Derde Blad.
xalender'derweek
y aterdag 4 Augustus 1823
Als niet anders wordt aangegeven
€fl ia deze week iedere H. Mis Gloria,
1st Credo en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG 5 Augustus. 11e Zondag
aPinksteren. Mis: Deus. 2e gebed
0 L. Vr. ter Sneuw. Credo. Prefatie v.
H, Drievuldigheid. Laatste Evangelie
0. L. Vr. ter Sneeuw. Kleur: Groen.
\\rat een zegen spreidden Christus'-
ca tijdens Zijn leven op aarde! „Al-
heeft Hij wel gedaan". (Evangelie),
ider ons woont en leeft Christus in Zij-
heilige plaats, in Zijne Kerk. Daar is
nóg, steeds zegenende en weldoende.
Jr laat Hij ons, Zijn uitverkoren volk,
lil j^gezind samenwonen; daar geeft Hij
s kracht en sterkte tegen onze vijan-
m (Introitus), daar stort Hij Zijne
jmhartigheid over ons uit (Gebed).
iar laat Hij ons beproefd hart weer op
ren van vertrouwen (Graduale); daar
jrt Hij zich zelve op, iederen dag, met
voor ons, als een aan Zijn Hemelschen
aangename o'ferande, tot onder-
iuning voor onzo zwakheid naar ziel en
haam (Stilgebed en Postcommunio).
Alleluja! Onze ziel moet jubelen voor
nzen God; met een zingend hart moeten
ij Hem loven en verheffen, want bij het
"oopsel heeft Hij onze ooren geopend
ior het H. Evangelie (Ev.) ons door de
iosfelen en hunne opvolgers gepredikt
pistel). Met vreugde over onze opname
Zi.ine heilige alleenzaligmakende Kerk
ids offer gebracht (Offertorium).
MAANDAG 6 Aug. F e s t v. d. g e-
aante v e r an d e r i n g des Hee-
eu op den berg Thahor. Mis:
[uxerunt. 2e gebed (in stille H.H. Mis-
i) v. d. H.H. Xistus en gezellen. Credo,
refalïe v. Kerstmis. Kleur: W i t.
Schoon van gestalte is Hij (Christus)
veil allo menschen. Bevalligheid ligt
(gespreid op Zijne lippen. (Kerk. Ge-
der).
DINSDAG 7 Aug. Mis v. d. H. Gaje-
nu s, Belijder: Os justi. 2e gebed v. d.
Donatus. 3e gebed v. d. H. Geest (om
ds zegen te vragen over de retraite der
van ons Bisdom). Kleur: W i t.
De H. Cajetanus zette Christus' woord:
oekt eerst het rijk Gods en zijne ge-
ihtigheid" in daden om. Hij stichtte de
de der Th iatijnen, die alle zorg voor
t aardsche afleggen en leven van de
ijwillige gaven der geloovigen.
D("*H. Bisschop Donatus wordt aange
ven als patroon tegen het onweer.
VOENSDAG 8 Aug. Mis v. d. H.H.
friacus, Largus en Smarag-
s. Martelaren: Timete. 2e gebed A
nclis. 3e naar keuze v. d. priester. 4e
_d. H. Geest. Keur: Rood.
)0NDERDAG 9 Aug. Peest v. d.
rheffing der reliquieën v. d.
Bavo. Mis: Gaudeamus. (Zie in het
gen der Heiligen v. h. Bisdom Haar-
n). 2e gebed v. d. Vigilie v. d. H. Lau-
itius. 3e v. d. H. Roman'us. 4e v.' d.
Geest (in de kerken, waar de H. Bavo
troon is: Credo). Laatste Ev. v. d. Vi-
ie. Kleur: W i t.
Of: Mis v. d. Vigilie: Dispersit. Geen
oria. 2e gebed v. d. H. Bavo. 3e en 4e
&d als boven. Kleur: Paars,
m aan het meemngsvcrschil onder
volk over do plaats v. h. graf v. d. H.
Bavo een einde te maken, opende Erem-
boldus, de abt van een klooster to Gent
(België) de graftombe, ar het lichaam
volgens sommigen moest rusten. Hij vond
het H. lichaam v. Bavo en stelde het ten
toon aan het samengestroomde volk.
Daarna werd het in een mooiere kist ge
legd en naar de St. Bavokerlc overge-r
bracht. Vandaag wordt- in ons Bisdom
van deze „verheffing" de gedachtenis ge
vierd.
