Tweede Blad
"'mi dïTpërs
De Koninklijke Koopman.
13)
Vrijdag 10 Augustus 1923
EEN SOCIAAL-DEMOCRATISCH
BURGEMEESTER... REACTIONAIR?
Het Huisgezin schrijft:
Do gemeente Leeuwarderadeel heeft een
sociaal-democratischen burgemeester, den
heer Jansonius.
Hij blijkt, althans nu, een practisch
man te zijn, die oog heeft voor de werke
lijkheid en het algemeen belang.
Deswege wordt hij in de Tribune stevig
onder handen genomen als een verkapte
reactionair.
"De gemeenteraad besloot met één stem
meerderheid een nieuwe openbare school
te bouwen te Wirdum.
De burgemeester had te voren daarvoor
gewaarschuwd en de grieven tegen het
oude schoolgebouw ergerlijk overdreven
genoemd.
Teen de meerderheid toch voor een nieu
we school had gestemd, verklaarde de
burgemeester, dat hij het besluit strijdig
achtte met het algemeen belang en de be
slissing der Kroon zou inroepen.
De Tribune is er ontzet van: een sociaal
democratisch burgemeester, die geen
f33.000 voor een nieuw schoolgebouw wil
uitgeven en, nog snooder, bij de Kroon in
beroep wil gaant
Is dit niet de wereld-op-haar-kop?
De burgemeester heeft nog meer op z'n
kerfstok.
Bij de behandeling, van een voorstel
van B. en W, betreffende verlaging der
jaarwedden en loonen van gemeente-amb
tenaren en -werklieden verklaarde de bur
gemeester,' in beginsel niet tegen loonsver
laging to zijn.
't Zou al te dwaas zijn, zei de burge
meester, om, wanneer de malaise voort
duurt en de Iconen in het particulier be
drijf al lager en lager worden, onze ge
meente-ambtenaren en -werklieden zóó te
bevoorrechten, dat hun loonen een oase
werden in de woestijn".
Wij veronderstellen, dat de Ioonien der
gemeente-ambtenaren en -werklieden te
Lecuwarderadeel ook thans nog behoorlijk
en menschwaardig zijn anders zouden
wij de uitspraak van den sociaal-democra
tischen burgemeester niet kunnJen on
derschrijven.
Maar in 't algemeen aanvaarden we
zijn uitspraak, dat in dezen maJaise-tijd,
bij den verlaagden prijs der levensbehoef
ten, bij de zware lasten die op de ingeze
tenen drukken, een loonsverlaging van het
overheidspersoneel gemotiveerd kan zijn.
De Tribune roept natuurlijk schamper
uit, dat do sociaal-democraat in den aan
val op de arbeiders berust en zich aan
den kant der reactie schaart.
Do vraag is nu maar, of de sociaal-de
mocratische pers dezelfde opmerkingen
niet zou hebben gemaakt, indien de bur
gemeester van Leeuwarderadeel geen so
ciaal-democraat ware geweest, ja, of ze
het nog niet zou doen.
Het woord reactie is zoo'n gemakkelijk
woord.
Het kost zoo weinig moeite he te bezi
gen en men behoeft èr heelomaal niet bij
no. to denken.
Maar wio verantwoordelijkheid hebben
Ie dragon en die ook voelen, laten zich
door een woord niet zoo gemakkelijk af
schrikken. In ieder geval is wel merkwaar
dig, dat het bekende gezegde: un jacobin
ministro n'est pas toujours un ministro
jacobin (een Jacobijn, minister geworden,
is niet altijd een Jacobijnsch minister)
ook buiten den ministerskring toepassing
indt.
Een sociaal-democraat, burgemeester ge
worden, leert de zaken van een minder
engen kant, bezien en kan het gemakke-
'ijke partij-standpunt niet altijd handha
ft.
En oen eerlijk man is hij, die zich van
dat standpunt weet los te maken.
