Be schoaï van overheidswege is aanvul
ling van de bijzondere school dat
wenschte zij als regel. Eene daarop door
Minister Heemskerk voorgestelde wijziging
van art. 194 voldeed noch rechter- noch
linkerzijde en werd verworpen na een felle
discussie, waarbij van Katholieke zijde
Schaepraan, Vermeulen*), Haffmans, Van
Baar, Ruys de Beerenhroeck en Brouwers
in discussie traden. Na Kamerontbinding
en een verkiezingsstrijd, waarbij grond
wetsherziening al of niet met behoud van
art. 194 de inzet was, werd de herziening
wederom aanhangig gemaakt, zonder dat
wijziging van bedoeld artikel werd voor
gesteld. Scbaepman echter deed hiertoe
een initiatief-voorstel, dat, door een amen
dement-Vos de Wael sterk verwaterd, door
de Tweede Kamer werd aangenomen, doch
door de Eerste werd verworpen. De grond
wetsherziening van 1887 liet dus art. 194
(toen art. 192 geworden) intact. Toch was
zij voor de bijzondere school niet zonder
vrucht, want het Katholieke Eerste Ka
merlid De Bruyn kon als eindresultaat
vaststellen, dat in het debat zonder tegen
spraak was verkondigd en door de regee
ring beaamd, dat art. 194 het subsidieeren
van het bijzonder onderwijs niet verbood.
4an het Ministerie-Mackay was het gege
ven, hieraan met medewerking van een
aantal liberalen door de wet van 1889 een
•oegin Vein uitvoering te geven. Deze rijks-
steun werd o.a. zeer verhoogd door de
subsidiewet-Borgius van 1901, een gevolg
van de door Schaepman bij de behandeling
der Leerplichtwet gevolgde do ut des poli
tiek, waarvan alleen zijn tróuwe volgeling
Mr. Kolkman de verantwoordelijkheid
mede dorst te dragen. De Onderwijs-no-
velle van Kuyper en het „Bouwwetteke"
van Heemskerk voerden de subsideering
steeds hooger op, maar de rechterzijde
-eischte haar volle recht door wijziging van
art. 192 der grondwet in den zin van ge
lijkstelling van openhaar en bijzonder on
derwijs. Het ministerie-Heemskerk, tot
aftreden genoopt, kon de begonnen taak niet
volvoeren, maar. het vrijzinnig kabinet-
Gort van der Linden toonde zich bereid
naar over te nemen bij de gewichtige be-
grootingsdiscussies voor 1914, waarbij de
aobele rede van den premier zulk een
waardigen tegenhanger vond in die van
•Mr. J. A. Loeff, weike tot het hoogtepunt
der debatten werd. In de bevredigings-
sommissie nam plaats de voorzichtige,
beleidvolle Nolens, met al den .stillen, maar
geweldigen invloed, waarover hij niet het
minst tijdens het ministerie-Ccrt van der
Linden beschikte. Hij was de geknipte
man voor deze pacificatie-beweging. En
naast hem zetelde onze fiere onderwijs-
ïampioen hij uitnemendheid, Baron van
Wijnbergen, die het ridderlijke van Van
Sasse aan het onbaatzuchtige van een
Luyben paart.
Tot zoover dr. Witlox in zijn feestartikel
naar aanleiding van het feit, dat in 1920
door de Schoolwet-de Visser de grondwet
telijke gelijkstelling van 1917 eindelijk
tot werkelijkheid werd gemaakt.
En hoe is 't nu?
De gelijkstelling is er officieel, maar.
aog altijd is zij niet overal geheel door
gedrongen in de hersenen der autoriteiten,
die met de uitvoering der wet zjn belast.
Sr zjn er nog onlangs wees De Tij d
•daar welsprekend op naar aanleiding van
een voorstel van B. en W. te Amsterdam
die zoodanigen uitleg aan sommige arti
kelen trachten te geven, dat de openbare
school ondanks alles bevoorrecht blijft.