VRIJDAG 10 Aug. Mis v. d. H. L a u-
r e n t i u s, Diaken en Martelaar: Con-
fessio. Kleur: Rood.
Tot Paus Sixtus II (Zie 6 Aug.), op
weg naar de martelplaats, sprak de dia
ken Laurentius: „Waar gaat gij heen,
Vader, zonder Uwen zoon? Waar snelt
gij heen, heilige priester, zonder Uwen
dienaar?" De H. Sinlus antwoordde: „Ik
verlaat U niet, mijn Zoon, U wacht nog
grootore strijd voor het geloof in Chris
tus. Na drie dagen zult gij, de leviet, mij,
den priester, volgen."
Vandaag vieren wij de vervulling van
dit woord. Laurentius is levmd geroos
terd. Door zijne wonderlijke standvastig
heid bekeerde hij den H. Romanus, van
wien gisteren de gedachtenis.
ZATERDAG 11 Aug. Mis v. d. Al
le r h. Maagd Maria op Zater
dag: Salve (Votiefmis v. Pinksteren tot
den Advent). 2e gebed v. d. H.H. Tibur-
tius en Susanna. 3e v. d. H. Geest. 4e
voor den Paus. Pref. v. d. Allerh. Maagd
(invullen: En U in de vereering). Kleur-
Wit.
Wees gegroet, heilige Moeder, die den
Koning gebaard hebt. Die hemel en aarde
beheerscht in de eeuwen der eeuwen. (In
troïtus).
A. L£. KOK, Pr. -
Rijpwetering.
EEN DENKFOUT.
Er leefde eens op de eenzame hei een
eenzaam mensch, die geen andere betrek
king met de wereld onderhield, dan dat
hem iederen dag een krant werd toege
zonden. Hoewel hij vroeger op school
maar matig was onderricht, en het wei-
nigje, dal hij had meegekregen tot een mi
nimum was geslonken, had hij zich toch
cenige ontwikkeling eigen gemaakt door
het gestadig lezen van zijn krant." O.a.
wist dat eenvoudige mannetje met de
meest besliste zekerheid en op voor hem
vaste gronden te vertellen, dat de electri
niteit een boos ding was, een uitvinding,
waarvan hot menschelijk geslacht zich
bediende, om zich te zelfmoorden. Was
het wonder? De man had in z'n krant
nooit anders over de electriciteif hooren
spreken dan over. een ding, dat ongeluk
ken teweeg bracht. De bliksem dat
wist hij rinor van .eobool wao alteWóF
electriciteit. Hoeveel branden waren er
niet door den bliksem ontstoken, hoeveel
beesten op het land niet tijdens een on
weer gedood? Hoe dikwijls had hij niet
over kortsluiting gelezen (in een corres
pondentie bad hij op de vraag, wat kort
sluiting was, vernomen, dat dit kwam
door een mankement in de electrische ge
leiding). Ook deden de oorlogsmannen de
vernielende mijnen door die ellendige
electriciteit springen. Nog onlangs had z'n
krant het bericht gebracht van de electri
sche draadversperringen aan de grenzen,
waarbij verschillende smokkelaars het
veege lijf moesten inboeten.
Wij mogen het den eenzamen man op de
eenzame hei niet kwalijk nemen, dat hij
een ingezonden stuk stuurde aan zijn
krant; om alle lezers ten zeerste te waar
schuwen voor de electriciteit en zich met
dat onheilbrengende ding volstrekt niet
in te laten.
De redactie nam begrijpelijkerwijs zijn
goed bedoeld stuk niet op, maar antwoord
de heel lakoniek: fallacia accidentis, goe
de man. Gij begaat een kleine denkfout
De schrijfbevlieging van den man op de
hei moet ons wonderlijk aandoen. Kun
nen wij uitgepra'at raken over de over
vloedigs zegeningen der electriciteit? Wij
behoeven niet meer aan deuren te ramme
len en to roepen: volk! wij behoeven niet
meer do bel over te halen als waren we
stads-torenluider, we drukken heel oven
op een electrisch knopje, om toegang te
krijgen. Bij liet schijnsel onzer electrische
lampen houden we gesprekken per tele
foon of telegraaf. We schuiven lange stra
ten door in electrische trams en als de kos
ten het ons veroorloven, hebben we elec
trische theeketels en strijkijzers.