FEUILLgTON
(Nadruk verboden).
kerk
ïbied
Hij drong de tranen terug, die opwelden
in zijn oogen. Hij liep voort, zonder be
doeling, nauwelijks wetend waarheen hij
do schreden richtte, zoo liet hij zich door
don menschenstroom voortdrijven, die
zich op pleinen en straten bewoog.
Er heerschte een bijzondere drukte,
nicer dan eens vernam hij den naam der
Medici, doch in gedachten verdiept lette
hij or niet op, dat de toon, waarop hij
uitgesproken werd, niet vriendelijk of wel
willend was, gelijk de Florentijnsche bur
gov gewoon was te doen; hatelijke woor
den en verwenschingen troffen zijn oor.
Maar nog was zijn innerlijke ontroering
to groot, de indruk van het voorgevallene
te machtig om op die teekenen van een
naderenden storm acht te geven.
.Het zaad, door de hand der Albizzi
uitgestrooid, begon te ontkiemen, sluwe
agenten van het machtige geslacht, rijk
van middelen voorzien om het hartstoch
telijke volk te vleien, hadden hun taak
gegrepende brief van Cosimo de
Medici aan den markies van Ferrara, die
10 net geheim de ronde deed, bleef niet
.zonder uitwerking. Evenwel, het waren
oen de onderste lagen des volks, wier
j eel, licht te verblinden was, waarin
et gistte en woelde; de hetere standen,
oer met de partijtwisten tusschen de Al-
zzi en de Medici bekend, onthielden zich
van deelneming.
dmondo voelde zich vermoeid en zag
MINISTER COLIJN.
Het officieuze bericht, dat do heer Golijn
Minister van Financiën zal worden, is voor
eenige bladen aanleiding om. eenige beschou
wingen aan de eventueele, aanstaande be
noeming to wijden, veronderstellend, dat ze
reeds zeker is.
Zoo schrijft De Maasbode:
„Inderdaad lijkt ons deze oplossing van
de crisis zeer gelukkig. De heer GoHjn is
een geboren, bewindsman (hij was, gelijk
bekend, van 4 Januari 1911 tot 29 Augus
tus 1913 minister van Oorlog, en het laat
ste jaar ook ad interim van Marine in het
kabinet-Heemskerk) en het wekte dan ook
geen verwondering, dat bij do jongste re
constructie van het ministerie-Ruys de
Beeronbrouck na do stembus van 1922 de
naam van den oud-minister naar voren
kwam, al achtte hij zelf den tijd toen nog
niet gekomen om weder achter de Regee-
ringstafel plaats te nemen.
Dat hij zich thans daartoe verplicht
rekent, getuigt vóór alles van een sterk
verantwoordelijkheids-besef; want dat de
financiën-portofeuille in de huidige om
standigheden geen sinecure met zich brengt
daarover zal'wel geen verschil van mee
ning bestaan. Het lijkt een Sisyphus-ar-
beid waartoe de nieuwe bewindsman zich
bereid heeft willen verklaren.
Ongetwijfeld zal dezo oplossing der fi-
nanciën-móeilijkheden in den lande met
een gevoel van bevrediging worden ontvan
gen. Als financieel deskundige hij uit
stek zal hij zijn erkende talenten niet
zonder vrucht ten dienste stellen van de
pubHeko zaak; als doortastend bestuurder
schijnt hij bovendien in den chaos van
het oogenhlik de juiste man op de juiste
plaats,, al vraagt men zich met het oog
op den uiterst precairen toestand af,
of zelfs hij tegen dehergen-zware moei-
Hjkhédeh zal blijkenopgewassen te zijn.
Want de combinatie van een ingrijpend
zuinig beheer met de uitvoering der
Vlootwet, lijkt zoo uiterst delicaat, dat zij
ons bijna niet te verwezenlijken toeschijnt.
