Tweede Blad "'mi dïTpërs De Koninklijke Koopman. 13) Vrijdag 10 Augustus 1923 EEN SOCIAAL-DEMOCRATISCH BURGEMEESTER... REACTIONAIR? Het Huisgezin schrijft: Do gemeente Leeuwarderadeel heeft een sociaal-democratischen burgemeester, den heer Jansonius. Hij blijkt, althans nu, een practisch man te zijn, die oog heeft voor de werke lijkheid en het algemeen belang. Deswege wordt hij in de Tribune stevig onder handen genomen als een verkapte reactionair. "De gemeenteraad besloot met één stem meerderheid een nieuwe openbare school te bouwen te Wirdum. De burgemeester had te voren daarvoor gewaarschuwd en de grieven tegen het oude schoolgebouw ergerlijk overdreven genoemd. Teen de meerderheid toch voor een nieu we school had gestemd, verklaarde de burgemeester, dat hij het besluit strijdig achtte met het algemeen belang en de be slissing der Kroon zou inroepen. De Tribune is er ontzet van: een sociaal democratisch burgemeester, die geen f33.000 voor een nieuw schoolgebouw wil uitgeven en, nog snooder, bij de Kroon in beroep wil gaant Is dit niet de wereld-op-haar-kop? De burgemeester heeft nog meer op z'n kerfstok. Bij de behandeling, van een voorstel van B. en W, betreffende verlaging der jaarwedden en loonen van gemeente-amb tenaren en -werklieden verklaarde de bur gemeester,' in beginsel niet tegen loonsver laging to zijn. 't Zou al te dwaas zijn, zei de burge meester, om, wanneer de malaise voort duurt en de Iconen in het particulier be drijf al lager en lager worden, onze ge meente-ambtenaren en -werklieden zóó te bevoorrechten, dat hun loonen een oase werden in de woestijn". Wij veronderstellen, dat de Ioonien der gemeente-ambtenaren en -werklieden te Lecuwarderadeel ook thans nog behoorlijk en menschwaardig zijn anders zouden wij de uitspraak van den sociaal-democra tischen burgemeester niet kunnJen on derschrijven. Maar in 't algemeen aanvaarden we zijn uitspraak, dat in dezen maJaise-tijd, bij den verlaagden prijs der levensbehoef ten, bij de zware lasten die op de ingeze tenen drukken, een loonsverlaging van het overheidspersoneel gemotiveerd kan zijn. De Tribune roept natuurlijk schamper uit, dat do sociaal-democraat in den aan val op de arbeiders berust en zich aan den kant der reactie schaart. Do vraag is nu maar, of de sociaal-de mocratische pers dezelfde opmerkingen niet zou hebben gemaakt, indien de bur gemeester van Leeuwarderadeel geen so ciaal-democraat ware geweest, ja, of ze het nog niet zou doen. Het woord reactie is zoo'n gemakkelijk woord. Het kost zoo weinig moeite he te bezi gen en men behoeft èr heelomaal niet bij no. to denken. Maar wio verantwoordelijkheid hebben Ie dragon en die ook voelen, laten zich door een woord niet zoo gemakkelijk af schrikken. In ieder geval is wel merkwaar dig, dat het bekende gezegde: un jacobin ministro n'est pas toujours un ministro jacobin (een Jacobijn, minister geworden, is niet altijd een Jacobijnsch minister) ook buiten den ministerskring toepassing indt. Een sociaal-democraat, burgemeester ge worden, leert de zaken van een minder engen kant, bezien en kan het gemakke- 'ijke partij-standpunt niet altijd handha ft. En oen eerlijk man is hij, die zich van dat standpunt weet los te maken. FEUILLgTON (Nadruk verboden). kerk ïbied Hij drong de tranen terug, die opwelden in zijn oogen. Hij liep voort, zonder be doeling, nauwelijks wetend waarheen hij do schreden richtte, zoo liet hij zich door don menschenstroom voortdrijven, die zich op pleinen en straten bewoog. Er heerschte een bijzondere drukte, nicer dan eens vernam hij den naam der Medici, doch in gedachten verdiept lette hij or niet op, dat de toon, waarop hij uitgesproken werd, niet vriendelijk of wel willend was, gelijk