Natuurlijk moeten wij daartegen op
flns qui vive blijven, ten einde de wet
telijke bepalingen ook alom in de hoofden
jot leven te brengen.
Dat zulks nu nog noodig is moge ons te
meer doordringen van dankbaarheid jegens
aen, die 't zooveel zwaardere werk hebben
verricht om onze lang ontkende en bestre
den rechten op vrij onderwijs te doen ze
gevieren.
We mogen intusschen dit hoofdstuk
niet besluiten, zonder ook hulde te brengen
aan de vele ..onbekende soldalen", die 't
mogelijk hebben gemaakt de bijzondere
school op te richten en in stand té hou
den toen er nog geen subsidie en dus
schraalhans keukenmeester was.
We doelen hiermede op de religieuse en
V?eken onderwijzeressen en onderwijzers,
4ie metterdaad mede de hitte van. den dag
hebben gedragen. Hun namen werden
aiet bekend, maar hun offervaardigheid
was metterdaad groot. Wanneer A. Vin-
jent in meergemeld feestnummer van
.„Het Katholieke Schoolblad." kon mede
delen, dat in dien „goeden ouden tijd" de
•eligieusen 't hier en daar soms zoo arm
hadden, „dat zij hun boterham belegden
met de schijfjes der aardappelen, die wa-
ven overgebleven van hun middagmaal",
Aan behoeft men niet te vragen, onder
wélke omstandigheden toen de Roomsche
3eeken leefden, die hun krachten aan het
onderwijs gaven. En dan hadden ze nog
neel andere kinderscharen te verzorgen
^an tegenwoordig. Schr. dezes heeft nog
.-«■el klassen van 60 en 70 leerlingen ge
iend in den tijd, toen het aanvangssala
ris voor een onderwijzer 400 a 425 heele
guldens bedroeg.
Kom daar tegenwoordig eens om!
En toch hielden die paedagogen vol!
Daarom: hoeden af, niet alleen voor de
cerecht met eere bekende aanvoerders in
önzen schoolstrijd, maar ook voor de
Vele „onbekende soldaten".
AJO.
Deze had 17 October 1883 zijn initia
tief-voorstel zien aangenomen, dat minder
"drenge eischen voor het verwerven van de
hoofdakte stelde. Hij toonde hierdoor,
dat de Katholieken ook oog hadden voor
-le belangen van het onderwijs en de on
derwijzers in 't algemeen, gelijk ook Jhr.
Mr. Verhei jen bij de begrootingsdebatten
voor 1872 een der allereerstan, misschien
d e eerste is geweest, dfe pleitte voor ver^
betering der onvoldoende onderwijstracte
menten. 1
V i"
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(lste helft Augustus.)
Nadruk verboden.
Augustus: Oogstmaand.
Karei de Grooto noemde de maand
Aranmanoth; Aran oogst. De volks
mond geeft ons de volgende maand-
rijmpjes:
Wie knollen wil eten,
Moet Sint Lourens (10 Aug.) niet
fvergelen.
Men denke er om!
Met Sint Lauréns
Komt men de bijen op de pens.
(Snijdt men den honing uit).
Nu is er hier en daar in Juli al vrij
wat honing lste kwaliteit gewonnen en
geoogst; zij, die mobielbouw (losse bouw)
loepassen, maken den honing al te gelde.
Wij zagen reeds vóór 14 dagen partijen
honing a 75 ets per pond verkoopen. Een
derde rijmpje luidt:
Het weer van Gastiaan (13 Aug.).
Houdt dagen aan!
Geef er ditmaal eens acht op, of hei
uitkomt!