\V-e zingen ons liecl van lof op de electri
citeit en niemand onzer denkt er aan, om
dat goede ding op zij te zetten, ofschoon
we meermalen hooren van ongelukken,
die docr de electriciteit gebeuren.
Waarom niet? Omdat we als redelijke
menschen redeneeren en zeggen: de elec
triciteit is een nuttig ding.'Dat is voor ons
de zaak. Dat er meermalen ongelukken
mee gebeuren (we noemen die dingen te
recht betreurenswaardige incidenten, veel.
lijkend op het woordje accidenten) is
voor ons een bijkomstigheid, een toevallig
heid, die aan de zaak niets afdoet. Dat er
ongelukken gebeuren met de electriciteit;
maakt deze niet tot iels verkeerds. Niette
genstaande alle ongelukken blijven we
electrische lampen aansteken en telefo
nisch spreken. Want, zoo zeggen we, als
we om do incidenten en' accidenten de
eigenlijke zaak zouden afschaffen dan
zouden we in groote overdrijving de
denkfout begaan, dat wc het bijkomstige,
hei toevallige te Veel voor de zaak zelf
aanzien.
De man op de heide wist het eigenlijk
wel niet, maar hij sloeg toch een zonder
ling figuur, toen hij den menschen aan
raadde, de electriciteit af to schaffen.
Een even zonderling figuur maken de
tegenstanders der Katholieke Kerk, die
aangaande Haar liecj. veel leelijkc dingen
weten to zeggen. Ze weten b.v. dat Kei
zer Karei de Groole met al te onstuimigen
ijver te vuur en te zwaard "het christen
dom onder de Saksers hoeft verbreid; ze
weten, dat de pausen eenmaal hadden op
te treden tegen simonie: ze kennen de ge
schiedenis van Galileo Galilei: ze weten,
welke misstanden er waren, toen de re
formatie uilbrak: .ze hebben wel eens ge-"
boord van overdreven strengheid der In
quisitie: ook werden de Hugenoten in
Frankrijk vervolgd. Dit alles tezamen
genomen is voor hen het beeld, dat ze
zich van de Kerk vormen. Is het won
der, dat ze zich verzetten tegen den was-
senden invloed van het katholicisme, dat
mannen uit de April-bewcging, toen in
1S53 de bisschoppelijke hiërarchie werd
hersteld, in gemoedp. _mo*nrldat
weer brandstapels en pijnnaniKerr zouden
worden ingevoerd? dat velen ook nu nog
er een goed werk aan meenen te doen, om
de Kerk to doen verdwijnen?
Och, arme menschen, die nog -eenige
aanspraak meenen te kunnen maken op
wetenschappelijkheid. Wat slaan ze een
poover figuur met dergelijke dingen te
berde te brengen. Door zoo te doen vallen
ze heusch de Kerk niet aan, maar toonen
over-duidelijk het onderscheidingsvermo
gen te missen tusschen een eigenlijke zaak
en haar bijkomstigheidjes. Hoe laten, ze
him wetenschappelijk gehalte op de juiste
waarde schatten door zich zoo klakkeloos
schuldig te maken aan do denkfout Van
de fallacia accidentis.
Om een paar misstanden mogen we een
zaak niet vermaledijden. Of moeten we
den zondaar maar afmaken, omdat hij
nu en dan zonde doet? En zuilen we
maar in massa-moord een einde maken
aan heel het menschelijk geslacht, omdat
er zooveel mispunten onder gevonden wor
den? Och kom.
Als misschien voor sommigen dergelij
ke misstanden de hoofdzaak zijn van hun
kennis aangaande de Katholieke 'Kerk,
dan willen we hun in het belang van hun
goeden naam van wetenschappelijke men
schen een welwillenden raad geven: dat
ze voorzichliglijk hun mond houden, om
dat ze zich anders even buitennissig aan
stellen als de man op de heide, die een
stuk inzond, om de electriciteit te ver
bannen.
Wat deed de man op de hei?
Hij stelde zich op de hoogte en leerde,
dat do ongelukken met de electriciteit
moesten verklaard worden uit allerlei ne
venoorzaken, waarmee de electriciteit
eigenlijk ni,ets te maken had, en dat de
electriciteit trots alle misbruik, dat er van
gemaakt wordt, een allerbest ding is.