de Florentijnsche bur gov gewoon was te doen; hatelijke woor den en verwenschingen troffen zijn oor. Maar nog was zijn innerlijke ontroering to groot, de indruk van het voorgevallene te machtig om op die teekenen van een naderenden storm acht te geven. .Het zaad, door de hand der Albizzi uitgestrooid, begon te ontkiemen, sluwe agenten van het machtige geslacht, rijk van middelen voorzien om het hartstoch telijke volk te vleien, hadden hun taak gegrepende brief van Cosimo de Medici aan den markies van Ferrara, die 10 net geheim de ronde deed, bleef niet .zonder uitwerking. Evenwel, het waren oen de onderste lagen des volks, wier j eel, licht te verblinden was, waarin et gistte en woelde; de hetere standen, oer met de partijtwisten tusschen de Al- zzi en de Medici bekend, onthielden zich van deelneming. dmondo voelde zich vermoeid en zag MINISTER COLIJN. Het officieuze bericht, dat do heer Golijn Minister van Financiën zal worden, is voor eenige bladen aanleiding om. eenige beschou wingen aan de eventueele, aanstaande be noeming to wijden, veronderstellend, dat ze reeds zeker is. Zoo schrijft De Maasbode: „Inderdaad lijkt ons deze oplossing van de crisis zeer gelukkig. De heer GoHjn is een geboren, bewindsman (hij was, gelijk bekend, van 4 Januari 1911 tot 29 Augus tus 1913 minister van Oorlog, en het laat ste jaar ook ad interim van Marine in het kabinet-Heemskerk) en het wekte dan ook geen verwondering, dat bij do jongste re constructie van het ministerie-Ruys de Beeronbrouck na do stembus van 1922 de naam van den oud-minister naar voren kwam, al achtte hij zelf den tijd toen nog niet gekomen om weder achter de Regee- ringstafel plaats te nemen. Dat hij zich thans daartoe verplicht rekent, getuigt vóór alles van een sterk verantwoordelijkheids-besef; want dat de financiën-portofeuille in de huidige om standigheden geen sinecure met zich brengt daarover zal'wel geen verschil van mee ning bestaan. Het lijkt een Sisyphus-ar- beid waartoe de nieuwe bewindsman zich bereid heeft willen verklaren. Ongetwijfeld zal dezo oplossing der fi- nanciën-móeilijkheden in den lande met een gevoel van bevrediging worden ontvan gen. Als financieel deskundige hij uit stek zal hij zijn erkende talenten niet zonder vrucht ten dienste stellen van de pubHeko zaak; als doortastend bestuurder schijnt hij bovendien in den chaos van het oogenhlik de juiste man op de juiste plaats,, al vraagt men zich met het oog op den uiterst precairen toestand af, of zelfs hij tegen dehergen-zware moei- Hjkhédeh zal blijkenopgewassen te zijn. Want de combinatie van een ingrijpend zuinig beheer met de uitvoering der Vlootwet, lijkt zoo uiterst delicaat, dat zij ons bijna niet te verwezenlijken toeschijnt. In elk geval daarvoor blijven ons de antecedenten van dén nieuwen minister borg zal men van het optreden des heeren Golijn vergeefs de inluiding van een nieuwen koers verwachten. Want nog meer somher dan de heer De Geer ziet de anti-revolutionaire leider den financieeien toestand in. Men behoeft zich slechts zijn Kamerrede te herinneren bij de alge- meene beschouwingen tijdens het laatste begrootingsdebat, zoowel over het finan- cieolö vraagstuk als over de defensie-kwes tie, om te heseffen, dat van een terugtre den op den eenmaal ingeslagen weg der bezuiniging geen sprake komen kon. Spe ciaal wat de heer Golijn toen als zijn mee ning gaf over een besnoeiing der oorlogs uitgaven doet verwachten, dat hij als oud- oorlogsminister bepaaldo wensclien in die richting op zijn program zal hebben. En in het licht van deze laatste waar schijnlijkheid krijgt zijn meegaan"met de Vloot-plannen al heeft het den schijn eener inconsequentie de betec-kenis van een uiterst nauwgezet