Het is nu de tijd nog om de verschil
lende ziekten, welke zich op onze aard
appelvelden vertoonen, te bestudéereru
Vraagt uw Rijksconsulent of een deskun
dig landbouwonderwijzer om in uw plaats
een demonstralie een openbare les
te houden. Het is zoo leerzaam. Weet ge
wel, dat in de zandstreken haast geen ge
zond aardappelgewas is te vinden: top-
bont (mozaiek), bladrol en andere ziekten
doen den oogst van jaar tot jaar terug
gaan. Ieder jaar dient men pootgoed van
elders (Friesland) te betrekken, om zijn
oogst op peil te houden. Die kosten wor
den er veelvuldig uitgehaald. Dat poot
goed moet van te velde goed gekeurde ge
wassen zijn! Niet van particulieren dus.
Reeds in den nazomer bes telle men. Zelf
kan men ook sorteeren (de beste gezonde
stammen uitzoeken), maar wat gezond
1 ij k t, is het daarom nog niet..Aanbevolen
wordt den laatsten tijd om de stammen,
waarvan men poters neemt, onrij,p te
oogsten; dan zijn de knollen nog niet he
smet. Proeven in Engeland, Australië en
ook hier hebben aangetoond, dat dit doel
treffend is. Het is dus nu de tijd er voor;
wacht niet langer en neemt c-ens een proef.
Van deskundige zijde wordt het advies ge
geven: om op zand- en veengrond het ge
bruik van kalkmergel te verkiezen boven
de geblu^chte kalk. Om verschillende rede-
inon. Mergel, kan, als zo zeer fijn gemalen
en droog is, bij alle weersgesteldheid uit
gezaaid en goed met den grond vermengd
worden. Groote fijnheid is gewenscht; geen
stukjes als erwten; echt mergel moet zacht
aanvoelen; laat op gehalte aan het Proef
station te Maastricht onderzoeken! In
dezen tijd kan men nieuwe aarbeienbed-
den aanleggen; aan de ranken der oude
vindt men genoeg jonge planten. Zet deze
op 114 voet afstand op goed bemeste (met
koe- of verteerden paardenmest) bedden.
Struikrozen kan men door stek
ken vermeerderen; met rozen op stam
gaat dat niet; deze worden veredeld of ge-
occuleerd op wilde bottelstammen. De
rozenbottels worden gezaaid, maar het
duurt eenige jaren, eer ze geschikt zijn
om veredeld te worden. Perkjes, die hun
mooi al verliezen, kunnen door Asters
worden vervangen, welke spoedig in bloei
staan. Deze maand is geschikt om Coni
feren te verplanten, ze kunnen dan vóór
den winter nog wortels maken. Vrucht-
boomen, welke begin Juli gesnoeid zijn
(pyramide en kibvormen), zullen, als ze
gezond zijn, thans weer lot vertoonen; bo
ven het vroeger ingenepene of ingesnedene
moet dan nu weer een lid ingenepen wor
den. Als ge al in de stokboonen zit, ga ze
dan om den anderen dag na; snijboonen
mogen niet hard worden, dan verliezen
ze hun malschheid. Vele vaste planten,
die 's winters buiten overblijven, zooals 't
welriekend viooltje, moeten nu verplant
of gescheurd worden, eop pollen geplant in
den goed gemesten grond. Ook scheurt
men de Primula-Veris, die ook om haar
bloemen in het voorjaar nog door velen
gezocht is. Knap de Zonale (Geranium-)
perkeu wat op; de planten zijn allicht on
gelijk, omdat de een harder groeit dan de
andere. Neem de polten uit, bind ze op
nieuw aan, snijd de wortels weg, die zich
mogelijk onder aan den pot bevinden, ver
wijder de gele bladeren en uitgebloeide
bloemen en zet ze dan weer op het perk:
de groote in 't midden, de kleine aan den
kant, na ze eerst goed begoten -en" wat
verdunde gier gegeven te hebben.
G. B.
Wij onlleenen aan het weekblad „Flo-
ralia" (Assen) de volgende wenken voor
liefhebbers van tuinieren:
Aardbeien.