In elk geval daarvoor blijven ons
de antecedenten van dén nieuwen minister
borg zal men van het optreden des
heeren Golijn vergeefs de inluiding van
een nieuwen koers verwachten. Want nog
meer somher dan de heer De Geer ziet de
anti-revolutionaire leider den financieeien
toestand in. Men behoeft zich slechts zijn
Kamerrede te herinneren bij de alge-
meene beschouwingen tijdens het laatste
begrootingsdebat, zoowel over het finan-
cieolö vraagstuk als over de defensie-kwes
tie, om te heseffen, dat van een terugtre
den op den eenmaal ingeslagen weg der
bezuiniging geen sprake komen kon. Spe
ciaal wat de heer Golijn toen als zijn mee
ning gaf over een besnoeiing der oorlogs
uitgaven doet verwachten, dat hij als oud-
oorlogsminister bepaaldo wensclien in die
richting op zijn program zal hebben.
En in het licht van deze laatste waar
schijnlijkheid krijgt zijn meegaan"met de
Vloot-plannen al heeft het den schijn
eener inconsequentie de betec-kenis van
een uiterst nauwgezet overwogen besluit
inzake een offer uit 's lands schatkist,
dat onvermijdelijk moet worden geacht.
Wij voor ons stuitten hier nog altijd
op een probleem, dat naar we hopen
door nadere inlichtingen van Regeerings-
wege tot onvermijdelijk moet geacht wor
den.
Voorshands begroeten wij het optreden
van den nieuwen functionaris aan het
hoofd van het financiën-departement met
ingenomenheid. Hem zij de kracht en de
wijsheid toegewenscht, om in 's lands ont
redderden financieeien toestand een gun-
stigen keer te brengen."
En De Nieuwe Rott. Grt.:
„Het kost ons geen moeite, den nieu
wen minister van financiën welkom te
heeten als een man van sterken wil en
doorzettingsvermogen, dio vroeger aan hel
Departement van Oorlog reeds heeft bewe
zen dat hij organisecrer.d talent heeft,
en daarmee goeds tot stand weet te bren
gen. Zoo hij in hetgeen ook volgens hem
de hoofdzaak moet zijn in onze binnen-
landsche politiek, zijn woorden gestand
wil blijven en nu overgaan tot do daad,
dan zal hij in dit opzicht op onzen onvoor-
waardelijken bijval kunnen rekenen."
Over het al of niet protectionist zijn
van deii heer .Colijn schrijft het liberale
orgaan:
„In sommige persorganen is, toen de
ontslagaanvrage van Jhr. De Geer bekend
werd, gesuggereerd, dat nu de regeering
een minister van financiën uit het pro
tectionistische kamp zoeken zou. Het ver
langen leek ons nog al zonderling. Het
moge. waar zijn, dat over het vraagstuk
onze handelspolitiek inzonderheid de heer
De Geer bij herhaling krachtige woorden
heeft doen hooren, die aan de vrijhandels-
gezinden verre van onaangenaam in de
ooren klonken, hetgeen hij daarbij ver
kondigd heeft waren natuurlijk niet bloot
zijn persoonlijke meeningen, het waren
de regeeringsinzichten, die hij verdedigde.
Men mag toch niet veronderstellen, dat
over een dergelijk vraagstuk niet in den
boezem van het kabinet van gedachten
zou zijn gewisseld, en een regeeringspoli-
tick zou zijn bepaald. En aangezien niet is
gebleken, dat over dit punt in den minis
terraad cenjg verschil is gerezen, of dat
het zelfs zijdelings tot de ontslagaanvrage
van den heer De Geer zou hebben meege
werkt, mag men aannemen, dat in de han
delspolitiek der regeering door het optre
den van den heer Golijn geen verandering
zal worden gebracht hoegenaamd.