Welnu,dat zij, die voor intellectueel
wenschen door fe gaan, hetzelfde doen.Dat
ze zich eens-op de hoogte stellen aangaan
de de Katholieke Kerk, en ze zullen ook
helder inzien, welk zonderling figuur de
genen maken, die als slachtoffers van de
fallacia accidentis misbruiken te berde
brengen als aanval legen de Kerk.
J. J. VAN SANTÉ,
Pr.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
EEN PROTESTANT OVER DEN
H. FRANCISCUS.
Dr. Salens Goldworth, professor in do
protestar.tsche Theologie aan. de Universi
teit van Toronto (Canada) sprak in zijn
college de volgende heerlijke woorden over
onzen H. Vader:
„In de geheele ïïocmsehe Kerk is er wel
licht geen prachtiger figuur, die meer het
Christus-ideaal nabij komt, dan Franciscus
van Assisië. Deze Heilige, die de armoede
beminde en volmaakt nederig bleef in zijn
hóoge liefde, was vrpolijk en blij, cmdat
hij zich van de zorgen der wereld had be
vrijd. Hij is wel de mooiste bloem uit den
Roomschen tuin, die zoo rijk is aan Hei
ligen.
Van al degenen, dio zich beijveren, het
leven van Jezus volmaakt na te volgen, is
St. Franciscus door zijn diepe nederigheid,
zijn volkomen onthechting en zijn over
groot© liefde wellicht het meest geschikt
om de hardheid en stijfheid en de wcreld-
sche wijsheid en zelfvoldaanheid van het
Protestantisme te doen uitkomen.
Hoe staat hij lijnrecht tegenover onze
tegenwoordige maatschappij, deze man,
die vrijwillig afstand deed van zijn bezit
tingen, die predikend rond trok in „dc
meest armoedige kleeding, «e het geld
verachtte en de armoe beminde, maar die
roovers, en zelfs, zooals de traditie ver
haalt, de- wilde dieren van bet woud onder
zijn invloed bracht,
Wat is hij toch verheven geweest deze
heraut van den grooten Koning", bij
wiens komst de inwoners der steden van
processie tegemoet gingen met groen en
vaandels, om hem, den armen, kleinen, ma-
geren en bleeken man, in zijn oude ver
sleten pij, met eere te ontvangen,"
„St. Franciscus."
MORGEN-TROOST.
'n Bloem en 'n kind
en 'n jonge lach
en een stem in den zomer-morgen,
door zijn. haren de wind
in zijn oogen de dag
en mijn ziel was zoo vol zorgen.
Hij heeft me gekust
met z'n mondje rood,
met de liefde van z'n lippen;
dat heeft me gesust,
en mijn hart genoot
toen liet ik hem ontglippen.
J. G.
ONZE NATIONALE EN
INTERNATIONALE HELDEN.
Mgr. Spalding heeft eens gezegd: „wilt
gij een volk beoordeelen, ziet dan naar de
helden die het eert." Nu kan het een op
beuring zijn van ons nationaal eergevoel
als wij onder ons volk een grooten held
geëerd zien. Wij kunnen zelfs als wereld
burgers onzen trots voelen zwellen bij
gedachte, dat wij in gezelschap zijn
al is 't dan wat in de verte: zelfs ver-*
want zijn van een groot man of beroem
de vrouw. Het is voor onze kinderen zoo
goed hen vertrouwd te maken met de groot-»
heid van het leven onzer waarlijk groo
ten"; in die kleine harten schuilt reeds
een held volgens Neetsche: wij moeten dus
voor het kind de mogelijkheid openen tot
ontplooiing zijner helfhaftigheid-in-kierm
Daarvoor is het zoo goed het kind eenigo
voorbeelden van levensgrootheid voor to
houden.