De oogst van de aardbeien viel niet mee
dit jaar. De eerste vruchten groeiden niet
uit en waren aan één zijde rot voordat de
onderkant zelfs op kleur was. Daarbij liet
de smaak alles te wenschen over. De plan
ten waren echter prachtig beladen met
vruchten, 't Is nu afgeloopen en indien er
geen jonge planten noodig zijn, kunnen de
bedden worden opgeknapt. Dat moét niet
te grondig gedaan worden, iets wat nog
wel eens gebeurt. Het oude blad wordt
dan geheel afgesneden en alles wat tus-
schen de bollen groeit, onkruid en jonge
planten, opgeruimd. De aardbeien maken
weer nieuw blad, dat frisch groen is en
dan staat alles zoo net, is de bewering.
Toch is dit afsnijden van het blad af te
keuren. Alleen het oude, vlekkige blad
mag er af, 1
Pootuien en Sjalotten.
Bijna altijd worden deze gewassen ge
teeld als tusschen beplanting. Tusschen
stokboonen, selderij en jonge aardbeien-
bedden is een veel en goed gekozen plaats
Het wordt tijd, dat de blijvende gewassen
de volle ruimte krijgen en ook, omdat de
uien en de sjalotten nu rijp of bijna rijp
zijn, kunnen ze worden opgetrokken. In
de zon worden ze gedroogd en zoodra het
lof geheel verdord is worden ze ten ruw
ste schoon gemaakt en opgeborgen op een
droge, luchtige plaats. Grondig schoonma
ken, zoodat de losso vliezen er af gaan,
is verkeerd. In de doode vliezen blijven
ze veel langer goed.
Bloedluis op Appelboomen.
Hoewel we met schrijven over dit on-
tuig op het terrein komen van een meer
deskundigen medewerker, willen we toch
niet nalaten om de aandacht te vestigen
op dezen gevaarlijken vijand van den ap
pelboom. Bloedluis-kolonies zijn nu goed
te zien en daarom niet moeiüjk te bestrij
den. Onschadelijk voor de bomen is het
gebruik van spiritus. Met een kort, hard
kwastje drukken wo de spiritus op de lui
zen. Het doodende vocht moet ook in de
hoeken en gaatjes van een met luizen be
zette wond komen en dan ontsnapt er nog
wel een enkele aan den dood. Herhalen is
daaróm noodig.
Aardig!
Zeg, mevrouw Pegel, weet u het ver
schil tusschen een theepot en. een. vuilnis
emmer?
Gunst nee, meneer Leutig!
Nou, dan is het bij u ook een rare
Jaoel
Twee levens.
Jantje (die een, worm in tweeën heeft
gesneden): „Kom eens kijken, mammie.
Die worm weet niet dab ie dood is".
Gemoedelijk.
In de tram. Dame: ,,0 ik ben mijn
hoedepen kwijt"!
Passagier: „Geen nood, dame, ik steek
er even mijn pijp mee door".
Mythologisch.
Meisje, dat langs een rcclamebiljet komt, j
waarop de „Walküre" geannonceerd staat: j
„Vader, wat is een Walküre?"
Walküre kan ik niet, kind, wel pedi-
curen". j
Verstrooid.
Prof. Meijer heeft zijn lijJarts opgezocht,
die hem na een, grondig onderzoek zegt:
„Professor, voor alles moet» u zormeba- j
den nemen".
„Zonnebaden, vroeg de profëssor, „war- J
me of koude"?
Een snuggere student.
Een medisch professor gaf college en
toonde een patiënt die hinkte, omdat zijn j
eene been langer was dan het andere.j
,,Wel wan zóu u deen in zulk een geval?"
vroeg de professor aan een der studenten.
En de student antwoordde: „In zulk s
geval zou ik ook hinken, professor". i
Het onderscheid.