Trouwens, in dit opzicht is de heer Go
lijn nog papier blanc. In zijn begrootings-
rede van 9 November sprak hij over dit
punt wat in en uit. Ook in Do Standaard
heeft hij totnu toe zooveel mogelijk de
klippen omzeild. Geen dogmatisch vrij
handelaar, noemde hij 'zich, doch even
min een dogmatisch protectionist. Slechts
verklaarde hij zich voor Jierziening van
ons bestaand tarief, dat hij een tarief van
„fiscale bescherming" geliefde te noemen,
waarvan de moeilijkheden overigens niet
werden ontkend. Zie hier woordelijk, tot
hoever de heer Colijn zou willen gaan:
„le. Ter bestrijding van de tijdelijke ab
normale concurrentie" (de valuta concur
rentie) „zijn invoerverboden weinig doel
matig en verdient het aanbeveling, nog
eens ernstig de mogelijkheid van een com-
penseerend recht onder de oogen te zien.
„2o. Er worde ernstig gerekend met do
groote waarschijnlijkheid, dat we, tegen
over do ons omringende landen op het
vasteland van Europa, voor een lange
reeks van jaren geplaatst zullen worden
in een zeer ongunstige productie-positie.
Herziening van ons bestaand tarief van
fiscale bescherming zal wenschelijk zijn
om de daaraan verbonden bezwaren te on
dervangen."
Men ziet, veel houvast geeft dit niet. De
heer Colijn lijkt op het stuk van onze han
delspolitiek noch visch noch vleesch; besef,
dat het terrein er een is, dat slechts met
groote voorzichtigheid kan worden be
treden, lijkt hem niet vreemd. Waakzaam
heid zal niettemin plicht blijven".
De heer Colijn werd den 22en Juni
1869 te Haarlemmermeer geboren.
Met zijn benoeming in 1892 tot tweede
luitenant van. hef Nedcrlandsche-Indische
leger bcgpn VGOr ]iom_oflnEchilUii^nao-
loopbaan in onzen koloniën als militair,
later als hooggeplaatst burgerlijk ambte
naar. Reeds twee jaar na zijn aankomst in
Indië nam de heer Colijn deel aan de ex
peditie tegen Lombok; in 1895, na op zijn
verzoek naar Atjeh te zijn overgeplaatst,
aan de krijgsverrichtingen in dat gewest.
Kort daarna werd hij tot eerste-luitenant
bevorderd en belast met het bestuur over
het eiland Poeloe Weh en later met dat
over de Sagi der XXV en der XXII Moe-
kims. Sedert werden den heer Golijn her
haaldelijk bestuursfuncties opgedragen. In
1899 werd hij als colonne-commandant,
levens burgerlijk bestuurder gezonden naar
de Westkust van Atjeh, waar hij in Aug.
1901 bij keuze werd bevorderd tot kapi
tein. Deze bevordering ging gepaard met
zijn gelijktijdige benoeming tot adjudant
van generaal Van Heulsz, dien hij ook in
1904 vergezelde op zijn reis naar Neder
land. In hetzelfde jaar was de heer Colijn
aan wien tevoren nog het bestuur van de
Paséstreek was toevertrouwd door de re
geering naar Sahang gezonden, om daar
toezicht te houden op de naleving der door
de regeering gegeven neutraliteitsvoor-
schriften.
Na een kort verblijf met generaal Van
Heutsz hier te lande, bleef hij nog, voor
namelijk met het oog op do regeling van
het bestuur in de Gajolanden, tot Maart
1905 in Atjeh. Vanaf dat jaar tot in 1907
bereisde hij de Buitenbezittingen, ter voor
bereiding van regelingen, betreffende het
bestuur der pas onderworpen streken.
In laatstgenoemd jaar verliet hij het
leger, nadat hem de rang van majoor was
toegekend, om als secretaris van het gou
vernement van Ned.-Indië over te gaan,
in burgerlijken dienst. Toen in 1908 het
nieuwe ambt van adviseur voor de be-
stuursgeschillen der Buitenbezittingen
werd ingesteld, werd de heer Golijn aan
stonds als zoodanig benoemd. Zijn ver
diensten in het leger werden erkend door
zijn benoeming tot Ridder in de Militaire
Willemsoorde eerst der vierde en later der
derde klasse, terwijl hem in 1900 de eere-
'sabel werd toegekend.
