jeugdgeluk van te mogen kiezen
en koopen, de zorg om wenschen en verlangens met het kunnen ln
overeenstemming te brengen I Naast den persoonlijken smaak geven dè
stand van de bruid en vooral ook die, waarin ze nu komen gaat, de
richting aan, waarin naar de bruidskleedij gezocht moet worden. Zij
beslissen o! de uitrusting uit een enkele japon zal bestaan dan wel of
er aan deze nog eenige toegevoegd zullen worden en of het eenvou
dige kostuum nog met een elegant toiletje voor visites vermeerderd zaj
worden. Datzelfde geld ook voor uitgaanstoilet en mantelpak, die ln meer
dere exemplaren vertegenwoordigd kunnen zyn.
Door de snelle wisseling van de mode en ook omdat koopen na
eenmaal de vreugde van eene jonge vrouw uitmaakt, is men er sedert
de laatste jaren meer en meer toe gekomen de bruidstrousseau tot het
noodige te beperken en de jeugdige echtgenoote liever iets mee te geven,
waarmee zij nieuw aankoopen later zelf kan verrichten.
Het voornaamste van de trousseau is natuurlijk de bruidsjapon
Afb. 1. Japonnetje met volants voor kleinere meisjes. 'f
Afb. 2. Bruidsjapon met onderrok van kant en langen sleep.
Afb. 3. Reiskostuum met jongenskraag.
zelf. De oude traditie, die aan het bruidskleed
een schier onaantastbaar model gegeven had, is
milder geworden en wel tot zulk eene mate, dat
de japon nu geheel onder den invloed van de
mode gekomen is en haar doel en bestemming
dikwijls over bet hoofd worden gezien. Veelal
werd het een uitgaansjapon, waarvan alleen de
witte kleur nog aan een bruiloft deed denken.
Maar ook de mode is gekenferd. Deze wil
nu niet alleen meer kinderen maar ook volwas
senen kleeden en daardoor kreeg de rok zijn
natuurlijke lengte weer terug. Zonder de eischen
der mode uit het oog te verliezen kwam de japon
zelf ook tot een zekere rust en bezadigde feestelijk
heid. Aan de langere rok past vanzelf de langere
sleep, terwijl de lange, nauwe mouwen met kleine
insnijdingen voor de jonkvrouwlijke bekoring zor
gen. Als materieel staat naast gladde, witte zij,
crêpe de Chine nog altijd aan de spits terwijl deze
bij de elegante bruidsjapon dikwijls door kant
wordt aangevuld. De sleep wordt naar believe
van de taille of van de schouders gedragen.
Afb. 1, (Hiervoor ongeveer benoodlgd
2,50 M. stof van 80 c. M. breedte). Dit gracieuse
mousselinen japonnetje is rijkelijk met smalle
volants gegarneerd, die Ir. zes rijen den
rok,
drie de korte mouwen
vier
den ronden kraag versieren. Bedekte
rugsluiting.
Afb. 2. (Hiervoor noodig on
geveer 5 M. zij van 100 cm en 2 M.
kant van 90 c. M.). Deze elegante
bruidsjapon vertoont een soort schort
je over een witte kanten rok van
ongeveer 1,70 M. Het materieel moet
zeer 6oepel zijn omdat anders de
zijplooien uit staan. De gladde rug
hangt aan de taille iets over en zet
zich verder als smalle sleep voort.
Lange, nauwe mouwen.
Afb. 3. (Noodig omtrent 3 M.
stof van 130 c. M.) Deze oorspronke
lijke japon van bruin geruitte wol
verraadt door haar jongenskraag een
vlot, jong karakter. De omtrent 1.80
wijde rok heeft opzij twee plooien.
Het jakje wordt ongehouden door een smalle, met tressen 1 het kleedje, dat er overheen komt. Dit kan in filet zijn of wel van het
bezette ceintuur. Ook op den kraag, de mouwopslagen en de fijnste batist op een ondergrond van tulle. In eiken hoek een strikje.
Afb. 4. Toiletkussen met filetdekentje.
Afb. 5-0. Twe elegante zakdoekjes.
zakken zijn tressen aangebracht.