overwogen besluit inzake een offer uit 's lands schatkist, dat onvermijdelijk moet worden geacht. Wij voor ons stuitten hier nog altijd op een probleem, dat naar we hopen door nadere inlichtingen van Regeerings- wege tot onvermijdelijk moet geacht wor den. Voorshands begroeten wij het optreden van den nieuwen functionaris aan het hoofd van het financiën-departement met ingenomenheid. Hem zij de kracht en de wijsheid toegewenscht, om in 's lands ont redderden financieeien toestand een gun- stigen keer te brengen." En De Nieuwe Rott. Grt.: „Het kost ons geen moeite, den nieu wen minister van financiën welkom te heeten als een man van sterken wil en doorzettingsvermogen, dio vroeger aan hel Departement van Oorlog reeds heeft bewe zen dat hij organisecrer.d talent heeft, en daarmee goeds tot stand weet te bren gen. Zoo hij in hetgeen ook volgens hem de hoofdzaak moet zijn in onze binnen- landsche politiek, zijn woorden gestand wil blijven en nu overgaan tot do daad, dan zal hij in dit opzicht op onzen onvoor- waardelijken bijval kunnen rekenen." Over het al of niet protectionist zijn van deii heer .Colijn schrijft het liberale orgaan: „In sommige persorganen is, toen de ontslagaanvrage van Jhr. De Geer bekend werd, gesuggereerd, dat nu de regeering een minister van financiën uit het pro tectionistische kamp zoeken zou. Het ver langen leek ons nog al zonderling. Het moge. waar zijn, dat over het vraagstuk onze handelspolitiek inzonderheid de heer De Geer bij herhaling krachtige woorden heeft doen hooren, die aan de vrijhandels- gezinden verre van onaangenaam in de ooren klonken, hetgeen hij daarbij ver kondigd heeft waren natuurlijk niet bloot zijn persoonlijke meeningen, het waren de regeeringsinzichten, die hij verdedigde. Men mag toch niet veronderstellen, dat over een dergelijk vraagstuk niet in den boezem van het kabinet van gedachten zou zijn gewisseld, en een regeeringspoli- tick zou zijn bepaald. En aangezien niet is gebleken, dat over dit punt in den minis terraad cenjg verschil is gerezen, of dat het zelfs zijdelings tot de ontslagaanvrage van den heer De Geer zou hebben meege werkt, mag men aannemen, dat in de han delspolitiek der regeering door het optre den van den heer Golijn geen verandering zal worden gebracht hoegenaamd. Trouwens, in dit opzicht is de heer Go lijn nog papier blanc. In zijn begrootings- rede van 9 November sprak hij over dit punt wat in en uit. Ook in Do Standaard heeft hij totnu toe zooveel mogelijk de klippen omzeild. Geen dogmatisch vrij handelaar, noemde hij 'zich, doch even min een dogmatisch protectionist. Slechts verklaarde hij zich voor Jierziening van ons bestaand tarief, dat hij een tarief van „fiscale bescherming" geliefde te noemen, waarvan de moeilijkheden overigens niet werden ontkend. Zie hier woordelijk, tot hoever de heer Colijn zou willen gaan: „le. Ter bestrijding van de tijdelijke ab normale concurrentie" (de valuta concur rentie) „zijn invoerverboden weinig doel matig en verdient het aanbeveling, nog eens ernstig de mogelijkheid van een com- penseerend recht onder de oogen te zien. „2o. Er worde ernstig gerekend met do groote waarschijnlijkheid, dat we, tegen over do ons omringende landen op het vasteland van Europa, voor een lange reeks van jaren geplaatst zullen worden in een zeer ongunstige productie-positie. Herziening van ons bestaand tarief van fiscale bescherming zal wenschelijk zijn om de daaraan verbonden bezwaren te on dervangen." Men ziet, veel houvast geeft dit niet. De heer Colijn lijkt op het stuk van onze han delspolitiek noch visch noch vleesch; besef, dat het terrein er een is, dat slechts met groote voorzichtigheid kan worden be treden, lijkt hem niet