De heer Colijn, wiens verdiensten door
de regeering bovendien werden erkend door
zijn benoeming tot Ridder in de Orde van
den Ned. Leeuw werd in 19Ö9, toen hij nog
in Indië vertoefde, door de kiezers in het
toenmalig district Sneek tot lid der Tweede
Kamer gekozen. Den 4den Januari 1912
werd hij benoemd tot minister van oorlog
als opvolger van generaal Kool Onder de
wetten, tijdens zijn bewind tot stand geko
men, moeten in do eerste plaats worden
genoemd de inilitiewet, de landstormwet
en do landweerwet, terwijl daarnaast zijn
te vermelden verschillende aangenomen
voorstellen tot belangrijke uitbreiding van
de luch tvaart, de aanschaffing van keuken
wagens voor het veldleger, waardoor de
mobiliteit der troepen werd verhoogd, een
nieuwe organisatio van het leger en ver
betering van tractementen en pensioenen
van officieren.
Eindelijk kwam onder zijn bewind een
verbetering van de kustverdediging tot
stand: In Mei 1912 werd hij ad interim
belast met de portefeuille van marine,
welke hij tot het aftreden van het kabinet-
Heemskerk (29 Augustus 1913) voerde.
Voorts is melding te maken van de instel
ling van de commissie voor de Indische
defensie, waarvan hij onder-voorzitter was.
Na een réis te hebben gemaakt door
China en Indië trad hij den lsten Maart
1914 op als directeur der Bataafsche Pe-
troleummaatschappij en werd 15 Septem
ber d.a.v. gekozen tot lid der Eerste Kamer
voor de provincie Gelderland.
Tijdens den oorlog heeft hij veel ge
werkt voor de goede verhouding tusschen
Nederland en Engeland. Hij was in Lon
den een zeer geziene figuur.
In 1920 werd hij als opvolger van dr.
Kuyper benoemd tot voorzitter van het
Centraal Comité van A.-R. Kiesvereni
gingen in Nederland. Toen hij in ditzelfde
jaar Hd werd van de Tweede Kamer, nam
hij ontslag als directeur der Bataafsche
Petroleum-Maatschappij om zich geheel
aan de actieve politiek to kunnen wijden.
Ambtsgewaad voor vrouwelijke
Kamerleden.
Bg firma G. Farwick-Ariëns te 's-Her-
togenhosch heeft den heer Herman Moer
kerk aldaar een ambtsgewaad voor vtou-
velijKo Kamerleden laten ontwerpen. De
firma is daarbij uitgegaan van de ge
dachte, sloffage en garneering in overeen-
ainbtsgewaad voor leden van de Eörsto on
de Tweede Kamer. Dit ontwerp-amhtsge-
waad is thans aangeboden aan den voor
zitter der Tweede Kamer mot verzoek, het
voor de leden ter visie te leggen en een
punt van bespreking te doen uitmaken in
de Tweede Kamer.
Mr. J. G. Schölvinck. t
Onverwacht is Woensdagavond te Am
sterdam overleden de heer Mr. J. G.
Schölvinck.
Van de jaren 1893 tot 1899 was de
overledene raadslid en wethouder der ge
meente Amsterdam. In het toenmalig Col
lege van B. en W, der hoofdstad zag hij
zich belast met het beheer van de afdeelin
gen Burgerlijke Stand en Armwezen.
Verschillende jaren was de overledene
daarna mede-directeur van Wiegman's
Bank en na de samensmelting van deze
instelling met de Incassobank, secretaris
van het College van Commissarissen van
laatstgenoemde bank; ook zag hij zich
opgenomen in den Raad van Toezicht der
Rijkspostspaarbank.