Afb. 4. Dit lieve kussentje
is goed geschikt als een bruilofts
cadeau en kan er de bruidskrans
op aan geboden worden. Het be
staat uit een rond of vierkant
kussen, dat met watte of kapok
opgevuld wordt. Hieraan wordt
eerst het randgarnituur bevestigd,
waarvoor witte of gekleurde zijde
te gebruiken Is. De strooken, die
bij schuine plooien, het mooist
vallen moeten ongeveer een derde
breeder en Iets meerman de helft
langer zijn dan dan de stof, die men
bekleeden wil. Ze worden aan beide
randen wat ingenomen en een beet
je uitstaand aan het kussen vast
genaaid. Aan den boven en bene
den kant een stuk gladde stof,
dfe onder rond kan zijn; maar
boven den vorm moet hebben van
Afb. 7-9. Uit drie declen bestaand waschbaar garnituur.
Afb, 5 cn 6. Onze afbeeldingen vertoonen twee elegante
zakdoekjes van het fijnste linnen
batist. Het eerste heeft een gelan-
getteerden rand en ln de hoeken
een aardig gaatjesborduursel. Het
tweede is rondom met een smalle
zoom omgeven, waaraan een
eveneens smalle rand van Valen
ciennes; in de hoeken een sierlijk
borduursel.
Afb.7-9. (Benoodigd mate
rieel: voorliet nachthemd ongeveer
3 M. stof voor het andere 2,20 M.,
voor de pantalon 1,70 M. alies een
90 c. M. breed.) Voor dit elegante
garnituur, dat waschbaar moetzijn,
kan men fijn linnenbatist, opaal of
crêpe de Chine gebruiken. Het uit
pantalon, dag en nachtchemise be
staande geheel vertoont overal wit
borduursel met een rand van smal
Valenciennes. Het daghemdis effen
10. Gordijn met rijk borduursel.'--
Geschikt voor boekenkast. T-\
en rond uitgesneden. Daarmee harmoniee
rend zien we aan de pantalon de zelfde
afronding der twee pijpen en aan het nacht
hemd ook weer de ronde uitsnijding. Dit
laatste is zonder sluiting en wordt over het
hoofd aangetrokken, hetgeen, met het oog
op de wijde mowen, niet moeilijk kan zijn.
Afb. 10. Dit rijk versierde gordijn
Is ongeveer 76 c, M. breed en 120 lang.
Het eigent zich bijzonder voor boekenkasten,
garderobes, enz. Als materieel gebruike
men geribd linnen in natuurlijke kleur of
in een kleur, die met het geheel der kamer
overeenstemt. In aansluiting daarmee neme
men de borduurwol in heldere tint, welke
weer door rijkelijk gebruik van zwart ge
temperd wordt. De bladeren van het
weelderige patroon, dat het gordijn door
zijn strooken verdeelt, voere men fn de
platte steek uit, de lijnen echter in de
steelsteek. De blaren en de bessen kan
men b. v. in groen uitvoeren en dan met
zwart pmzoomen. De aren van de blaadjes
dienen ook zwart te worden gehouden.
Afb. 11. (Noodig omtrent 250 bij
80 c. M. breede stof). Deze onderkleedij
vertoont dezelfde versiering al3 het wasch-
garnituur van afb. 7-9. Aan den onderrok
is een hooge volant gezet, van wit hand
werk, die afgesloten wordt door een breede
rand Valenciennes. Het onderlijfje sluit
op den rug. V
Afb. 12. (Noodig omtrent 50 c. M.
stof, 100 c. M. breed.) De ondertaille sluit
van achteren en is met twee tullen opzetsels
gegarneerd, die onderling verbonden zijn.
Aan den bovenrand eveneens een opzetsel
twee andere als okselbeschermers.
Afb. 11. Ondergoed met hand-
borduursel, passend bij het gar
nituur van afb. 7-9.
NOG TWEE LIEDEREN VAN
RENE DE CLERCQ.
Oud gebrild moederko zit achter yt spin
wiel. Dag in dag uit zit zij daar en werkt,
voor een kleine verdienste. Waarom zou
ze meer hegeeren? Ze heeft genoeg voor
haar eenvoudig levensonderhoud en het
zonneke schijnt evengoed voor haar als
voor ieder ander.
Ze is gelukkig en tevreden; zorgen heb
ben zich op haar gelaat niet afgeteekend;
daarvoor is haar levensopvatting te een
voudig en zonder veel diepgang. Des te
gelukkiger voor^haar. Ze begrijpt alleen
maar niet, waarom de menschen nooit te
vreden zijn.
Vroeger was dat anders in haar jonge
dagen, toen zij, Melia, verkeerde met Bap
tist, den jongen metselaar.
Zij verdiept zich al spinnend in dien
gelukkigen tijd, als ze samen kermis
hielden. Hij was de pokdaligsto van alle
jongens, die Tist; maar hij had een paar
knuisten aan zijn lijf, een stoer werkman.