vreemd. Waakzaam heid zal niettemin plicht blijven". De heer Colijn werd den 22en Juni 1869 te Haarlemmermeer geboren. Met zijn benoeming in 1892 tot tweede luitenant van. hef Nedcrlandsche-Indische leger bcgpn VGOr ]iom_oflnEchilUii^nao- loopbaan in onzen koloniën als militair, later als hooggeplaatst burgerlijk ambte naar. Reeds twee jaar na zijn aankomst in Indië nam de heer Colijn deel aan de ex peditie tegen Lombok; in 1895, na op zijn verzoek naar Atjeh te zijn overgeplaatst, aan de krijgsverrichtingen in dat gewest. Kort daarna werd hij tot eerste-luitenant bevorderd en belast met het bestuur over het eiland Poeloe Weh en later met dat over de Sagi der XXV en der XXII Moe- kims. Sedert werden den heer Golijn her haaldelijk bestuursfuncties opgedragen. In 1899 werd hij als colonne-commandant, levens burgerlijk bestuurder gezonden naar de Westkust van Atjeh, waar hij in Aug. 1901 bij keuze werd bevorderd tot kapi tein. Deze bevordering ging gepaard met zijn gelijktijdige benoeming tot adjudant van generaal Van Heulsz, dien hij ook in 1904 vergezelde op zijn reis naar Neder land. In hetzelfde jaar was de heer Colijn aan wien tevoren nog het bestuur van de Paséstreek was toevertrouwd door de re geering naar Sahang gezonden, om daar toezicht te houden op de naleving der door de regeering gegeven neutraliteitsvoor- schriften. Na een kort verblijf met generaal Van Heutsz hier te lande, bleef hij nog, voor namelijk met het oog op do regeling van het bestuur in de Gajolanden, tot Maart 1905 in Atjeh. Vanaf dat jaar tot in 1907 bereisde hij de Buitenbezittingen, ter voor bereiding van regelingen, betreffende het bestuur der pas onderworpen streken. In laatstgenoemd jaar verliet hij het leger, nadat hem de rang van majoor was toegekend, om als secretaris van het gou vernement van Ned.-Indië over te gaan, in burgerlijken dienst. Toen in 1908 het nieuwe ambt van adviseur voor de be- stuursgeschillen der Buitenbezittingen werd ingesteld, werd de heer Golijn aan stonds als zoodanig benoemd. Zijn ver diensten in het leger werden erkend door zijn benoeming tot Ridder in de Militaire Willemsoorde eerst der vierde en later der derde klasse, terwijl hem in 1900 de eere- 'sabel werd toegekend. De heer Colijn, wiens verdiensten door de regeering bovendien werden erkend door zijn benoeming tot Ridder in de Orde van den Ned. Leeuw werd in 19Ö9, toen hij nog in Indië vertoefde, door de kiezers in het toenmalig district Sneek tot lid der Tweede Kamer gekozen. Den 4den Januari 1912 werd hij benoemd tot minister van oorlog als opvolger van generaal Kool Onder de wetten, tijdens zijn bewind tot stand geko men, moeten in do eerste plaats worden genoemd de inilitiewet, de landstormwet en do landweerwet, terwijl daarnaast zijn te vermelden verschillende aangenomen voorstellen tot belangrijke uitbreiding van de luch tvaart, de aanschaffing van keuken wagens voor het veldleger, waardoor de mobiliteit der troepen werd verhoogd, een nieuwe organisatio van het leger en ver betering van tractementen en pensioenen van officieren. Eindelijk kwam onder zijn bewind een verbetering van de kustverdediging tot stand: In Mei 1912 werd hij ad interim belast met de portefeuille van marine, welke hij tot het aftreden van het kabinet- Heemskerk (29 Augustus 1913) voerde. Voorts is melding te maken van de instel ling van de commissie voor de Indische defensie, waarvan hij onder-voorzitter was. Na een réis te hebben gemaakt door China en Indië trad hij den lsten Maart 1914 op als directeur der Bataafsche Pe- troleummaatschappij en werd 15 Septem ber d.a.v. gekozen tot lid der Eerste Kamer voor de provincie Gelderland. Tijdens den oorlog heeft hij veel ge werkt voor de goede verhouding tusschen Nederland en Engeland. Hij was in Lon den een zeer geziene figuur. In 1920 werd hij als opvolger van dr. Kuyper benoemd tot voorzitter van het Centraal Comité van A.