Voor charitatieve en cultureele doelein
den werd voorts nimmer vergeefs een be
roep gedaan op zijn werkkracht en offer
vaardigheid. De overledene was voorzit
ter van het bestuur van het O. L. Vrouwe
Gasthuis; ook volgdo hij wijlen Mr. Felix
Westerwoudt op als voorzitter van het
schoolbesïuur der St. Vincentiusvercenï-
ging to Amsterdam. i
Op bet terrein der katholieke pers was
do overledene evenmin een onbekende; hij
was resp. commissaris, secretaris van den
raad van commissarissen en ten slotto
president-commissaris van het dagblad
„De Tijd".
Ook was de heer Schölvinck nog o.m.
penningmeester van het patronaat van be-; j
hoeftige herstelde krankzinnigen in de
provincie Noord-Holland.
Morgen zal de teraardebestelling van;
het stoffelijk overschot van Mr. Schöl
vinck plaats vinden.
Intern. R. K. Esperanto-Congres te
Neurenberg.
Donderdag 2 Augustus had de slotzitting
plaats van het achtste intern. R. K. Espe-
rantocongres. De heer Schendeler uit Eind
hoven kwam met een voorstel, dat het or
gaan van den Nederlandschen Esperantis-
tenbond om de twee maanden beschikbaar
zou zijn als internationaal orgaan, zoolang
„Espero KatoLïka" niet verschijnen kam
Dit voorstel werd aangenomen.
Inzake het Geestelijk Adviseurschap
werd besloten, een verzoek te richten aan
Z. H. den Paus, daar de Esp. Vereeniging
internationaal is. Als Geestelijk Adviseur
wordt voorgesteld de ZeerEerw. heer Bec
ker uit Breslau. Na een interessante voor
dracht over het Grieksch-Katholieke
Rythme werd het congres door den voor
zitter gesloten, met een woord van dank
voor aller samenwerking om het congres to
doen slagen.
Het volgend congres zal worden gehou
den te Weenen.
De deelnemers uit Holland waren dietf
avond de gasten van den Nederl. vice-con
sul, den heer Hulskeri.
De vice-consul, het woord nemend, spoo»
de o. a. aan, om toch zooveel mogeliik hulp
te verleenen aarl de ondervoede kinderen
in Duitschland.
Daarna bracht men een toast uit op H.
M. Koningin Emma, wier verjaardog bet?
immers was, en op het Koninklijk Huis. Dal
consul zong de vaderlandsche liederen meO
Men besprak verder nog de feestelijkheden'
ter cere van H. M. de Koningin op 31 Aug.
te Neurenberg te houden, van welke feesten'
de vice-consul de leiding heeft.
Het was een echt gezellige ITV-Ppr-.Ischei
avond.
UIT OE
ALKEf.ïADE.
Gemeenteraad.
De raad der gemeente vergaderde gis-t
termiddag te 3 uur.
Voorzitter burgemeester Vosters.
Afwezig wethouder Strijk."
De vergadering wordt geopend met ge
bed, waarna de notulen der vorige verga
dering na lezing, onveranderd worden
vastgesteld.
ie. Aanbieding gemeenterekening, dienst
jaar 1922.
De volgende cijfers worden hierin ge-t
noemd:
Ontv. gewone dienst f 194.763.6ii
Uitg. f 159.391.47i
Batig slot f 35.372.14
Ontv. buitengew. dienst f 54.249.62
Uitg. f 46.216.40i'
Batig slot
Totaal ontvangsten
uitgaven
f 8.033.21*
f 249.013.23i
f 205.607.88
Totaal batig slot f 43.405.357
In de commissie tot nazien der gemeCV-
terekening 1922 en der gemeentebegrootrag
1924 worden benoemd de heeren dr v.
Dooren, de Koning en Verwey.