Ze zouden trouwen en waren reeds
voor de derde maal afgeroepen, toen Tist
bij het metselen van een hoogen schoor
steen naar beneden viel en stierf.
Mei© kreeg den raad, nonnetje te worden.
Maar daarvan moest ze niets hebben.
Ze beschouwde zich als getrouwd en hoe
kan een non nu trouwen? Vreugde en
vrienden bleven weg. Het spinsterke ver
eenzaamde.
Bij die overdenking van het verleden
vergeet ze te trappen maar ras veegt
ze haar brilleglas schoon en spint op
nieuw. En lustig neuriet zo met haar
oude stem de ouderwetsche liedjes uit
haar jeugd van een vrijend herderinne
tje en van Napoleon. Eindelijk vraagt de
.dichter: Oudemoedertje, waar ben je nu
gebleven? 't Is nu alles voorbij.
Guypers heeft dit aardige liedje in bal-
Jade-vorm gecomponeerd. Geeslige motie-
.ven wisselen af met droefgeestige. Het is
.alles even frisch in zijn stemmingswisse
ling, waarbij de componist zoo meester
lijk paxtijgetrokken heeft van het rhythme.
VAN T SPINSTERKE.
Nog zie 'k dat brillend wijveke,
i dat spin, span, spon, laridon,
Gespannen in haar lijveken,
Dat schier niet toe en kon.
Ze werkte voor een kleinigheid.
En spin, span. spon, laridon,
Daar buiten op haar eenigheid
In 't wielke zat de zon.
Haar voorhoofd had geen rimpele,
Geen spin, span, spon, laridon,
Ze was daartoe te simpele,
Nauw wist ze wat ze won.
Waarom is 't volk ook nooit te vree?
Als spin, span, spon, larildon;
Als Meel met Tist den metser vree,
Het ging er anders ton.
Men -kermiste en men bommelde
Van spin, span, spon, laridon;
Meel zat naast Tist, die trommelde
Van boven op een ton.
Ja, Tist do metser zaliger,
Ei spin, span, spon, laridon,
Daar was geen een pokdaliger,
Maar werken dat hij kon.
Ze hadden al den derden ban',
Maar spin, span, spon, laridon,
Tist metslo een schouw -en viel er van
Ach, Mele, word gij non.
Neen menschen, dat ©n word ik nietj
Wamt spin, span, spon, laTÜdon,
Daar is een die mij geren ziet.
En trouwen doet geen non. J
Nu bleven vreugd en vrienden weg
Zij spin, span, spon, laridon,
En moet ik gaan, ik weet mijn weg,
En, Tist, we trouwen ton!
Daar vielen wiel en Tokken stil.
Het spin, span, spon, laridon.
Meel kuischte 't glas van haren bril.,;'
En 't. spinnen herbegon.
Weer sloeg haar dubbel kinnek*
Van spin, span, spon, laridon; ""j
Ze zong van 't herderinneke
Of van Napoleon.
Oud moederke, waar zit je nu, b
Gij spin, span, spon, laridon? Vi j
Daar is geen plaatsje meer voor u, i j
Hier onder d' oude zon.
Het volgende liedje is meer roman
tisch. Een meiske zit voor 't venster,
.droomend te denken aan den vriend van
■baar hart. En dan denkt ze, hoe hij
straks naast haar zal zitten, en
maar dat moet ge zelf maar lezen. De
dichter zegt het heel mooi. De melodie
beantwoordt in haar romantisch verlan
gen geheel aan de woorden van het lied:
OF HIJ ZAL KOMEN
1 Hoe schoon de dagl
•Ho© spreidt het kruid zijn wild' aromen!
Ei, zio maar door uw venster uit
Of hij zal komen.
En trek maar aan dat zonnig kleeL,
Voor hem gekozen;
En leg voor hem een tuil gereed
iVan roode rozen.
Daar zal hij zitten naast u neer.
En u belonken;
En aan zijn oogen drinkt go weer;
Uw oogen dronken.
Gij boort, al zijn ze nog zoo stil
Zijn zoeto zuchten,
Gij ziet, dat hij u zoenen wil
En kunt niet vluchten.
iHij streelt uw haren, bleek?-,
f Kust wild uw wangen-
I En op zijn schouder laat g
Uw hoofdjo hangen.
f Dan hebt ge op den aard?
Die stem vernomen?