Ik grijp eerst maar een onzer beroemd
ste Nederlandsche grooten. Wie heeft niet
van hem gehoord? Wiens grooter of klei
ner "geluk en welzijn hing niet voor een
lijd van hem af? Avond aan avond lazen
wij zijn naam en zijn Holland-reddende ac
tiviteit in de krant. Zijn werk voor 't welzijn
van ons volk zette degenen in de schaduw,
die op welke andere wijze dan ook, nog
ineenden iets te kunnen doen om ons uit de
ellende to redden. Broekhuis! De redder
met de millioenen, die hij iedereen recht-
geaarden Nederlander voorspiegelde. Jam
mer, dat hij in het verre Zuiden van zijü
(of onze?) centen leeft, anders was hij oen
standbeeld waard! Hij toch heeft de groot
heid van ons volk aangetoond, den zielen
adel en verheven zin onzer natie, die tot
redding en welvaart de meeste aandacht
op geld, geld, geld richtte
Een andere held trede ter leering onzer
kinderen naar voren. Nu nemen wij er een
met wereld-naam, wereld-roem en
veel geld! Mag ik eens iets verklappen? Op
'n avond, 'n heerlijken avond reeds
cenigen tijd geleden, hoor! scheen het
groote Station, van Parijs te zullen worden
bestormd. Duizenden en duizenden ver
drongen zich aan de ingangen: de ver
sperringen en omheiningen werden ver
broken. De perrons liepen vol. De treinen,
konden nauwelijks meer binnenkomer., zóó
groot was de menigte, die op de sporen
gedrongen werd. Ik was er ook en ik deed
ook mede aan de verhooging van 't enthou
siasme. Ik was evenals de enorme menigte
-vol spanning en vol blijde stemming. Ik
wist dat dezen avond met den trein waar-
sïaste duizendtallen!) een wereldberoemde
vrouw zou medekomen: Movrouw Curie,
dio haar leven, besteed had aan weten
schappelijke studies te samen met haar
man (dat was nog eens 'n echtpaar!) om
voor de heeling van menschelijk lijden het
radium aan te wenden. Om haar grocte
verdiensten en wetenschappélijkcn arbeid
en groote resultaten was zij in Amerika
gevierd en bedankt (haar man niet?) en
nu zou zij naar Parijs komen. Stelt u
mijn vreugde voor: nu zou ik iemand zien
huldigen, die ware redding voor v.?)o
w a a r 1 ij k ongelukkigen gevondr
had Ik kan toch zoo slecht ellende
zien en al die duizenden daar aanwezig
schenen van hetzelfde sentiment oftewel
gevoel te zijn: u begrijpt dus hoe ik het
plan gemaakt had deze reddende engel to
huldigenDe trein kwam in zicht. Do
zakdoeken kwamen reeds to voorschijn.
FEUILLETON.
3e Bruid van het Kruis
Vrij vertaald naar het Duitsch van
E. VON^HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
Verscheidene hoeren stonden op en ver-
iclen de zaal. Ze hadden zich zoo juist
jog vergenoegd -in de bekoorlijkheid van
e weinig gekleede nymf, maar het kame-
eon een nummer met een politieken
|0ra. Hier wilde men niet bij blijven.
oen do keuringscommissie het nummer
°°r liet eèrst liet opvoeren, was ze bedro-
en uitgekomen. Van dien tijd af gingen
hooge beambten bij de opvoering van
lol Kameleon weg.
Gok Armin vertrekt. Hij werpt een hei
dijken blik maar de Ministerloge. „Hij"
p het.merkt het meteen; hij wijst
pt den vinger eerst naar Armin en
N op het Kameleon-plakaat en lacht!
1 lacht!
Armin kon hem op dit oogenblik wél
f0r?eu, trots alle vereering, trots Hella.
Kot Kameleon, waarvoor al de beambten
onucht zijn, komt op het podium. Hij
haagt een slecht nagebootst masker, van
bekend Weensch type die al meerma-
Ïn van politiek standpunt veranderd was
rnasker verwekt een gedempt lachen,
:n hoort de diepe borststem van den
uister er boven uit. Hij zit met Lisch-
ll> in het lachhoekje en onderhoudt zich
ostelijk.
Kameleon begon varieerend met
oestdrift zijn politiek lied in plat Weensch
®ogen.
Kameleon oogstte weinig bijval.Hoe
(lat ook denken na de chancon-
JQ. Tóch, bij één „Lisch-Rau ik zou
»l rd gulden geven, als Lorenzen nog
[eTi^Vas- on blauw zag worden.
heel is als op hem gezongen".
t-i?n l^Kjk lied, een politiek lied!"
Lisch-Rau.
En toch was het verrukkelijk
linH ,eeIiike lied meen ik. Zoo. Is het
wde er al.
aet
W i]
Dat is de moeite waard De menschen
zullen zien, dat wij verstoppertje hebben
gespeeld. Same thing 1). Kom Lisch-Rau,
kijk eens naar mijn rijtuig. Ah.