Een. neger was aan 't visschen toen zijn
dobber neerging, en hij inplaats van op
te halen, door de visch in 't water werd
getrokken.
Weer op 't droge, filosofeerde de man:
„Was 't nou een neger, die aan 't visschen
was, of een. visch, die negerde."
Moeilijke vraag.
Onderwijzer: Ik loof een dubbeltje uit
voor den eersten den beste van. jullie, die
me een vraag kan stellen, die ik niet kan
beantwoorden."
Verschillende jongens beproeven tever
geefs hun krachten, tot kleine Sam z'n vin
ger omhoog steekt.
Wel Sam, probeer jij heb eens.
Nou meneer, als u tot uw hoofd toe
in den dikken modder zat en ik zou een
steen op uw hoofd gooien, zou u dan onder
duiken?
De vraag bleef onbeantwoord.
Attent
Dominee Oberland tob een bezoeker, die
hem kemt uitnoodigen, zijn dochter, die
hoogst ernstig ziek is, eens te kernen be
zoeken:
Zeker, ik zal stell'g komen, ms&r
waarom gaat u niet naar dom-nee Wago-
r. akor. die is tcch uw eigen drminee?
Ja ziet u, ze heeft roodvonk en do
minee Wagemaker is niet jong meer. Wij
wilden hem er niet aan wagen.
Onze H. B. S.-jeugd.
^eeraar op de drie-jarige tot een zijner
discipelen:
Gisteren had je je opstel al moeten
inleveren cn 'vandaag heb ik nog niets van
je ontvangen.
Ja, mijnheer, u zult me beslist een
moratorium moeten toestaan.
Valuta Misère.
Reiziger: Reeds twee uren wacht ik nu-
al op het diner, dat ik besteld heb.
Kellner: Och, nog een enkel oogenblik
meneer. De koerslijsb voor het vaststellen
der prijzen kan elk moment binnenkomen.
Tot weerziens.
Een berucht persoon wordt uit de gevan
genis ontslagen. Bij heb uitgaan zegt de
gevangenbewaarder: „Kijk nu eens een
'beetje uit, leg uw oude manieren terzijde
en begin een nieuw leven, zoodat gij als
een fatsoenlijk mensch hier terugkeert."
Geen nieuwtje.
Karei t-jo gaat met zijn oom naar Am
sterdam, waar zij o.m. ook Artis bezoeken,
waar een groote tijger vervaarlijk brult.
„Wees maar niet bang, Kareltje", ver
maant oom, „de dieren hébben honger en
zullen wel 6poedig eten krijgen." „O nee,
oom", zegt de kleine, „ik ben niets bang,
Vader doet precies eender tegen etenstijd"
't Was vol in de coupé. Nu is 't waar, dat er veel
makke schapen in één hok gaan. Helaas had de lioo-
go temperatuur invloed op het tot één klit tezamen gé-
drukt publiek.
O, zei Mijnheer Nurks, als dat tweede raampje
nog langer dicht blijft, stik ik. En met een flinken
ruk maakte hij het opeu.
Een mensch waait weg,zei juffrouw Brommcyer.
Zegt u dat wel, zei mevrouw Steekenprik. Ik zeg
uwes, ik krijg een longontsteking. En ook zij ver
schafte zichzelf recht, en smeet het raampjo dicht,
met haar zachte vrouwelijke hand.
Het werd een reuzen-kibbel-partij.
Op een tusschen-station werd de chef er bij ge
haald.
Kinderen, sprak deze mensch enken ner, de si
tuatie is eenvoudig. Eerst gaat het raampje dicht.
Als dio dikke mijnhoer dan gestikt is, maken we
het weer open. Ook dat geeft twee plaatsen lucht.
En als er dan drie menschen minder in de coupé
zitten, dan.wensch ik de andere menschen een
goeden reis.
Ende trein vertrok.
PRETTIGE KLANTEN.