Och, blijf maar va.i Uw vet^
1' Hij zal wel komen.
j der Katholieken in Nedei
(Auteursrecht voorbehoud
Van Thorbecke naar X
't Is een feit 1 een onbegrij
zelfs voor wie de geschiedenis
kent dat de Katholieken
der vorige eeuw met do
saamgegaan.
Tot recht begrip dezer zaak
vooreerst weten, dat het in ons
vaderland lang geduurd ligeft,
genaamde politieke partijen onls!
In de eerste helft der 19e
er vooral om, de herkregen vij
grondvesten, wélke moeizame
verzwaard werd door de beke;
lingen met België, waaraan ieitei
\t laatst der dertiger jaren een
Ja, indien men terstond _bij df
van het koninkrijk der Nederl;
weten had,- welke richting liet
dan zou 't werk wel meer £evlo
Zoo stond men ér echter nicl
Om den ontwikkelingsgang ot
kunde wel te kunnen volgen,
goed doen, een beknopt overa
eerste Grondwetten to deen voor;
De eerste, die van 1814, brach
lijk vrijheid van Godsdienst, ma
de nog, dat de Vorst NederlaL
vormd moest zijn.
Voorls erkende reeds deze wet
beid van alle burgers, iu.a.w. geen
meer eenig privilegie, noch mot
op religie gelot worden hij 't
van burgerlijke rechten.
Alleen bleef bestaan, dat minsl 'j
Kamer <-*. de Grondwet brr
waarvan do 55 leden werden i
de Provinciale Staten moest 1
personen, behoor-end tot adel
schap.
De onafhankelijkheid der reel
erkend en een belasting-kiesrecht
voor Gemeentelijke Raden ei
Staten der P provinciën: Ho!
land, Utrecht, Gelderland, Overij*
Groningen, Friesland en Brabant
De Vorst bezat het opperbe
geldmiddelen let -wel: de Vors!
Parlement en koos zich mini
slechts aan hem verantwoording
waren, z.g.n. „Koninklijko mini:
De samenvoeging met België
door we 17 provinciën kregen
reeds liet volgend jaar, 1815,
Grondwet noodig. Daarin verviel
schrift men moest België naar
zien dat de Koning Noderl.
moest zijn. De wet bracht voorts
lement van twee Kamere:
een Eerste Kamer van 40 tot
door den Koning voor hun lev
noemen.
een Tweede Kamer van 110
kozen door de Provinciale Stalen
De bepaling, dat een deel der
adel of ridderschap mccsl beha
viel.
De Vorst bleef het opperbest
de geldmiddelen behouden, mqpi
den ten mins to 10-jaarlijksche
gen komen.
Met deze Grondwet zijn we
doen tot 1848, want die van '40
geworden door de afscheiding
verminderde wel het aanla
leden en bracht bet .aantal
ciën op 11 Holland werd
Limburg aan de reeks toegevoerd
liet overigens alles gelijk ?t was.
Die oude Grondwet was wel
zin der Regeeringspartij ook
den als de conservatieven
taagde aan de oppositie, die de
dige rechten op anderen la
schoeien.
't "Was bij deze oppositie
duiden als de liberalen dat
lieken 'zich aansloten. Dank zij
won deze oppositie het in :t ruin»
1848, toen de nieuwe Grond
bracht:
volle mini* ter ie ele verantwoord
dus niet langer „Koninklijke
maar bewindslieden, die verauii
waren jegens bet volk, veriest
door 't Parlement.
We kregen voorts:
onschendbaarheid d»s Koning
oppermachtig beheer van 'slaii
ophield;
rechtstreeksche verkiezingen ts
do Kamer, Provinciale Staten en
teraden;
éénjaarlij-ksche StaaLsbc-grootii
wijl de Tweede Kamer bovendien
de rechten van: amendement,
interpellatie en initiatief;-
openbaarheid dei' zittingen p
ment, Staten en Raden
recht van vergadering cn
voor gansch 't volk;
onschendbaarheid van.'t brief?
Dit waren over, 't algemeen
punten van staatsbeleid, welke d
twee kampen waarvan "t cca
kamp steeds meer slonk veri
den en waaromtrent de eindelij'
sing in vooruitstrevenden zin cr
niet alles toe bijdroeg, om h' 11
veel bewogen jaar 1848 Ju
rust to bewaren.
De groot© leider nu 'dei-
van bovenomschreven her
Thorbecke, die nog lib I 1
goeden zin des woew b. keb-veu
laren later bewees bij het hors
sclioppelijke Hiërarchie.
't Was rond dezen Thorbecb
...i'f