Onwillekeurig was deze bewonderende
uitroep over de lippen gekomon. In de loge
daarnaast zag hij het meisje tusschen de
Moeder, met haar groote onnoozelo uit
puilende oogen, en de Vader, in het volle
licht staan. Door het staan zag men de
mooie lijnen van haar figuur veel beter.
Ze leek als uit een rank beeld tc voorschijn
gekomen.
„Kom, Lisch-Rau". De Minister gunde
zich niet eens den tijd, zijn overjas aan te
trekken. Met groote stappen ging hij naar-
de gang en bleef daar slaan. Hij wilde"het
meisjo voorbij zien komen.
„Maar 'dat was heelemaal niet aardig,
ik zal het hem zeggen, als hij op onsen
ontvangdag komt; waarom kijkt hij ons
dan heelemaal niet aan? Weet je, jij bent
er de schuld van, je hebt heelemaal niet
goeden dag gezegd, jijmoppert na de
voorstelling 'n grove vrouwenstem.
„Nu houd eens op, als 't je belieft" viel
een man de twistende wanhopig in de
rede. Ik wil niet meer met je naar den
Schouwburg
„Des te beter Wij gaan voorlaan alleen,
wat jij, Rita
Nog een korte woordenwisseling kwam
het driespan uit de loge en ging voorbij
den Minister. De overdadig gekleede dikke
vrouw hing kuchend en kermend aan den
arm van haar somber uitziecden man.Daar
naast liep de jonge dochter in een grijzen
avondmantel en over het hoofd een sjaal.
„Rita, je weet je niet te gedragen riep
de moeder, wie deze avond niets naar den
zin was, plotseling tegen het meisje. „Je
hebt den jongen mijnheer von Lorenzen
niet netjes gegroet. Hebben we daarvoor
zooveel geld aan de kloosterschool moeten
betalen?'.'
„O, pardon, juffrouw!"
Rita was met een eind van de sjaal aan
de horlogeketting van den Minister blijven
haken, dc Chenille-franjcn waren in de
ketting verward, en de sjaal viel van de
schouders. Ze bleef staan en greep er met
de band naar. De ouders, die vooruitge-
loopen waren, bleven meteen staan.
„Willy," de Minister!"
„Licze, de Minister!"
Ze stonden in extase. We moeten op
merken, dat de Minister lhng peuterde,
voor hij de sjaal los had. Want terwijl
hij peuterde, glansde naast licm het gou
den haar van het „Gretchen" en haar gou
den wimpéTs bedekten de neergeslagen
Voogleden.
„Zoo juffrouw, nu zijt ge van mij be
vrijd!" zeide hij eindelijk met zijn vrien
delijks ten lach dien hij anders enkel
voor de boodschappers van de geallieerde
grootheden overhad. „Neem mij mijn on
geluk niet kwalijk".
„Oh, geen verontschuldiging!"
Ze liep al weg. Onder het loopen wierp
ze de sjaal alweer om.
„Rita!" riep de Moeder haar aan 't ein
de van de gang, „heb jo hem erkend?"
„Wie?" vroeg het meisje.
„Dat was de Minister!"
De millionnaire was trotsch als een
pauw, toen ze dat zei. De goede bui was
er weer. De avond was niet verknoeid. De
Minister, de Minister van Binnenland-
sc'ne Zaken, de mooio Minister, de Minis
ter die nog geen vrouw heeft, heeftr tegen
Rita gezegd: „O, pardon, juffrouw!"
Den heelen terugtocht door moest Mevrouw
Kiirschner aan den Minister met do mooie
vingers cn zwarte oogen denken, die zei-
de: „O, pardon, juffrouw".
Zelfs toen ze al lang in bed lag, dacht
ze er nog aan. In haar droom hoorde ze
tot haar Eliso Kiirschner, geboren Grosz-
bach, met een kleine variatie de gedenk
waardige woorden zeggen: „Waarde me
vrouw, pardon
Rita knielde lang na middernacht nog
naast haar bed, en bad het kloosteravond
gebed en nog een paar kleine gebedjes uit
haar kindertijd en toen hield ze haar ge
wetensonderzoek. Dat had haar de Eerw.
Moeder haar aanbevolen. Geen wereldsche
klanken of slechte voorstellingen stoorden
haar gebed. Do Engel des Heeren had
haar omzweefd ze had gezien en niet
gezien.