Op voorstel van den heer Verwey zal
van de commissie ioder jaar één lid af- 1
treden, opdat ieder een kijkje in de ge-
,meente-financiën kunne nemen.
Aan do beurt van aftreding is hec vol
gend jaar de heer Verwey, daarna de heer
v. Dooren en tenslotte de heer de Koning.
2e. Voorstel, van B. en W. om de huur-
■waarde van de woning van het te benoo-
men hoofd der O. L. School te Nieuwe-
Wetering te behalen op f325 per jaar.
naar een rustplaats om; tot hij zich ne
derzette op een bank voor de Basiliek van
San Miniato. Waarheen? Deze vraag hield
hem vooral bezig. Hij dacht aan Frank
rijk, aan het vaderland der minnezan
gers, het liefelijk Provence, dan weer aan
het ernstige en toch zoo zangrijke Duitsch
land; doch steeds dacht hij terug aan den.
eigen grond waar hem de schoonste bloe
men bloeide. Wel is waar kort en vluch
tig, als de lente van het Noorden de
liefde.
In zijn overpeinzingen verdiept, had hij
niet gezien, dat een tweede persoon op de
bank nevens hem had plaats genomen.
Het wa3 een man van hoge gestalte, van
ongeveer vijftigjarigen leeftijd, een zacht
vilten hoed met breed neerhangenden
rand overschaduwde zijn sprekende ge
laatstrekken; met de donkere oogen, die
naar den gedachtengang dan vriendelijk,
als van een goeden, vaderlijken bescher
mer, dan schitterden in het bewustzijn
van hooge waardigheid. Een kleine baard,
evenals zijn haar, reeds grijzend, omring
de het gebruinde, scherp-gesneden profiel
Yan den vreemdeling, wiens kleeding was
als die van een eenvoudige burger.
Met zichtbaar welgevallen rustte zijn
blik op de trekken van Edmondo, die on
willekeurig staardo naar de kerk, welke in
den glans der zon schitterde als een heili
gen schrijn, met haar rijke mozaïkheklee-
ding, bonte glasschilderingen en het for-
sche kruis op den torenspils. Doch hoe
hoog hij ook de kunst waardeerde, hij
was toch zelf haar trouwe volgeling op
dit oogenhlik had hij weinig gevoel voor
het architecforpsch schoon, dat hij zoo
vaak bewonderde. De vreemdeling scheen
het anders op te vatten; want hij wendde
zich tot den jongeling, en zeide op weilui
denden toon:
1 Niet waar, jonge heer, ons Florence
is rijk aan schoonheden? Zij mogen Ve
netië „la bclla" noemen, doch sneller slaat
het hart van iedere Florentijn, wanneer
hij denkt aan de monumenten zijner va
derstad, en waarvan hij mag genieten in
het bewustzijn van het hoogste en edelste
goed de vrijheid".
Zeer waar, Signor, antwoordde Ed
mondo; bij het aanschouwen van de
schoonheid dezer stad zwelt het hart van
den Florentijn; hoe hitter moet het daar
om voor hem zijn, die van haar scheiden
moe tl
Zijn stem had warmer geklonken dan
hij wel bedoeld, doch er lag iets in den
blik van den man, dat hem onwillekeurig
het hart ontsloot.
Deelnemend zag de vreemdeling hem
aan.
Zoo verkeert gij wellicht zelf in dat
geval? vroeg hij, dan beklaag ik u, jonge
man. Zie, mij voeren mijn zaken dikwijle
naar den vreemde; doch nergens is het
mij zoo wel als in mijn eigen vaderland.
Inderdaad, de ouderdom hecht zich aan
do macht der gewoonte. Gij echter zijt
jong en gezond en zeker is het tot uw heil
dat de uwen u uitzenden, om vreemde men
schen en zeden te lderen kennen, opdat ge
eenmaal, in de toekomst, uw vaderland
hiermede van nut kunt zijn.