-R. Kiesvereni gingen in Nederland. Toen hij in ditzelfde jaar Hd werd van de Tweede Kamer, nam hij ontslag als directeur der Bataafsche Petroleum-Maatschappij om zich geheel aan de actieve politiek to kunnen wijden. Ambtsgewaad voor vrouwelijke Kamerleden. Bg firma G. Farwick-Ariëns te 's-Her- togenhosch heeft den heer Herman Moer kerk aldaar een ambtsgewaad voor vtou- velijKo Kamerleden laten ontwerpen. De firma is daarbij uitgegaan van de ge dachte, sloffage en garneering in overeen- ainbtsgewaad voor leden van de Eörsto on de Tweede Kamer. Dit ontwerp-amhtsge- waad is thans aangeboden aan den voor zitter der Tweede Kamer mot verzoek, het voor de leden ter visie te leggen en een punt van bespreking te doen uitmaken in de Tweede Kamer. Mr. J. G. Schölvinck. t Onverwacht is Woensdagavond te Am sterdam overleden de heer Mr. J. G. Schölvinck. Van de jaren 1893 tot 1899 was de overledene raadslid en wethouder der ge meente Amsterdam. In het toenmalig Col lege van B. en W, der hoofdstad zag hij zich belast met het beheer van de afdeelin gen Burgerlijke Stand en Armwezen. Verschillende jaren was de overledene daarna mede-directeur van Wiegman's Bank en na de samensmelting van deze instelling met de Incassobank, secretaris van het College van Commissarissen van laatstgenoemde bank; ook zag hij zich opgenomen in den Raad van Toezicht der Rijkspostspaarbank. Voor charitatieve en cultureele doelein den werd voorts nimmer vergeefs een be roep gedaan op zijn werkkracht en offer vaardigheid. De overledene was voorzit ter van het bestuur van het O. L. Vrouwe Gasthuis; ook volgdo hij wijlen Mr. Felix Westerwoudt op als voorzitter van het schoolbesïuur der St. Vincentiusvercenï- ging to Amsterdam. i Op bet terrein der katholieke pers was do overledene evenmin een onbekende; hij was resp. commissaris, secretaris van den raad van commissarissen en ten slotto president-commissaris van het dagblad „De Tijd". Ook was de heer Schölvinck nog o.m. penningmeester van het patronaat van be-; j hoeftige herstelde krankzinnigen in de provincie Noord-Holland. Morgen zal de teraardebestelling van; het stoffelijk overschot van Mr. Schöl vinck plaats vinden. Intern. R. K. Esperanto-Congres te Neurenberg. Donderdag 2 Augustus had de slotzitting plaats van het achtste intern. R. K. Espe- rantocongres. De heer Schendeler uit Eind hoven kwam met een voorstel, dat het or gaan van den Nederlandschen Esperantis- tenbond om de twee maanden beschikbaar zou zijn als internationaal orgaan, zoolang „Espero KatoLïka" niet verschijnen kam Dit voorstel werd aangenomen. Inzake het Geestelijk Adviseurschap werd besloten, een verzoek te richten aan Z. H. den Paus, daar de Esp. Vereeniging internationaal is. Als Geestelijk Adviseur wordt voorgesteld de ZeerEerw. heer Bec ker uit Breslau. Na een interessante voor dracht over het Grieksch-Katholieke Rythme werd het congres door den voor zitter gesloten, met een woord van dank voor aller samenwerking om het congres to doen slagen. Het volgend congres zal worden gehou den te Weenen. De deelnemers uit Holland waren dietf avond de gasten van den Nederl. vice-con sul, den heer Hulskeri. De vice-consul, het woord nemend, spoo» de o. a. aan, om toch zooveel mogeliik hulp te verleenen aarl de ondervoede kinderen in Duitschland. Daarna bracht men een toast uit op H. M. Koningin Emma, wier verjaardog bet? immers was, en op het Koninklijk Huis. Dal consul zong de vaderlandsche liederen meO Men besprak verder nog de feestelijkheden' ter cere van H. M. de Koningin op 31 Aug. te Neurenberg te houden, van welke feesten' de vice-consul de leiding heeft. Het was een echt gezellige ITV-Ppr-.Ischei avond. UIT OE ALKEf.