Lang na middernacht zat de Minister
met Lisch-Rau in het café „De Ring",
waar hij dikwijls insognito heenging
Lisch Rau bespotte heel Weenen. Hij was
geestiger dan ooit, maar de Minister
schonk er vandaag heelemaal geen waar
de aan. Met zenuwachtige haast door
bladerde hij de couranten, monsterde den
komenden en gaanden man, cn creep dan
weer naar tijdschriften. Lisch-Rau maak
te allerlei gissingen over hem, waarvan
er een de waarheid nabij was
„Lisch-Rau, ziet ge dat!" met een hef
tig gebaar, werpt hij den Minister een open
geslagen nummer van de moderne
kunst toe. „Dat lijkt veel. op het
kleine Gretchen is" 't niet? Daar om den
mond is zij mooier jonge meisjes-achti-
ger
Het laatste woord gebruikte de Minis
ter niet meer sinds zijn studententijd.
HOOFDSTUK II.
Het was een vreugdevolle dag voor
Rita, na de vele inspannende, emotievolle
dagen, die ze sinds Driekoningen, qerst
met een zwak, toen met steeds grooter
zieleleed moest doorleven. Na den avond
doorgebracht te hebben in de Rouacher-
zaal, had ze achtereenvolgens de Karei-
Schouwburg bezocht, deelgenomen aan
een middagdanspartij, vervolgens aan een
„five o clock", waar dc betooverend aar
dige Armin de grootste glorie had ge
vierd. Woensdag waren zo bij Pietsner
geweest om zich to laten fotografeeren,
want de oude heer Von Lorenzen had ge
vraagd: „Beslaat er geen nieuw portret
van de aardigo Margaretha?"
Eergisteren hadden ze nieuwe avond
toiletten besteld; gisteren waren ze naar
bet cabaret geweest.
Mevrouw Kürschuer was schijnbaar in
opgewonden stemming. Ze sprak altijd
graag, maar met kalmto elke opwinding
zou haar hart schade doen. Vanwaar dan
die drukte, waardoor de moeder kans
loopt zenuwtoevallen te krijgen en haar
bleeke wangen geheel verwrongen worden?
Mevrouw Kiirschner heeft angst voor
liet Klooster.
Een liefhebbend, helderziend moeder
oog zou in het onschuldig gelaat de toe
komstige Chrisïusbruid herkend hebben,
een fijnvoelend moederhart zou, met ang
stig voorgevoel en vrees voor de naderende
scheiding, begrepen hebben, dat deze rei
ne ziel aan een ander dan deze verganke
lijke wereld toebehoorde.
Mevrouw Kiirschner is echter geen ver
standige en nog veel minder, een gevoelige
moeder. Haar oogc-n zijn grof en dom als
haar hart. Ze is bang voor de kloosters,
die ze beschouwt als een tegenwerking
voor het sluiten van oen goed huwelijk
waarvoor volgens haar begrippen elk
meisje en in het bijzonder haar Rita, op
de wereld is. En de oorzaak, dat zij het
klooster vreest tegenover de goede „partij",
die ze wonscht, berust op uiterlijkheden,
toevalligheden, gewoonten, die aan elke
bakvisch het eerste jaar na het pen-
sionaatloven eigen zijn. Dat Rita eiken
morgen prompt naar de Vroegmis gaat en
in haar kamertje 's morgens m 's avonds
bidt, dikwijls naar de Zusters schrijft en
met het klooster, de onderwijzeressen
enz. kinderachtig dweept, dat zijn vern
schijnselen, waarin mevrouw Kiirschner
een afschuwelijke verlokkerij ziet. En,
om dat te verdrijven, offert zich die goede
moeder op, rent met het kind door geheel
het vroolijke Wccnen en maakt haar dood
moe.
Rita had gisteren zoo vriendelijk gev
vraagd: „Mama, als 't belieft, laat mij
thuis en neem in plaats van mij ons nichtje
mee naar den schouwburg? Ik kan niot
meer! Ik ben zoo moe!" En het was
geen uitvlucht, echte waarheid, maar ze
móest mee. Papa wilde zich ontfermen
en Tini in haar plaats meenemen. Moeder
hield echter vol: „Je moet mee! Je kon
gisteren wel door de sneeuw om to gaan
biechten, dus kim je nu ook meo naar den
schouwburg".
Welnu, gelukkig is ook dio „vroolijke
dag omgegaan. En vandaag is er een
vreugdedog voer in do plaats gekomen*
een echte vieugdedagl
1) Het blijft hetzelfde.
(Wordt T«r»olsd.)