Toekomst? Een weemoedige glimlach
speelde om de lippen van den jongen
man. Hij wees ten hemel. Ziet gij dat
witte, vluchtige wolkje, Signor? zeide hij.
Weet gij, waar heen het gaat? Do wind
drijft er zijn spel mëe, even plan- en doel
loos is mijn weg. Vraag niet, Signor bied
rxiij geen hulp! Ik zie, dat gij het deen
zoudt, want edel en goed is uw gelaat;
maar ik mag u niet spreken over het van
waar; en vraagt gij mij naar het waar
heen, dan weet ik het niet te zeggen.
Ik dank u voor nw goede meening,
zeide de vreemdeling, do jonge man de
hand reikend. Vrees niet, dat ik door
ijdele nieuwsgierigheid u tot spreken
dring wat uw lippen mij niet vrijwillig
openbaren. Zie, al ben ik eenvoudig en
gering, ik heb dikwijls genoeg in mijn le
ven gelegenheid gehad in het oog des
menschen te lezen als in den spiegel der
ziel, en zelden heb ik mij vergist Ook in
uw oog heb ik geschouwd en veel eerlijks
daarin gelezen, jonge man. Wie zou over
verhoudingen en beschikkingen zich een
oordeel aanmatigen? Doch wordt gij ge
dwongen van hier te gaan, dan is het
zeker niet door uw schuldl Zie mij aan
jonge vriend, en zeg mij, met de hand op
het hart, is het niet zoo?
Alsof de invloed van den vreemdeling
magnetische kracht op hem uitoefende,
gehoorzaamde Edmondo.
Ja, zeide hij met vaste stem. Zoo
waar de Eeuwige ons richten zal, het is
zoo!
- Miskenning en onrechtvaardigheid,
ging de vreemdeling voort, zij zijn in
voortdurenden strijd met het goede en
ware, en beide liggen dikwijls diep in het
stof vertreden aan haar voeten; menig
hart verbloedt in smart, dat warm sloeg
voor het welzijn van een. broeder; menig
oog weent, dat zorgzaam voor het heil van
anderen waakte. Drong ook niet tot uwe
ooren het gerucht, door hoosaardige vij
anden rondgestrooid, en waarvan ik mij
op mijn weg kon overtuigen, dat het reeds
diepere wortels geschoten had onder het
volk, dan ik vermoedde, het gerucht, dat
Cosimo de Medici is een verrader, die on
der bescherming van don markies van
Ferrara streeft naar de opperheerschap
pij in de Republiek?
- En zeggen zij dat, riep de jonge man,
dan spreken zij leugentaal! Cosimo de
Medici kan geen verrader zijn, en ware
hij dat, ik zou vertwijfelen, voegde hij er
voor het oor van den andere onbegrijpelijk
aan too.
Gij zijt een aanhanger der Medici?
vroeg de vreemde bewogen.
Ik vereer de Medici als. goed en wijs
hoewel mijn oog nog niemand van hen zag;
of mijn oor een vriendelijken groet van
een Medici opving, en zou dat zijn, ik
moest hen mijden.
Er ontstond een pauze; nadenkend zag j
de vreemdeling voor zich hoen, een flauw
vermoeden scheen bij hem op te komen.
Ik begeer geen antwoord, maar ik ge:
loof het te raden, zeide hij. Uw plicht,,
misschien uw afkomst uit een de Medici-;
vijandig geslacht, zegt u, te haten in strijd-
met uw eigen hart. Doch hoe het zij, ikj
behoef niet te weten wie
zijt, evenmin
als gij nog behoeft te denken aan den on-^
hekenden man; slechts een verzoek moogtt
gij niet afslaan, in het aangezicht van hef
Godshuis voor ons, te denken, dat het de.
wil des hemels was die ons tezamen,;
bracht! Over eenige dagen vertrekt er van.;
Genua een schip naar Frankrijk. Wilt gijQ
daar heen gaan, versmaad dan mijn hulp j
nietl