ïADE. Gemeenteraad. De raad der gemeente vergaderde gis-t termiddag te 3 uur. Voorzitter burgemeester Vosters. Afwezig wethouder Strijk." De vergadering wordt geopend met ge bed, waarna de notulen der vorige verga dering na lezing, onveranderd worden vastgesteld. ie. Aanbieding gemeenterekening, dienst jaar 1922. De volgende cijfers worden hierin ge-t noemd: Ontv. gewone dienst f 194.763.6ii Uitg. f 159.391.47i Batig slot f 35.372.14 Ontv. buitengew. dienst f 54.249.62 Uitg. f 46.216.40i' Batig slot Totaal ontvangsten uitgaven f 8.033.21* f 249.013.23i f 205.607.88 Totaal batig slot f 43.405.357 In de commissie tot nazien der gemeCV- terekening 1922 en der gemeentebegrootrag 1924 worden benoemd de heeren dr v. Dooren, de Koning en Verwey. Op voorstel van den heer Verwey zal van de commissie ioder jaar één lid af- 1 treden, opdat ieder een kijkje in de ge- ,meente-financiën kunne nemen. Aan do beurt van aftreding is hec vol gend jaar de heer Verwey, daarna de heer v. Dooren en tenslotte de heer de Koning. 2e. Voorstel, van B. en W. om de huur- ■waarde van de woning van het te benoo- men hoofd der O. L. School te Nieuwe- Wetering te behalen op f325 per jaar. naar een rustplaats om; tot hij zich ne derzette op een bank voor de Basiliek van San Miniato. Waarheen? Deze vraag hield hem vooral bezig. Hij dacht aan Frank rijk, aan het vaderland der minnezan gers, het liefelijk Provence, dan weer aan het ernstige en toch zoo zangrijke Duitsch land; doch steeds dacht hij terug aan den. eigen grond waar hem de schoonste bloe men bloeide. Wel is waar kort en vluch tig, als de lente van het Noorden de liefde. In zijn overpeinzingen verdiept, had hij niet gezien, dat een tweede persoon op de bank nevens hem had plaats genomen. Het wa3 een man van hoge gestalte, van ongeveer vijftigjarigen leeftijd, een zacht vilten hoed met breed neerhangenden rand overschaduwde zijn sprekende ge laatstrekken; met de donkere oogen, die naar den gedachtengang dan vriendelijk, als van een goeden, vaderlijken bescher mer, dan schitterden in het bewustzijn van hooge waardigheid. Een kleine baard, evenals zijn haar, reeds grijzend, omring de het gebruinde, scherp-gesneden profiel Yan den vreemdeling, wiens kleeding was als die van een eenvoudige burger. Met zichtbaar welgevallen rustte zijn blik op de trekken van Edmondo, die on willekeurig staardo naar de kerk, welke in den glans der zon schitterde als een heili gen schrijn, met haar rijke mozaïkheklee- ding, bonte glasschilderingen en het for- sche kruis op den torenspils. Doch hoe hoog hij ook de kunst waardeerde, hij was toch zelf haar trouwe volgeling op dit oogenhlik had hij weinig gevoel voor het architecforpsch schoon, dat hij zoo vaak bewonderde. De vreemdeling scheen het anders op te vatten; want hij wendde zich tot den jongeling, en zeide op weilui denden toon: 1 Niet waar, jonge heer, ons Florence is rijk aan schoonheden? Zij mogen Ve netië „la bclla" noemen, doch sneller slaat het hart van iedere Florentijn, wanneer hij denkt aan de monumenten zijner va derstad, en waarvan hij mag genieten in het bewustzijn van het hoogste en edelste goed de vrijheid". Zeer waar, Signor, antwoordde Ed mondo; bij het aanschouwen van de schoonheid dezer stad zwelt het hart van den Florentijn; hoe hitter moet het daar om voor hem zijn, die van haar scheiden moe tl Zijn stem had warmer geklonken dan hij wel bedoeld, doch er lag iets in den blik van den man, dat hem onwillekeurig het hart ontsloot. Deelnemend zag de vreemdeling hem aan. Zoo verkeert gij wellicht zelf in dat geval? vroeg hij, dan beklaag ik u, jonge man. Zie, mij voeren mijn zaken dikwijle naar den vreemde; doch nergens is het mij zoo wel als in mijn eigen vaderland. Inderdaad, de ouderdom hecht zich aan do macht der gewoonte. Gij echter zijt jong en gezond en zeker is het tot uw heil dat de uwen u uitzenden, om vreemde men schen en zeden te lderen kennen, opdat ge eenmaal, in de toekomst, uw vaderland hiermede van nut kunt zijn. Toekomst? Een weemoedige glimlach speelde om de lippen van den jongen man. Hij wees ten hemel. Ziet gij dat witte, vluchtige wolkje, Signor? zeide hij. Weet gij, waar heen het gaat? Do wind drijft er zijn spel mëe, even plan- en doel loos is mijn weg. Vraag niet, Signor bied rxiij geen hulp! Ik zie, dat gij het deen zoudt, want edel en goed is uw gelaat; maar ik mag u niet spreken over het van waar; en vraagt gij mij naar het waar heen, dan weet ik het niet te zeggen. Ik dank u voor nw goede meening, zeide de vreemdeling, do jonge man de hand reikend. Vrees niet, dat ik door ijdele nieuwsgierigheid u tot spreken dring wat uw lippen mij niet vrijwillig openbaren. Zie, al ben ik eenvoudig en gering, ik heb dikwijls genoeg in mijn le ven gelegenheid gehad in het oog des menschen te lezen als in den spiegel der ziel, en zelden heb ik mij vergist Ook in uw oog heb ik geschouwd en veel eerlijks daarin gelezen, jonge man. Wie zou over verhoudingen en beschikkingen zich een oordeel aanmatigen? Doch wordt gij ge dwongen van hier te gaan, dan is het zeker niet door uw schuldl Zie mij aan jonge vriend, en zeg mij, met de hand op het hart, is het niet zoo? Alsof de invloed van den vreemdeling magnetische kracht op hem uitoefende, gehoorzaamde Edmondo. Ja, zeide hij met vaste stem. Zoo waar de Eeuwige ons richten zal, het is zoo! - Miskenning en onrechtvaardigheid, ging de vreemdeling voort, zij zijn in voortdurenden strijd met het goede en ware, en beide liggen dikwijls diep in het stof vertreden aan haar voeten; menig hart verbloedt in smart, dat warm sloeg voor het welzijn van een. broeder; menig oog weent, dat zorgzaam voor het heil van anderen waakte. Drong ook niet tot uwe ooren het gerucht, door hoosaardige vij anden rondgestrooid, en waarvan ik mij op mijn weg kon overtuigen, dat het reeds diepere wortels geschoten had onder het volk, dan ik vermoedde, het gerucht, dat Cosimo de Medici is een verrader, die on der bescherming van don markies van Ferrara streeft naar de opperheerschap pij in de Republiek? - En zeggen zij dat, riep de jonge man, dan spreken zij leugentaal! Cosimo de Medici kan geen verrader zijn, en ware hij dat, ik zou vertwijfelen, voegde hij er voor het oor van den andere onbegrijpelijk aan too. Gij zijt een aanhanger der Medici? vroeg de vreemde bewogen. Ik vereer de Medici als. goed en wijs hoewel mijn oog nog niemand van hen zag; of mijn oor een vriendelijken groet van een Medici opving, en zou dat zijn, ik moest hen mijden. Er ontstond een pauze; nadenkend zag j de vreemdeling voor zich hoen, een flauw vermoeden scheen bij hem op te komen. Ik begeer geen antwoord, maar ik ge: loof het te raden, zeide hij. Uw plicht,, misschien uw afkomst uit een de Medici-; vijandig geslacht, zegt u, te haten in strijd- met uw eigen hart. Doch hoe het zij, ikj behoef niet te weten wie zijt, evenmin als gij nog behoeft te denken aan den on-^ hekenden man; slechts een verzoek moogtt gij niet afslaan, in het aangezicht van hef Godshuis voor ons, te denken, dat het de. wil des hemels was die ons tezamen,; bracht! Over eenige dagen vertrekt er van.; Genua een schip naar Frankrijk. Wilt gijQ daar heen gaan, versmaad dan mijn hulp j nietl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3